Geestelijk Leven
ALLE GERO
HET SIERHUIS
No. 23330
20 PAGINA'S.
Int Tekf.
No. 20
Anti semitisme
Jodenhaat
KIJKEfl isKOÊfPEriiijCLOECK
Wm
MOOtRHE FOTO's EU VERGIOSTIMG£H
fologr, Atelier ARPAD MOLDQVAN - Hieuwe Niedorp
Zaterdag 12 Januari 1935,
Postrekening
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags. Bij Inzending tot
*s morgens 8 uur, worden Advertentiën nog zooveel mogelijk ln het
eerstuitkomend nummer geplaatst
Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen.
78ste Jaargang. No. 9635
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TlëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent ,bewljsno.
inbegrepen. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
door Astor.
oftewel
„Hoe lang nog?"
Dit was het opschriftje van een bericht uit Mün-
chen, dat ik eenigen tijd geleden in de Nieuwe Rot-
terdamsche Courant aantrof. Hier volgt het:
Julius Streicher heeft alhier voor een verga
dering van 3000 advocaten en rec-hters uit Noord-
Beieren gesproken en o.a. betoogd, dat het hu
welijk van een Jood met een niet-Joodsche vrouw
imet den dood diende gestraft te worden. Deze
verklaring van Streicher werd door de vergade
ring luide toegejuicht, waarna hij vervolgd: „de
bloedlichaampjes van een Jood zijn geheel ver
schillend van die van een Noorderling. Een niet-
Joodsch meisjes, dat met een Jood trouwt, is van
dat oogenblik af voor haar eigen rasgenooten ver
loren. De uit zulk een echtverbintenis voortsprui
tende kinderen kunnen slechts bastaards ge
noemd worden, die ons volk tot aftakeling en ver
nietiging leiden."
Men zou zulk een bericht met eenige minachting
kunnen lezen en er bij denken, nu ja in Duitschland
zijn zij nog altijd niet bevrijd van den waanzin van
het opgezweepte anti-semitisme. Maar het geeft te
denken, dat zoo'n kerel als Streicher, toen hij die
van haat doorgloeide woorden sprak, niet stond voor
een lichtontvlambare volksmenigte, maar voor advo
caten en rechters. Van deze menschen mag m§n ver
onderstellen, dat zij eenige beschaving en ontwikke
ling bezitten. Zij bekleeden een positie in de maat
schappij. En zij juichen een Julius
Streicher toe. Dit wijst op een vèr-doorgevreten
vergiftiging van de volksziel. De geest van Hitier,
die, zooals uit zijn boek „Mein Kampf" duidelijk
blijkt, een felle Jodenhater is, werkt door en grijpt
op onrustbarende wijze om zich heen.
Het is mij niet bekend of het bloed van Joden an
ders is dan dat van Ariërs. Wel weet ik, dat de we
tenschap heeft uitgemaakt, dat er verschillende bloed
groepen bestaan. Een heilrijk gevolg hiervan is, dat
men tegenwoordig met succes de bloedtransfusie kan
toepassen, waardoor menig menschenleven wordt ge
red. Dan wordt bloed van een gezond mensch over
gebracht in het lichaam van een zieke of zwakke.
Dit is echter alleen mogelijk indien beider bloed tot
dezelfde groep behoort.
Ik wil aannemen, dat de mogelijkheid bestaat, dat
er verschil is tusschen Joodsch (Semitisch) en
Arisch bloed. Maar is het niet waanzinnig om daar
uit de conclusie te trekken, dat bij een huwelijk
van Jood- en niet-Jood de kinderen mindenvaardig
moeten zijn? Dan zouden wij er waarachtig nog toe
moeten komen om geen huwelijk te laten sluiten,
zonder voorafgaand bloedonderzoek, óók bij Ariërs
onder elkaar.
