Geestelijk L,evën
De vrijheid in gevaar
Dames, opgelet!
DE VOS-Roep
KIJKE11 is KO0PEn tij CLOECK
KIOBEINE FOTO's EN VERGRSDTIHGIN
Fotogr. Atelier ARPAD MOLDOVAN - Nieuwe Niedcrp
Zaterdag 18 Mei 1935.
Postrekening
No. 23330
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags. Bij Inzending tot
's morgens 8 uur, worden Advertentiën nog zooveel mogelijk ln het
eerstuitkomend nummer geplaatst
78ste Jaargang. No. 9724
COURANT.
Int. Telef.
No. 20
Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen.
20 PAGINA'S.
Prijs per 3 maanden f1.80. Losse nummers 6 cent ADVERTENi
TIëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent Cbewijsno*
inbegrepen. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
door Astor.
DIT artikel schrijf ik na herlezing van -een
brochure „Godsdienst en Atheïsme", door
Bart de Ligt. Deze brochure bevat een door
'den schrijver gehouden radiorede, waarin hij over
dit onderwerp heeft gesproken. Of eigenlijk is dit
niet heelemaal waar: ik had moeten schrijven: zij
bevat de volledige 'rede, welke hij had willen
houden, want de Radio-omroep Controle-commissie
heeft zeer veel in die rede geschrapt Door deze
schrapping is de brochure echter veel belangrijker
geworden: zij geeft ons nu niet alleen de meening
van de Ligt over godsdienst en atheïsme, maar zij
toont ons nu ook door welken geest de bovengenoem
de commissie wordt geleid. Want het is een goede
gedachte geweest om de rede zóó uit te geven, dat
de lezer terstond weet, wat moest worden geschrapt.
Ten overvloede heeft de Ligt na zijn rede een nadere
toelichting gegeven en de aandacht gevestigd op dat
gene, wat naar het oordeel der commissie niet mocht
worden uitgesproken voor de radio-luisteraars. Zoo
doende worden wij in staat gesteld ons een meening
te vormen over die commissie, welke waken moet
over het geestelijk heil van het Nederlandsche volk
en nauwgezet heeft toe te zien, dat het tenminste
door de radio-uitzendingen niet wordt besmet en din
gen te hooren krijgt, waardoor het moreele schade zou
kunnen ondervinden. Ik ken de menschen, die deze
commissie vormen niet. Ik lees in de brochure slechts
de namen van den voorzitter en den secretaris, Van
Boeyen en Weber. Uit welke kringen deze beide man
nen en hun medeleden zijn voortgekomen en tot welke
kringen zij thans beliooren is mij volstrekt onbe
kend. Ik sta derhalve volkomen onbevooroordeeld te
genover hen; ik beoordeel hen zuiver zakelijk naar
aanleiding van wat deze brochure ons leert. En dan
kan ik niet anders zeggen dan: hoe is het mogelijk,
dat in den jare 1935 menschen, dènkende menschen,
nog zoo bekrompen kunnen zijn!
Niet zonder eenige angst voor de toekomst vragen
wij ons bij het lezen dezer brochure af: waar gaau
wij op deze wijze naar toe, en wij zien in het op
treden van de Radio-omroep Controle-commissie één
der vele teekenen van de reactie, waardoor deze tijd
wordt gekenmerkt.
Het is niet mijn bedoeling de brochure van de Ligt
ïn bijzonderheden te bespreken, ook niet om met na
druk te wijzen op de bijzonder sympathieke manier,
waarop hij de door hem verworpen en bestreden le
vensbeschouwing, bespreekt en tot het uiterste waar
deert. De meeste lezers van de Schager Courant zul
len haar ongetwijfeld reeds kennen.
Ik wil slechts enkele punten aangeven, die een hel
der licht werpen op de motieven, waardoor blijkbaar
de R.-O. C.-commissie hij'haar schrapping van 101 re
gels uit de toespraak van de Ligt, werd geleid. Wij
kunnen daardoor des te meer doordrongen worden
van eerbied en dankbaarheid voor de machten, die
waken voor het geestelijk welzijn van het Nederland
sche volk.
