Witte
e
k
e
n
Correspondentie.
Zaterdag 2 Februari 1935.
SCHAGER COURANT.
Vierde blad. No. 9650
De Sphinx zonder
geheimzinnigheid 7
HET VERKEERSPROBLEEM IN DE
WOESTIJN.
De linnenkast het
symbool van de
soliditeit en wel-
varen van huis en
gezin
Welke vrouw kan
den roep hiervan
weerstaan
NU leven wij in een witte wereld. Terwijl
ik dit schrijf stuiven de dwarrelende
vlokken langs mijn venster en geven de
illusie dat het winter is. Maar dat beetje
sneeuw zal ons geen blank heelal schep
pen. Het is niet noodig ook. Wie het
witte paradijs wil vinden behoeft dat niet ver te
zoeken, buiten de poorten der stad. Geen groot rna-
gezijn nu dat niet de tooverletters, die het woord
„Blanc" vormen, op zijn gevel geschreven heeft
Welke vrouw kan den roep van dat Blanc weer
staan? Noch de huismoeder, die er een eer in stelt
een goedgevulde webopderhouden linnenkast te be
zitten, noch ook de frivole luchthartige „Eva nova",
die haar vrouwelijk geluk in het rayon der lijfgoe
deren zoekt.
Ook de meest-alledaagsche vrouw kan zich niet
onttrekken aan de bekoring van een witte week.
Geen enkele is er die onder den indruk komt van de
piramiden van servetten, de gletschers van tafella
kens, de kathedralen van zakdoeken. En de meest-
mondaine van ons voelt een oogenblik hoe haar
grootmoeder en haar moeder gelijk hadden als zij
met trots verklaarden, dat de linnenkast het sym
bool is van de soliditeit en het welvaren van huis en
gezin.
Zeker, een japon kan behagen, een hoed als
het woord niet te sterk is verrukken. Maar de net-
gevouwen hooge stapels in een linnenkast openen
vergezichten van ernst en schoonheid. Roept niet een
sneeuwwit glanzend-gestreken tafellaken het visioen
op van een vrouwtjes aan de waschtobbe, van een
meidoornhaag, waarover straks het natte linnen te
drogen zal worden gehangen. Van een knoestigen
appelboom, die om zijn ruigen stam de lijn draagt,
waarop het schoone goed dansend wapperen zal in
den bries? En waarom zouden de blauwselballetjes
niet denken doen aan Fra Angelico of een anderen
Italiaanschen meester van het penseel, die juist zulk
blauw gebruikte om zijn hemels te schilderen of het
kleed van een Madonna?
Iedere vrouw heeft een uitstalling van witte goe
deren wel iets te zeggen. Ook zij, die geheel in haar
huishoudelijke beslommeringen opgaat, kan thans
de groote magazijnen niet met onverschilligen blik
voorbijgaan. Zijn er geen leege plekken in de linnen
kast? Moet de voorraad lakens, servetten en kopjes
doeken niet worden aangevuld? En zijn er geen
koopjes te halen? Welnu dan...!
Alle landen en volken geven elkaar in de witte
paradijzen rendez-vous. Grieksch zijn de zoomen, Ve-
netiaansch is het „a jour", Turksch zijn de steken,
Iersch is de kant, Hollandsch is het linnen. De witte
week vormt een aardrijkskundeles. En de leerlingen
zijn heel gewillig. Zij gaan graag naar deze school.
Zij worden niet afgeschrikt door de overvolte, noch
door de kans op ruzietjes en zelfs op duels. Duels, ja.
Want twee vrouwen, die te zelfder tijd een buiten
gewoon koopje ontdekt hebben, toonen zich strijd
lustiger dan twee tijgerinnen, die op dezelfde prooi
jagen. Zij wijken geen duimbreed, bereid desnoods
haar bloed te geven en dat van haar vijandin te
vergieten! mits het begeerde voorwerpslechts
in haar handen komt.
Wie dieper in het blanke Eden doordringt, ont
dekt intusschen dat het er niet zóó wit is als het
magische albeheerschende woord „Blanc" zou doen
vermoeden. Op een fond van wit juichen alle kleu
ren. Een groengeblokt tafellaken roept het verlan
gen wakker naar een maaltijd op het gras, een tros
kersen, die op een servet gevallen schijnt, doet u
vergeten dat het winter is; en de kussensloopen, die
groote bouquetten veldbloemen dragen margrie
ten, vergeet-mij-metcn, korenbloemen en klaprozen
beloven u droomen, waarin de zomer en het vrije
buitenleven een groote rol spelen.
