Waarom ie koks
De avontuurlijke reis
van een briefkaart.
zo dik zijn!
HOE DE POST NAAR DE PLAATS VAN
BESTEMMING GEBRACHT WORDT.
door
J. K. M. VAN DORP.
Jullie hebt natuurlijk wel eens een brief
of een briefkaart geschreven. En zéker heb
je wel eens voor vader of moeder een brief
op de bus gedaanl Zo'n rode bus, weet je
wel? Soms is het een grote bus, met een
aparte afdeling voor brieven en drukwer
ken. Maar je hebt ook van die kleine, waar
je brieven en drukwerk samen in één ope
ning doet.
Misschien heb je wel eens gedacht wat
er met de brief of met de briefkaart ge
beurt, als je die gepost had. Hóe komt hij
aan het adres, waarheen hij gestuurd
werd? Wel, dat zal ik jullie hier nu eens
vertellen.
Als je je brief op de bus gebracht hebt,
duurt het niet lang of er komt een groene
auto, waarop het woord: P o s t e r ij e n ge
schilderd is. De chauffeur van die auto
komt er uit en neemt een leren zak uit de
wagen. Dan maakt hij 'n deurtje open aan
de zijkant van de bus, doet er de zak ge
opend in, en nu valt de inhoud van de bus
in de zak. Daarna gaat de auto nog naar
de andere brievenbussen in die wijk, en
dan rijdt de chauffeur met zijn vrachtje
naar het postkantoor. Daar worden de zak
ken allemaal geleegd en op een grote tafel
komen nu alle brieven, briefkaarten en
drukwerken. Eerst ligt alles natuurlijk
vreselijk slordig door elkaar, en er is net
zo'n rommel als jullie een héél enkele
keer maar hoor!! wel eens maakt. Maar
dat duurt niet lang. De brieven worden nu
allemaal gesorteerd, d.w.z. soort wordt bij
soort gelegd.
Wanneer nagekeken wordt of alle post
voorzien is van de nodige postzegels, die
allemaal rechts bovenaan in de hoek ge
plakt moeten worden, dan wordt alles ge
stempeld door de machine, die vlak naast
de sorteertafel staat. De brieven, die niet,
zoals het hoort, voldoende gefrankeerd zijn,
en waarbij de postzegel niet rechts bo
venaan in de hoek zijn geplakt, moeten
met de hand gestempeld worden, en dat
duurt natuurlijk langer. Wanneer alle post
nu gestempeld is, worden zij alfabetisch
gerangschikt. De post die naar de grote
steden gestuurd moet worden, vormen hele
bergen! De post moet daarna met de trein
verzonden worden naar de plaats van be
stemming. Alle brieven die over hetzelfde
traject reizen, worden in één zak gedaan.
De trein naar Amsterdam bv. die de brie
ven voor die stad meeneemt, rijdt o.a. langs
Haarlem, tenminste als hij van Den Haag
komt, dus de brieven die naar Haarlem
moeten, worden in dezelfde zak gedaan als
waarin de brieven voor Amsterdam zitten.
Nadat dit nu allemaal uitgezocht is, gaan
de zakken naar de verschillende stations.
Stel je voor dat er een briefkaart naar
Loenen geschreven werd door iemand. Nu
zijn er twee Loenens in Nederland. Dat we
ten jullie wel! Het ene Loenen ligt in
Utrecht, en het andere in Gelderland. Maar
degeen die de briefkaart verzonden had
naar Loenen, die had niet op het adres ge
zet, wélk Loenen hij bedoelde: Loenen (Ve-
luwe) of Loenen (Utrecht).
Stel je nu maar voor dat de briefkaart
voor Loenen (Veluwe) bedoeld was. Maar
toevallig stuurde men hem naar Loenen
(Utrecht), dus het was verkeerd. Hij kwam
in een zak terecht, en in elk station waar
de trein stilhield, werd de zak eruit gehaald
en werd er nagezien of er brieven waren
voor die stad of dat dorp, waar de trein
Een brievenbus, die zich automatisch leegt.
op dat moment stil hield. Toen onze brief
kaart nu in Loenen (Utrecht) aankwam,
werd hij met de andere brieven die voor
Loenen (Utrecht) bestemd waren, volgens
de straten gesorteerd. Maar ojé, daar was
geen straat in Loenen (Utrecht) die De
Steek heette, dus het bleek dat de kaart
naar het verkeerde Loenen gestuurd was.
