Feestvreugde in het Perzische Rijk»
Economische Kroniek
Zaterdag 30 Maart 1S35.
SCHAGER COURANT.
Zesde Blad. No. 9690
Een schitterend gevierde
verjaardag.
HERNIEUWDE WEDLOOP.
Amerika geeft 38 millioen
voor marine.
MELKWAGEN DOOR DEN TREIN
VERSPLINTERD.
i)E THERMOMETER VAN DUIZENDEN METERS
HOOGTE. WAT HET WOORD „MORGEN"
BEDUIDT. FEESTEN. DE EERSTE
DAG DER LENTE OOK DE EERSTE
DAG VAN HET JAAR. DE DICH
TER OMAR DE TENTMAKER
EN ZIJN VERTALERS.
HET WERK VAN EEN
FRANSCH SCHRIJ-
VENDEN PERZI-
SCHEN LET
TERKUN
DIGE.
(Van onzen reizenden correspondent)4
TEHERAN. In Maart.
DE reusachtige thermometer aan de poorten der
stad, het Elboersgebergte, wijst reeds zachter
weder aan; eiken dag stijgt de sneeuwgrens
hooger en de voet van het gebergte is reeds volko
men sneeuwvrij. Voor mij is de tijd gekomen, dat ik
naar de kust van de Kaspische Zee zal trekken om
daar na maanden mijn ouden reismakker van drie
werelddeelen weder te ontmoeten en er een aantal
weken te leven tusschen mijn landgenooten, die er
bezig zijn aan den havenbouw van het dorp Deh-
now, dat een belangrijke handelsplaats zal worden.
Zoo heel gemakkelijk is het echter niet daarheen te
komen, want 'n geregelde verbinding bestaat er nog
niet tusschen de Perzische hoofdstad en de groote
binnenzee. Binnen 2 jaar zal dat ander zijn. Dan zal
men in enkele uren per trein de reis kunnen maken,
doch de spoorweg verkeert pas in vergevorderden
staat van aanleg. Nu is de eenige mogelijkheid nog
een automobieltocht over het machtige Elboersge
bergte, dat zich hoog tusschen Teheran en de kust
verheft. De kortste weg van Teheran naar Deh-now
bedraagt niet veel meer dan tweehonderd kilome
ter, maar deze kortste weg is voorloopig, dat wil
zeggen: totdat de sneeuw ió gesmolten, nog onbe
rijdbaar en op de groote hoogte, waartoe deze weg
stijgt, is het smelten van de sneeuw niet te verwach
ten voor het einde van April of het begin van Mei.
Om thans van Teheran naar Deh-now te komen,
moet men een grooten omweg maken, waardoor een
automobielreis van twee dagen noodig wordt. Hier-
ivoor een auto te huren wordt een zeer kostbare on
derneming. Ons eigen driewielig motorvoertuigje, de
motorfiets met zijspan, staat ergens in een garage,
verzegeld door de douane, die onze machine vier of
zes weken vóór onze verdere reis vrij zal geven en
van dit voertuigje met zijn avontuurlijk verleden
kan ik dus geen gebruik maken. De directeur van
de Nederlandsche Maatschappij voor Havenwerken,
die te Deh-now aan den arbeid is, heeft me beloofd,
dat ik met een der auto's dezer maatschappij den
tocht zal kunnen maken. Er is een nieuwe auto be
steld, die over zee naar Mohammerah is gekomen
en vandaar langs den weg op eigen- kracht Teheran
zal bereiken en met deze auto zal ik de reis naar
Deh-now ondernemen. De vraag is slechts wanneer
deze auto te Teheran kan worden verwacht. De le
verancier van den wagen beweert nu reeds veertien
dagen met ontroerende trouwhartigheid, dat de wa
gen onderweg is van Mohammerah, een reis van
toch niet veel meer dan twee dagen. Desgevraagd
verklaart de man telkenmale met volle overtuiging
dat de wagen er „morgen" zijn zal. In het geheele
posten heeft dit woord „morgen" een zeer bijzondere
beteekenis. Bijna twintig jaar geleden, gedurende
mijn eerste verblijf in Rusland, begon mijn merk
waardige ervaring met dit woord. De Russen zeg
gen „saftre", de Turken, „jarn", de Arabieren „boe-
kra", de Perzen „farda" en de woordenboeken ge
ven voor al deze woorden als vertaling het woord
„morgen", doch dit „morgen" is in de bedoelde ta
len de onbestemde tijdsbepaling, die ik ken.