Nog een ander bericht las ik in de zooeven ge
noemde courant. Ik vergat het uit te knippen en
kan dus slechts uit mijn geheugen aanhalen. Er
is ergens in 't buitenland een samenkomst geweest
van fascisten (nationaal-socialisten) uit verschillen
de landen. Op die samenkomst is ook de quaestie
van het anti-militairisme besproken en daar was ook
Nederland vertegenwoordigd. En de Neder-
landsche vertegenwoordiging ver
klaarde zich vóór het anti-semitisme.
Dit heeft mij gedwongen om over het anti-semi
tisme te schrijven. Want ik vind het zoo iets on-
menschelijks, zoo iets minderwaardigs, dat ik er
tegen moét opkomen. Heel mijn gevoel, heel mijn
verstand komt er tegen in opstand. En dan stel ik in
de eerste plaats de vraag: Kunnen wij het anti-semi
tisme verklaren? Er moet toch een oorzaak zijn te
vinden voor zulk een over geheel Europa optredend
Verschijnsel.
Ik geloof dat de geschiedenis ons de verklaring
geeft.
Lewis Browne heeft een boek geschreven onder den
titel „Wondere Waarheid", waarin hij op populaire
Wijze de historie der Joden vertelt.
Wanneer wij ons in die geschiedenis verdiepen, be
grijpen wij volkomen dat hij zijn boek op de volgen
de wijze kan beginnen:
Dit Is de geschiedenis van den
Jood, dien zonderlingen man die
niet wil sterven.
Dertig eeuwen en langer heeft hij over de aar
de gezworven, veracht en verstooten, gejaagd en
geplaagd, en nochtans heeft hij zijn zwerftocht
niet gestaakt.
Uitgestrekte wereldrijken heeft hij zien onder
gaan. De Egyptenaren, de Kana&nit en de Fili-
stijn, Syriër, Chaldeër en Pers, Griek, Romein
en Saraceen, deze allen hebben hem in hun
.verwatenheid onder den voet geloopen.
Met hun koningen en priesters, hun tirannen
en potentaten hebben zij hem in hun ijdelen trots
vertrapt, maar allen zijn zij ten slotte neer
gezegen aan den kant van den weg, waar zij een
smadelijk einde gevonden hebben.
Maar hij, de Jood, hij leeft nog steeds. Met on
gebroken kracht weerstaat hij den tijd en de
menschen en hij baant zich zijn eigen weg en
overlegt zijn daden, verblijdt zich in zijn droo-
men en leeft naar eigen welgevallen zijn eigen
leven.
Een zonderling mensch is hij geweest en een
zonderling mensch is hij gebleven en geen men-
schentong heeft ooit zonderlinger geschiedenis
verhaald dan het relaas van zijn leven
Inderdaad zoo is het. Om hiervan overtuigd te wor
den, behoeven wij slechts het verleden te raadple
gen. En daarom wil ik iets uit dat verleden vertel
len. We zullen dan direct bewondering in ons voe
len opkomen voor een volk, dat zoo onnoemelijk
veel heeft geleden en toch niet is bezweken.
Als een klein herdersvolk treedt het op het we-
reldtooneel ongeveer 1500 jaar voor Chr. Het draagt
dan den naam van het Hebreeuwsche volk. Het zwerft,
naar Kanaan (Palestina), vandaar trekt het naar
Egypte, waar het langzamerhand in slavernij geraakt
(Jozef). Onder de leiding van Mozes (1200 v. Chr.)
vluchten deze Hebreërs uit Egypte n komne na een
omzwerving door de woestijn in Kanaan terug. Daar
sluiten de verschillende stammen zich vaster aaneen,
eerst onder de richters, dan onder de koningen (Saul,
David, Salomo). Na Salomo splitst zich het volk in
twee rijken: Juda en Israël. Beide rijken gaan te
gronde. Israël wordt overwonnen door de Assyriërs
in 722 v. Chr., Juda door de Babyloniërs in 597 v.