Deze witte weken zijn voor de mode zonder on
middellijk belang. De magazijnen ruimen hun restjes
op, zij liquideeren het verleden. Over enkele weken
eerst zal het nieuwe ondergoed lente 1935 in de
uitstalkasten prijken. En wie in het nieuwe seizoen
in geen geval met „oude spullen" willen loopen, la
ten de prachtigste „occasions" nu met bloedend
hart en saamgeknepen lippen ontsnappen. Zij reke
nen op de belooning, die deze heldhaftige houding
ook wel verdient. Straks zullen zij la page" kun
nen zijn, terwijl anderen, die nu haar kooplust den
vrijen teugel laten, van 1934 zullen dateeren.
Zal er dan veel verschil zijn tusschen het onder
goed van het vorig en van het komend seizoen? Ja
en neen. De kleuren blijven vrijwel dezelfde. Roze,
alle pastiltinten van groen en blauw, en vit. Het
wit handhaaft zich tegen alle kleuren.
Is er in dat opzicht dus niet veel nieuws, anderzijds
staat vast dat er zich op het gebied van onderklee-
ding, langzaam maar zeker, een verandering vol
trekt, die welhaast een revolutie kan heeten. Om
het zoo kort en duidelijk mogelijk te zeggen: Het
ondergoed verdwijnt.
Het spijt me geducht dat ik dit schrijven moet
want ik ben dol op mooi ondergoed maar ik zou
de waarheid te kort doen als ik er over zweeg.
De „combinaison" en het tweedeelig „ensemble" wor
den slachtoffers van de nieuwe mode, die in den
grond van de zaak slechts één combinatie toelaat:
ceintuur- of corset-pantalon. Het hemd verdwijnt en
de „culotte", blijkbaar bevreesd voor een even onge
lukkig lot, maakt zich zoo klein mogelijk. Zij is van
jersey-de-soie voor overdag en van kant of mousse
line voor den avond.
Dat het hemd verdwijnt is niet het gevolg van
een gril. Het kón niet anders. Bij avondtoilet was
het reeds lang verdwenen, omdat het niet chic meer
is de lijn der schouders met schouderbandje te cou
peeren. Maar wie een „gaine" draagt en de meeste
vrouwen, die niet meer in haar allereerste jeugd
zijn, kunnen het zonder zulk een kleedingstuk nu
eenmaal niet stellen zit ook overdag met haar
chemise, als ik het zoo zeggen mag,... in haar maag.
Onder de gaine kan het niet gedragen worden, want
de ceintuur sluit natuurlijk strak om de heupen en
de rest. Boven de gaine echter evenmin. Want de
moderne gaines, die van een bustehouder vergezeld
gaan, en volkomen goed waschbaar zijn, vervullen
geheel en al de rol van onderkleeding. Zij verleenen
daarenboven een „lijn", die een chemise slechts zou
kunnen bederven. Evenmin als voor den gelukkigen
man uit de fabel bestaat er voor ons vrouwen dus
nog één geldige reden een hemd te dragen. Daarmee
is het chemise veroordeeld. En het vonnis is voor-
loopig onherroepelijk. Want waarom zouden wij een
R. A. te W. In verband
met de kleur van uw haar en
uw gelaatstint zou ik u ra
den: oranje-roze voor uw
wangen en uw lippen, poeder
in dezelfde tint, en voor uw
oogleden maar alleen des
avonds, onder felle belichting
bij gelegenheid van een bal
of anderszins goudbruin.
Deze laatste kleur in beschei
den mate gebruiken! De juis
te nuances worden door menging verkregen.
C. A. te S. 62 63 K.G. Dat is dus niet verontrus
tend! Onnoodig iets aan uw regiem te veranderen.
Veel beweging nemen (wandelen, fietsen). Weinig
aardapelen en zoetigheden. Een enkel taartje is vol
strekt niet schadelijk. Iedere veertien dagen 'wegen.
P. V. te S. Dit kiesche onderwerp laat zich min
der goed op deze plaats behandelen. Ik geef u de
gevraagde inlichtingen per brief. Het spreekt vanzelf
dat uw mededeelingen bij mij volkomen veilig zijn.
Ik beschouw ze als strikt vertrouwelijk.
A. R. te 't Z. Daaraan kunt u zelf niets doen.
Alleen een operatie kan u er van verlossen. De
schoonheids-chirurgie staat tegenwoordig voor niets.
Lidteekens zijn niet meer te vreezen.