Daarna zal ik tot een algemeene beschouwing over
gaan.
Het werd aan de Ligt verboden om door de radio
te vertellen dat in alle moderne landen de godsdienst
principieel en praktisch door den staat gecontroleerd
en eventueel gecensureerd wordt en dat dit uit ob
jectief cultuur-oogpunt als een wanverhouding moet
worden gezien. Hij mocht niet zeggen, dat tegen den
militairen dienstplicht steeds meer verzet wordt aan-
geteekend; dat felle klasse-uitbuiting en moordende
concurrentie kenmerken zijn van de huidige maat
schappij; dat er allerlei vormen van godsdienst be
staan, die de mensch afleiden van zijn taak, hem ze
delijk versuffen, geestelijk verdooven, enz., enz.
Maar ik heb met groote aandacht het betoog van
de Ligt en in 't bijzonder de geschrapte gedeelten
gelezen en overwogen en het is mij niet mogelijk iets
anders te lezen dan het weergeven van feiten, die al
gemeen erkend worden door onbevooroordeelde men
schen.
Waarom mogen de luisteraars voor de radio dat
niet hooren? En waarom mogen ze het wel lezen in
de gedrukte brochure? Ik hen niet ingewijd in de
geheimen van den staatsdienst, maar het lijkt mij zoo
vreemd, dat een regeering via de controle-commissie
bepaalde uitspraken aan de radio-luisteraars meent
te moeten onthouden en dat diezelfde regeering deze
wel laat verspreiden door middel van de pers. Heeft
het geschreven woord minder invloed dan het gespro
ken woord? Eerlijk gezegd: ik snap er geen zier van.
Wel weet ik en hiermede kom ik tot mijn alge
meene beschouwing dat de vrijheid tegenwoordig
in groot gevaar verkeert.
Terecht plaatst de Ligt op de voorpagina van zijn
brochure een aanhaling van generaal Smuts:
Met de politieke vrijheid is ook do
geestelijke vrijheid aan het verdwij
nen. Vrijheid van geweten, van het
woord, van de pers, van denken en le
zen, zijn in groot gevaar.
De aard der artikelen, die ik geregeld schrijf, brengt
er mij toe in 't bijzonder de aandacht te vestigen op
de geestelijke vrijheid.
Hoe is er in de eeuwen, die achter ons liggen, ge
vochten om die vrijheid te veroveren. Wat is er ge
leden door hen, die het voor deze vrijheid hebben
opgenomen. En eindelijk is het zoo ver gekomen, dat
in alle beschaafde landen die vrijheid werd be
schouwd als een der kostbaarste goederen, welke
nooit meer mochten verloren gaan.
Maar het schijnt tegenwoordig of bij velen een
vrees voor de gevolgen van die geestelijke vrijheid
als een besmettelijke ziekte om zich heen grijpt.
Is geestelijke vrijheid dan toch gevaarlijk?
Dat hangt af van twee dingen: Ten eerste van
wat wij onder geestelijke vrijheid hebben te ver
staan; ten tweede waarvoor zij eventueel gevaarlijk
moet worden genoemd.
Op deze beide vragen hebben wij derhalve een ant
woord te zoeken.
Wat bedoelen wij, als wij van geestelijke vrijheid
spreken?
Wij hebben daaronder m.i. te verstaan niet alleen
de vrijheid van denken, maar ook de vrijheid om
zijn gedachten uit te spreken.
Trouwens vrijheid van denken-alleen is niet te be
lemmeren. Gedachten zoo zegt immers de bekende
spreekwijze zijn tolvrij. Geen macht ter werelcl
is in staat om iemands denken te controleeren, zoo
lang die gedachten niet geuit worden.
Het gaat dus feitelijk om de vrije meeningsuïting,
om het recht eerlijk te mogen uitspreken wat men
denkt, gelooft, vernacht.
