Het sneeuwt in Teheran Oostersche sprookjessfeer eo Russische winterbarheid E conomis che Kroniek ükkers üklijsücdp Zaterdag 2 Februari 1935. SCHAGER COURANT. Tweede Blad. No. 9650 fcentl Boe ik in een sneeuwjacht kennis maakte met een „molla". - Een nachtelijk ge sprek met twee Perzische schrijvers. Op bezoek in het huis van den „molla". - Zijn het Soefi's? (Van onzen reizenden correspondent.) Teheran, 19 Januari. HET gebeurde op een laten avond, nu enkele weken geleden. Ik kwam van een bezoek bij een kennis, die even buiten een der poor ten woont, buiten een dier poorten van Teheran, die er uitzien als een porceleinen kunstwerk, teeder en toch grootsch. Een aanbod om telefonisch een rijtuig te bestellen had ik afgeslagen. Ik wilde naar mijn kamer wandelen, maar nauwelijks was ik door de •hooge, fantastische poort weder in de stad geraakt, of het begon te sfieeuwen, zooals het zoo dikwijls sneeuwt in dit merkwaardige land. waar Oostersche sprookjessfeer en Russische winterbarheid zich thans op de zonderlingste wijze doorheen mengen Nog bij na een half uur loopen bevond ik me van mijn ho tel. Onder de poort te blijven wachten totdat de sneeuwbui voorbij zou zijn, was onbegonnen. Meer malen sneeuwt het hier aan één stuk vier-en-twintig of zes-en-dertig uren achter elkander. Voor mij lag volkomen verlaten een breede straat met in dit late avonduur gesloten, lichtlooze huizen, waarboven en waaromheen de duizenden sneeuwvlok ken hun grillig spel speelden. De electrische straat verlichting werd in dit vlokkengedwarrel vrijwel tot onmacht gedoemd. De groote straat voor mij, zou me slechts met een grooten omweg naar mijn hotel voe ren en daarom besloot ik door smalle, reeds vroe ger door mij bewandelde straatjes een naderen weg te nemen. Achteraf bezien was dit een onvoorzichtig heid. Ik had moeten bedenken, dat 's nachts en bij sneeuwval alle dingen een geheel anderen indruk maken dan overdag bij zonneschijn. In het warnet van smalle straatjes was ik dan ook spoedig volko men verdwaald en er was niemand om me den weg te wijzen en me te helpen uit dit doolhof van licht looze huizen en dwarrelende sneeuwvlokken. De toe stand was eenigszins ongemoedelijk en scherp uitkij kend en luisterend dwaalde ik eenige kwartieren rond, totdat ik eensklaps in een zijstraatje mannen stemmen meende te hooren. Ik begaf me in de rich ting, vanwaar het geluid kwam en ontdekte al spoe dig in het wilde vlokkenspel twee figuren, een „molla", een godsdienstige voorganger der Mohame danen (in Turkije noemt men dezen „hodzja") en een jongen man in Europeesche kleeding, maar op het hoofd het Perzische hoofddeksel, de pechlevi. Ik groette: „Salam aleikum" en vriendelijk klonk het antwoord: „Aleikum salam." Ik mocht er niet op rekenen, dat ik iemand zou ontmoeten, die een der Europeesche talen sprak, maar ik kon den naam noemen van de straat waar zich mijn hotel bevindt. Ik zeide dus vragend: „Nasse- rië?" De jonge man in Europeesche kleederdracht be gon tot mijn blijde verrassing Fransch te spreken, waardoor de zaak plotseling heel veel eenvoudiger werd. Ik vertelde, dat ik was verdwaald en naar de „Nasserië" moest, de straat, waar zich mijn hotel be vindt. De „molla" en zijn begeleider moesten dezelf de richting, naar zij zeiden en zoo gingen we met ons drieën op weg door de als uitgestorven stad en de dwarrelende sneeuw. De „molla" sprak slechts wef- nige woorden Fransch, maar de andere Pers be- heerschte die taal vrij goed, zoodat een gesprek mo gelijk was. Eerst tegen middernacht kwamen we voor mijn hotel en ik noodigde de beiden uit op mijn ka mer nog een glas thee te drinken, wat ze met ge noegen aannamen. Op mijn kamer brandde fel de kachel en mijn Perzische bediende, die hoogst verbaasd was mij in gezelschap van een „molla" te zien, bereidde op den „samovar" (theemachine) versche thee. De jonge man in Europeesche kleeding bleek een student in de rechten te zijn, die de volgende week zijn laatste examen aflegt. Weldra ontwikkelde zich tusschen hem en mij een levendig gesprek over Fransche let terkunde, over wijsbegeerte en zelfs over den gods dienst, waarbij de student dan telkens het gespro kene voor den „molla" in het Perzisch