Uit Bergen.
Waar het Nataurtheater komt.
Zonder verleden.
Ingezonden stukken.
123!
Ja met wie?
Spreek ik met meneer Macdonald?
Daar spreekt U mee; met wie?
Met de redactie van de Schager Courant. Me
neer Macdonald ik zou graag willen weten, of de
jeugdige werkloozen al bezig zijn met het natuur-
theater, dat de V.V.V. op Uw terrein gaat bouwen?
Nog niet, de minister moet eerst toestemming
geven, dat dit werk beschouwd kan worden als een
object voor werkverschaffing.
Ik dacht dat dit antwoord reeds binnen was.
Nee, nee, nog niet. Maar komt U eens kijken,
ik zal U graag het terrein laten zien. Komt U bij
voorbeeld morgenochtend om tien uur.
Ik heb al een beschrijving van het terrein in
de courant gehad, want ik heb de teekening gezien,
maar wil niettemin graag van Uw aanbod gebruik
maken, om eens te komen kijken.
Zoo was de kennismaking met wethouder Macdo
nald, dien ik den volgenden morgen persoonlijk
mocht ontmoeten.
Man van de klok, stond de heer Macdonald mij
reeds bij het inrijhek van zijn landgoed „De Zand-
hoeve" op te wachten. Hij was niet alleen, want
naast hem zat een groote geelharige herdershond,
die me wantrouwend aankeek, maar dadelijk gerust
gesteld was, toen zijn baas mij welkom heette en de
hand drukte.
U kunt de fiets meenemen, want ik moet ook
naar het dorp en we gaan er dan aan den anderen
kant uit, zeide onze gastheer, onder het voortloopen.
Neen, Nero, je kunt niet mee; ga naar huis; voor
uit!
Dadelijk bleef de hond staan, deed dan toch nog
eenige stappen voorwaarts, in de hoop dat zijn baas
van gedachten veranderen zou.
Nee, jongen 't kan niet; ga gauw naar huis. Dat
is ie niet gewend meneer; hij volgt me overal, maar
ik kan hem in het dorp niet meenemen.
Met een droeven blik in zijn trouwen bruine hon-
denoogen draaide Nero zich met een ruk om als
wilde hij met het geval niets meer te maken heb
ben en rende naar huis. Wij volgden den hoogen
Randweg, welke evenwijdig loopt aan den straatweg
naar Schoorl.
Wat blijft de toestemming van den Minister toch
lang uit; het is te hopen, dat de jonge werkloozen,
die nu niets kunnen uitvoeren, spoedig aan den slag
gaan; merkte ik op.
Dat is zeker te hopen, antwoordde de heer Mac
donald, dat omhangen van jonge menschen leidt tot
niets goeds.
De gemeente doet anders genoeg voor de werk
loozen. Zooveel zijn er in Bergen toch niet?
Nou, nou; er zijn er toch altijd een honderd
twintig.
Waarvan het grootste deel in de werkverschaf
fing is.
Dat is waar; we hebben er ongeveer vijf en
zeventig aan het werk. Maar er zijn er helaas velen
die door de bepalingen der Regeering niet meer in
aanmerking mogen komen.
Ik vind 75 al een heel mooi percentage.
Och ja; we zoeken steeds weer nieuwe objec
ten. Als de werkverschaffing d'er niet was, dan zou
den we zeker zooveel werken niet onder handen ne
men. En wat denkt U nu van den algemeenen toe
stand?
Om U de waarheid te zeggen; eigenlijk zie ik
nog geen enkel lichtpunt. t
Even stond de wethouder stil en keek me met zn
scherpe oogen strak aan.
Wil ik U eens wat zeggen: menschen van een
jaar of vijftig komen nooit meer aan het werk. Die
zullen, zoodra de toestand ook maar iets beter wordt,
door de jongeren worden verdrongen. Neen; zoo'n
tijd heb ik nog nooit meegemaakt.
We gingen zwijgend verder; ieder denkend over
hetzelfde; over den moeilijken tijd, waarin de tegen
woordige menschheid leeft.
U kunt hier Uw fiets tegen een boom zetten,
verbrak de heer Macdonald mijn peinzen. We
zijn er zoo. Even nog die helling op.
