Imaarsclie Wielerbaan tVOfc OL Eten in de Wildernis. NAAR DE BODEM VAN DE ZEE. Als wij lieden ontmoeten, wier wee heeft geleid naar streken, welke in het dagelijksche verkeer nog niet zijn opgenomen, als wij luisteren naar de verha len van ontdekkingsreizigers en natuufrvorschers. dan blijkt herhaaldelijk, dat de mcnsch zich gezond en tevreden kan voelen bii voedsel, hetwelk hemels breed verschilt van hetgeen wiï gewend ziin dage lijks te eten. Jac. Mc, Laren, een Engclschman, dre jaren lang lier en der heeft gezworven, vertelde onlangs in de „Xeuc Zürieher Zeitung" oen en ander van ziin erva- rigen op cultinair gebied, waaraan wij hot volgende ontleenen: Tijdens een verblijf in een afgelegen streek van Xieuw-Guinea, fungeerde oen inboorling met een ge weldigen krullebol als mijn kok. Zijn kleeding be stond uit een lendendoek zonder meer; ziin manie ren en levensbeschouwingen waren als die van ziin rasgenooten. Natuurlijk had hii nog nooit voor een Europeaan gekookt; ik neem zelfs aan. dat hii nooit eenigerlei gerecht had bereid od de manier, zooals dat te onzent gbruikeliik is. Ik sloofde mij uit om hem het een en ander aan hel vorstand te brengen en slaagde daaringe deeltelijk. Zoo heb ik hem nooit kunnen loeren, dat theebladeren geen uur behoefden te koken om een behoorlijken drank op te leveren. Als hii aardappelen schilde, deed hii het zóó. dat van de knollen niets over bleef. Toen ik hem dat onder liet oog bracht, verviel hij in con ander uiter ste en kookte ze mei schil cn al. Brood was in de streek, waar hii leefde, vrijwel onbekend. In plaats daarvan at men een soort platte, dunne koeken, die in gloeiende asch vlug gebakken werd. Ofschoon ik mij uitsloofde om mijn kok aan het verstand te brengen hoe hii brood moest bereiden, maakte hij het deeg zóó dun. dut hii het in het vuur kon uitgieten, waardoor de vlam dan werd uitge doofd. Altijd opnieuw was hij door dit resultaat zóó geschrokken, dat ik mijn lachspieren maar ter nauwernood in bedwang kon houden. Het was een allerdwaast gezicht, te meer omdat de wolken witte asch, die uit het plotseling gedoofde vuur oastegen ziin. met cocosolie ingevet lichaam, omhulden om •tenslotte op zijn donkerbruine gestalte te blijven hangen. Een lepel maakte hii bii voorkeur schoon met zijn duim, dien hij dan eerst in den mond had gestoken. Moest hij iets afstoffen dan blies hii op het voor werp in plaats van een doek te gebruiken. Een ideale kok was hij niet bepaald; maar ik leerde hem kennen als een eerlijken en gcwilligen iongen en tenslotte bleef er van alles, wat ik hem aan het verstand trachtte te brengen, toch wel iets hangen, al liet ziin geheugen hem vaak in den s-teek. In Noord-Australië, waar ik acht jaar lang toefde onder lieden, die nog op het cultureele peil van het sleenen tijdperk schenen te staan, werd ik ver zorgd door een oudo negerin, die eenige iaren tevo ren in een Europeesche nederzetting had gewoond, waar zij het haantje van dienstbode had uitgeoefend. Be namen van de gerechten, die inen haar had lee- ren bereiden, was zij vergeten, met het gevolg, dat zij bii voorbeeld soep „watervleesch" noemde. Meest al trachtte zij mii door middel van gebaren duide lijk te maken, welk menu mij wachtte. Als zij wilde vertellen, dat zij gelei had klaar gemaakt, begon zij met haar lichaam te schommelen. Overigens was zij een bravo vrouw, die uitstekend voor mii zorgde. Van de vele lieden, op wier diensten ik beslag heb gelegd, herinner ik mii een half wilden kok. die het op zekeren dag in zijn hoofd kreeg om een eierkoek te bakken, misschien de grootste, die ooit ter wereld werd gemaakt, gezien het feit. dat hii in een leegen ijzeren ketel, die ongcvecrló h.1. kon bevatten, hon derden cn honderden eieren gooide. Dat een aantal niet al te veivsch meer was. deed niets ter zake. Bii die struif deed hij meel en wa ter, en nadat hii onder den ketel een vuur had aan gelegd. werd er een half uur lang met een stuk boomstam in de massa geroerd. Het gerecht, waarop een groot aantal inboorlineen onthaald zouden