Uit Bergen. Waar het Nataurtheater komt. Zonder verleden. Ingezonden stukken. 123! Ja met wie? Spreek ik met meneer Macdonald? Daar spreekt U mee; met wie? Met de redactie van de Schager Courant. Me neer Macdonald ik zou graag willen weten, of de jeugdige werkloozen al bezig zijn met het natuur- theater, dat de V.V.V. op Uw terrein gaat bouwen? Nog niet, de minister moet eerst toestemming geven, dat dit werk beschouwd kan worden als een object voor werkverschaffing. Ik dacht dat dit antwoord reeds binnen was. Nee, nee, nog niet. Maar komt U eens kijken, ik zal U graag het terrein laten zien. Komt U bij voorbeeld morgenochtend om tien uur. Ik heb al een beschrijving van het terrein in de courant gehad, want ik heb de teekening gezien, maar wil niettemin graag van Uw aanbod gebruik maken, om eens te komen kijken. Zoo was de kennismaking met wethouder Macdo nald, dien ik den volgenden morgen persoonlijk mocht ontmoeten. Man van de klok, stond de heer Macdonald mij reeds bij het inrijhek van zijn landgoed „De Zand- hoeve" op te wachten. Hij was niet alleen, want naast hem zat een groote geelharige herdershond, die me wantrouwend aankeek, maar dadelijk gerust gesteld was, toen zijn baas mij welkom heette en de hand drukte. U kunt de fiets meenemen, want ik moet ook naar het dorp en we gaan er dan aan den anderen kant uit, zeide onze gastheer, onder het voortloopen. Neen, Nero, je kunt niet mee; ga naar huis; voor uit! Dadelijk bleef de hond staan, deed dan toch nog eenige stappen voorwaarts, in de hoop dat zijn baas van gedachten veranderen zou. Nee, jongen 't kan niet; ga gauw naar huis. Dat is ie niet gewend meneer; hij volgt me overal, maar ik kan hem in het dorp niet meenemen. Met een droeven blik in zijn trouwen bruine hon- denoogen draaide Nero zich met een ruk om als wilde hij met het geval niets meer te maken heb ben en rende naar huis. Wij volgden den hoogen Randweg, welke evenwijdig loopt aan den straatweg naar Schoorl. Wat blijft de toestemming van den Minister toch lang uit; het is te hopen, dat de jonge werkloozen, die nu niets kunnen uitvoeren, spoedig aan den slag gaan; merkte ik op. Dat is zeker te hopen, antwoordde de heer Mac donald, dat omhangen van jonge menschen leidt tot niets goeds. De gemeente doet anders genoeg voor de werk loozen. Zooveel zijn er in Bergen toch niet? Nou, nou; er zijn er toch altijd een honderd twintig. Waarvan het grootste deel in de werkverschaf fing is. Dat is waar; we hebben er ongeveer vijf en zeventig aan het werk. Maar er zijn er helaas velen die door de bepalingen der Regeering niet meer in aanmerking mogen komen. Ik vind 75 al een heel mooi percentage. Och ja; we zoeken steeds weer nieuwe objec ten. Als de werkverschaffing d'er niet was, dan zou den we zeker zooveel werken niet onder handen ne men. En wat denkt U nu van den algemeenen toe stand? Om U de waarheid te zeggen; eigenlijk zie ik nog geen enkel lichtpunt. t Even stond de wethouder stil en keek me met zn scherpe oogen strak aan. Wil ik U eens wat zeggen: menschen van een jaar of vijftig komen nooit meer aan het werk. Die zullen, zoodra de toestand ook maar iets beter wordt, door de jongeren worden verdrongen. Neen; zoo'n tijd heb ik nog nooit meegemaakt. We gingen zwijgend verder; ieder denkend over hetzelfde; over den moeilijken tijd, waarin de tegen woordige menschheid leeft. U kunt hier Uw fiets tegen een boom zetten, verbrak de heer Macdonald mijn peinzen. We zijn er zoo. Even nog die helling op. Uit de weldadige rust van het bosch kwamen