Chr. De beroemde tempel van Salomo in Jeruzalem
wordt verwoest. Het volk van Juda wordt in 586 in
ballingschap naar Babylonië gevoerd. In 536 v. Chr.
valt het herstel van het rijk Juda, als een gevolg van
den ondergang van ht Babylonische rijk te vermel
den. De tempel wordt herbouwd. Nehemia wordt
stadhouder. Dan volgt een priesterregeering. In de
vierde eeuw sticht Alexander de Groote van Mace
donië zijn wereldrijk, waartoe ook Juda behoort, dat
nu den naam Judea krijgt.
Met Alexander komt ook de Grieksche beschaving,
waartegen de vrome Joden zich verzetten. Het rijk
van Alexander stort ineen. Judea wordt weer vrij.
Daarna volgt de algeheele vernietiging door Rome.
Jeruzalem wordt veroverd en in 70 v. Chr. verwoest.
Dit is het einde van het onafhankelijk Jood
sche volksbestaan. Van dien tijd af zwerven als va-
derlandloozen de Joden over de wereld en hun zwaar
ste lijden begint. Het Christendom is opgekomen en
ondanks de liefdeleer, welke het predikte, heeft het
de Joden in 't gunstigste geval geduld, maar zeer
dikwijls op de gruwelijkste wijze vervolgd. Een enkel
land in Europa heeft geen Jodenvervolging gekend.
En dit land heet Nederland. Maar ik behoef de na
men Rusland, Duitschland, Spanje enz. slechts te
noemen om te denken aan de onmenschelijke wijze,
waarop tegen het oude, taaie, veel-getergde volk is
opgetreden.
Ik zou te uitvoerig worden, wanneer ik uitgebrei
der de geschiedenis der Joden ging vertellen. Maar
op enkele dingen moet ik noodzakelijk wijzen om
het anti-semitisme te verklaren.
In het jonge christendom zien wij een steeds ster-
WIJ BREIEN I! en repareeren alle wollen
kleeding, zooals Truien, Vesten, Broeken, enz., Kou
sen en Sokken (ook de allerfijnste), voor nieuwwerk
zijn wij No. 1. Handbreisters! Onze prima Wol en
Sajet krimpt niet Jaap Snor, Zuidstr. 19, Den Hel
der. Voor Schagen bij C. de Moei, Noord.
ker neiging om Jezus te verheerlijken. Daarmede
gaat gepaard een toenemende afkeer tegen de Joden,
omdat zij dien Jezus hadden gedood. In de Joden zag
men de moordenaars van dien veelgeliefden heiland.
Zelfs in onze dagen kunnen wij nog menschen ont
moeten, die er zóó over spreken, 't Is heel onlogisch
van de christenen, die immers zeggen, dat „de
Christus al deze dingen moest lijden" en die zoo
gaarne spreken van het „dierbare bloed, dat aan hef
kruis werd vergoten, om een zondige en doemwaar
dige wereld te redden." Maar dit kunnen wij ter
zijde laten. Het is er mij slechts om te doen het ver
schijnsel van het anti-semitisme te verklaren en
daarbij moest ik hierop wijzen.
Echter: er is meer. Een feit van buitengewone be-
teekenis voor den ontwikkelingsgang der Joden is
geweest, dat nó. den val van Jeruzalem en den onder
gang van den tempel de priesterheerschappij ver
dwijnt en de geestelijke leiding geheel komt in de
handen der rabbijnen. Deze rabbijnen hebben mei
een verwonderlijke intuïtie begrepen, dat er maar
één middel bestond om de Joodsche eenheid (ook in
de verstrooiing) te bewaren: de strenge handhaving
en de nadere uitwerking van de godsdienstige wetten
en voorschriften.
Hier moet de naam worden genoemd van Jochanan
ben Zakkai. Deze man had het hopelooze van den
strijd tegen de Romeinen ingezien en was gevlucht
naar een dorpje aan de zee, naar Jabne, waar hij een
school stichtte. „Toen Jeruzalem ten slotte verwoest
was, stond Jabne gereed de opengevallen plaats in te
nemen. En het werd het nieuwe middelpunt van de
groote Joodsche Diaspora (verstrooiing der Joden)....