Twee weken wacht ik nu reeds op dit veelbeloof-
ide „morgen". Geduld oefenen leert men in den
•Oriënt uitstekend. Het wachten had en heeft even-
Wel het voordeel, dat ik in de hoofdstad een reeks
feesten kon en kan medemaken. Ik heb het Perzi
sche volk leeren kennen aan den arbeid, ik kon het
nu ook eens waarnemen in feestvreugde. Enkele da
gen geleden was het de verjaardag van den sjah en
«inde dezer week valt het Perzische nieuwejaar.
De verjaardag van den sjah werd op werkelijk
schitterende wijze gevierd. Op twee achtereenvol
gende dagen werd een soort carnavalsoptocht ge
houden, die er zijn mocht. Niet minder dan veertig
praalwagens namen aan dezen optocht deel en deze
wagens waren zoodanig, dat ze ook, in een groote
Europeesche stad geen slecht figuur zouden hebben
gemaakt, 's Avonds waren de openbare gebouwen
met tienduizenden electrische lampjes tooverachtig
geillumineerd en twee avonden achtereen werd mid
den in de stad een prachtig en kostbaar vuurwerk
ontstoken. Vele tientallen duizenden waren op den
been. Door den minister van buitenlandsche zaken
en door het gemeentebestuur werden diners en bals
gegeven, maar het belangwekkendst waren voor mij
de versieringen van winkels en huizen. Met de een
voudigste middelen soms had men hierbij de aar-
Links en rechts een paar wagens
uit den optocht.
digste effecten bereikt. Op straat waren bloempotten
en met bloemen beladen tafeltjes nedergezet en tus
schen deze bloemen stonden vele groote petroleum
lampen, die 's avonds ontstoken werden. Hier en
daar waren heerlijke kristallen kronen met dozij
nen kaarsen buiten gehangen en overal hingen uit
vensters de prachtigste tapijten, echte, oude Perzi
sche kleeden met de diepe, rijke kleuren. Zulk een
versiering is alleen in den Oriënt mogelijk, want
zelfs de armsten hebben meestal nog een of meer van
zulke kleeden, die den trots van een Europeeschen
salon zouden kunnen uitmaken. Zooveel pracht en
rijkdom aan kostbare tapijten heb ik nog nimmer op
één dag onder de oogen gehad.
Opvallend was de houding van het publiek, van
de tientallen duizenden. Er heerschte feestvreugde,
zeer zeker, maar er werd niet geschreeuwd, niet ge
host. Ingetogen, rustig-genoegelijk was de houding
en het gedrag van de feestelijk gestemde massa, die
aan een Europeesche massa een lesje in beschaving
kon geven. Deze menschen verloochenen hun afkomst
niet. Niet alles is verloren gegaan uit den tijd, toen
het Perzische volk de drager was van de hoogste
cultuur.
Een week na den verjaardag van den sjah, op 22
Maart, valt het Perzische nieuwjaarsfeest, dus op
den eersten dag der lente. Deze Perzische tijdsver-
deeling, waarbij de eerste dag van het jaar is de
eerste dag van de lente, is ontsproten uit het hoofd
van een dichter, die tegelijk een groot geleerde en
wijsgeer was, van Omar Chajam, Omar den Tent
maker, die ruim achthonderd jaar geleden leefde.
Het Perzische volk met zijn bloemrijke taal heeft
vele groote dichters gehad, maar hun werk moet
voor de Europeanen grootendeels een gesloten boek
blijven. Hét lezen van gedichten in een vreemde taal
vereischt een buitengewone en diepe kennis van die
taal. Dichters drukken zich immers dikwijls uit in
minder gebruikelijke woorden, dus moet de lezer van
dichtwerken beschikken over een grooten woorden
schat, maar bovendien moet hij ook de ziel en de
muziek van een taal begrijpen om de in die taal
geschreven poëzie voldoende te kunnen waardeeren.
Heel weinig Europeanen kennen genoeg Perzisch om
de schoonheid der Perzische dichtkunst te onder
gaan en de anderen zijn gedwongen hun toevlucht
tot vertalingen te nemen. Vertalingen zijn echter
heel vaak onnauwkeurig en benaderen zelfs in de
gunstige gevallen het oorspronkelijke slechts van
verre. Een vertaling van Firdoesi's heldendicht van
zestigduizend verzen zal over het algemeen dan ook
weinig voldoening aan den lezer geven. Omar Cha-
jams dichtwerken zijn evenwel veel toegankelijker,
omdat hij geschreven heeft heel korte gedichten,
die door verschillende vertalers in het Fransch, het
Duitsch en het Engelsch zijn nagedicht. Omar Cha
jam, Omar de Tentmaker, heeft zijn poëzie geschre
ven in „rubajat" vierregelige verzen, die ieder op
zichzelf een compleet geheel vormen. De „rubai"
heeft drie op elkander rijmende regels, de eerste,
de tweede en de vierde, terwijl de derde rijmloos is.