Gelukkig is er nog maar één Loenen in
Holland, maar stel je nu eens voor dat de
kaart naar een dorp moest, waarvan de
naam b.v. tien keer voorkomt! In Hol
land, dat nu niet verschrikkelijk groot is,
komt dat niet voor, maar in andere, gro
tere landen wel hoor! Dan zou het veel
lastiger worden, want dan zou de brief
kaart tenslotte weer gezonden worden naar
de plaats waar hij vandaan kwam. Dat
kan men natuurlijk te weten komen, om
dat het stempel er op gedrukt is. Dan zou
hij in een kamer komen, waar een hele
boel andere brieven en kaarten zijn, die
onbestelbaar waren. Want ik vergat erbij
te vertellen dat de afzender zijn adres niet
achterop geschreven had, dus men kon de
kaart niet terugsturen. In dat: depot, zo
als die ruimte heet, waar die onbestelbare
post ligt, is een mengelmoes van allerlei
soorten brieven, briefkaarten en drukwer
ken. Daar zijn brieven uit verre landen,
die door de vochtigheid geleden hebben,
zodat de adressen niet te ontcijferen zijn.
Daar zijn brieven, die verzonden werden
door mensen die zón slordig handschrift
hadden, dat ook hiervan de adressen niet
te lezen waren. Kort en goed, elk jaar
wordt het depót in het hoofdpostkantoor
goed gevuld helaas! Een heleboel kunnen
soms nog teruggezonden worden naar de
afzender, die wél zijn adres duidelijk ge
schreven heeft In ieder geval, onze kaart
lag daar maar! Tussen een heleboel lotge
noten. Toen kreeg een van de beambten 't
goede idee om de briefkaart eens te sturen
naar de naamgenoot van het dorp, waar
de kaart onbestelbaar was gebleken te zijn.
Maar ook daar was de kaart onbestelbaar.
En hij werd door gestuurd naar de volgen
de plaats, die dezelfde naam droeg. Tot
eindelijk de kaart zijn bestemming be
reikte. De kaart werd, zoals in alle plaat
sen gebeurde, gesorteerd volgens de stra
ten, en werkelijk bleek er tenslotte een
straat te zijn, die heette zoals op de kaart
vermeld stond. De postboden kwamen nu
hun post halen, gingen naar de verschil
lende wijken, en ook de kaart werd naar
zijn bestemming gebracht. Zo eindigde de
avontuurlijke tocht van onze briefkaart...!
DE GEKETENDE GALEISLAVEN.
Als je dit kunstje gaat vertonen, moet
je eerst een gruwelverhaal vertellen van
de arme gevangenen, die vroeger tot le
venslange dwangarbeid op de galeien ver
oordeeld werden.
En, om ontsnapping te beletten, werden
ze twee aan twee aan elkaar geketend.
Hoe dat gebeurde, laat je dan zien met
twee stukken touw, elk van een meter
lengte. Je vraagt twee personen uit het ge
zelschap voor „slaaf" te willen spelen en
nu ga je laten zien hoe ze geboeid worden.
De beide uiteinden van elk touw worden
met een lus om de polsen der beide slaven
geslagen, maar zo dat de twee touwen door
elkaar grijpen, waardoor beide medespe-
De bokkende Ezel.
Een leuk werkje.
door
Jan Willem Erts.
Jullie hebt natuurlijk allemaal wel eens
een bokkende ezel gezien, en jullie zullen
wel erg gelachen hebben om dit potsier
lijke dier! Nu is het helemaal niet moeilijk
om een getrouw evenbeeld van hout te ma
ken en om het maar direct te verraden
een evenbeeld dat met zijn achterpoten
achteruit slaat, wanneer jullie maar wilt.
Ga er dus niet vlak achter staan, anders
krijgen jullie een ezelspoot in je maag!
Eerst tekenen jullie de aparte delen van
de ezel op een stuk hout, dat ongeveer 1
centimeter dik is. Jullie moet het natuur
lijk groter maken clan op het plaatje staat.
De achter- en voorpoten moet je verdubbe
len. Denk daaraan! En ook het oor alsje
blieft. Verbeeld je; een ezel met één oor!
Dan zaag je alles uit. Op de plaatsen waar
de zwarte puntjes zitten, moeten nu gaten
geboord worden, en dan kun je het dier
met behulp van draadnagels zo in elkaar
zetten, dat de nagels in de benen stevig en
in het lichaam los zitten. Jullie boort de
Iers aan elkaar geketend zijn. Nu moeten
ze proberen van elkaar los te komen, na
tuurlijk zonder de touwen te beschadigen,
of de knopen los te maken. Je zult eens
zien, wat een raai* gespartel dat geeft! En
het lukt hun toch niet. Alleen de tovenaar
kan de slaven van hun boeien bevrijden.