De rabbijnsche school en de synagoge namen de
plaats van den tempel in en de studie en het ge
bed vervingen de oude offerande. De dagen van den
priester waren voorbij. De tijd van den rabbi nam
een aanvang.
Door de vervolging van de zijde der Romeinen ge
dwongen, wordt telkens een andere plaats gezocht,
waar de school zich vestigt en daarmede het cen
traal geestelijk gezag. De „mishna" ontstaat, latei-
de „talmud". Deze beide boeken bevatten nadere uit
werkingen van de oude mozaïsche wetten.
Met angstvallige zorg wprdt op de naleving der
wetten toegezien. Het noodzakelijk gevolg was, dat
de Joden, waar zij zich ook bevonden, nooit opgin
gen, nooit zich oplosten in andere volken, maar zich
scherp van hen onderscheidden. Zij hadden niet al
leen hun eigen rust- en feestdag (Sabbath), maar
hun eigen léven. Zoo werden zij overal als vreem
den beschouwd. Burgerrechten werden hun niet toe
gekend. Ja zelfs zijn er tijden gewefest, dat zij ge
dwongen werden in een bepaald gedeelte der steden
te wonen, in het zoogenaamde Ghetto. Landbezit was
den Joden niet toegestaan. In de streng afgesloten
middeleeuwsche gilden werden zij niet opgenomen.
Hoe moesten deze uit hun eigen vaderland verdre
ven menschen in hun onderhoud voorzien? Hoe
moesten zij in de duisternis hunner Ghetto's hun
bestaan rekken? Er was maar één weg: handel of een
vrij beroep (b.v. dokter, advocaat, beoefenaar van
wiskunde, sterrenkunde enz.).
Het is bijna onbegrijpelijk, dat de Jood zich heeft
weten te handhaven tegen alle vernedering (in het
fijNi
I
van buitengewone kwaliteit,
DE AANKOMST VAN HET K.L.M.-VLIEGTUIG DE „SNIP" OP CURACAO. -
DER BEMANNING NA DE BEHOUDEN LANDING.
- DE HULDIGING
Ook 's Zondags geopend.
jaar 1215 werd door de Katholieke kerk een wet
uitgevaardigd, waarbij den Joden op straffe des
doods verboden werd zich in de straat te vertoonen
zonder een bepaald kenteeken van voorgeschreven
kleur en vorm, aan hun kleed vastgenaaid) en alle
vervolging in. In 1182 worden zij uit Frankrijk ver
jaagd, in 1198 weer toegelaten. In 1306 moesten zij
dit land weer verlaten en krijgen in 1315 vergun
ning om terug te keeren. Ze worden verjaagd uit
Weenen, Keulen, Hamburg, Neurenberg, enz., enz.
In 1290 wordt den Joden het verblijf in Engeland
ontzegd, enz., enz.
Is het niet psychologisch volkomen begrijpelijk,
dat het bittere leven als een paria temidden van de
christenen (!f), leiden moest tot een krampachtig
zich vastklemmen aan de heilige wetten en aan het
oude Messiasgeloof?
Als een schurftige hond ging hij rond met zijn
handeltje. Hij was maar een Jood. Hij voelde de
minachting, waarmede dit werd uitgesproken. Zijn
naam geworden tot een scheldnaam!
VOOR
ARTIKELEN als: complete.Cassette's voor
f 10.90-15.75-18.75-20.40 enz., Étui's met taart
vorkjes, thee- en likeurlepeltjes, compote-, fruit-,
room- en jamlepels, tafel- en dessertcouverts,
botermesjes, limonade- en bowllepels, saiade-
couverts, kaasschaaf, eierlepels, gebakschepjes,
enz. enz. Alles direct uit voorraad leverbaar.
f. KLERK
Laagzijde B 27
SCHAGEN
„Toch" zoo schrijft Browne „was er nog één
plekje op aarde, waar hij zich machtig en vrij
voelde, en die plek was zijn huis. Al was het niet
meer dan een hoek in een vunze kelder, daar was
hij koning. Alle liefde, die in hem leefde en door da
buitenwereld versmaad werd, stortte hij op de veel
beminde hoofden van vrouw en kinderen uit. Zijn
huis werd zijn tempel en de disch van het gezin het
heilig altaar. Zoo dikwijls de sabbath kwam, legde
hij zijn lompen af en tooide zich met zijn feestelijk
gewaad. Dan werd hij opnieuw de Uitverkorene Gods.