De beroemdste Engelsche vertaling is die van Ed-
ward Fitzgerald, die met zijn vertaling een grooten
naam maakte. Kort geleden vond ik evenwel in een
Engelsch weekblad een artikel van een Perzisch
schrijver, die op deze Engelsche vertaling een eigen
aardige critiek uitoefende. De Pers beweerde, dat
deze vertaling van Edward Fitzgerald volstrekt geen
vertaling is. De Engelschman heeft eigen gedichten
geschreven, min of meer in den geest van Omar
Chajam, zonder zich aan het oorspronkelijke te
houden. De Pers moest toegeven, dat de gedichten
van den Engelschman zeer schoon zijn en die van
Omar Chajam in dichterlijke waarde evenaren,
maar... vertalingen' zijn het niet.
Een Duitscher, Friedrich Rosen, heeft een zeer
goede en fraaie vertaling in versvorm gegeven van
de „rubajat" van Omar den Tentmaker. Een aantal
Franschen gaven vertalingen in proza, maar een
Pers, die in Frankrijk studeerde, E'tessam-Zadeh,
directeur-hoofdredacteur van een te Teheran zoowel
in 't Fransch als in het Perzisch verschijnend dag
blad, gaf een vertaling in versvorm in het Fransch,
waarbij de vertaler zich hield aan den vorm der
„rubajat". Deze vertaling, die het oorspronkelijke
zeer dicht benadert, is uitgegeven te Parijs bij dén
uitgever Maurice d'Hartoy en werd bekroond door de
Académie Frangaise, een niet geringe eer voor de
zen ook Fransch schrijvenden Perzischen letterkun
dige, dien ik hier persoonlijk leerde kennen en
waardeeren.
J. K. BREDERODE.
DOOR REPRESENTANTENHUIS TOEGESTAAN.
Washington: Het Huis van Afgevaardigden
heeft het wetsontwerp aangenomen, waarbij machti
ging, wordt verleend tót de uitgave van $38.000.000
voor openbare werken ten behoeve van de marine,
waarvan 26.000.000 voor de westkust en Pearl Har-
bour (Hawai), verder eenige millioenen voor munitie
depots en duikbootbasis in de Panamakanaalzone.
Het Huis nam eveneens de wetsontwerpen aan inzake
verhooging van het aantal marineofficieren met 1000
man, en de instelling van een stelsel van aspiranten-
aviateurs, ten einde tegemoet te komen aan het- on
voldoende aantal marinevliegers.
Van de Japansche beqrootinn bijna de
helft bestemd voor militaire doeleinden.
Tokio: De door het Japansche parlement goed
gekeurde begrooting voor het jaar 19351936 beloopt
een totaal bedrag van 2.190.644.000 Yen, waarbij is in
begrepen een leening ten bedrage van 750.357.000 Yen
tot dekking van het tekort.
Deze begrootirig is 78.511.000 Yen hooger dan die
van het loopende jaar, doch de dekking van het tekort
is 34.690.000 Yen lager dan het jaar tevoren.
Een bedrag van 68.319.190 Yen is uitgetrokken voor
de dekking van de schade die is ontstaan door de
natuurrampen.
Het ministerie van marine krijgt de beschikking
over een bedrag van 530.193.000 Yen, het ministerie
van oorlog over 491.277.000 Yen, en het ministerie
van financiën over 463.813.000 Yen.
Voor den opbouw van verschillende nieuwe in-
dustrieele ondernemingen, in het bijzonder voor de
wapenindustrie, hebben het ministerie van marine
130.225.000 en het ministerie van oorlog 207.116.000
Yen uitgetrokken.
De ministeries van oorlog en van marine krijgen
tezamen de beschikking over een bedrag van
1.021.470.000 Yen of 46.6 procent der totale begrooting.
In 19301931 bedriegen de oorlogsuitgaven slechts
27 procent van de totale begrooting of 442.859.000 Yen.
VOERMAN OP SLAG GEDOOD.
Woensdagmorgen is de 39-jarige landbouwer J. T.
uit Leur, terwijl hij op een kar gezeten was, beladen
met melkbussen voor de melkfabriek te Etten op den
in de Neerstraat gelegen onbewaakten overweg door
een uit Breda,komenden goederentrein gegrepen en
op slag gedood.
