Klimaat-praat. Jansen weet het beter... DE AVONTUREN VAN PROFJE EN STRUISJE Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 9 Maart 1935. No. 9675. ZATERDAGAVONDSCHETS door SIROLF. (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden). IA", al heb ik nu een alledaag- sche naam wat nog zoo slecht niet is. Want ik ken iemand ,die heeft een heel origi- neele naam. Hij heet Aap. Nou, uit de brand is ie dat wil nog niet zeggen, dat iedereen nu maar een loopje met me kan nemen en dat ik een tong heb van schapenleer, zooals men dat wel noemt. Ik ben wel een lam in den omgang, maar dat heeft nog niets met mijn tong te maken. Om kort te gaan, toen mijn vrouw me van de week een ossenlapje voor zette, dat in den mond een treffende gelijkenis ver toonde met ebbenhout, kon ik me niet weerhouden haar natuurlijk op uiterst vriendelijken toon te vragen, bij welke meubelmaker ze dit ossenlapje had laten beeldhou wen. Ja, want dat is nu maar gek» heid. Men moet in den dagelijk- schen omgang tact gebruiken. En men kan de grievendste dingen zeggen op een wijze, die toch niet krenkend is of pijnlijk. Mijn vrouw scheen het grapje evenwel niet te kunnen verdragen en zei pardoes: Je hatelijkheden kun je wel voor je houden. Het is het beste vleesch van die fijne zaak van Meier, naast den brandstoffenhandel! Dacht ik het niet?, aldus zette ik het grapje nog even voort, terwijl ik probeerde mijn geheel ontwricht kunstgebit weer in model te krijgen, „Ze hebben zich natuurlijk vergist, ze hebben je een portie talhout gestuurd. Dat je zooiets niet merkt met bakken, dat be grijp ik niet!" Mijn vrouw wierp eenige booze blikken en een deksel van e«n dekschaal naar me, barstte in tra nen uit ik had gebukt, en hei deksel viel in gruzelementen op den vloer en jammerde: Jij hebt altijd wat aan te merken. Koop jij het vleesch dan zelf, als ik het niet goed doe! Goed, zei ik, dat zal ik doen! Het is niet om jou te vernederen, of om me zelf te verhoovaardigen, maar niet voor niemandal zegt iedereen bij mij op kantoor: Jansen weet het beter! Ik ben nu eenmaal scherpzinnig, dat is me aangebo- ren. Ik kan niet helpen, dat ik iets imponeerends over me heb. En claarom zal ik je eens laten zien, wat tact en optreden bij een slager kunnen uitwerken! Er werd verder niet over gespro ken. Mijn vrouw at met overdre ven gemak haar portie talhout op. Doch ik liet het mijne verder on aangeroerd liggen en vergenoegde me alleen met de kleine, snedige opmerking: Bewaar dit maar vooi morgen. Waarom?' vroeg mijn vrouw. Om de kachel aan te maken!, zei ik. Den volgenden dag liep ik even den slagerswinkel van Bullebak binnen. De slager, een overdreven groot en rood man, was bezig met een soort van strijdbijl op een lap vleesch te slaan, zoodat hij blijk baar niet eens hoorde, dat ik op mijn imponeerende manier tegen hem zei, terwijl ik geruststellend glimlachte: Zoo, beste vriend, mag ik een paar woorden met U? Ik liet hem minzaam even door gaan, doch toen begon het me toch te vervelen en ik trok hem op een manier, die geen tegenspraak duld de aan zijn mouw en zei op gebie denden toon: Slager! Hij keerde zich langzaam om en riep, terwijl hij op een hatelijke manier tegen een inmiddels bin nengekomen vrouw lachte: „Ik zou zoo zeggen, dat er toch duide lijk aan- het raam staat: Aan de deur wordt niet gekocht! Maar je heb altijd van die zwervers die net doen of ze niks zien en die je een verhaal op komen hangen van zes jaar werkloos en acht bloeien van kinderen en in vier dagen niks gegeten, ik ken datl Maar aat je weg komt, of ik roep de politie! Ik kom om vleesch te koopen, zei ik waardig. Afsnijsels en versche waar ver koop ik niet!, bulderde die vent. Ik wensch geen afsnijsels, zei ik, Dat wil zeggen, ik wil natuurlijk ook geen heele koe. Natuurlijk zal U iets af moeten snijden. Hm, wat ik zeggen wil, heeft U ook heel mager en heel malsch licht door regen blinde vinken van nuchtere varkenskalveren? Iedere andere slager zou natuur lijk geïmponeerd zijn door zulk een uitzonderlijke