wij plotseling in het gerumoer daarbuiten in de duinen. Want ineens stonden we op een hoogen top, waar de koude Noord-Wester ons om de ooren blies om weg te daveren door de duinpannen. Schuddend de jon ge aanplant, opjagend het gele zand in een warre lende, draaiende massa. Hier staat U boven op het natuur-theater, om het zoo eens uit te drukken, zeide de heer Macdo nald. We keken blijkbaar niet zeer opgewekt en schreeuwden tegen den storm in: Wat een wind; ontzettend! Dat is de heerschendc wind niet, schreeuwde de wethouder terug. Die komt juist uit den an deren hoek en zit dan achter het bosch. Bovendien U bent hier op het dak. Beneden merkt U niets van den wind. Kunt U zich een prachtiger plaats denken? De helling hier aan Uw voeten is als geknipt voor een amphitheater, daar hoeft zoo goed als niets aan ge daan te worden. Als ze de banken in een halven cirkel plaatsen, kunnen ze later aan beide kanten nog uitbreiden ook. Er kunnen hier toch zeker een paar duizend menschen zitten! Maar ze moeten den toegang tot de zitplaatsen niet hier boven maken, zooals 't plan was. Dat is gekkenwerk, men klimt toch niet eerst naar boven, om dan weer af te da len naar z'n plaats? Ik heb geadviseerd den toegang in het midden te maken en dat zullen ze doen ook. Daar precies aan Uw voeten komt het tooneel; geheel door het bosch van den weg afgesloten. Ook zoowat niets aan te doen; 't is of die vlakke duinkam er voor is gemaakt. Maar het lawaai van den straatweg; dat zal misschien hinderlijk zijn, zoo vlak bij het tooneel merkte ik op. Ach meneer; dat is ook veel erger gemaakt dan het is. Bij Duinvermaak kan de politie een massa doen om het lawaai te beperken en van den straat weg af komt het geluid nauwelijks over de helling heen. De Zwarteweg wordt voor alle verkeer afgeslo ten als er iets in het theater te doen is. Men kan ginds van den Zwarteweg prachtig op het tooneel zien, wees ik den wethouder. Daar komt een beplanting. Alleen als ze op dat hooge duin gaan staan, kunnen ze wat zien, maar verstaan doet men daar natuurlijk niets, daarvoor is het te ver af. Nu, hoe vindt U het tooneel en daar die bosch- jes? 't Zijn coulisen door de natuuropgezet. Een mooiere aankleeding is niet denkbaar. En kijk; daar achter dat lage hout een paar eenvoudige kleedka mers. 't Is buitengewoon geschikt, meende ook ik. Al leen dit boschje hier in het midden van de duinpan zal toch weg moeten. Natuurlijk. Dat is vroeger een meertje geweest: U kunt het nog zien aan den vorm. De waterleiding heeft het droog gezogen. We klommen weer omhoog en bleven op den top nog een oogenblik toeven. Prachtig hier, vindt U niet? vroeg de heer Mac donald. Schitterend! antwoordde ik oprecht en was in stille bewondering voor dit prachtige duinlandschap. Jammer, dat hiervan niet meer menschen profi- teeren kunnen, merkte ik op. Ja; de A.N.W.B. heeft me wel eens gevraagd, wandelkaarten uit te geven. Maar ik begin er niet aan, omdat ik zeker weet, dat de kinderen de jonge aanplant vernielen. Ziet U daar tegen de staatsbos- schen aan die groene helling? Toen ik in 1923 het landgoed kocht was daar alles wit zand. Het zou toch zonde en jammer zijn, als het werk weer werd ver nield, dat daar tot stand werd gebracht. Alleen de waaigaten, dat zijn de witte stukken. Staat juist aardig, meende ik. Wat een prachtig stuk natuur en wat ligt Uw huis daar schit terend op dien top! Dat is zoowat het einde van de Zandhoeve, het is het uiterste puntje van Bergen, want ginds bij de Staatsbosschen begint Schoorl. Mijn terrein