vertaalde. De „molla", de Mohamedaansche voorganger bij gods dienstoefeningen (priesters kent de Islam niet) was zeer ingenomen toen hem bleek, dat ik van zijn gods dienst wel het een en ander af wist en zelfs met aan halingen uit den Koran kon komen. De „molla", zoo vernam ik, is de schrijver van een boek: „De moraal in den Koran" en ook de student heeft reeds een boek doen verschijnen. Het was 's morgens vier uur, toen we eindelijk af scheid namen, maar niet zonder dat ik had beloofd bij den „molla" op bezoek te komen. Zijn vriend, de student, zou met daarvoor komen halen, daar ik al leen den weg eenigszins moeilijk zou kunnen vin den. „U moet bedenken", zeide de „molla" (en de student vertaalde), „dat men geen vreemden meer is voor elkander, wanneer men zooals wij vier uren lang gesproken heeft over de hoogste dingen van het leven." Gistermorgen is de student me komen afhalen en we zijn op weg gegaan door bijna een halven meter hooge sneeuw, eerst door de breede straat, waar ik woon, dan door een overdekt winkelstraatje, een „bazar", en dan door nog een smal straatje, waar de „molla" woont in een ruim huis, dat van de straat evenwel onzichtbaar is. De huizen staan hier name lijk verborgen achter muren. Niets ziet men dan die muren, doch gaande door een poortje in zoo'n muur aanschouwt men het huis met verrassing. Toen ik het poortje door was gegaan, zag ik boven op het platte dak van het huis een bejaarden „molla", den vader van den nog jeugdigen „molla", mijn nieuwen kennis en de waardige heer begroette me plecht statig. De student voerde me in een groot vertrek, dat ge heel belegd was met kostbare kleeden. Tegen een muur stond een zeer groote spiegel en op een soort schoorsteenmantel bevonden zich naast elkander zes groote petroleumlampen, die op heilige avonden worden ontstoken. In het vertrek brandde een met hout en steenkool gestookte kachel. Drie stoelen Een der hoofdstraten van Teheran, dat in wintertijd geen Oosterschen indruk meer maakt. stonden er in het vertrek en een klein tafeltje, doch de stoelen en het tafeltje waren er, naar ik begreep, alleen voor mij gebracht, want het zitten op stoelen is geen Perzische gewoonte. De jonge „molla", mijn nieuwe kennis, verscheen en begroette me niet slechts beleefd, doch hartelijk met de weinige Fransche woorden., die hij kent. Toen liet hij me door den student vragen of ik wijn wenschte te drinken. Wijn drinken is door den Ko ran verboden, zoo verklaarde hij en hijzelf dronk nimmer wijn, doch als het gewoonte was in mijn land wél wijn te drinken, dan zou hij wijn laten halen. Hij geloofde daarmede niet tegen den geest van zijn godsdienst te zullen handelen, want, zoo zeide hij, „indien ik iemand een genoegen bereid, kan dat nooit zijn in strijd met Allahs wil." Ik verklaarde natuurlijk wijn niet noodzakelijk te achten en we dronken eerst chocolade en daarna thee, terwijl ook vruchten, granaat- en sinaasappe len op groote schalen werden opgebracht door een bediende. Dicht bij de kachel gezeten rookten, aten en dron ken we, terwijl wij spraken over wijsgeerige en gods dienstige onderwerpen. Merkwaardige vragen stel de soms de molla en merkwaardige uitspraken deed hij nu en dan. Zoo zeide hij eens: „Er zijn natuur wetten, doch steeds zijn verschijnselen mogelijk, die ons in strijd schijnen met deze natuurwetten. Won deren, behooren niet tot de uitzonderingen, al zijn ze dan het meest zichtbaar voor ingewijden, maar al- leen reeds het diep nadenken over Allah en het le ven maakt tot ingewijde, als men daarbij tenminste id acht neemt de moraal, zooals ze staat geschre den in den Koran en in ons eigen hart". Zwijgend knikte de student bevestigend en plotse ling begon ik te vermoeden, dat mijn twee nieuwe vrienden behooren tot de wijsgeerige groep der „soefi's", al kan en mag men dat niet op den man vragen, daar dit onbescheiden, of minstens onbe leefd zou zijn. Het geloof der Soefi's, hetwelk zij echter voor on- ingewijden verbergen door de bij de Muzelmannen algemeen toegelaten „ketman" (een Arabisch woord, dat in dit geval „ontkenning" beduidt) wordt door sommige schrijvers, o.a. Gobineau, beschouwd als een sterk uitgesproken pantheisme, waardoor zij geen