Dit gebeurt op de volgende wijze:
De ene slaaf die we 2 noemen neemt
het touw van de andere op het met a aan
gegeven punt in de rechterhr^.d, steekt het
door de handboei van zijn eigen linker
hand en trekt het er zo ver uit, tot hij met
de linkerhand door de aldus gevormde lus
heen kan gaan. Als een van de twee ge
vangenen dit doet, dan zullen beide als
door een wonder van elkaar bevrijd zijn,
hoewel elk zijn eigen boeien nog houdt.
gaten in het lichaam eenvoudig wat wij
der uit. Nu maken jullie het voetstuk, dat
bestaat uit een door twee plankjes ver
hoogd stuk hout (kijk naar de plaatjes!)
In dit voetstuk boren jullie vijf gaten, zo
als het op de afbeelding staat. Het voorste
moet iets groter zijn voor de drukker, en
nu worden de voorpoten van de ezel vast
geschroefd.
Vlak achter de voorpoten worden aan
weerszijden van het voetstuk kleine stuk
jes hout geschroefd, die doorboord worden.
Zo ook wordt het onderste plankje door de
geheele breedte doorboord, en nu doe je
door die drie doorboringen een ijzerdraad,
zodat het plankje zich licht bewegen kan.
Aan de andere kant wordt het plankje iets
uitgediept, zodat de drukker daarin rusten
kan.
Tot slot nog twee draadjes van de kop
van het ezeltje door de voorste gaatjes; zij
worden om het onderste plankje geknoopt.
Je mag de draadjes niet vieren! Dan nog
twee draadjes van de achterpoten door de
achterste gaatjes. Wanneer je nu op de
drukker drukt, zul je eens zien hoe de ezel
bokt!
DE KONING DER KOKS.
door
HELGA NEDERGOM.
Pappie, Mammie en Petertje zijn met va-
cantie in een Franse badplaats. Zij zijn
net vanmorgen aangekomen, en nu weet
Peertje niets anders te doen dan het hotel
wat te ferkennen, omdat Pappie en Mam
mie nog boven zijn.
Hij loopt overal binnen ook op plaat
sen, waar hij helemaal niet komen mag.
Eindelijk landt hij beneden in de keuken
aan. Daar is een heel dikke kok druk bezig
om allerlei heerlijke dingen klaar te ma
ken. Petertje wil goede vrienden worden
met iedereen in het hotel en ook met den
kok. Maar de kok heeft het zó druk, dat er
geen tijd voor Petertje overschiet om een
praatje te maken. Petertje is wel erg te
leurgesteld dat de kok zo onvriendelijk te
gen hem is die nare dikke kok! Biih!
Nu staat hij weer op de gang. De kok
heeft hem de keuken uitgestuurd omdat hij
in de weg liep dat begreep Petertje er
tenminste uit, hoewel hij geen Frans ver
staat; want hij is nog maar acht jaar, en
hij heeft nog maar één jaar Fransch ge
had!
Petertje loopt doelloos door het hotel. Nu
is hij weer in de grote hall met de reuze-
trap en de liften, met de „gezellige hoek
jes" en de man bij wie je je aan moet mel
den, zegt Pappie.
Hij zal Pappie en Mammie maar eens
gaan opzoeken. ITet nummer van hun ka
mer is 85. Gelukkig, hij heeft het opge
schreven, anders was hij het vast vergeten!
85. Ja, maar op welke verdieping is die
kamer. Op de eerste of op de tweede, of
misschien nog hoger? Hij weet het niet.
Petertje denkt even na. Daar komt een
kellner op hem toe. Hij zegt iets in het
Frans. Maar wat? Wacht, denkt Petertje,
ik laat hem het papiertje zien. Gauw haalt
hij het uit zijn zak. De kellner kijkt er op.
Hij lacht vriendelijk en brengt hem naar
de lift. Weer zegt hij iets in het Frans,
maar nu tegen den liftboy. Die lacht ook.
De liftboy is nog maar erg klein, misschien
iets ouder dan Petertje. Ze suizen nu naar
boven. Dan staat de lift opeens stil. Ze
stappen uit. De liftboy neemt Petertje aan
de hand en rent met hem de gang op. Hij
moet vlug zijn, want misschien wachten
er mensen die met de lift willen, en dan is
hij er niet! Dat zou verschrikkelijk zijn!