Uit de weldadige rust van het bosch kwamen wij
plotseling in het gerumoer daarbuiten in de duinen.
Want ineens stonden we op een hoogen top, waar de
koude Noord-Wester ons om de ooren blies om weg
te daveren door de duinpannen. Schuddend de jon
ge aanplant, opjagend het gele zand in een warre
lende, draaiende massa.
Hier staat U boven op het natuur-theater, om
het zoo eens uit te drukken, zeide de heer Macdo
nald.
We keken blijkbaar niet zeer opgewekt en
schreeuwden tegen den storm in:
Wat een wind; ontzettend!
Dat is de heerschendc wind niet, schreeuwde
de wethouder terug. Die komt juist uit den an
deren hoek en zit dan achter het bosch. Bovendien
U bent hier op het dak. Beneden merkt U niets van
den wind.
Kunt U zich een prachtiger plaats denken? De
helling hier aan Uw voeten is als geknipt voor een
amphitheater, daar hoeft zoo goed als niets aan ge
daan te worden. Als ze de banken in een halven
cirkel plaatsen, kunnen ze later aan beide kanten
nog uitbreiden ook. Er kunnen hier toch zeker een
paar duizend menschen zitten! Maar ze moeten den
toegang tot de zitplaatsen niet hier boven maken,
zooals 't plan was. Dat is gekkenwerk, men klimt
toch niet eerst naar boven, om dan weer af te da
len naar z'n plaats? Ik heb geadviseerd den toegang
in het midden te maken en dat zullen ze doen ook.
Daar precies aan Uw voeten komt het tooneel; geheel
door het bosch van den weg afgesloten. Ook zoowat
niets aan te doen; 't is of die vlakke duinkam er voor
is gemaakt.
Maar het lawaai van den straatweg; dat zal
misschien hinderlijk zijn, zoo vlak bij het tooneel
merkte ik op.
Ach meneer; dat is ook veel erger gemaakt dan
het is. Bij Duinvermaak kan de politie een massa
doen om het lawaai te beperken en van den straat
weg af komt het geluid nauwelijks over de helling
heen. De Zwarteweg wordt voor alle verkeer afgeslo
ten als er iets in het theater te doen is.
Men kan ginds van den Zwarteweg prachtig op
het tooneel zien, wees ik den wethouder.
Daar komt een beplanting. Alleen als ze op dat
hooge duin gaan staan, kunnen ze wat zien, maar
verstaan doet men daar natuurlijk niets, daarvoor is
het te ver af.
Nu, hoe vindt U het tooneel en daar die bosch-
jes? 't Zijn coulisen door de natuuropgezet. Een
mooiere aankleeding is niet denkbaar. En kijk; daar
achter dat lage hout een paar eenvoudige kleedka
mers.
't Is buitengewoon geschikt, meende ook ik. Al
leen dit boschje hier in het midden van de duinpan
zal toch weg moeten.
Natuurlijk. Dat is vroeger een meertje geweest:
U kunt het nog zien aan den vorm. De waterleiding
heeft het droog gezogen.
We klommen weer omhoog en bleven op den top
nog een oogenblik toeven.
Prachtig hier, vindt U niet? vroeg de heer Mac
donald.
Schitterend! antwoordde ik oprecht en was in
stille bewondering voor dit prachtige duinlandschap.
Jammer, dat hiervan niet meer menschen profi-
teeren kunnen, merkte ik op.
Ja; de A.N.W.B. heeft me wel eens gevraagd,
wandelkaarten uit te geven. Maar ik begin er niet
aan, omdat ik zeker weet, dat de kinderen de jonge
aanplant vernielen. Ziet U daar tegen de staatsbos-
schen aan die groene helling? Toen ik in 1923 het
landgoed kocht was daar alles wit zand. Het zou toch
zonde en jammer zijn, als het werk weer werd ver
nield, dat daar tot stand werd gebracht. Alleen de
waaigaten, dat zijn de witte stukken.
Staat juist aardig, meende ik. Wat een
prachtig stuk natuur en wat ligt Uw huis daar schit
terend op dien top!
Dat is zoowat het einde van de Zandhoeve, het
is het uiterste puntje van Bergen, want ginds bij de
Staatsbosschen begint Schoorl. Mijn terrein vormt
net een driehoek.