Het lijkt me zoo dwaas, dat in dezen tijd nog voor
die geestelijke vrijheid moet worden opgekomen.
Wat is méér voor de hand liggend dan dat ieder het
recht bézit om openlijk uit te spreken, hoe hij denkt
over de vele vragen, waarvoor de mensch in het le
ven wordt geplaatst, dat hij poogt zijn inzichten tc
propageeren als logisch gevolg van het feit, dat ieder
een altijd van oordeel is dat zijn inzicht het juishij
is. Want wij hebben nimmer uit het oog te verliezen,
dat elk mensch voor zichzelf de overtuiging heeft
het bij 't ware einde te hebben. (Ik spreek hier van
eerlijke menschen natuurlijk en stel hen, die om
welke reden dan ook een mcening huichelen, buiten
onze beschouwing). Wel zijn we gemakkelijk ge
neigd om de van ons afwijkende meeningen te ver-
oordeelen en deze als ongerijmd te beschouwen, maar
dat geeft ons niet het recht hun uiting te belemme
ren, wèl om ze bestrijden of ze eenvoudig weg voor
bij te gaan als onbelangrijk.
De vrije meeningsuiting heeft in ieder geval dit bij
zondere voordeel, dat daardoor wrijving van gedach
ten ontstaat en dus het geestelijk leven bevorderd
wordt. Want echt geestelijk leven staat en valt met
deze vrijheid. Men stelle zich eens voor tot welk een
verstarring, ja tot welk een versuffing het zou voe
ren, als wij nooit iets anders hoorden dan wat wij
zelf denken!
Indien wij in dezen tijd moeten constateeren, dat
er een streven is om de vrije meeningsuiting te knot
ten, dringt zich als vanzelf de vraag aan ons op,
waarom dit gebeurt. Welnu, het gebeurt omdat men
er hang voor is en er gevaar in ziet.
Daar is eens gezegd: de ideeën regeeren de wereld.
Daarin schuilt veel waarheid. Want een idee heeft
in zich de tendenz om zich te verwezenlijken in het
leven. Of anders gezegd de inzichten der menschen
kunnen op den duur geen inzïchten-zonder-meer blij
ven; er komt een tijd dat zij zich gaan uiten in de
verhoudingen der menschen.
OPVOUWBARE PANAMA'S voor sport f 2.75
ZWARTE HOEDEN
voor gevorderden leeftijd f 2.95
Uw oudstë hoed een nieuw model f 1.00
Alleen bij
Hoogzijde 102 SCHAGEN
Wanneer de idéé der menschelijke broederschap
werkelijk wordt aanvaard, een diepe overtuiging
wordt van een groot aantal menschen, dan is het
onvermijdelijk, dat op een zeker oogenblik die men
schen deze idéé willen realiseeren en de broeder
schap vestigen.
Wanneer om een ander voorbeeld te noemen
de anti-oorlogsgedachte gaat leven bij steeds meer
deren, dan is er geen ontkomen aan dat de militaire
dienstweigering massaal gaat worden en de volken
eenvoudig niet meer bereid zijn zich tegen elkaar te
laten ophitsen en elkaar af te slachten.
Wanneer nog een voorbeeld de idéé van het
communisme tot een kracht'wordt in de ziel van
een volk, dan moet dit volk uiteindelijk het commu
nisme practisch doorvoeren.
Wanneer een laatste voorbeeld de nationaal-
socialistische gedachte zich zou meester maken van
den geest van een belangrijk aantal menschen, dan is
het als een noodwendigheid te beschouwen, dat zij
met alle kracht er naar zullen streven om het na-
tionaa-l-socialistisch stelsel in het leven te roepen.
Dit bedenkende wordt het ons duidelijk dat juist
in onzen tijd de vrije meening steeds meer aan ban
den wordt gelegd en dat men van bepaalde zijde
daarin een gevaar gaat zien.