kennis van zaken. Maar deze bruut zwaaide op een gevaarlijke en onverantwoordelijke wijze met zijn hakmes en beet me toe: Als je mij soms voor de gek wil houden, akelig mager konijn dat je bent, dan zal ik je Slager, zei ik streng, Is dat ernst of is dat een grapje!? Bloedige ernst!, riep hij uit. Dan is het goed, hernam ik waar dig. Want op dat punt versta ik geen grapjes. En geef me nu maar een biefstukje van een ons of an derhalf! Maar malsch, anders Ik zal U een kalfsbiefstukje ge ven van een eigen gemest kalf, zei de slager, en ik meende iets sar castisch in zijn stem te hooren, doch ik ontgaf het mij. Met opge- Horizontaal: 1. Tropische vrucht 5. Arabisch stamhoofd 7. Op zekeren dag 10. Mijt 11. Deel van een schip 12. Klein zeilvaartuig 13. Schoenmakerswerktuig li. Gard 16. Lichaamsdeel 18. Meubel 20. Zeezwaluw 24. Stad in Drente 27. Lichaamsdeel 28. Grond om een hoeve 2.9. Weg 30. Waterafvoerbuis 32. Grijs eekhoornbont 34. Verbrandingsproduct 35. Bevoorrechte stand 3G. Vulkaan V erticaal: 1. Aanw. voornaamwoord 2. Erker 3. Plaafsje in Drente 4. Delfstof richten hoofde verliet ik den win kel, na den slager eerst bestraffend doch ook triomfantelijk ik had hem immers getemd en hem mijn superioriteit getoond te hebben toegeknikt Hoewel ik bij de deur uitgleed over een stukje spek of zeen, dat op den grond was geval len, en ik mij slechts staande kon houden door in een bak met vet te grijpen was ik toch overtuigd van mijn zegepraal en zelfbewust legde ik het biefstukje voor mijn vrouw thuis neer die weliswaar eenige ongepaste opmerkingen maakte over vreemde luchtjes en vleesch van verdronken karrepaarden, 5. Engelsche kostschool 6. Drank 8. Ader van een blad 9. Water in Zeeland 12. Japansch eiland 15. Soort hert 17. Achting, hulde 19. Indien 21. Tabbaard 22. Grieksche god 23. Belgische rivier *24. Resten, rommel 25. Bout, wig 26. Eng. titel voor graaf 31. Uitroep 33. Meisjesnaam Oplossing van de vorige week. Horizontaal: 1. Costa Rica; 7. Aaien; 8. Eems; 10. Mars; 12. Band; 13. Padi; 14. Udcn; 17. Sene; 19. Debat; 20. Geelzucht. Verticaal: 1. Cherbourg; 2 Sam; 3. Tas; 4. Rem; 5. Ina; 6. Abstinent 9. Eland; 11. Reden; 15. Ede; 16. Nel; 17. Sau; 18. Etc. doch overigens met belangstelling mijn onnavolgbare wijze van bief- stukbakken gadesloeg. Het kan wezen, dat ik het een beetje al te grondig heb willen doen. Hoe dan ook, het biefstukje was een beetje taai. En misschien ook een beetje hard. Wellicht een weinig aangebrand. Doch overi gens was het voortreffelijk. En het was overdreven, dat mijn vrouw er zóó hard in prikte, dat de vork krom boog en ze weigerde het op te eten. Ik slaagde erin, er iets van af te schrapen. En hoewel afge schraapte biefstukpoeder nu niet zoo bijzonder lekker is, liet ik na tuurlijk niets merken, doch deed of ik er heerlijk van smulde, ter wijl ik ongemerkt het biefstukje zelf op den grond liet glijden, in de overtuiging, dat Caro, onze hond, die altijd onder tafel zit bij het eten, het wel zou laten verdwijnen. Caro vluchtte echter onder tafel weg, terwijl hij jankend een poot optrok. Het biefstukje was blijk baar op zijn poot gevallen, fk veinsde niets te merken, doch mijn vrouw zei schamper: Gooi niet zoo met die kostelijke boel. Ik bewaar dat voor morgen! Waarvoor?, vroeg ik nieuwsgie rig. Om de kachel aan te maken, zei zij. HUMOR Op de gemeenteraadsvergadering deelde de secretaris mede, dat hij voor de typiste een aantal nieuwe linten .n<?odig had. Onmiddellijk' protesteerde een lid van den raad tegen' een 'degelijke verkwisting. „Het is een heel aardig meisje", zei hij, „maar ik zie niet in, dat de belastingbetalers moeten bloeden om aan die modegril te voldoen. Dan moet de typiste maar geen linten in het haar dragen!" O, Henry, wat zie jij er van avond mal uit! Ja, schat, ik probeer mijn snor te laten groeien! Ik ben erg be nieuwd wat voor kleur hij zal hebben, als hij er eenmaal is. Wel, zeide zij, terwijl ze nauwlettend zijn bovenlip bekeek. Als ik de snelheid naga, waarmee hij groeit, dan zou