vormt net een driehoek. Wat steken die donkere bosschen nu prachtig af tegen de grauwe lucht. De kleuren zijn hier altijd mooi. Kijkt U eens naar den overkant van den Zwarteweg. Is dat geen schilderij, dat gezicht op het Natuurreservaat? Schitterend mooi. Juist kwamen twee jonge mannen, de handen diep in de zakken gestoken, de helling afslenteren. Kijk, zeide de wethouder- daar heeft U nu een paar van die iongens, die den heelen dag maar rondloopen. Is het niet ontzettend? Ik kan het ge woonweg niet uitstaan. Ze kunnen dan toch binnenkort beginnen. Ook maar weer voor een poosje. Ziezoo U heeft het nu gezien; we gaan er hier uit. Ik dankte den heer Macdonald en nam de overtui ging mee, dat de V.V.V. geen betere plaats had kun nen vinden en dat zij den eigenaar' der Zandhoeve wel zeer, zeer dankbaar mag zijn, dat hij bereid was dit gedeelte van zijn terrein geheel belangeloos voor het doel af te staan. Laat dat worden gewaardeerd door iedereen! C. t. B. TOONEELVEREENIGING „DE MASKERSPELERS". De Privé-Secretaresse, blijspel in drie bedrijven door A. den Hertog, in De Rustende Jager. Na de buitengewoon goede opvoering van het ro mantische tooneelspel Tzingani in November van het vorige jaar, was ik zeer benieuwd hoe de Masker spelers het er met een blijspel zouden afbrengen. Im mers, het is geen zeldzaam voorkomend verschijn sel, dat tooneelspelers, die een tooneelspel of een drama uitsteken! vertolken, voor een blijspel totaal ongeschikt zijn. Enkel en alleen, omdat een blijspel geheel andere, dikwijls zelfs zwaardere eischen stelt. Het komt er, vooral in een hyper-modern blijspel als de -Privé-Secretaresse is, vooral op aan, zichzelf te zijn en zichzelf te blijven. Aan de uitbeelding der rollen behoeft niet die nauwlettende zorg te worden besteed! Oogenschijnlijk dus een eenvoudige opgave, doch in wezen een zeer moeilijke taak. Hoe dikwijls toch wordt er gemeend, dat bij het be treden van het tooneel steeds eigen persoonlijkheid totaal dient te worden uitgeschakeld. Die eigen per soonlijkheid te bewaren, is het geheim van den doorsnee blijspel-speler. Laat ik van den gewonen regel afwijken en begin nen met het einde. Ik zou dan alle speelsters en spe lers iet wel-geen één uitgezonderd! mijn op rechte hulde willen brengen voor de vlotte en bo venal natuurlijke wijze, waarop zij dit geestige blij spel hebben ten tooneele gevoerd. Zonder ook maar één oogenblik van charge, één moment van over drijven! Dit te kunnen neerschrijven is een warm compliment aan het adres van alle medespelenden Het publiek heeft genoten. En terecht! Subliem was mevr. Greet Beeldman-Rensink als privé-secretaresse. Zij droeg het stuk op een prettige, boeiende wijze. Niet zoodra was zij op het tooneel of er was leven; bedrijvigheid; actie! Zij slaagde er prachtig in tempo te brengen in alle scènes. Zeer goed was ook Jaap Beeldman als fabrieks directeur. Eerst de koude cynische zakenman, die al les in de wereld verafschuwt wat zweemt naar ver strooiing en gezelligheid; naar liefde en huiselijk geluk. De man, die uit de mooie en rijke collectie le vensliederen enkel en alleen kent het ernstige lied van den arbeid en dan ook niets meer! Maar later toch de hopeloos verliefde directeur die niet langer strijden kan tegen de charmes van zijn geraffineer de secretaresse, die hem ten volle inpalmt en hem glansrijk overwint in den hardnekkigen strijd tus- schen arbeid en liefde. Beeldman slaagde er volkomen in de zoo vereischto tegenstellingen in z'n spel te leggen en hield zijn pose als