Het geheim van de Chineezenwijk. m Kruiswoordraadsel. J 1 «5 B i3 mms DE AVONTUREN VAN PROFJE EN STRUISJE Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 18 Mei 1935. No. 9724. ZATERDAGAVONDSCHETS Een avontuur uit het leven van 'n detective van Scotland Yard. Vrij naar het Engelsch, naverteld door Sirolf. Nadruk verboden alle rechten voorbehouden. DE detective vertelt: Het was op een laten na middag, dat een zekere heer laten we hem X noemen vanuit het zeer deftige en dure Claridge Hotel een telefoongesprek voerde. Hij scheen zeer ingenomen met den loop van dit gesprek. Hij streelde ten minste zelf-ingenomen zijn zwarte Henri-Quatre baard en legde even later het toestel op den haak, waarna hij fijntjes glim lachend zich langzaam de handen wreef. Daarna verliet hij de duur gemeubelde hotelkamer. Het zal misschien even over half zeven geweest zijn, toen er een taxi voor het hotel stilhield en er een Jongeman uit sprong, met een klein zwart valiesje in de hand. Nog voor hij het hotel binnentrad, werd hij aangesproken door een man, die er op en top als een ka merdienaar uitzag en die op beleef den, afgemeten toon vroeg: Is U niet de meneer, die volgens af spraak meneer X in het hotel zoudt opzoeken? Ja, dat was hij. Wel, legde de kamerdienaar uit, Meneer X heeft mij opgedragen U te zeggen, dat hij tot zijn spijt in de stad is op gehouden en hij verzocht U, met hem in de stad te willen dineeren, dan kunt U onderwijl de zaken die meneer X wilde bespreken, afhan delen. Ik zou U er even heen bren gen. Uitstekend, zei de jongeman met het valiesje. De kamerdienaar van meneer X wenkte een particuliere auto, die al eenigen tijd op een tiental meters van het hotel ver wijderd had staan wachten. Ze stapten in en in snelle vaart reed de auto weg. De kamerdienaar sloot de ramen, want het was koud en er hing een dichte, echt-Londen- sche mist. Daardoor merkte ook geen enkele voorbijganger, dat er een oogenblik een felle worsteling 'aats had tusschen den kamerdie naar en den jongeman in de snel voortrazende auto. Even later hing de jongeman, ineengezakt, in een hoek van de achterzitplaatsen van de auto, die in de richting van de dokken reed... Meneer Isaacson van de juwe liersfirma Isaacson en Co. uit Bond street, was den volgenden morgen erg uit zijn humeur. Want zijn be diende, de jonge Jefferson, was veel te laat. Nu was Jefferson wel zijn eerste bediende, maar dat gaf hem nog geen recht om een uur te laat in de zaak te komen. En dat, ter wijl hij voor een paar duizend pond juweelen van de firma onder zich had. Want den vorigen dag had meneer Isaacson van den chef van hotel Claridge, een goede vriend van hem, het verzoek gekregen om een vertrouwd bediende met eenïge juweelen halssnoeren op zicht te sturen voor één van hun gasten. Jefferson had hij erheen gestuurd. En nu deze den volgenden dag niet op tijd in de zaak verscheen begon meneer Isaacson zich onge rust te maken. Vooral toen hij de woning van Jefferson opbelde en te hooren kreeg, dat Jefferson dien nacht niet was thuis geweest. In dit stadium van de zaak werd Scotland Yard erin gemengd. Volgens de nasporingen van de politie was Jefferson oogenschijn- lijk zonder eenig spoor verdwenen. En met hem de kostbare juweelen. Doch de politie waakte. En bo vendien, zonder geluk vaart nie mand wel, zegt een oud woord. En we hadden ook een beetje geluk. Dien avond was ik met een col lega de gangen van iemand in de Chineezenwijk, in de buurt van de haven en de dokken, nagegaan, en we waren nu juist op den terug weg, toen we bij den hoek van een straat bijna omver gereden wer den door een taxi, waarin een heer ,in avondtoilet en met een zwarte baard zat. Ons zesde zintuig zei ons, dat er iets niet in orde was. Wanneer een heer als deze man met den baard in deze buurt zich begeeft, dan is dat gewoonlijk om een opiumkit of een speelhol te bezoeken. Maar waarom dan die verschrikkelijke haast? Want we zagen, dat de man met de baard den chauffeur tot nieuwe