worden, moest eerst afkoelen, waar na mijn kok het, met behulp van een schep, op stukken boomschors serveerde. De gasten waren er verrukt over en eenigen konden de verleiding niet weerstaan om de laatste restjes uit den ketel te krabben. Op de Salomons-eilanden had ik een kok, die voor mij alleen de maaltijden bereidde, maar desondanks in den beginne iedere week ongeveer drie dozijn groote blikken vleesch noodig had. Eerst dacht ik, dat hii er een gedeelte van verkocht of aan ziin tal rijke vrienden en familieleden ten geschenke gaf. Toen ik hem echter controleerde, bleek de vork héél anders in den steel te zitten. De blikken moesten met een sleuteltje geopend worden, en nu gebeurde 'het dikwijls, dat zoo'n sleutel afbrak. Een mcnsch fnet een beet ie gezond verstand zou het blik dan op een andere manier hebben opengemaakt. Mijn kok echter, ten einde raad, gooide de half geopende bus weg en nam een andere, net zoo lang tot hii er een vond, die inderdaad open ging. Merkwaardig was, dat deze sinjeur niet het minste begrip had van de hoeveelheid voedsel, die een mensch noodig heeft. Van de pap, die hij voor mijn ontbijt bereidde, ron den zeker nog zes mensehen mee eten. Soep kookte hii met emmers vol. brood werd bii honderd pond tegelijk gebakken. Dat levensmiddelen geld kosten en dat de voorraad wel eens op kou ranen, heb ik hem niet aan het verstand kunnen brengen. De beste kok. dien ik op mijn reizen ooit heb ge had. was een Maleier. die inderdaad smakelijke ge rechten wist te bereiden. Op een keer. dat wij onze tenten op een onbewoond rotseiland hadden opge slagen, waar ik mineralogische onderzoekingen wilde doen, was op een gegeven oogenblik onze le vensmiddelen voorraad totaal uitgeput. Tot er een schip in zicht kwam, moesten wij ons tevreden stel len met oesters, die bii duizenden aan de kust te vinden waren. De eersie dagen ging dat best. maar vrij spoedig begonnen de weekdieren ons tegen te staan. Toen bedacht mijn kok alle mogelijke varta lies. Hii koekte, bakte en braadde de oesters. Nu eens stoofde bij ze met zeewier, dan weer probeerde bij ze te kiutsen als eieren. Soms werden ze in zoet, dan weer in zout water gestoofd. Hij deed werke lijk alles, wat hii in dezen kon doen, maar tenslotte bleven de oesters oesters. Een-on-twinlig keer oesters in de week was to veel en toen eindelijk, na drie weken wachten, het lang verbeide schip verscheen, had ik liever miin tong af gehakt. dan ooit weer oesters te eten. In Samoa had ik een kok, die er een eer in stelde om voor de maaltijden alleen datgene te gebruiken, wat van mijn eigen cocosplantage afkomstig was. Toen ik eens twaalf lieden te gast had. wist hij ons met de hem ten dienste staande middelen een uitstekend maal te bereiden. De soep. die hii ons voortzette, was van een in eigen wateren gevangen schildpad gekookt. Epn stuk moeras cn oerwoud.- dat hij mijn bezitting behoorde, leverde wilde eenden cn duiven. In plaats van de Euroneesche blikgroen- ten, die men in de tronen tot vervelens toe te eten krijgt, serveerde hii jams en zoete aardappelen uit mijn eigen tuin. Als dessert maakte hii een pud ding van tapioca, gewonnen uit de wortelen van de maniokaiheg. die mijn erf omringde. Cocosmelk, tot room geslagen, verhoogde de smakelijkheid van liet gerecht. Wij aten tropische vruchten, dronken het sap van citroenen, die op miin erf groeiden, en na het diner kregen wii koffie, gemaakt van zelf- verhouwde boonen. Zelfs de tafelversiering was uit Samoa afkomstig, al was het dan niet uit miin eigen tuin. Een vezelweefsel, door de inboorlingen vervaar digd. deed dienst als tafelkleed. Schotels en borden waren van gesneden en gepo lijst hout. Als bekers gebruikten wij uitgeholde bas ten van kokosnoten, messen en vorken waren uit mamboe gesneden. Alleen de specerijen bleken uit het „buitenland" afkomstig. Van alle feestmalen, die ik in den loop der jaren verorberd heb, staat mij geen zoo duidelijk voor den geest als dit, in elk opzicht huiselijk diner. HET DUITSCHE KOPPEL KILIAN—VOPEL WIN NEN OP DE ALKMAARSCHE