VAN DIT EN YAN DAT EN YAN ALLES WAT 0, o, die Juffrouw Pieterse toch Kruiswoordraadsel. DE AVONTUREN VAN PROFJE EN STRUISJE Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 23 Maart 1935. No. 9685. ZATERDAGAVOND SCHETS Lotgevallen uit haar leven, naverteld door SIROLF. (Nadrulc verboden alle rechten voorbehouden). LET U maar niet op mij, me neer, ik ben een beetje uit me humeur .Waarom? Ach, wat doet het er toe. Maar affijn, omdat U zoo aanhoud, wil ik het 17 wel vertclle. Ziet U die foto daar aan de wand? Dat ben ik. Fijn portretje wpl, vinnu niet? Tja,1 1k mag er wel wezen, al zeg ik het xelf. Die heb ik voor een jaar of tien laten maken. Dat kwam zoo. Tk liep door de Kalverstraat en toen stond daar zoo'n meneer, in een generaalsuniform voor een fo towinkel. Ik denk dat het de di recteur van de zaak was en hij riep maar: Twaalf foto's voor een kwartje, met een groote foto ca deau! Nou, dacht ik, daar zou nog eens over te praten zijn. Ik ging naar hem toe en vroeg hem *oo het een en ander. Ik begon er hoe langer hoe meer voor te voe len, en nadat ik hem zoo oen half uurtje had laten smoezen, zei ik eindelijk: maar zal de foto werke lijk mooi worden? Toen zeit die vent: O, vast en zeker, mensch, je zal jezelf niet eens herkennenl Nou, ik liet die foto maken. En nu heeft ie daar tien jaar an de wand gehangen. En nou daarstraks kijk ik er toevallig weer naar en toen kwam me die heele geschie denis weer in me gedachten en toen ging me opeens een lichtje op en toen snapte ik opeens, wat die vent eigenlijk bedoelde! Nou, dan kan U ook wel begrijpen, dat ik me daar straks regelrecht- in me ponteneur getast voelde, door zoo'n doodgewone kiekkiesmakert! En als die zaak al niet tien jaar gele den failliet was gegaan, dan ging Ik er nu nog naar toe om die vent *ns even te vertellen, wat ik van denk!" Je zal je zelf niet eens herkennen „Zoo'n mispunt, zou je 'm niet?! Ach meneer, als je zooveel heb meegemaakt als ik, dan weet je ook wel, dat er maar heel weinier menschen zijn, die te vertrouwen zijn. Als ik nog aan die geschiede nis met me zuster denk. Mo zuster had kennis aan een persoon. Het was wel een aardige vent en had allerlei smoesjes an ze lijf. Affijn, ik mocht 'm wel lijden en me zus ter was echt verkikkerd op hem. Ze hadden ernstige trouwplannen. Toen hoor ik heel toevallig van ie mand, die die persoon weer goed kende, dat hij in de doos had geze ten, vijf jaar, vanwege een kwestie met het gerecht over een brand- kassie, dat opengepeuterd was. Nou, ik direct naar me zuster toe. Meid zeg ik, weet je wel wat die verloofde van jou voor een indivi du is? Weet je wel, dat ie vijf jaar gezeten heeft? Nou, me zuster wier wit van woede: wat een fal saris!, riep ze, wat een falsaris! En tegen mij heeft ie gezegd' dat het maar vier jaar was! De bedrie ger! Je ken tegenwoordig geen mensch meer vertrouwen!" Nou, affijn, er is van dat huwe lijk door die heele geschiedenis niks gekomen. In dat opzicht is me zuster net als ik. We zijn stipt eer lijk. Van leugentjes moeten we niks hebben. Eerlijk duurt, het langst zeg ik maar altijd. Natuur lijk, een mensch kan zich vergis sen. Daar benne we mensche voor. Maar als ik me vergis, dan zeg ik het ook eerlijk. Vraag U maar hij de kruidenier hier op het hoekie. Ik laat laatst de kleine meid van heneden een paar boodschappe doen bij 'm. Nou, en toen dacht ik toch echt, dat die vent me gemeen voor den gek had gehouden. Want ze hadden een reuzereclame ge maakt met een nieuw soort groene zeep voor de wasch. Nou, ik dee me schort af en ik nam dat pnkkie op en ging ermee naar de kruide nier en patste het pal onder ze neus op de toonbank en ik zei zoo tegen hem: „Zoo, dat maakt de vuilste wasch lelieblank, hè? Dat maakt „een feest van Uw wasch- dag", hè? Ik moet me vooral niet vermoeien met wasschen en schrob ben, nietwaar, „laat de zeep Uw wasch doen?!", is het niet zoo? Leelijke praatjesmakers dat jullie zijn, kruideniers-van-niks, rommel verkoopen jullie, rommel! Ik heb nog nooit zulke slechte zeep ge zien!" Nou, die kruidenier werd eerst, wel een beetje wit om zijn neus, want er stonden nog meer men schen in de winkel. Hij maakte zenuwachtig het paldcie open en toen zeit ie zuurzoet.: „Purdon, met Uws purmissie, dame, maai* dat is de zeep niet. De kleine meid van de buren heb gisteren voor U een pond boter en een pond groene zeep gehaald. Nou, en as U het precies weten wil, dit is de boter!" Nou, zei ik, dan heb ik natuurlijk niks gezegd, maar dan heb ik toch ge lijk gehad. Ja, niet tegen U, maar tegen me man. Ja, ik zei gister avond bij het eten we hadden fijne osselappies in de boter' ge- bakke ik zei maar aldoor, wat smaakt dat vleesch toch raar! En me man beweerde maar aldoor, dat het an mij lag! Maar na het eten zat ie aldoor te schuimbek ken! Tja, meneer, een mensch maakt wat mee. Op een keer, toen me eerste man zaliger pas overleje was, stond er een advertentie in de krant voor een hulp in de huishou ding. Het loon was drie gulden in de week, met volle kost en Inwo ning. Nou, veel was het niet, maar ik dacht beter wat dan heelemaal niks. Het was bij een ouwe dame, die erg precies was, naar ze zei. Ik vroeg wat ik zoo al doen moest. Wel, zei ze, in de eerste plaats het ruwe werk, de straat schrobben, ramen en kozijnen lappen, alle schoenen poetsen ze hield een pension, die ouwe dame en de messen slijpen, elke dag alle ka- Horizontaal: Wetenschap, beschrijving van goden, mythische figuren cn Chr. heiligen Zot Wees gegroet Opera te Milaan Bid Bergplaats Strijdpaard Plaats in de Belgische provin cie Namen Duitsch rijkspresident Politieke partij in Duitschland Vleugel Dicht Ijzerhoudende aarde Joodsche meisjesnaam Suf, saai Nederlandsch eiland Aanw. voornaamwoord R.K. loflied Verticaal: 1. Naam van pausen 2. Italiaansch eiland 3. Voorstad van Lausanne 4. Duitsche schrijver en dichter 5. Elpenbeen 6. Deel v. h. Ned. Parlement 11. Positieve electrode 13. Voorschrift 15. Tijdrekening 17. Kinderspeelgoed 19. Variëteit 20. Dans 21. Godsdienstig 22. Staatsmonopolie Oplossing van do vorige week. Horizontaal 2. Eudemus; 7. Alarm; 10. Snoek; 13. Lima; 15. Ibis; 16. Gerst; 19. Velours; 21. Biela; 23. Lago; 25. Aras; 28. Adolf; 30. Atout; 31. Tamboer. Verticaal: 1. Aval; 2. Edam; 3. Dam; 4. Mos; 5. Snob; 6. Laks; 8. Lip; 9. Ragebol; 11. Nitraat; 12. Eik; 14. Kroes; 17. Eli; 18. Sul; 20. Bad; 22. Sau; 23. Larf; 24. Gort; 26. Roer; 27. Stal; 29. Fem; 30. Aha mers uitruimen en een groote beurt geven, de vloeren dweilen, bood schappen doen, de heele wasch in huis, van alle twaalf pensiongas ten, nou en dan verder aardappe len schillen, alle groenten schoon maken, koken, afwasschen. Zoo, zei ik, en wat moet ik nog meer doen? Nou, zei die oude dame, dan moet je de hond vier keer per dag uitlaten, de kat verzorgen, de hond eens in de week wasschen en bor stelen, verder tafeldienen, verstel- naaien, de meubels wrijven, als er hier of daar eens een handje ge holpen moet. worden dan natuur lijk even helpen, verder de vorken en lepels poetsen, de kleeden klop pen en zoo meer. Zoo, zei ik, en is er nog meer? Nu ja, zei die oude dame, in je vrije tijd kun ie dan nog wel Toen viel ik haar in de rede en ik zei natuurlijk in het nette juffrouw, zei ik, dat zal Ik U eens gauw vertellen: Ik kan saxofoon spelen en pianostemmen, menschen uit het water halen en auto's repareeren, ik kan menschen uit een brandend huis redden, van de Westertoren springen en uit 'n vliegmachine koppeltje duikelenl U ken mij zeker nog niet: mijn naam is Jan van Schaffelaar! HET NIEZEN. Talloozen onzer hebben weer ken nis gemaakt met de griep, of wel wij zijn verkouden geweest, de een meer dan de ander. Het ermee ge paard gaande „niezen" heeft reeds in oude tijden een onderwerp van gedachtenwisseling uitgemaakt. Men scheen er toen reeds evenveel last van te hebben als thans! Reeds leerde b.v. Aristoteles, dat er drie deelen van het menschelijk li chaam aan het niezen deelnamen: het hoofd, de boret en de buik. Bij menschen, honden, katten en paar den heeft het niezen alleen plaats. Want bezwaarlijk kan men die lieden toch gelijk willen geven, die het kraaien van een haan voor nie zen willen laten doorgaan. Ten tijde van Alexander den Groote was het reeds gewoonte, iemand die nieste, een „wel beko me het u", of „God zegene u!" toe te wenschen. Om alle ongeluk af te weren, werden deze wenschen uitgesproken, daar de ouden uit het niezen een aantal