Wat steken die donkere bosschen nu prachtig
af tegen de grauwe lucht.
De kleuren zijn hier altijd mooi. Kijkt U eens
naar den overkant van den Zwarteweg. Is dat geen
schilderij, dat gezicht op het Natuurreservaat?
Schitterend mooi.
Juist kwamen twee jonge mannen, de handen diep
in de zakken gestoken, de helling afslenteren.
Kijk, zeide de wethouder- daar heeft U nu
een paar van die iongens, die den heelen dag maar
rondloopen. Is het niet ontzettend? Ik kan het ge
woonweg niet uitstaan.
Ze kunnen dan toch binnenkort beginnen.
Ook maar weer voor een poosje. Ziezoo U heeft
het nu gezien; we gaan er hier uit.
Ik dankte den heer Macdonald en nam de overtui
ging mee, dat de V.V.V. geen betere plaats had kun
nen vinden en dat zij den eigenaar' der Zandhoeve
wel zeer, zeer dankbaar mag zijn, dat hij bereid was
dit gedeelte van zijn terrein geheel belangeloos voor
het doel af te staan. Laat dat worden gewaardeerd
door iedereen!
C. t. B.
TOONEELVEREENIGING „DE MASKERSPELERS".
De Privé-Secretaresse, blijspel in drie
bedrijven door A. den Hertog, in De
Rustende Jager.
Na de buitengewoon goede opvoering van het ro
mantische tooneelspel Tzingani in November van het
vorige jaar, was ik zeer benieuwd hoe de Masker
spelers het er met een blijspel zouden afbrengen. Im
mers, het is geen zeldzaam voorkomend verschijn
sel, dat tooneelspelers, die een tooneelspel of een
drama uitsteken! vertolken, voor een blijspel totaal
ongeschikt zijn. Enkel en alleen, omdat een blijspel
geheel andere, dikwijls zelfs zwaardere eischen stelt.
Het komt er, vooral in een hyper-modern blijspel als
de -Privé-Secretaresse is, vooral op aan, zichzelf te
zijn en zichzelf te blijven. Aan de uitbeelding der
rollen behoeft niet die nauwlettende zorg te worden
besteed! Oogenschijnlijk dus een eenvoudige opgave,
doch in wezen een zeer moeilijke taak.
Hoe dikwijls toch wordt er gemeend, dat bij het be
treden van het tooneel steeds eigen persoonlijkheid
totaal dient te worden uitgeschakeld. Die eigen per
soonlijkheid te bewaren, is het geheim van den
doorsnee blijspel-speler.
Laat ik van den gewonen regel afwijken en begin
nen met het einde. Ik zou dan alle speelsters en spe
lers iet wel-geen één uitgezonderd! mijn op
rechte hulde willen brengen voor de vlotte en bo
venal natuurlijke wijze, waarop zij dit geestige blij
spel hebben ten tooneele gevoerd. Zonder ook maar
één oogenblik van charge, één moment van over
drijven! Dit te kunnen neerschrijven is een warm
compliment aan het adres van alle medespelenden
Het publiek heeft genoten. En terecht!
Subliem was mevr. Greet Beeldman-Rensink als
privé-secretaresse. Zij droeg het stuk op een prettige,
boeiende wijze. Niet zoodra was zij op het tooneel
of er was leven; bedrijvigheid; actie! Zij slaagde er
prachtig in tempo te brengen in alle scènes.
Zeer goed was ook Jaap Beeldman als fabrieks
directeur. Eerst de koude cynische zakenman, die al
les in de wereld verafschuwt wat zweemt naar ver
strooiing en gezelligheid; naar liefde en huiselijk
geluk. De man, die uit de mooie en rijke collectie le
vensliederen enkel en alleen kent het ernstige lied
van den arbeid en dan ook niets meer! Maar later
toch de hopeloos verliefde directeur die niet langer
strijden kan tegen de charmes van zijn geraffineer
de secretaresse, die hem ten volle inpalmt en hem
glansrijk overwint in den hardnekkigen strijd tus-
schen arbeid en liefde.