ernstig zakenman tot het einde toe vol. Mooi knap werkl Volkomen in stijl bleef ook mevr. To Oldenburg- v. Geemen als de aristocratische tante van de le venslustige privé-secretaresse die haar doel, nl. het koppelen van haar nichtje aan den strengen fa brieksdirecteur volkomen bereikt. Maar niet, dan na dat die directeur van het zorgeloos rondfladderen de vlindertje, dat eiken nieuwen dag gevaar loopt de vleugeitjes te branden aan het verzengende licht van de wereld, een degelijke vrouw heeft gemaakt, die het leven aandurft met al z'n moeilijkheden. Chris Meijer was als Harold Rowlandson, den za kenvriend van den fabrieksdirecteur, eveneens zéér goed. Hij speelde ingetogen en met een welbegrepen bescheidenheid. Van het blijspel naar de klucht, het is maar één enkele pas. Hoe fijn voelde Gerard Meijer dit aan! De rol van den ouden verdorden boekhouder, die zoo licht leidt tot chargeeren en dan van dit heer lijk type met z'n hobby voor spreekwoorden, een clown zou hebben gemaakt, werd prachtig door hern begrepen en schitterend uitgebeeld. Het open doekje was dan ook ten volle verdiend. M'n compliment ook aan de jeugdige Brech Mooij, die, vergis ik mij niet, voor 't eerst een echte rol speelde en als piccolo van de fabrieksdirectie op vlotte wijze een leuken kwajongen uitbeeldde. Tenslotte noem ik nog mevr. Wies Meijervan Geemen, die een mooie creatie gaf van een zure ouwe kantoorjuf, die van liefde smacht voor haar ongenaakbaren baas, en Ko Oldenburg, die als ober- kellner zoo kon zijn weggeloopen uit een le klasse hotel. Een beter compliment kan ik hem niet geven. De overigen pasten zich prachtig aan bij de hoofd personen. De regie was bij den heer Gerrit Kooijman weer in goede handen. Een paar foutjes: De bloemen op de schrijftafel van den directeur stonden verkeerd, waardoor deze speler voor een groot deel van het publiek tijdelijk verborgen bleef en voorts biedt men een bezoeker geen sigaar aan als hij om zoo \e zeggen nog niet eens behoorlijk heeft gegroet, doch dient daarmede te worden gewacht, tot hij zit. Maar dat is dan ook het eenige! Decors waren in de puntjes, vooral de kantoor- aankleeding was zeer goed verzorgd. Prettig, dat nu eens te kunnen melden. Het stuk? Dat zou ik nog haast Vergeten. Een geestig blijspel zonder \e groote verwikkelin gen, maar met pittige dialogen en rake schermutse lingen. Reeds in I merkt men waar het heengaat, doch voor het zoover is, gebeurt er nog héél wat. Men kan dit zelf meemaken, want vanavond gaat de reprise en niemand verzuime, die te bezoeken. Na afloop bal. (Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie.) Anna Paulowna, 8 Jan. 1935. Mijnheer de Redacteur, Gaarne zou ik eenige regels in Uw veel gelezen blad plaatsen, bij voorbaat mijn dank. Men leest te genwoordig nog al eens in de courant dat er oneenig- heid heerscht in de werkverschaffing in de Wierin- germeer; het gevolg is schorsing en mishandeling van de desbetreffende bazen van de Grond Mij. Een buitenstaander is geneigd over één en ander een verkeerd oordeel te vellen. Maar het geval is dat er groote onrechtvaardigheid heerscht in de werkver schaffing. De bovengenoemde bazen geven den eenen arbeider 20 ct. per uur in daggeld en een ander 25 ct., Dat zooiets haat en nijd kweekt, hoeft niemand te verwonderen. En dat enkele arbeiders dan tot mis handeling overgaan van dergelijke ondeskundige bazen, zal ook wel niemand verwonderen, vooral die genen die er werken, Als de geachte lezers na willen gaan, dat op het oogenblik de arbeiders in de