voorspellin gen afleidden. Volgens het oordeel van Galerius was het niezen een bewijs van ge zonde hersenen. De oude volken hielden het niezen op den middag voor een goed, doch dat in den morgenstond voor een kwaad tee- HUMOR. Een schoolopziener ergens in de binnenlanden van Zuid-Afrika noo digde de jongens van de hoogste klas uit met hem in een plas te gaan zwemmen. Met verheugde en hoopvolle gezichten, keken de Jon gens toe, hoe de schoolopziener zich uitkleedde. Ze juichten uitge laten, toen hij zich in het water begaf. Maar de jongens zelf ble ven op den kant staan. Na een half uur kwam de schoolopziener eruit en zei: „Jullie durfden zeker niet goed met een schoolopziener zoo maar te gaan zwemmen, hè?" „O, nee, dé,t was het niet," zel den de jongens, „maar gisteren za gen we nog drie vette krokodillen hier in deze plas!" Onderwijzer: Kareltj'e, vertel jij eens wat onzin is. Kareltje: Een olifant die boven een afgrond hangt, met zijn staart aan een madeliefje gebonden, d&t is onzin! Uitgever tot schrijver: U moei zóó schrijven, dat zelfs de stomste ezel begrijpen kan, wat U bedoelt. Schrijver: O, welk deel van mijn verhaal begrijpt U dan niet? k9n. Hij, die des morgens niesde, was bevreesd, dat alles wat hij dien dag zou ondernemen ver keerd, zoo niet slecht, zou uitval len. Het behoorde niet tot de zeld zaamheden, dat iemand, die des morgens niesde, weer naar bed ging, om het overige deel van den dag door den slaap, bij wijze van een nieuwen nacht, af te schelden van dat deel van den dag, waarin hij geniesd had. Zelfs geloofden zij, dat als iemand die aan den rech terhand stond, niesde, zijn offer den goden welgevallig was, en al wat hij vroeg, hetzij goed of kwaad, zou verkrijgen. Toen Xenophon het leger aansprak, was hij genood zaakt onder het spreken te niezen en het volk benoemde hem tot op perbevelhebber. Toen Hippius on der het niezen een tand verloor, volgde daar een groot ongeluk op. Als er iemand aan den rechter hand van Sokrates stond en nies de, dan ging deze wijsgeer met lust en vreugde aan den arbeid, want hij verkeerde dan in het vaste ge loof, dat hem alles zou gelukken. Maar kwam het niezen van de lin kerzijde, dan hield hij het voor een kwaad teeken, werd mismoedig en voerde den geheel en dag niets uit 231. Het was nu nacht geworden en de mannen gingen langzamerhand allen naar hun huizen. De mannen van het schip geeuwden en hadden veel zin om naar bed te gaan, maar ze durfden er niet over spreken, zoolang Prof Je nog bleef zitten. En Profje zat met de hand voor de oogen aan zijn tafeltje en scheen diep over iets na te denken. Toen op eens haalde hij diep en snurkend adem en de kapitein, die hem gezelschap hield, merkte dat Profje sliep. 232. Daarom gaf hij de mannen verlof naar bed te gaan, maar eerst moesten' ze Profje met stoel en al naar boven dra gen en heel voorzichtig, want hij mocht er niet wakker van worden. En z6o ge beurde. Struisje, die boven alles 11 orde had gemaakt, want niemand wjst zoo precies hoe zijn meester het heb* en wou, ging met de blaker, waarin een bran dende kaars zat, voorop. En v jetje voor voetje volgden toen twee mannen met de stoel. 9 233. Voorzichtig legden ze hem op bed en verdwenen, de rest aan Struisje over latende. Struisje keek de zaak eens aan. Profje uitkleeden, had hij nog nooit gedaan, maar zijn schoenen uitdoen, dat zou wel gaan. Voor deze keer moest Profje dan maar eens met kleeren aan naar bed. 34. Struisje trok netjes de dekens over 'rofje, zette de schoenen voor de deur n ging op het kleedje voor de deur lig gen, want in dit vreemd» land wilde hij zijn meester niet alleen laten. Na enkele nogenblikken sliep ook hij in en droom de van zijn jong en van een heerlijk warm land, waar allemaal Struisen woonden en hij gansche lange da- g»n bij Mjn kind kon blijven. 235. Toen het licht werd kwam Profje verbaasd overeind. Hoe was hij hier gekomen? En nog wel met al zijn klee ren aan. Struisje, die door Profjes kre ten van verbazing wakker was geworden, lichtte hen in. Hij trok de gordijnen open en zag dat het prachtig weer was. Bui ten waren de mannen al bezig met in pakken. De kapitein stond tusschen hen in.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 22