Beeldman slaagde er volkomen in de zoo vereischto
tegenstellingen in z'n spel te leggen en hield zijn pose
als ernstig zakenman tot het einde toe vol. Mooi
knap werkl
Volkomen in stijl bleef ook mevr. To Oldenburg-
v. Geemen als de aristocratische tante van de le
venslustige privé-secretaresse die haar doel, nl. het
koppelen van haar nichtje aan den strengen fa
brieksdirecteur volkomen bereikt. Maar niet, dan na
dat die directeur van het zorgeloos rondfladderen
de vlindertje, dat eiken nieuwen dag gevaar loopt
de vleugeitjes te branden aan het verzengende licht
van de wereld, een degelijke vrouw heeft gemaakt,
die het leven aandurft met al z'n moeilijkheden.
Chris Meijer was als Harold Rowlandson, den za
kenvriend van den fabrieksdirecteur, eveneens zéér
goed. Hij speelde ingetogen en met een welbegrepen
bescheidenheid.
Van het blijspel naar de klucht, het is maar één
enkele pas. Hoe fijn voelde Gerard Meijer dit aan!
De rol van den ouden verdorden boekhouder, die
zoo licht leidt tot chargeeren en dan van dit heer
lijk type met z'n hobby voor spreekwoorden, een
clown zou hebben gemaakt, werd prachtig door hern
begrepen en schitterend uitgebeeld. Het open doekje
was dan ook ten volle verdiend.
M'n compliment ook aan de jeugdige Brech Mooij,
die, vergis ik mij niet, voor 't eerst een echte rol
speelde en als piccolo van de fabrieksdirectie op
vlotte wijze een leuken kwajongen uitbeeldde.
Tenslotte noem ik nog mevr. Wies Meijervan
Geemen, die een mooie creatie gaf van een zure
ouwe kantoorjuf, die van liefde smacht voor haar
ongenaakbaren baas, en Ko Oldenburg, die als ober-
kellner zoo kon zijn weggeloopen uit een le klasse
hotel. Een beter compliment kan ik hem niet geven.
De overigen pasten zich prachtig aan bij de hoofd
personen.
De regie was bij den heer Gerrit Kooijman weer
in goede handen. Een paar foutjes: De bloemen op
de schrijftafel van den directeur stonden verkeerd,
waardoor deze speler voor een groot deel van het
publiek tijdelijk verborgen bleef en voorts biedt
men een bezoeker geen sigaar aan als hij om zoo
\e zeggen nog niet eens behoorlijk heeft gegroet,
doch dient daarmede te worden gewacht, tot hij zit.
Maar dat is dan ook het eenige!
Decors waren in de puntjes, vooral de kantoor-
aankleeding was zeer goed verzorgd. Prettig, dat nu
eens te kunnen melden.
Het stuk? Dat zou ik nog haast Vergeten.
Een geestig blijspel zonder \e groote verwikkelin
gen, maar met pittige dialogen en rake schermutse
lingen. Reeds in I merkt men waar het heengaat,
doch voor het zoover is, gebeurt er nog héél wat.
Men kan dit zelf meemaken, want vanavond gaat de
reprise en niemand verzuime, die te bezoeken.
Na afloop bal.
(Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie.)
Anna Paulowna, 8 Jan. 1935.
Mijnheer de Redacteur,
Gaarne zou ik eenige regels in Uw veel gelezen
blad plaatsen, bij voorbaat mijn dank. Men leest te
genwoordig nog al eens in de courant dat er oneenig-
heid heerscht in de werkverschaffing in de Wierin-
germeer; het gevolg is schorsing en mishandeling
van de desbetreffende bazen van de Grond Mij. Een
buitenstaander is geneigd over één en ander een
verkeerd oordeel te vellen. Maar het geval is dat er
groote onrechtvaardigheid heerscht in de werkver
schaffing. De bovengenoemde bazen geven den eenen
arbeider 20 ct. per uur in daggeld en een ander 25 ct.,
Dat zooiets haat en nijd kweekt, hoeft niemand te
verwonderen. En dat enkele arbeiders dan tot mis
handeling overgaan van dergelijke ondeskundige
bazen, zal ook wel niemand verwonderen, vooral die
genen die er werken, Als de geachte lezers na willen
gaan, dat op het oogenblik de arbeiders in de Wie-
ringermeer met heel hard werken nog geen tien
gulden in de week kunnen verdienen, verklaart dit
den heelen toestand, zooals die heden ten dage is.