Ze staan stil voor een deur, en daarop
staat 85.
„Daar zijn we", zegt Petertje natuurlijk
in het Hollands. De liftboy zegt weer
wat, en lacht. Ook Petertje lacht, en be
dankt hem. „Merci" zegt hij zomaar in
vloeiend Frans! En dan holt de litboy
weer naar zijn lift.
Peter gaat nu vlug de kamer binnen.
Pappie en Mammie staan op het balcon.
Zij hebben vandaar een prachtig uitzicht
op de blauwe zee, ziet Petertje het wel?
vraagt Mammie.
Pappie tilt hem op, zodat hij good kan
zien.
„En kerel wat heb jij de hele tijd uitge
voerd?"
Petertje vertelt nu alles: van den kok, en
de mooie kamers die hij zag, en dan wéér
den kok; en van den kellner en den aardi-
gen liftboy. Petertje wil óOk graag liftboy
worden, mag dat van Pappie? Zó leuk is
het! En dan oja, die nare, vieze, dikke
kok! Bóh! Die heeft hem zomaar de deur
uitgezet.
„Hoe komt het dat de kokken..."
„Koks", verbetert Mammie.
„Koks dan, hoe komt het dat die zo dik
zijn? Die in Engeland vorig jaar, en op de
boot, toen we uit Indië kwamen, altijd zijn
ze dik. Ze eten zeker te veel", zegt Petertje
kattig.
„Ik zal je eens vertellen hoe het komt, dat
de koks dik zijn," zegt Pappie. „Ik heb er
eens een verhaaltje over gelezen, al een
hele tijd geleden. Laten we nu naar bene
den gaan, en op het terras gaan zitten, dan
zal ik je alles vertellen."
Ze gaan nu naar beneden langs de
trap, want de lift is er op dat ogenblik
niet, en Mammie vindt het niet nodig om
er op te wachten.
De aardige kellner staat wel beneden, en
hij schiet dadelijk toe om te vragen wat
mijnheer en mevrouw wensen. Petertje ver
telt nu gauw, dat dat den lieven kellner is,
en Mammie bedankt den kellner hartelijk.
„Het lijkt wel of ze ons den verloren zoon
hebben teruggebracht", zegt Pappie vrolijk,
en hij knijpt Peter in zijn wang.
Nu gaan ze heerlijk op het terras zitten.
Dp lieve kellner brengt de thee en de koek
jes, en nu moet Pappie gauw vertellen,
want Petertje is vreselijk nieuwsgierig.
„Mag ik misschien even mijn thee op
drinken?" vraagt Pappie lachend, terwijl
hij knipogend naar Mammie kijkt.
Maar eindelijk is Pappie toch zo ver, en
kan hij zijn verhaal beginnen.
„Heel veel jaren geleden," zo begon Pap
pie, „leefde er in een land hier van van
daan een koning, die van lekker eten hield.
Hij was een echte oude brompot, die nooit
eens tevreden kon zijn, en altijd mopperde.
En al kreeg hij nog zulk lekker eten, hij zei
er nooit iets vriendelijks over tegen de
koks, in tegendeel, hij klaagde er steeds
over. Hij verlangde altijd naar een kok,,
die voor hem het lekkerste zou koken, wat
je maar op aarde kon krijgen. Hij verlang
de daar zó erg naar, dat hij er zelfs des
nachts van droomde dat er een wonder
lijke kok bij hem kwam, die het lekkerste
voor hem kookte, wat er op aarde te krij
gen was. Maar altijd werd hij wakker, juist
op het ogenblik dat hij wilde gaan eten.
Hij werd daar op het laatst zo nukkig en
kwaad over, dat hij zijn haar en zijn tan
den er door verloor. Hij was zó humeurig,
dat hij zes van zijn koks, waar hij zeer on
tevreden over was, in de oven liet verbran
den. Hij was een vreselijk mens geworden
om mee om te gaan, en daarom kwam er
géén kok meer, die voor hem wilde koken.
Op een goede dag kwam daar een rare
man aan bij het paleis, die den koning
wilde spreken. Die man was erg lang, en
zó schraal, dat wanneer een mens hem van
op zij bekeek, men hem niet kon zien."
„Hèèèü" zuchtte Petertje.