O, zeker nog zijn wij in ons land om daarbij te
blijven niet zóó ver als in Duitschl^nd, waar de
nationaal-socialistische regeering een harde censuur
heeft ingesteld, waar de couranten alleen mogen
ci/a^lden wat de regeering welgevallig is..waar vele
buitenlandsche bladen worden verboden, waar de
verkondigers van anti-nationaal-socialistische mee
ningen worden gestraft, en in concentratiekampen
opgeborgen, maar niettemin zien wij ook hier een
streven, dat in die richting gaat.
Hoe komt dit, waaruit is dit te verklaren?
Ik kan daarvoor geen andere verklaring vinden
dan deze: men vreest dat de „maatschappelijke orde"
in gevaar komt en daarvoor wil men waken. En het
is volkomen logisch dat men dan probeert om de
verbreiding tegen te gaan van die ideeën, welke in
hun doorvoering deze orde zouden vernietigen.
Zóó gezien is inderdaad de vrije meeningsuiting
niet te verdedigen.
Van zijn standpunt hekeken heeft Adolf Hitier
volkomen gelijk met de handhaving van zijn ter
reur. Het is ongetwijfeld een middel om korteren of
langeren tijd zijn systeem te handhaven.
Maar is zijn standpunt gerechtvaardigd uit men-
schelijk en cultureel oogpunt? Of meer algemeen: is
het uit dit oogpunt gerechtvaardigd dat, onver
schillig welke machthebbers met geweld pogen te
verhinderen dat voor hun systeem gevaarlijk geachte
meeningen worden gepropageerd?
En. dan is mijn antwoord een onvoorwaardelijk
neen!
Want zij vergrijpen zich aan de hoogste goederen
der menschheid; zij belemmeren de ontwikkeling en
schaden de cultuur!
Zij doen dit, omdat zij gevangen zitten in een waan,
die m.i. allerverderfelijkst is, in den waan, dat het
systeem, het stelsel dat zij willen behouden, inder
daad goed zou zijn en dus bestendigd m'oet worden.
De Duitsche dichter Goethe heeft het eens zoo kort
en duidelijk gezegd: al wat bestaat is waard dat het
vergaat.
En zou dan de bestaande „maatschappelijke orde"
De brug over de Kleine
Belt is door Koning
Christiaan van Dene
marken officieel ge
opend. Het oogenblik,
waarop de speciale
trein, waarin de Koning
gezeten was, het lint
door-rijdt ten toeken
van de in gebruikstel-
ling van het groote
bouwwerk.
van buitengewone kwaliteit,
Ook 's Zondags geopend.
met alle geweld in het leven moeten worden gehou
den? Daar zou iets voor te zeggen zijn, wanneer wij
inderdaad van een „orde" konden spreken. Maar zij
is er niet. Men kan toch bezwaarlijk van onze sa
menleving spreken als van een maatschappelijke
„orde!" Als zij dat was, zou het er heel anders uit
zien, dan zou er geen armoede en honger zijn te
midden van ovei-vloed, dan zou terwille van de
winst niet de productie worden beperkt, geen graan,
geen groenten, geen waren worden vernietigd, dan
zou er geen werkeloosheid zijn en ieder zijn plaats
kunnen vinden in het voortbrengingsstelsel, dan zou
den er geen onzinnige oorlogen zijn, waarin levens
krachtige en levenslustige menschen bij millioenen
worden gedood.
Als er werkelijk een maatschappelijke orde be
stond, dan zou bovendien geen macht noodig zijn
om haar te handhaven, dan zou ieder lid der ge
meenschap het als zijn hoogste belang ervaren dat
zij gehandhaafd bleef.
Het valt mij moeilijk, maar ik dwing mijzelf steeds
tot de erkenning,dat althans een groot deel der
machthebbers, die hun stelsel verdedigen, te goeder
trouw zijn, dat zij innerlijk ervan overtuigd zijn, dat
het moet geschieden tot welzijn der menschheid, hoe
wonderlijk mij dit ook toeschijnt en hoe sterk ik
vaak geneigd ben te denken aan het behartigen van
persoonlijk en van klasse-belang.