Het geval is niet zeldzaam, maar komt wekelijks
voor, dat arbeiders met 16 k 17 ct. per uur naar huis
toe gaan. Hoe men daarvan rond moet komen,
wordt niet naar gevraagd, maar dat een arbeider
zich dan weieens vergrijpt behoort niet tot de on
mogelijkheden. Het is te wenschen dat dezen ondra-
gelijken toestand een einde neemt, want de arbeiders
staan aan den rand van het pauperisme, al beweert
de minister, dat wij dezen kant niet uit moeten.
U, Mijnheer de Redacteur, dankend voor de ver
leende plaatsruimte,
T. H. OP 'T VELD,
Anna Paulowna
M. de R„
Beleefd verzoek ik U onderstaande in Uw blad
te willen opnemen. Bij voorbaat mijn dank.
Concentratiekamp of Werkverschaffing?
Poging tot doodslag bij de werkverschaffing in den
Wieringermeerpolder. Gisterochtend is de onge
huwde opzichter F. H. de Jong door 'n zekeren H.
met 'n spade neergeslagen. De dader, die op staan-
den voet werd geschorst, heeft de vlucht genomen.
Tot zoover het moorddadig courantenbericht.
Dat hier het een en ander aan vooraf is gegaan,
dient toch ook aan de openbaarheid te worden
prijsgegeven. De oorzaak hiervan was, dat H. door
bedoelden opzichter was gedupeerd, werk te ver
richten, waarvoor f 0.20 uurloon werd berekend.
Voor dergelijk werk worden in den regel lieden ge
bezigd, welke geen volwaardige grond- of land
arbeiders zijn. Deze laatste verdienen 'n uurloon
van 25 tot 27 ct. per uur. Daar H. nooit anders dan
grond- en landarbeider is geweest en daarin 'n vol
slagen vakman kan worden genoemd (getuige zijn
uitmuntende getuigschriften van voormalige pa
troons) gaf deze hierover meermalen zijn misnoe
gen te kennen, echter zonder resultaat. Toen hem
ander werk werd opgedragen, waarvoor hij onge,-
veer naar zijn schatting 2 uur zou noodig hebben'
en den opzichter de vraag stelde, wat hij daarvoor
zou ontvangen, kreeg hij ten antwoord, en wel op
'n sarcastisch lachende manier: hier ontvang je
voor één kwartje. Nogmaals probeerde H. toen een
gelijk loon te ontvangen, als z'n andere ploegmak-
kers en toen hij daarbij- de opmerking maakte, dat
het schande was 'n man daarvoor te laten werken,
die te zorgen had voor 'n vrouw en 5 kinderen,
voegde de opzichter hem toe, dat hij op staanden
voet was geschorst.
H. raakte daarop zijn zelfbeheersching kwijt, met
het bovenvermelde gevolg. Dat hij den opzichter
hierbij zou hebben neergeslagen, is onjuist, want H.
werd direct door den opzichter vastgegrepen en tegen
den grond geworpen, waarna eenige werklieden
tusschenbeide kwamen en den opzichter van H. af
haalden. Dat H. hierna zou zijn gevlucht, wordt wel
weerlegd door het feit, dat hij den geheelen morgen
op het werk is gebleven.
Zou het, na het bovenstaande te hebben gelezen,
niet meer dan tijd worden dat men aan dergelijke
opzichters de macht ontnam, schorsingsbesluiten te
nemen wanneer het belieft? Is daar geen bevoegder
instantie voor noodig, die na voorafgaand onder
zoek tot schorsing kan overgaan? Zoolang men ech
ter aan de willekeur van den een of anderen op
zichter is overgeleverd, zal dit geval zich niet tot één
beperken. Iemand die zijn oor eens te luisteren legt,
ontdekt al heel spoedig dat de ontevredenheid, voor
al tegen dezen opzichter (vanwege zijn bekende
kleine pesterijtjes) algemeen is. Is het daarom niet
hoog noodig, dat door de Wieringermeer-directie
voor deze functies, mannen worden aangesteld, wel
ke voor hun taak berekend zijn, mannen die met
eenige tact met hun volk kunnen omgaan, zoodat
de Wieringermeer-arbeiders hun werkkracht voor
de volle 100 pet. kunnen geven? Is het al niet ten)
hemelschreiend, dat men als volslagen werkman,
vader zijnde van 5 kinderen, in de kerstweek naar
huis wordt gestuurd met 'n loon van zegge en
schrijve 7 gulden 35 cent, toeslag enz. inbegrepen.