Wie- ringermeer met heel hard werken nog geen tien gulden in de week kunnen verdienen, verklaart dit den heelen toestand, zooals die heden ten dage is. Het geval is niet zeldzaam, maar komt wekelijks voor, dat arbeiders met 16 k 17 ct. per uur naar huis toe gaan. Hoe men daarvan rond moet komen, wordt niet naar gevraagd, maar dat een arbeider zich dan weieens vergrijpt behoort niet tot de on mogelijkheden. Het is te wenschen dat dezen ondra- gelijken toestand een einde neemt, want de arbeiders staan aan den rand van het pauperisme, al beweert de minister, dat wij dezen kant niet uit moeten. U, Mijnheer de Redacteur, dankend voor de ver leende plaatsruimte, T. H. OP 'T VELD, Anna Paulowna M. de R„ Beleefd verzoek ik U onderstaande in Uw blad te willen opnemen. Bij voorbaat mijn dank. Concentratiekamp of Werkverschaffing? Poging tot doodslag bij de werkverschaffing in den Wieringermeerpolder. Gisterochtend is de onge huwde opzichter F. H. de Jong door 'n zekeren H. met 'n spade neergeslagen. De dader, die op staan- den voet werd geschorst, heeft de vlucht genomen. Tot zoover het moorddadig courantenbericht. Dat hier het een en ander aan vooraf is gegaan, dient toch ook aan de openbaarheid te worden prijsgegeven. De oorzaak hiervan was, dat H. door bedoelden opzichter was gedupeerd, werk te ver richten, waarvoor f 0.20 uurloon werd berekend. Voor dergelijk werk worden in den regel lieden ge bezigd, welke geen volwaardige grond- of land arbeiders zijn. Deze laatste verdienen 'n uurloon van 25 tot 27 ct. per uur. Daar H. nooit anders dan grond- en landarbeider is geweest en daarin 'n vol slagen vakman kan worden genoemd (getuige zijn uitmuntende getuigschriften van voormalige pa troons) gaf deze hierover meermalen zijn misnoe gen te kennen, echter zonder resultaat. Toen hem ander werk werd opgedragen, waarvoor hij onge,- veer naar zijn schatting 2 uur zou noodig hebben' en den opzichter de vraag stelde, wat hij daarvoor zou ontvangen, kreeg hij ten antwoord, en wel op 'n sarcastisch lachende manier: hier ontvang je voor één kwartje. Nogmaals probeerde H. toen een gelijk loon te ontvangen, als z'n andere ploegmak- kers en toen hij daarbij- de opmerking maakte, dat het schande was 'n man daarvoor te laten werken, die te zorgen had voor 'n vrouw en 5 kinderen, voegde de opzichter hem toe, dat hij op staanden voet was geschorst. H. raakte daarop zijn zelfbeheersching kwijt, met het bovenvermelde gevolg. Dat hij den opzichter hierbij zou hebben neergeslagen, is onjuist, want H. werd direct door den opzichter vastgegrepen en tegen den grond geworpen, waarna eenige werklieden tusschenbeide kwamen en den opzichter van H. af haalden. Dat H. hierna zou zijn gevlucht, wordt wel weerlegd door het feit, dat hij den geheelen morgen op het werk is gebleven. Zou het, na het bovenstaande te hebben gelezen, niet meer dan tijd worden dat men aan dergelijke opzichters de macht ontnam, schorsingsbesluiten te nemen wanneer het belieft? Is daar geen bevoegder instantie voor noodig, die na voorafgaand onder zoek tot schorsing kan overgaan? Zoolang men ech ter aan de willekeur van den een of anderen op zichter is overgeleverd, zal dit geval zich niet tot één beperken. Iemand die zijn oor eens te luisteren legt, ontdekt al heel spoedig dat de ontevredenheid, voor al tegen dezen opzichter (vanwege zijn bekende kleine pesterijtjes) algemeen is. Is het daarom niet hoog noodig, dat door de Wieringermeer-directie voor deze functies, mannen worden aangesteld, wel ke voor hun taak berekend