haast aanzette en de taxi stormde heen, de East India Doek Road in. Ik kende eenige adressen in de Chineezenwijk, waar we den vreem den haastigen bezoeker waarschijn lijk wel zouden kunnen aantreffen en door eenige nauwe zijstraatjes, bereikten we het eerste adres al spoedig. Een vluchtig onderzoek schonk ons de overtuiging, dat hij daar niet was. In het établissement van Li Hong Tong, een tweede adres, zouden we hem nu zoeken. We liepen door de oogenschijnlijk 7" 1 5 6 9 w 11 41 15 m 1S 1b <9 Li tl li IS H 'f 2S 50 51 ■u Horizontaal Bedekking Belgische badplaats Voorzetsel Lokspijs Muzieknoot Spreken Omhulsel Vordering Prul Onkiesch Vervoeging v.h. w.w. bidden Wordt bij wintersport gebruikt Radiostation Fout (Lat.) Plaatsje in Drente Zoogdier Plaatsje in Gelderland Voegwoord Plaatsje in Gelderland. V erticaal Lidwoord Foudraal. Perceel Afk. Mandatum sine clausula Fransche wijn Is (Fr.) 10. Droombeeld. 11. Hoogachting 12. Bevel 14. Stevig 16. Elkeen 20. Stad in Duitschland 22. Vlaktemaat 24. Woonschuit 25. Ongeschonden 27. Smalle strook 28. Gedicht Oplossing vorige week. Horizontaal: 1. Kern, 4. Kin, 6. Mark, 8. E.D.O., 9. Ale, 10. Keer, 12. Ree, 13. Ezel, 15. Leo, 16. Rot, 18. Palts, 22. Hedel, 23. Eider, 24. An- del, 25. Naakt, 26. Eeren, 27. Akron, 30. Aha, 32, Ana, 34. Anti, 35. Alt, 36. Eger, 37. Das, 38. Eer, 39. La va, 40. Tot, 41. Aman. Verticaal: 2. Edel, 3. Nero, 4. Ko rea, 5. Nacht, 6. Meer, 7. Reet, 11. Eendracht, 14. Zoldering, 17. Chi na, 18. Plata, 19. Leder, 20. Selen, 21. Prent, 28. Krast, 29 Octet, 30. Anna, 31 Alida, 32. Aera, 33. Ana. geheel verlaten, door enkele olie lampjes spaarzaam verlichte slop en zouden juist door een poortje het huis van Li Hong Tong binnen gaan, toen ik bijna over iets strui kelde. Ik streek een lucifer aan en zag in het ontzielde gelaat van een man. Weet je wie dat is? vroeg mijn collega. Ja, zei ik, want ik had het signalement van den ver misten juweliersbediende goed in me opgenomen. Dat is Jefferson. Ze hebben zijn hals van oor tot oor doorgesneden... Terwijl mijn collega den over valwagen opriep, bracht ik een onbehagelijk halfuurtje in het don kere poortje van den Chineezen wijk bij het lijk van den dooden Jefferson door, ieder oogenblik ver wachtend in het donker aangeval len te worden. Toen ik de politie- ambulance-auto en den overval wagen hoorde aankomen, was er niemand blijder dan ik. Nu werd systematisch de heele omgeving afgezet en we drongen het huis van Li Hong Tong, met zijn vele duistere kamertjes en kronkelende gangetjes en trapjes en opstapjes binnen. Toen ik aan een gesloten deur kwam, putte Li zich uit in allerlei verontschuldigingen. Hij kon de sleutel nergens vinden. Geen nood, ik zette met een collega mijn schouders tegen de deur, die al spoedig week, vermolmd als hij was. Door een gangetje kwamen we weer aan een deur, zwaarder en steviger dan de eerste. Toen de revolvers te voorschijn kwamen, herinnerde Li Hong Tong zich plot seling, waar de sleutel van die deur was. Hij haalde hem, de sleu tel knarste in het slot, de deur zwaaide langzaam open... toen klonk er in de kamer een schot. Toen we licht hadden gemaakt... zagen we, dat de man in avond toilet, met de zwarte baard, Mr. X. zich aan de aardsche gerechtig heid had onttrokken. De moorde naar van Jefferson had zich een kogel door het hoofd gejaagd. En daarmee was de zaak zooals ons uit een verder nauwkeurig onder zoek bleek van de verdwijning van Jefferson en de juweelen, op gelost. WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend: d a t de beenderen van alle vlie gende vogels met lucht gevuld en hol zijn? dat de reiger 240 tot 300 slagen met zijn vleugels per minuut maakt? dat de zee oorspronkelijk niet zout was? dat de zoetwaterrivieren de zee zout hebben gemaakt? dat de rivieren het zout, dat zich in groote hoeveelheden in de aarde bevindt, op hun weg meene men, oplossen en zoo naar zee bren gen? d a t de zee elk jaar zouter wordt hierdoor? dat op dezelfde