Voor dit bedrag is 21 uur werk verricht a 0.20 ct. per
uur bij den reeds genoemden opzichter en 8 uur bij
'n anderen tegen 25 ct. per uur. Dat hiermede ook
naar willekeur wordt gehandeld, toont ons boven
staande regels. Elke opzichter geeft hier maar wat
hij kwijt wil zijn. Beseft men ook nog niet. dat deze
Wieringermeerarbeiders in een bij zonderen ge
moedstoestand verkeeren, daar zij met al hun harde
werken dagelijks hun gezin zien achteruit gaan en
velen in de diepste armoede verkeeren? Laat. ik het
verder hierbij laten en de hoop uitspreken, dat aan
deze dictatoriale macht in den Wieringermeerpolder
spoedig een einde wordt gemaakt.
Een toekomstige Wieringermeer-arbeider.
MIST BOVEN NEW YORK.
New York: Tengevolge van den dichten mist
kunnen 13 Oceaanschepen, waaronder de groote En-,
gelsche mailschepen „Empress of Britain" en „Ma-
jestic", de haven van New York niet verlaten.
Om dezelfde reden is van de New Yorksche vlieg
velden geen enkel verkeersvliegtuig opgestegen.
MEN sprak in een klein gezelschap van men
schen, die elkander allen goed kenden
met één uitzondering, de logé van een der
gasten over geheugenverlies en zooals dat gaat,
haalde men allerlei voorbeelden aan.
De logé een man, die veel gereisd had, zekere
John Gobbs, had nog niets gezegd. Hij was een be
scheiden, rustig man en voelde zich nog wat vreemd.
De gastheer, die hem met zijn ouden vriend had méé-
genoodigd, wendde zich telkens tot hem, tfachtend
hem een gevoel van vreemdheid te ontnemen, dat
hij vermoedde.
Het was een man
van omstreeks vijf en
veertig jaar, met mooi
wit haar en scherp be
sneden gelaat. Er wa
ren sporen van strijd
en verdriet in dit ge
zicht. „Het moet een
merkwaardig gevoel
zijn", merkte hij op, in
het algemeen sprekend,
doch Gobbs aanziende,
„als men letterlijk geen verleden heeft! Misschien
zelfs wel een benijdenswaardig gevoel".
Er ontspon zich toen een dispuut over de vraag,
of elk der aanwezige personen het zou verkiezen,
alles te vergeten, leed en vreugde, en of dit het he
den gelukkiger en rustiger zou maken.
Dat geloof ik eigenlijk wel, zei Gobbs bedeesd,
ik meen, het heet wel, dat we door ervaring wijs
worden, maar daarvan geloof ik niet zooveel. We
doen dezelfde domheden altijd opnieuw, al herinne
ren we ons de vroegere nóg zoo goed!
Hij had een innemend, verstandig gezicht en een
beschaafde rustige stem.
Ik heb, zei hij, ook eens een geval meegemaakt
van geheugen-verlies. Iemand ontmoette op een
voetreis door Schotland een jonge vrouw, die blijk
baar een heel eind geloopen had. Ze maakte groo-
ten indruk op hem om haar schoonheid en de hul
peloosheid; die over haar heele wezen lag. Hij bracht
maar man naar een hotel en het bleek, dat ze zich
niets kon herinneren. Ze was, zei ze, blijkbaar gaan
wandelen, zonder iets bij zich en was gestruikeld en
gevallen en had haar hoofd daarbij gestooten. Een
tijdlang was ze duizelig en bleef liggen, totdat ze
insliep. Dat was alles, wat ze zich nog kon herin
neren, doch wat er vóór lag, bleef een grijze mist,
waarin geen duidelijke gestalten te onderscheiden
waren.