Dames, die antwoord per brief verlangen, wordt
verzocht postz. of ten postkantore verkrijgbare
internationale antwoordcoupen bij te sluiten.
kleedingstuk dragen dat overbodig geworden is, dat
geen nuttige rol meer te spelen heeft en dat, ten
slotte, aan de gratie van onze. gestalte afbreuk doet?
Het nachthemd, dat opnieuw tot nachtjapon is
uitgegroeid, verheugt zich daarentegen in buitenge
wone gunst. Ik heb dezer dagen zóó prachtige nacht
hemden gezien, dat ik er tegen opzien zou ze te
dragen, uit vrees ze te kreukelen. Deze nachtgewa
den zijn eigenlijk slechts geschikt om 's avonds, in
de intimiteit van het „home" gedragen te worden.
Vele gaan vergezeld van een keepje en daaruit
blijkt nog duidelijker, dat ze een grootere rol als
„déshabillé" dan als slaapdracht te spelen hebben.
Ten slotte wil ik er nog even op wijzen dat de
pyama tegenover de nachtjapon voorloopig de vlag
heeft moeten strijken. De pyama laten wij 's nachts
althans weer over aan den man.
Brussel. Gertrude.
HET NIEUW ONTDEKTE PHARAO-GRAF EN DE
OUDERDOM VAN DE SPHINX.
DE door de Egyptische universiteit .te Cairo uit
gevoerde opgravingen bij de pyramiden van
Gizeh hebben tot zeer interessante ontdek
kingen geleid. Men heeft er nieuwe koningsgraven
gevonden, waarvan de inhoud niet alleen voor de
Egyptische geschiedenis van zeer veel belang is,
maar die bovendien aanleiding hebben gegeven tot
interessante hypothesen over het ontstaan van de
Sphinx.
De meest belangrijke ontdekking is het graf van
de tot dusver onbekende Egyptische koningin
Rekhetra geweest, die vermoedelijk een dochter van
de pharao Kephrens was en omstreeks het Jaar
3600 v. Chr. leefde. De koningin schijnt de echtge-
noote van haar broeder Micerinus geweest te zijn;
een verhouding, die in de oude Egyptische pharao-
families volstrekt niet ongewoon was. Het graf is
duizenden jaren geleden door roovers opengebroken
en van zijn kostbare schatten beroofd. Behouden zijn
nog slechts de sarcophaag, het gebeente van de ko
ningin, het skelet van een stier en cenige albasten
vazen.
Van zeer veel belang is een koningsweg, die, on
geveer anderhalve kilometer lang, van de pyramide
van Kephrens naar haar tempel tegenover de Sphinx
leidt. Deze koningsweg bestaat uit vier geplaveide,
parallel-loopende straten, die gezamenlijk dertig
meter breed zijn en waarlangs aan beide zijden
verschillende graven liggen. Bij de verwijdering
van de geweldige zandmassa's, die zich boven den
konngsweg en de graven hadden opgehoopt, werd
men op een interessante omstandigheid opmerk
zaam gemaakt. Een van de graven eindigde name
lijk plotseling daar, waar tegenwoordig de Sphinx
staat Men kan daaruit met zekerheid besluiten, dat
de Sphinx in den tijd, toen deze koninklijke graven-
weg werd aangelegd, nog niet uit de rotsen gehou
wen was. Met andere woorden: zij ontstond eerst na
den regeeringstijd van Kephrens, dus na het jaar
3660 v. Chr.
Bij de bevrijding van de Sphinx van de opge
waaide zandmassa's vonden de archeologen een
door Thotmes IV opgerichte steenen tafel, waarin
een opschrift was aangebracht, hetwelk vermeldde,
dat op bevel van den hem in een droom verschenen
god Harmakis eveneens de Sphinx van het zand
bevrijd was, dat haar dreigde te bedelven. Hij heeft
toen groote wallen van tegelsteenen tegen den op
dringende zandvloed laten bouwen.
In de nabijheid van het zoo juist ontdekte ko
ningsgraf heeft men ook een groot aantal graven
gevonden van hoogwaardigheidsbekleeders uit den
tijd van 3700 tot 3550 jaar v. Chr. Van zeer veel
belang was in het bijzonder de vondst, die men in
de graftombe van Katherestef, een van de priesters
van Rekhetra, deed. Hier bevinden zich drie in de
rotsen uitgehouwen beelden, twee daarvan stellen1
den priester en zijn vrouw voor. Een klein zwart gra
nieten beeldje stond bovendien nog in den hoek van
het graf opgesteld. Anatomisch zijn de figuren tot in
de kleinste nauwkeurigheid uitgebeeld. Ten teeken,
dat de doode een persoonlijkheid van de allergroot
ste beteekenis was, heeft de kunstenaar zijn handen
ieder van zes vingers voorzien.