zijn, mannen die met eenige tact met hun volk kunnen omgaan, zoodat de Wieringermeer-arbeiders hun werkkracht voor de volle 100 pet. kunnen geven? Is het al niet ten) hemelschreiend, dat men als volslagen werkman, vader zijnde van 5 kinderen, in de kerstweek naar huis wordt gestuurd met 'n loon van zegge en schrijve 7 gulden 35 cent, toeslag enz. inbegrepen. Voor dit bedrag is 21 uur werk verricht a 0.20 ct. per uur bij den reeds genoemden opzichter en 8 uur bij 'n anderen tegen 25 ct. per uur. Dat hiermede ook naar willekeur wordt gehandeld, toont ons boven staande regels. Elke opzichter geeft hier maar wat hij kwijt wil zijn. Beseft men ook nog niet. dat deze Wieringermeerarbeiders in een bij zonderen ge moedstoestand verkeeren, daar zij met al hun harde werken dagelijks hun gezin zien achteruit gaan en velen in de diepste armoede verkeeren? Laat. ik het verder hierbij laten en de hoop uitspreken, dat aan deze dictatoriale macht in den Wieringermeerpolder spoedig een einde wordt gemaakt. Een toekomstige Wieringermeer-arbeider. MIST BOVEN NEW YORK. New York: Tengevolge van den dichten mist kunnen 13 Oceaanschepen, waaronder de groote En-, gelsche mailschepen „Empress of Britain" en „Ma- jestic", de haven van New York niet verlaten. Om dezelfde reden is van de New Yorksche vlieg velden geen enkel verkeersvliegtuig opgestegen. MEN sprak in een klein gezelschap van men schen, die elkander allen goed kenden met één uitzondering, de logé van een der gasten over geheugenverlies en zooals dat gaat, haalde men allerlei voorbeelden aan. De logé een man, die veel gereisd had, zekere John Gobbs, had nog niets gezegd. Hij was een be scheiden, rustig man en voelde zich nog wat vreemd. De gastheer, die hem met zijn ouden vriend had méé- genoodigd, wendde zich telkens tot hem, tfachtend hem een gevoel van vreemdheid te ontnemen, dat hij vermoedde. Het was een man van omstreeks vijf en veertig jaar, met mooi wit haar en scherp be sneden gelaat. Er wa ren sporen van strijd en verdriet in dit ge zicht. „Het moet een merkwaardig gevoel zijn", merkte hij op, in het algemeen sprekend, doch Gobbs aanziende, „als men letterlijk geen verleden heeft! Misschien zelfs wel een benijdenswaardig gevoel". Er ontspon zich toen een dispuut over de vraag, of elk der aanwezige personen het zou verkiezen, alles te vergeten, leed en vreugde, en of dit het he den gelukkiger en rustiger zou maken. Dat geloof ik eigenlijk wel, zei Gobbs bedeesd, ik meen, het heet wel, dat we door ervaring wijs worden, maar daarvan geloof ik niet zooveel. We doen dezelfde domheden altijd opnieuw, al herinne ren we ons de vroegere nóg zoo goed! Hij had een innemend, verstandig gezicht en een beschaafde rustige stem. Ik heb, zei hij, ook eens een geval meegemaakt van geheugen-verlies. Iemand ontmoette op een voetreis door Schotland een jonge vrouw, die blijk baar een heel eind geloopen had. Ze maakte groo- ten indruk op hem om haar schoonheid en de hul peloosheid; die over haar heele wezen lag. Hij bracht maar man naar een hotel en het bleek, dat ze zich niets kon herinneren. Ze was, zei ze, blijkbaar gaan wandelen, zonder iets bij zich en was gestruikeld en gevallen en had haar hoofd daarbij gestooten. Een tijdlang was ze duizelig en bleef liggen, totdat ze insliep. Dat was alles, wat ze zich nog kon herin neren, doch wat er vóór lag, bleef een grijze mist, waarin geen duidelijke gestalten te onderscheiden waren. Mijn vriend troostte haar en zei, dat het wel in orde zou komen, hij zou zijn best doen, te