manier goud in het zeewater gebracht wordt? „Kunt U mijn oude Friesche hangklok repareeren?", vroeg de man aan den klokkenmaker. „Zeker", sprak deze. De klant begon een pakje open te maken en de klokkenmaker keek stomverbaasd naar den inhoud. Maar dat geeft geen steek, zei hij, om die klok te repareeren moet ik hem heelemaal hebben. U heeft alleen de slinger meege bracht! Nogal logisch!, zei de klant, het is ook alleen maar de slinger die niet wil loopen! „Wat is er met jou aan de hand, je ziet er zoo terneergeslagen uit!", vroeg een vriend aan Pietersen. „Zal ik je vertellen," gromde Pietersen, „vanavond liep ik door de. Noordstraat, toen ik opeens een re-uzestoot in mijn rug kreeg en tegen den grond geslagen werd. Toen ik overeind krabbelde, zag Ik een jongen met een fiets op straat liggen. Ik greep blindelings dien jongen in zijn kraag en gaf hem een aframmeling, dat hij in vier weken niet loopen kon. Toen nam ik zijn fiets en trapte het ding radi caal in elkaar. Er bleef geen spaak aan heel!" Zoo, dat zal je wel opgelucht hebben? Ja, in normale omstandighe den zou het dat wel. Maar daar straks kwam ik tot de ontdekking, dat het mijn eigen jongen was en mijn eigen fiets! 272. Omdat het zulk mooi weer was, had bet opperhoofd besloten, Prof je buiten te laten brengen en toen deze in het zonnetje op een gemakkelijk rustbed lag, dat be stond uit een hoop zacht gras, waar over heen een paar beestenvellen waren gelegd, kwamen een paar hooggeplaatste India nen hem hun opwachting maken. Er wa ren maar een paar die Profjes taal verston den en die moesten als tolk dienst doen. Prof je hoorde 'n heeleboel van hen en ver telde ook veel van zichzelf. De Indianen sloegen van verbazing de handen in el kaar toen ze hoorden, waar hij heelemaal vandaan kwam en wat hem allemaal was overkomen. 273. Nu dacht Profje er opeens aan, dat de kapitein wel ongerust zou zijn. Hij wilde hem bericht sturen, maar wist niet in welke richting hij hem zoeken moest. Van de Indianen kon niemand weg, omdat Z6 een bruiloftsfeest zouden hebben met een bevriende stam en zij zich hiervoor ge reed maakten. Het zou niet lang meer du ren of het feest zou beginnen. Ze moesten nog het kamp versieren en de mondvoor raad nakijken. Profje zag hoe iedereen aan het werk was, zelfs de kinderen. 274. Het eenige wat er op zat was, dat 275. Struisje dwaalde nu lange tijd door Struisje er op uittrok. Nu, daar was niets grasvlakte, waar hij met Profje op de op tegen, Struisje kon best alleen zijn weg»Paardeniach' was geweest. Overal zag bij „i„rior, rw» An Ti- paarden en andere dieren, maar niet het vinden. Door de vriendelijke Indianenkm- D paard van Profje en ook met den kapi- deren, die al heel veel van hem hielden, tein. Hij werd er moe van en ook erg ver werd hij voor de reis uitgerust. Hij kreeg drietig, want als hij de kapitein niet vond, een paar stevige schoenen aan, want de zou hij °°h nooit meer het schip zien, waar Indianen konden niet begrijpen, dat hij op j°nS was- Moedeloos zette hij zich op bloote voeten loopen kon. Allerlei lekkers een avond onder een boom en keek luste" v,.m loos voor zich uit. Hij wist niet meer waar werd hem in pakjes aan de hals en onder u- hij was, maar kon toch zien aan de zon, de vleugels gebonden en toen volgde een welke kant hij op moest als hij weer naar hartelijk afscheid. Profje wilde. Als hij de kapitein en zijn mannen niet gauw vond, moest hij wel weer terug, want zijn voedsel was haast op en er was hier niet veel voor hem te vin den. 271. De volgende morgen was Profje heel wat beter. Wel zag hij er nog gek uit, want zijn gezicht was bijna geheel door verband bedekt, maar de pijn was bijna over en hij had weer veel belangstelling voor zijn om geving. Hij vroeg Struisje naast hem te komen zitten en hem te vertellen wat hij gezien had. Dat was iets wat Struisje aan stond. Het hielp hem over zijn verdriet heen en hij snaterde er dus geducht op los.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 19