„Ja," zei Pappie, „hij was zó dun, dat
wanneer de zon van voren of achter op
hem scheen, je zijn schaduw niet zag. Nu
dan, hij vroeg aan den wacht, of hij den
koning ook te spreken kon krijgen, en dat
hij de koning der koks was. Zijn naam
was Riet Rijer."
„Riet Rijer", herhaalde Petertje.
„De wacht zei toen, dat Riet hem maar
moest volgen. En dat hij moest zorgen dat
hij niet door de reten van de vloer viel!"
„Was hij écht zo mager?"
„Ja. Luister nu maar. Toen Riet Rijer bij
den koning kwam, zei hij, dat hij den kok
was, waarvan de koning altijd droomde.
En dat hij voortaan voor den koning zou
koken. „Goed," zei de koning, „dat vind ik
best. Maar als je niet leker genoeg kookt,
bind ik je aan mijn zweep vast."
Nou maar het bleek dat de kok heerlijk
kon koken, en de koning was voor het
eerst sedert een hele tijd weer tevreden.
Riet Rijer had een grote maalmachine,
waarin het vlees gemalen werd. Het ding
was zó zwaar dat tien mannen het moes
ten dragen. Een heleboel kettingen hoor
den bij de molen, en buiten het paleis was
een wiel, waar die kettingen langs liepen.
De knechts moesten nu dat wiel de hele tijd
aan de gang houden, en dan gooide Riet er
in de keuken vlees in. Het eten dat Riet
maakte, was altijd overheerlijk. De koning
had tegen hem gezegd dat hij werkelijk de
koning der koks was. Je krijgt er een be
loning voor. Hier is een gouden ring, die
mag je houden. Dank je wel, zei Riet toen,
en hij ging weer naar zijn keuken. De ko
ning was sinds dat Riet voor hem kookte,
altijd in een stralend humeur, hij lachte de
gehele dag, en ook in het land waarover
hij moest regeren, merkte men de verande
ring die de koning ondergaan had, op.
Hij was zó trots op zijn brave kok, dat
hij de koning uit een naburig land uitno
digde om bij hem te komen eten. Die ko
ning kwam graag, en de dag dat hij kwam,
maakte Riet heerlijker dingen klaar, dan
hij nog ooit gedaan had.
Hij was net aan het laatste gerecht be
zig, toen er blijkbaar iets niet in orde was,
en dat koste Riet het leven. Hij stond n.1.
op een tafel om goed in de molen te kijken,
want er was werkelijk iets niet in orde.
Toen gleed hij uit, en ach, viel hij in da
machine. Hij was altijd gewend om ieder
een uit de keuken te sturen als hij begon
te koken, dus niemand merkte het ongeluk
op en de mannen buiten bleven het wief
staan draaien.
Eindelijk merkten zij echter dat dat
draaien zó makkelijk ging, dat er zekei
iets niet in den haak was. Zij gingen in
de keuken, maar vonden Riet er niet, en
ook niet in de bijkeuken. Toen hebben zij
maar zélf die vleeschpastei gemaakt. De
koning en zijn gast aten heerlijk. Maar op
eens beet de gast op iets hards. Hij stak
zijn vingers in zijn mond en haalde er een
gouden ring uit. De koning zei net: „Wat
een heerlijk pastei hè? De koning der koks
kookt werkelijk overheerlijk. Hemel
lief...!!"
Meteen zag hij de gouden ring. Hij was
dadelijk doodstil, zijn mond ging open, zijn
ogen puilden uit. Dat was de ring van
Riet, van Riet Rijer!
Maar de gast was woedend. Woedend!
Drie tanden brak hij op die gouden ring.
Drie!! Maar de oude, tandeloze kaalkop
riep net: Riet Rijers ring! en toen viel hij
opeens flauw, en hij is nóóit meer bij ge
komen. De gast raadde wel wat er ge
beurd was. Hij was zó ziek, dat hij vijf
jaar in bed moest blijven, en de rest van
zijn leven was hij sukkelend.
Alle mensen hoorden van het vreselijke
uiteinde van den schralen kok, en van die
dag af wilde men nooit meer horen van
een magere kok. En toen kwam een oli
fant met een lange snuit, die blies...sjjjt...
het hele verhaaltje uit!"
„Dat is de reden dat de koks allemaal
zo dik zijn!" zegt Petertje, terwijl hij van
de leuning van zijn vaders stoel afkruipt.
„Maar daarom geloof ik het nog niet
merkte hij op, en drinkt zijn thee op.
En Petertjes vader steekt zijn pijp op en
gaat de krant lezen.