Dit neemt echter niet weg, dat ik met groote be
slistheid mij verzet tegen hun streven om de eerlijke,
vrije meeningsuiting te besnoeien en misschien einde
lijk geheel te verhinderen.
Daarin schuilt voor mij een besef van zwakheid,
misschien zelfs van ongeloof. Wie zoó bang is voor
kritiek, voor de verkondiging van afwijkende inzich
ten, moet toch niet veel vertrouwen hebben in wat
hij met zooveel uiterlijke zekerheid verdedigt.
Bovendien hebben we hierbij op te merken, dat
ten laatste hun behoudend streven moét falen. Ge
lukkig is de geschiedenis der menschheid nog altijd
een onwraakbaar getuigenis, waaraan niet te tornen
valt. Zij leert ons dai wel tijdelijk een idee in haar
opkomst en verbreiding kan worden gestuit, maar
dat dit nooit op den duur kan gebeuren.
GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN
verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF
Garage C. NIEUWLAND, Bergen.
Een idéé, die in zichzelve waar en goed is, breekt
zich altijd baan, dringt binnen in hoofd en hart der
menschheid en schept nieuwe vormen. Daarnaast is
de ontwikkeling en de verandering van het productie
proces niet zonder beteekenis. Waar wij in de laatste
jaren de geweldige vlucht der techniek hebben mee
gemaakt, moest dit wel bij de denkende menschen
voeren tot een ingrijpende verandering van de levens
inzichten. Werden niet als gevolg van het technisch
ontwikkelingsproces onafzienbare mogelijkheden voor
een nieuwe maatschappelijke orde geboren?
Dat betrekkelijk weinigen dit nog inzien, is een ge
volg van de bijna wanhopige geestelijke traagheid der
menschen, die maar voortsukkelen door het leven
zonder oöit zich te bekommeren om de vraag wat het
leven voor allen zou kunnen zijn. Maar daarom 13
dan ook meer dan ooit noodig dat de geestelijke vrij
heid wordt hoog gehouden, dat alle meeningen onbe
perkt kunnen worden uitgesproken. Op den duur zul
len de niet levensvatbare ideeën toch sterven, omdat
zij geen weerklank vinden bij de menschheid, welke,
ondanks alles, zich moet voortbewegen in de richting
der redelijkheid.
Die geestelijke vrijheid zal ongetwijfeld ook voeren
tot strijd. Maar is dat niet gewenscht? Een leven
zonder strijd zou immers niet te dragen zijn. Strijd
houdt ons wakker, strijd roept krachten in ons op,
strijd prikkelt tot geestelijke activiteit. Maar die
strijd moet worden gevoerd met zuivere, reine wa
penen, zonder aanzien des persoons, maar evenzeer
met eerbiediging der persoonlijkheid. Ik geef toe,
dat dit dikwijls moeilijk is, maar aan onze mensche
lijke waardigheid zijn wij verplicht hiernaar met al
len ernst te streven. En dit zal kunnen als 't ons
niet te doen is om eigen belang te dienen, om te heer-
schen over anderen, maar om onze krachten te stellen
in den dienst der idéé, welke voor ons de waarheid
vertegenwoordigt.
Aan de geschiedenis komt het oordeel toe. Zij zal in
de toekomst toonen welke idéé triumfeert.
En als 't mij geoorloofd is een voorspelling te doen,
dan zou ik willen zeggen: slechts d i e idee heeft
kans op overwinning, welke het meest beant
woordt aan datgene wat wij innerlijk ervaren als re
delijk en goed. Of met andere woorden uitgedrukt,
hoe meer waarachtige menschelijkheid, hoe meer zui
vere liefde de idéé bevat, hoe grooter haar kans is
eens te worden verwerkelijkt.
Want zuivere menschelijkheid hééft de toekomst,
omdat wij menschen zijn en alle evolutie ten slotte
niet anders is dan zelfverwezenlijking.
Daarom kunnen wij de geestelijke vrijheid niet
missen en staan wij afwijzend tegenover het opko
mend streven om deze vrijheid te vermoorden.
ASTOR.