Waarschijnlijk heeft de man, die in gesprek was
met den 16-jarigen Gijzeri uit Etten die op een rij
wiel naast de kar reed, door de zware mist den trein
te laat bemerkt. Het hoofd van het slachtoffer was
geheel verbrijzeld.
Het paard was totaal verminkt, terwijl de kar ge
heel versplinterd was. De machinist remde onmid
dellijk, maar kon den trein eerst bij het station te Et
ten tot stilstand brengen. De jongen G. wist door
plotseling te stoppen aan een wissen dood te ontsnap
pen. Het slachtoffer T. laat een vrouw en twee kin
deren na.
De toenemende malaise
ten plattelande en on
begrijpelijke regeerings-
politiek.
De kaasprijzen dalen dalen. We zijn zoover ge
komen, dat te Alkamar een doorsneeprijs werd ge
maakt van zoo ongeveer 12 a 13 cent. Wat nooit voor
mogelijk was gehouden, wordt waar!
Met de boter is het nauwelijks anders. De Leeuwar
der commissiénoteering boekte" een nieuw laagtere
cord: f 0.34 per Kg. Daarbij komt dan nog wel de
crisisheffing van f 1.10 per K.G., maar het blijft een
diepterecord.
Waar het met dergelijke prijzen ten plattelande
heen moet is een kwestie, die vermoedelijk ook de
regeering niet weet te beantwoorden. In ieder geval
zal de harde werkelijkheid zich merkbaar maken
en zal de boer in nog mindere mate als afnemer
kunnen optreden als thans reeds het geval is. De
malaise zal zich nog sterker doen gevoelen als reeds
het geval is.
Een tweetal vragen dringen zich hierbij naar vo
ren, met welker beantwoording we ons een oogen-
blik willen bezighouden. In de eerste plaats: Waar
aan is die plotselinge hernieuwde prijsdaling toe te
schrijven. En verder: Was daar niets aan te doen
geweest?
Ons afzetgebied krimpt nog steeds in.
Wanneer we ons afvragen, waar die prijsdaling
aan is toe te schrijven, dan kunnen we allereerst
wijzen op het nog altijd kleiner wordend afzetge
bied. Onze export, die geworden is tot een rampza
lig overschot van wat het eens was, ondervindt nog
steeds nieuwe moeilijkheden, waardoor hij voortdu
rend verder wordt beknot en besnoeid.
Voor wat de kaas betreft, is het op het oogenblik
de misère met de belga, die maakt, dat de handel
met onze Zuidelijke buren zich voor nieuwe belem
meringen gesteld ziet. Bij de boter is het de uitvoer
naar Duitsch land, waarin stagnatie wordt ondervon
den en het gevaar is niet denkbeeldig, dat weldra
den geheelen export daarheen stil zal komen te
staan.
De melkproductie is veel te groot.
Niet alleen deze zich steeds voortzettende verklei
ning van het afzetgebied is het, die haar funeste uit
werking doet gevoelen, daarnaast is de melkproduc
tie en daarmee .die van zuivel grooter dan ze. al
thans de laatste jaren, geweest is.
Gedurende de wintermaanden konden de prijzen
nog ongeveer stand houden, maar nu de groote aan
voeren beginnen te komen, moesten ze naar beneden
en het ziet er naar uit of deze daling nog niet ten
einde is. En het kan bijna niet lager meer!
Waar komt deze groote productie vandaan?
Voor een groot deel is ze het gevolg van het feit,
dat de regeering zich met de aangelegenheid te
weinig heeft bemoeid. Ze heeft den boer te veel vrij
heid gelaten, die hij wel is waar heeft trachten uit
te buiten in zijn voordeel, maar die zich nu tot zijn
nadeel dreigt te zullen wenden.
De regeering had den boer moeten be
schermen tegen zichzelf!
De regeering had hier een belangrijke taak kun
nen vervullen door regelend op te treden, door den
boer te helpen zich aan te passen aan de nieuw ont
stane toestanden, die eischten een inkrimping van
den veestapel en van de melkgift. Natuurlijk zoo
als meestal bij zulke dingen het geval is zag de
boer dit belang over 't algemeen niet in. Hij wilde
zijn veestapel niet inkrimpen, hij wilde, wanneer
dit in sommige gevallen mogelijk zou zijn geweest,
zijn land niet scheuren. Dit alles dreigt zich nu
te zullen wreken door zuivelprijzen, die ten eenen
male onloonend zijn.