bestaan erkennen dan in Allah, alles ontkennen, dat Allah niet is en Allah overal en in alles zien. Ech ter, hiermede is over het Soefisme nog niet alles ge zegd en de vraag is of ook slechts een enkel Euro peaan deze merkwaardige half godsdienstige, half wijsgeerige groep (van een organisatie kan men moeilijk spreken) volkomen heeft doorgrond. De Soefi's vindt men in kleine getale ook in En- gelsch-Indië en Turkije, maar de massa zijn Perzen en er zijn zelfs kenners van Perzië, die beweren, dat ten minste de ontwikkelde Perzen in hun hart al len min of meer Soefi zijn. Eigenaardig is het, dat, naar ik kort geleden in een Haagsch blad las, ook te 's Gravenhage een soort Soefi-gemeenschap bestaat, waar een dezer dagen in een eigen gebouw dier ge meenschap een Britsch-Indiër een lezing heeft ge houden over de Soefi-beweging. Al pratend met den „molla" en den Perzischen student, kwam ik hoe langer hoe meer tot de over tuiging, dat beiden inderdaad Soefi's waren of ten minste de Soefi-beweging zeer na stonden. J. K. BREDERODE. Eenige cijfers in verband met de rede van Dr. Colijn In de rede, welke Dr. Colijn deze week in Amster dam hield, gebruikte hij een aantal statistische cij fers, die wel de moeite waard zijn, eens afzonderlijk te vermelden en er enkele beschouwingen aan vast te knoopen. Hoewel men bij dat laatste buitenge woon voorzichtig moet zijn, zooals onze minister president zeer terecht opmerkte, wijl ze natuurlijk het resultaat zijn van de talrijke autarkische en steunmaatregelen, waar onze tegenwoordige maat schappij zoo rijk aan is. Waar deze in de verschil lende landen overal anders zijn, doet men er goed aan er niet te veel leering uit te willen trekken. Uit de bedoelde gegevens dan laat zich het vol gende lijstje samenstellen. Nemen we de productie in het jaar 1913 aan als te hebben bedragen 100, dan vinden we voor de jaren 1928 en 1934 de vol gende: 1913 1928 1934- Wereldproductie 100 137 127 Europa, zonder Rusland 100 116 103 Nederland 100 163 116 Duitschland 100 104 90 Groot-Brittannië 100 93 95 België 100 135 90 Frankrijk 100 129 99 U.S.A. 100 15.9 113 Rusland 100 143 357 Japan 100 270 405 Merkwaardig zijn hierbij de cijfers omtrent Japan en Rusland. Immers, terwijl overal sedert 1928 de productie is gedaald of in het gunstigste geval onge veer is gelijk gebleven, hebben de beide genoemde landen ze. alle malaise ten spijt, nog belanrijk weten uit te breiden. Hierbij dient natuurlijk niet uit het oog te worden verloren, dat in 1913 verschillende industrieën nog geheel in hun kinderschoenen stonden, dat er soms van eenige nijverheid zelfs niet of nauwelijks spra ke was. Een vergelijking van sommige cijfers met die van Engeland kan ons hier veel leeren. Zoo b.v. het aantal der katoenspinstoelen. Dit bedroeg (in 1000-tallen) 1913 1928 Engeland 55.600 57.100 Rusland 7.700 7.300 Japan 2.300 6.300 Bij de mechanische katoen weefstoelen vinden we iels dergelijks. De cijfers (weer in duizendtallen) luiden: 1913 1928 Engeland 805 740 Rusland 213 159 Japan 21 82 Van ruwe zijde was Japan altijd de grootste leve rancier ter wereld. 1913 1928 Wereldproductie (in 1000 Kg.) 27.300 44.900 Daarvan Japan 12.100 28.700 Ook de productie van kunstzijde is er belangrijk. Hier echter is iedere productie-toename winst, want voor 1913 vinden we voor Japan nog in 't geheel geen vermeld. De opgave is wederom in 1000 K.G. Engeland Japan 1913 1928 5.200 22.200 15.800 Voor wat een artikel als steenkool betreft, is een land natuurlijk ten eenen male gebonden aan de beschikbare hoeveelheden, die in Japan niet bijzon der groot zijn. Terwijl we de zeker aanwezige hoe veelheden in Engeland getaxeerd vinden op 141.500 millioen ton, luidt dit cijfer omtrent Japan en Korea samen slechts 900 millioen ton. De productie was: (in 1000 tons) 1913 1928 Engeland 292:000 210.000 Japan 24.100 34.000 Voor Rusland wordt de totale rijkdom aan steen- en bruinkool geschat op 410.000 millioen ton, terwijl de productie aan deze beide delfstoffen tezamen be droeg (in 1000 tons): 1913 1928 38.000 35.000 Ook petroleum komt in Japan niet in groote hoe veelheden voor. De productiecijfers in 1000 tons be dragen: 1913 1928 Engeland Rusland 9.200 11.900 