Mijn vriend troostte haar en zei, dat het wel in
orde zou komen, hij zou zijn best doen, te ontdek
ken, wie zij was. Doch toen merkte hij, dat ze
daarvoor bang scheen te zijn. Ze zei: „Ik weet niet,
wat er is geweest, maar is het niet vreemd, dat ik
er blijkbaar zoo van ben. weggeloopen zonder iets
bij me? Ik ben bang bang.
Toen nam de man, die van het eerste moment af
verliefd op haar was geworden een besluit. Hij tele-
foneeren zijn moeder, legde haar den toestand uit
en zij zei dadelijk, dat hij 't vrouwtje maar bij haar
moest brengen, als ze dan tot rust gekomen was,
zou haar geheugen misschien weerkeeren.
Zoo gebeurde en ik geloof, dat de jongeman niet
veel er voor voelde, het meisje haar geheugen terug
te schenken. Tusschen hen was in heel korten tijd
al een band van liefde gegroeid, hij was bang voor
haar verleden geworden, evengoed als zij, hij vrees
de, dat het hem haar zou ontnemen.
Wel, er gingen maanden voorbij, eer hij stappen
nam. Natuurlijk was hij wel met haar naar een arts
geweest, doch dat hielp alles niets tot zijn verlich
ting overigens.
Men deed nu nasporingen, doch hoe het kwam, wist
niemand, maar men ontdekte niets. Er waren na
tuurlijk vele verdwijningen voorgekomen in deze
maanden, doch de meeste waren verklaard, of kon
den onmogelijk op het meisje slaan.
Wel, ze treurden geen van beiden erom. Het gaf
natuurlijk allerlei beslommeringen en moeilijkhe
den, maar hij wist papieren voor haar te krijgen en
hij betaalde een man in het oude-mannenhuis een
soms gelds, om haar te adopteeren als dochter!
En nu zijn ze getrouwd en gelukkig Ze heeft zich
nooit herinnerd.
Hij weifelde even en voegde er toen bij: Ze zegt
het
Misschien is het niet waar, merkte een van de da
mes op, misschien heeft ze zich zoo'n ellendig ver
leden herinnerd, dat
Misschien is ze getrouwd geweest en van haaf
man weggeloopen, zei iemand anders.
Daar ziet U, zei Gobbs glimlachend, dat het
waarschijnlijk veel beter voor haar is, zich niets te
herinneren.
Den volgenden dag werd Gobbs verrast door het
bezoek van den man, wiens gast hij geweest was.
De zaak is deze, zei de oudere man. Uw ver
haal over die vrouw heeft me diep getroffen. Bijna
niemand wêet nog, dat ik getrouwd ben geweest.
Het was ook maar zeer kort eigenlijk één dag.
Want mijn bruid verdween op den dag van mijn
huwelijk. Hij zweeg even en voegde er toen bij:
Ik hield hartstochtelijk veel van haar en
dacht, dat ook zij In hoeverre ze misschien be-
invloed was door haar ouders ik ben zeer rijk
ik weet het niet. Toen ze verdween, eenvoudig de
hotelkamer uitliep, den eersten avond in een hotel
op onze huwelijksreis in Schotland en nooit te
rugkeerde, meende ik, dat ze naar haar familie was
gegaan. Later zocht men den heelen omtrek af. En
toen wel ik trok mijn conclusies en wilde geen
noodeloos schandaal maken. Ik zweeg verder.
Er was even een stilte.
En nu meent U
Het was een merkwaardig toeval nietwaar?
Hebt U haar goed gekend?
Gobbs bevochtigde zijn lippen.
Het is mijn vrouw, zei hij.
Er volgde een stilte.
En ze heeft zich nooit iets - üt
iets willen herinneren?
Neen.
En is gelukkig?
Ik geloof het
De ander stond op. Ik had U een beschrijving
willen geven van haar maar in dit geval
Zijn gezicht was star, alsof hij pijn verbeet. Hij
aarzelde even, toen voegde hij er bij: Mijn vrouw
was helblond, klein
De ander schudde het hoofd. Neen, ze is lang
en donkerbruin. Hij zag het starre gelaat zich ontr
spannen.
Eenige dagen later keerde Gobbs naar huis terug.
Zijn vrouw haalde hem af. Ze was een nog mooie
vrouw, klein en helblond.
HENRY O. NORTON.