De regeering treft vermoedelijk in zooverre een
verwijt, dat ze den boer niet beschermd heeft te
gen zichzelf! Ze had zich van zijn protesten en zijn
dwingen minder moeten aantrekken. Dan was hij er
nu beter aan toe geweest. Doch dat is nu te laat.
Althans om deze prijsdaling het hoofd te bieden.
Wat heeft de regeering dan gedaan?
Ze is begonnen om, toen enkele iaren terug de
melkprijzen tot een onhoudbaar niveau daalden,
de melk te steunen.
Dit was juist. Ze kon en ze mocht den veehouder
niet in den steek laten, toen hij in zijn bestaan
werd bedreigd. Het belang van den veehouder is
een landsbelang, dat moest worden gediend.
De melkproductie moet aan banden.
Maar die daling v,an toen was het gevolg van het
zich reeds beperkende afzetgebied. Hiermee had men
van arbeidswege tevens rekening moeten houden.
Men had moeten begrijpen, dat naast de steunre
geling de melkproductie aan banden diende te
werden gelegd. Die laatste echter bleef volmaakt
vrij Men steunde alle melk, die geproduceerd werd
en blijkbaar zeer voldoende, want de melkstroom
nam toe.
Op de regeeringsbureaux begon men ten slotte
blijkbaar in te zien, dat men vastliep en dus ging
ging men er eindelijk toe over drachtig vee, af te
slachten.
Afslachten alléén helpt niet!
Nu was afslachten goed en wel, mits er niet aan
den anderen kant evenveel of meer werd bijgefokt.
Gezien weer de blijkbaar zeer behoorlijke melk-
steun, geschiedde dit echter wel en iedere verbete
ring van den toestand bleef uit.
In den loop van het vorig jaar vond men dat in
Den Haag eindelijk ook en werden maatregelen ont
worpen ter beperking van den aanfok.
Waren al deze dingen vlot op elkaar gevolgd, had
men van den beginne af aan krachtig gehandeld,
misschien was men dan nu zoover heen geweest,
dat men geleidelijk tot een vermindering van den
melksteun had kunnen overgaan. Immers al die
steunmaatregelen mogen in wezen niet anders dan
als tijdelijk worden beschouwd. Eenmaal moet er
mee worden gebroken, maar als 't zoover heen is,
moeten de betrokkenen het er ook werkelijk buiten
kunnen stellen.
De aanstaande melksteunbeperkinq komt
niet op het juiste moment.
De bedoeling schijnt thans te zijn. dat per 1 Juni
do steun op de melk zal worden beperkt. Of de hoer
er dan werkelijk zoo voor zal staan, dat hij het er
zonder zal kunnen stellen? We betwijfelen het. In
tegendeel. De pas ingetreden prijsdalingen zouden
een verhooging waaraan intusschen wel niet te
denken valt eer wenschelijk maken.
Wanneer dus de zaak is vastgeloopen en door de
zich ophoopende moeilijkheden dagelijks nog vaster
loopt, dan is dit voor het overgroote deel het gevolg
van het feit, dat de regeering haar taak blijkbaar
niet heeft gezien of begrepen.
Vraag en aanbod sluiten niet op elkaar.
Het antwoord op onze tweede vraag is hiermee
feitelijk tevens gegeven. Zeker, er was iets aan te
doen geweest. De regeering had daarvoor tijdig moe
ten ingrijpen en de melkproductie moeten regelen,
d.w.z. beperken. Ze had de boeren moeten helpen,
moeten dwingen zich aan te passen.
Evenwel, het is niet gebeurd. En zoo zal een nog
steeds slinkend afzetgebied de naderende groote
productie hebben op te nemen met. alle nasleep van
dalende prijzen, die daaraan verbonden is.
We hebben ons voor vandaag bezondigd aan een
profetie. Dat is gevaarlijk, want men loopt de kans,
dat ze niet uitkomt.
Welnu, wij wenschen niet beter, dan dat men ons
naderhand op de vingers zal kunnen tikken om
ons te zeggen: Dat was een heele misrekening! Want
dat zou beteekenen. dat onze sombere voorspellin
gen niet waren bewaarheid.
Vooralsnog echter blijven we de toekomst uiterst
triest inzien.
De prijzen gaan omlaag. Steun in den vorm van
geld is niet meer te verwachten. De regeering hééft
niet en denkt eer over verlaging dan verhooging
van uitkeeringen.
Men had kunnen regelen door te regeeren. Dat
zal nu vermoedelijk beginnen te komen.
Maar 't is wel rijkelijk laat. En in ieder geval
zoo laat. dat onze veehouderij er niet zonder
kleerscheuren af zal komen