ik zeggen: grijs! Klein meisje: Ik vind jou veel mooier dan je vader! Klein jochie (zoontje van auto mobielhandelaar): Natuurlijk, ik ben ook een veel nieuwer model! Gure buien, wind en regen, Storm en hagel, natte sneeuw Doen vaak een verwoeden aanval Op den Nederlandschen leeuw. Gierend fluit het langs de daken, Wolken stormen langs de lucht, En het weerbericht luidt somber, Onheilspellend en geducht! Heel de vaderlandsche luchtdruk Blijkt geregeld van de been, Ja, eens stond de barometer Zelfs op zeven na half één! En we zaten af te wachten, Wat er wel gebéuren kon Maar juist toén scheen, v.ol van glorie, Onze Nederlandsche zon! Zelfs de Bilt stond dwaas te kijken, Dat zegt, dunkt me, nog al iets! Men verwachtte een orkaantje, Maar er kwam voorloopig niets! En we klaagden, als gewoonlijk, Over 't Hollandsche klimaat, Dat ons in dit kikkerlandje Nooit iets goeds te wachten staal! 't Is hier veel te wisselvallig, Zonder lijn en ondergrond, Altijd eens per jaar verkouden, „Noemt U dót nu maar gezond!!- Maar we zijn toch iets vergeten, Van een ónder jaargetij, Iets van bosschen, bloemen, vogels, Zomerlucht en zonnehei! Want wanneer we straks weer zingend Door de stille lanen gaan, Ep de.blank,?.^lo^Qmtoomeji, In de zon te prijken staan, Als de rankgebouwde kano Langs het vloeiend zilver schiet, Ruil ik tóch mijn kikkerlandje Voor de mooiste landen niet!! Maart 1935. KROES. (Nadruk verboden). WETENSWAARDIGHEDEN. Is het. U bekend: d at de hakken die wij onder onze schoenen dragen, feitelijk van Per- zischen oorsprong zijn? dat men ze in Perzië oorspronke lijk onder sandalen maakte, om te voorkomen dat men direct met den voet met het heete zand ln aan raking zoir komen? dat men brandende benzine nooit met water moet blussclien, doch met zand? 223. Op de loopplank, achter Profje aan, moest Struisje telkens omkijken naar zijn schreiend kind, dat met een zwak vleugeltje naar hem stond te zwaaien. En al omkijkend zag hij de plank niet meer, en o wee, daar opeens stapte hij er naast en rolde in het water. Maar ofschoon hij er ere van schrok, waï het voor hem niet zoo erg, als het voor Profje geweest zou zijn. 224. Zoodra hij aan de oppervlakte was sprong hij omhoog en sloeg zijn vleugels uit. De rest van den weg legde hij ver volgens vliegende af, en zoo was hij nog eerder aan wal dan Profje en de kapi tein, die nog in het water stonden te tu ren. De kapitein had al direct een touw uitgegooid. En zoo grappig vond Struis- je dat, dat hij alras zijn tranen droogae en weer pleizier in den nieuwen tocht kreeg, want Struizcn zien graag wat van de wereld. 225. Toen ze den heelen dag geloopen hadden, moest er een onderkomen voor den nacht worden gezocht. De kapitein wist echter een plaats waar een herberg stond, zoodat ze voor dezen nacht nog geen gebruik van de tenten behoefden te maken. En jawel, juist toen het donker begon te worden, stonden ze voor een groot huis, geheel stevig van hout opge trokken. Het licht brandde al en het scheen vroolijk naar buiten. Profje was erg moe en was blij, dat hij voor dien nacht in een bed zou mogen slapen. 221. Toen ze eindelijk het schip verlie ten werden allen toegerust voor een groote tocht, want het kon wel eens heel lang duren voor ze het schip zou den weerzien, en er moest voor mond voorraad gezorgd worden. Ook werden tenten meegenomen en dekens, potten, pannen, extra kleeren en voor de gezel ligheid Profjes gramofoontje met de platen. Daarvoor moest Struisje zorgen. 222. Er was nu eerst een heel droevig afscheid, want het Struisenjong was nog altijd niet groot genoeg om mee te kun nen gaan en Struisje moest het ook dit maal achterlaten. Hij kon haast niet weggaan en er werden heel wat tranen geschreid. Maar Struisje was nog altijd van meening, dat Profje hem harder noodig had en hij besloot deze keer nog het kleine Struisje achter te laten in de hoede van den man, die op het schip zou passen en die beloofd had goed op het kleine Struisje te letten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 19