ontdek ken, wie zij was. Doch toen merkte hij, dat ze daarvoor bang scheen te zijn. Ze zei: „Ik weet niet, wat er is geweest, maar is het niet vreemd, dat ik er blijkbaar zoo van ben. weggeloopen zonder iets bij me? Ik ben bang bang. Toen nam de man, die van het eerste moment af verliefd op haar was geworden een besluit. Hij tele- foneeren zijn moeder, legde haar den toestand uit en zij zei dadelijk, dat hij 't vrouwtje maar bij haar moest brengen, als ze dan tot rust gekomen was, zou haar geheugen misschien weerkeeren. Zoo gebeurde en ik geloof, dat de jongeman niet veel er voor voelde, het meisje haar geheugen terug te schenken. Tusschen hen was in heel korten tijd al een band van liefde gegroeid, hij was bang voor haar verleden geworden, evengoed als zij, hij vrees de, dat het hem haar zou ontnemen. Wel, er gingen maanden voorbij, eer hij stappen nam. Natuurlijk was hij wel met haar naar een arts geweest, doch dat hielp alles niets tot zijn verlich ting overigens. Men deed nu nasporingen, doch hoe het kwam, wist niemand, maar men ontdekte niets. Er waren na tuurlijk vele verdwijningen voorgekomen in deze maanden, doch de meeste waren verklaard, of kon den onmogelijk op het meisje slaan. Wel, ze treurden geen van beiden erom. Het gaf natuurlijk allerlei beslommeringen en moeilijkhe den, maar hij wist papieren voor haar te krijgen en hij betaalde een man in het oude-mannenhuis een soms gelds, om haar te adopteeren als dochter! En nu zijn ze getrouwd en gelukkig Ze heeft zich nooit herinnerd. Hij weifelde even en voegde er toen bij: Ze zegt het Misschien is het niet waar, merkte een van de da mes op, misschien heeft ze zich zoo'n ellendig ver leden herinnerd, dat Misschien is ze getrouwd geweest en van haaf man weggeloopen, zei iemand anders. Daar ziet U, zei Gobbs glimlachend, dat het waarschijnlijk veel beter voor haar is, zich niets te herinneren. Den volgenden dag werd Gobbs verrast door het bezoek van den man, wiens gast hij geweest was. De zaak is deze, zei de oudere man. Uw ver haal over die vrouw heeft me diep getroffen. Bijna niemand wêet nog, dat ik getrouwd ben geweest. Het was ook maar zeer kort eigenlijk één dag. Want mijn bruid verdween op den dag van mijn huwelijk. Hij zweeg even en voegde er toen bij: Ik hield hartstochtelijk veel van haar en dacht, dat ook zij In hoeverre ze misschien be- invloed was door haar ouders ik ben zeer rijk ik weet het niet. Toen ze verdween, eenvoudig de hotelkamer uitliep, den eersten avond in een hotel op onze huwelijksreis in Schotland en nooit te rugkeerde, meende ik, dat ze naar haar familie was gegaan. Later zocht men den heelen omtrek af. En toen wel ik trok mijn conclusies en wilde geen noodeloos schandaal maken. Ik zweeg verder. Er was even een stilte. En nu meent U Het was een merkwaardig toeval nietwaar? Hebt U haar goed gekend? Gobbs bevochtigde zijn lippen. Het is mijn vrouw, zei hij. Er volgde een stilte. En ze heeft zich nooit iets - üt iets willen herinneren? Neen. En is gelukkig? Ik geloof het De ander stond op. Ik had U een beschrijving willen geven van haar maar in dit geval Zijn gezicht was star, alsof hij pijn verbeet. Hij aarzelde even, toen voegde hij er bij: Mijn vrouw was helblond, klein De ander schudde het hoofd. Neen, ze is lang en donkerbruin. Hij zag het starre gelaat zich ontr spannen. Eenige dagen later keerde Gobbs naar huis terug. Zijn vrouw haalde hem af. Ze was een nog mooie vrouw, klein en helblond. HENRY O. NORTON.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 8