DOOR het neerstorten van vliegtuigen wordt
meer dan eens onze opmerkzaamheid geves
tigd op het verkeersprobleem der woestijn.
Door de verschillende omstandigheden is het moei
lijk om dit probleem op te lossen. In de droge, onbe
groeide zandzee zijn geen behoorlijke wegen, en be
halve de doodelijke zandstormen zijn er de roovers-
benden die het reizen in de woestijn bezwaarlijk
maken.
Het „schip des woestijn", de kameel, voldoet niet
meer aan de eischen die het moderne verkeer stelt.
Wie niet toevallig een geleerde is, die het kli
maat, het land en de bewoners wil leeren kennen,
tracht zoo gauw als het maar eenigszins mogelijk
is de woestijn dóór te komen. De techniek is zich
gaan bezig houden met de „verovering" dezer ge
bieden, en met succes. Een normale auto komt niet
door het mulle zand. Daarom is men auto's met
rupsbanden gaan gebruiken, die zich volgens het
principe der tanks voortbewegen. Mcnschen met
veel fantasie hebben reeds monsters met meerdere
verdiepingen ontworpen, die van alle comfort voor
zien zijn, en die (theoretisch!) geen moeite hebben
om door de woestijn te komen. Het zouden meer
„plezier-woestijnschepen" voor rijke globetrotters
zijn, die geregeld de woestijn zouden doortrekken
langs een bepaalden weg. Daar zijn in de Sahara
reeds bepaalde lijnen, waarlangs auto's met rups
banden regelmatig de woestijn doorreizen. Maar on
danks dat maken de zandstormen en de roovers-
benden een reis door de zandzee nog altijd een
„waag", een riskante onderneming. Natuurlijk tracht
men de veiligheid te verzekeren door militaire be
scherming, goede proviandvoorzienng en wegen
controle.
Het voornaamste verkeersmiddel is en blijft voor
loopig het vliegtuig. Zijn onafhankelijkheid van de
bodemgesteldheid, en de groote snelheid die het kan
ontwikkelen, zijn daarvan de oorzaak. Trajecten,
waarover kameelen weken, automobielen altijd nog-
dagen doen, daar doet de vliegmachine enkele uren:
over. Door de vlieghoogte kan men zich beter oriën-
teeren, en men kan den koristen lijn nemen. Maar
toch is het reizen per vliegtuig over de woestijn
meerdere ongelukken wijzen er immers op ook
niet altijd veilig. Een noodlanding In de woestijn,
ver van de bewoonde wereld, beteelcent dikwijls den
versmachtingsdood. 1
Wanneer men de machine zou kunnen herstellen,
dan zou starten van de zandbodem toch onmogelijk'
zijn. Slechts machines die op zoek gaan, die eten en
drinken brengen, en die uit de lucht reddings expe-
ditie's dirigeeren, kunnen helpen. Hoe groot de mo
gelijkheid van een ramp bij het overvliegen van de
Sahara wel moet zijn blijkt uit het feit dat elk niet-
Fransch vliegtuig, dat over de Sahara wil vliegen,
eerst 100.000 frs. moet betalen om de eventueele kos
ten van een reddingsexpeditie tenminste ten deele
te dekken. Een groot gevaar is de zgn. „woestijn-ra-
zernij", de „Cafard", die den piloot opeens kan ko
men overvallen. Opeens krijgt hij onweerstaanbare
verlangens om neer te storten.om een einde te maken
aan dezen toestand, waardoor zijn hoofd suist. Na
tuurlijk is deze daling het einde van de passagiers en
de machine. Het veiligst is gebleken te zijn voor een
deel de reis per vliegtuig te maken, en voor het
andere deel per „rupsbandenauto" te reizen! Op de
Sahara-lijn werken twee vliegtuigen en drie auto's
samen. De vliegmachines kunnen zich oriënteeren en
dalen op vastgestelde plaatsen, de auto's komen la
ter. Bij de oasen nemen de vliegtuigen water in, of
maken alles voor de nacht in orde, en wanneer de
auto's dan ook komen, is alles reeds gereed. Door
deze moderne „karavanen" is men ook eenigszins
beschermd tegen roovers, Vw w