Japan 270 255 Een derde belangrijke krachtbron wordt gevormd door de waterkracht, waaromtrent voor het jaar 1926 de volgende globale cijfers (in 1000 P.K.) golden: totaal in aanwezig exploitatie 850 250 8.400 275 4.500 1750 Engeland Rusland Japan Ten aanzien van wereldproductie als ijzer en staal is de vooruitgang van Japan ook buitengewoon groot, al blijft deze ook nog ver achter bij de oude productielanden, waartoe naast Engeland in de eer ste plaats de Vereenigde Staten en Duitschland moe ten worden gerekend. In 1000 tons krijgen we het volgende beeld: Ruw ijzer 1913 1928 Wereldproductie 79.300 88.800 U.S.A. 31.500 38.800 Duitschland 19.300 11.800 Engeland 10.400 6.700 Rusland 4.600 3.300 Japan 240 1.100 Eindproducten van walswerken (in 1000 tons) 1913 1928 U.S.A. 25.200 38.300 Duitschland 13.800 10.600 Engeland 7.000 7.600 Rusland 1.400 3.400 Japan 1.600 Zoo zieu we, dat de reusachtige vooruitgang van de industrie voor een goed deel mogelijk is geweest, wijl er vroeger in vele opzichten nog nauwelijks sprake van een nijverheid was. En niettegenstaande zo stel lig de afmetingen van onze West-Europeesclie indus trie nog bij lange niet evenaart is ze toch lastig genoeg. Met haar goedkoope loonen kan ze uiterst concurreerend zijn en zoo knabbelt zo overal aan het afzetgebied der Europeesche artikelen. Keeren we nog eens terug tot de cijfers van Dr. Colijn. dan is daaruit duidelijk te zien, hoe onze Nederlandsche industrie zich in 1928 betrekkelijk veel sneller had ontwikkeld dan die der andere Europee sche landen. Voor een groot deel komt dit natuur lijk on rekening van veeteelt, land- en tuinbouw en de achteruitgang moet. stellig niet in de laatste plaats worden ge weten aan de steeds toenemen do internationale afzondering, die in de jaren na 1928 'JVu stecRts CUleea de ptijs Wiandextf De prijs van Akker s Abdijsiroop, met de vanouds bekende geneeskracht, is zóó ver laagd, dal elkeen Abdijsiroop kan koopen. Niets behoeft U dus te weerhouden Abdij siroop te gebruiken bij verkoudheid, griep, hoest, benauwdheid, bronchitis, asthma. Than. 65 Ct. I i 1.05 I l 1.75 I f 3.- voor3 dagen 6 dagen I 12 dagen 24 dagen De groote ilacons zijn voordeeliger in 't gebruik I eerst recht begon in te zetten. Ook in 1934 blijft Ne derland met een productiecijfer van 116 voor wat Europa betreft, nog een betrekkelijk goed figuur slaan. Om andere redenen echter moet dit ook noo- dig zoo zijn. Want in geen der andere genoemde lan den is de bevolking gedurende de laatste 20 jaren zoo snel toegenomen als juist bij ons. Stellen we de bevolking in 1910 100, dan vinden we voor 1930 de volgende cijfers: Nederland Duitschland Engeland België Frankrijk" 134 111 111 106 100 Wel is dus vergeleken bij 1913 onze productie altijd nog 16 pet. toegenomen, het aantal van degenen, die hun portie daaruit, opvorderen is gestegen met onge veer 34 pet. Zoodat dus onherroepelijk ieders aan deel kleiner moet zijn. En mèt die productievermeer dering is de doorsnee-Hollander er altijd nog niet zoo goed aan toe als de doorsnee-Franschman, waar de productie met 99 wel 1 pet. is afgenomen, maar waar het aantal inwoners gelijk bleef. Verkeersongeluk bij Yentsi. 10 dooden, verscheidene gewonden. Mookrlen: Bij Yentsi op het traject Moekden- Dairen hoeft een personentrein een geheel bezette autobus aangereden. Tien Mandsjoerijsche arbeider# zijn gedood, verscheidene anderen gewond. De auto werd geheel vernield. Krachtige aardschokken in Zwitserland, Constanz: Donderdag zijn in het gebied van het Bodenmeer en hoofdzakelijk in Constanz en Sin- gen, benevens aan het geheelen Benedenmeer aard schokken waargenomen. De eerste schok geschiedde in Constanz om 10.15 en werd binnen een half uur door nog drie schokken gevolgd. Deze schokken wa ren echter van lichten aard, doch werden op 13.39 gevolgd door een krachtigen schok, die verscheidene seconden aanhield en die gepaard ging met een sterk onderaardsch gerommel. In de huizen wankelden ver schillende voorwerpen. Voor zoover tot dusverre ech ter bekend is, werd geen materieele schade aange richt. De laatste aardschok werd ook in Freiburg in Duitschland waargenomen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 5