Dan werd de Sabbathdisch met het kostelijkst lijn
waad gedekt en daarop werden de lampen geplaatst
en hooge stapels brood. En de wijnkroes werd gele
digd ter eere van God en van Gods heilige dagen. Er
werden gebeden uitgesproken en ook vroolijke liederen
gezongen. Het duizendvoudig leed van het dage-
lijksch leven was vergeten. En in de zalige hope die
nog altijd leefde in zijn hart, droomde de Jood den
ouden droom van den Messias.
Dit is het wonder van het Ghetto, dit het wonder
van den Jood. Al de afschuwelijke vernederingen,
die een bekrompen vijandige wereld hem aandeed,
vermochten hem deze vertroosting niet te ontnemen.
De hartstocht van de profeten van weleer was niet
gestorven. In de dagen van de week smeulde het
oude vuur onopgemerkt voort, maar op den sabbath-
dag laaide het hemelhoog op. Ik weet dat mijn Ver
losser leeft, zoo ruischte het in zijn ziel. Ja, de
God dien hij al dien langen nacht trouw gediend had,
zou eenmaal den morgen doen dagen.... Eenmaal zou
de Messias komen..."
Zóó was de Jood in de middeleeuwen en dit drukte
een stempel op zijn gansche wezen. Mooie en minder
mooie eigenschappen werden er door ontwikkeld.
Ik wees er reeds op, dat het in hoofdzaak de han
del was, waardoor de Jood zich stoffelijk kon hand
haven. Wanneer de handel steeds meer internationaal
wordt, is er een groeiende behoefte aan geld. De kerk
verbood van oudsher (ook in dit opzicht is zij achter
uitgegaan) het nemen van rente. Zoodoende lag het
voor de hand, dat de Joden het opkomend bankbedrijf
gingen uitoefenen. En zij werden de geldschieters
van Europa.
En als zoodanig hadden zij een groote macht. Maar
ook woekr versmaadden zij dikwijls niet. Wie kent
niet de figuur van Shylock uit Shakespeare's drama
„de Koopman van Venetië", welke meer dan eens op
aangrijpende wijze door Louis Bouwmeester op het
tooneel is uitgebeeld?
Ongetwijfeld zullen er onder de Joden onbarmhar
tige woekeraars zijn geweest. Zouden diezelfde woe
keraars niet zijn voorgekomen onder de christenen,
wanneer zij het geldleenbedrijf hadden mogen uit
oefenen? Bovendien moeten wij ons goed in de po
sitie der Joden indenken. Zij werden wreed behan
deld door de wereld, tegenover welke zij volkomen
machteloos stonden. Is het dan niet geheel begrij
pelijk, dat zij revanche namen op de éénige wijze,
waarop dit hun mogelijk was, n.1. door die hun vij
andige wereld, als de gelegenheid daartoe bestond,
geen bloed, maar geld af te tappen?
Buitendien wisten de Europeesche heerschers een
goed middel om het geld weer terug te krijgen. Zij
lieten door hun trawanten het huis van den geld
schieter eenvoudig plunderen. En wanneer deze zijn
schatten goed verborgen had, werd hij net zoo lang
gepijnigd, dat hij de schuilplaats aanwees. Zoo wordt
om een enkel voorbeeld te noemen van ko
ning Jan van Engeland verteld, dat hij een zijner
Joodsche geldschieters eiken dag een kies liet uit-