WIELERBAAN. Uitstekend rijden van alle Hollandsche koppels. Interessante koppelwedstrijd. Het hoofdnummer van de wedstrijden, welke Don derdagmiddag (Hemelvaartsdag) op de Alkmaarsche Wielerbaan werden gehouden en waarvoor zeer veel belangstelling bestond, werd gevormd door een In ternationalen koppelwedstrijd voor profs en onaf- hankelijken over GO K.M. tusschen het Duitsche kop pel Kilian—Vopel en de Holl. koppels Van Hout- van Schijndel, MctzAdan; Jazetv. d. Heiden; VluggenKoumans, Fabelvan Baak en Fruitema Kuiper. Het begin van dezen koppelwedstrijd was zeer kalm, maar na 7 ronden rijden is het Adan, die een uitlooppoging waagt, gevolgd door den Duitscher Vopel. Het veld aangevoerd door P. Vluggen weet al spoedig de vluchtelingen te achterhalen, zoodat deze uitlooppoging mislukt. De jacht bleef nog geruimen tijd aanhouden, doch van een ronde nemen kwam het niet. Wel geraakte door deze jacht het koppel Fabel van Baak 1 ronde achter. Het eerste klassement werd gewonnen door Kilian voor Fruitema, van Schijndel en Vluggen. beschouwde, hoewel hij Newrnan's standpunt niet kon innemen. Hij had het onaangename gevoel, dat hii ziin eersten vriend niet bijster goed behandelde. Ziin houding had hem respect ingeboezemd en hij wist werkelijk niet wat nu te doen. „Wees nu niet zoo dwaas,"zei hij op jongensach tige manier. „Je moet toch waarachtig leven." Er kwam een glimlach om Newmans lippen. „U is de eenige die hiervan de noodzakelijkheid inziet," zei hii. Dit antwoord roerde Beresford op een eigenaardige wijze. Hii lachte dan ook niet en dacht aan hetgeen hii zelf niet lang geleden had meegemaakt. „Je bent een heel eigenaardige man," zei hii. „Ik wil me aller minst van ie ontdoen, zooals iii het uitdrukt. Ik moet echter een baantje zoeken, want ik kan niet van den wind leven." „Met die kerels van gisterenavond," zei Newman grimmig. Beresford verloor nu werkelijk zijn geduld. „Ver vloekt nog aan toe. Houd toch op met ie geklets, kerel. Verdwijn nu. want ik moet me aankleeden. Nee. ik bedoel niet voor goed. Straks spreken we elkaar wel weer." „In orde. mijnheer." zei Newman nog steeds met dien vreemden glimlach om zijn lippen. „Misschien kunnen we alle twee wel een baantje vinden in Wal- laroo," Bij de laatste woorden trok hii de tusschendeur achter zich dicht, en Beresford begon zich te kleeden Hij verkeerde in een stemming die het midden hield tusschen twijfel en bewondering. De man zag er grof en ruw uit: niettemin had hii hem op een ge geven oogenblik beschaamd gemaakt. Mei vil le had het natuurlijk bii het verkeerde einde gehad, ver onderstelde hij. Indien Newman iets te verbergen had ten opzichte van ziin vader, dan gebeurde dit niet omdat hij er zelf mede in verband stond. En toen drong eensklaps een andere gedachte zich aan hom op. Misschien was zijn vader op een heel eigenaardige wijze aan ziin einde gekomen. Wel licht wilde. Newman hem een en ander besparen. In elk geval zag hij het onnutte er van in nog lan ger te blijven zoeken. Hii moest ook om ziin eigen bestaan denken, en er viel niet veel tijd te verlie zen. Bovendien diende hij rekening te houden met Sally. Ze was als een lichtbaken in de duisternis. Hij zou ziin uiterete best doen haar een. behoorlijk tehuis te geven. En mot die gedachte nuttigde hij zijn ontbijt en begaf hij zich naar de Colwyn Motor Company. HOOFDSTUK IX. Eerlijk speL Voordat de dag ten einde was. waren de voorbe reidende maatregelen getroffen en was hii in de firma opgenomen. Hij vond het een uitmuntend plan een filiaal in Wallaroo op te ridhten. waardoor hij tot or> zekere hoogte ziin eigen baas zou wezen. Iets wat hii aanvankelijk niet had durven verwachten. Er werden onderhandelingen aangeknoopt over een gebouw aan hot einde van de hoofdstraat. Ze hadden nog geen rollend materiaal, zooals Melville het uitdrukte. Jonge Colwyn zou daarvoor echter zorgen. Iedereen kende de zaak evenwel en als hij werkelijk een baantje wilde hebben, dan bestond er geenerlei motief om het contract niet te teekenen. Beresford die vol vertrouwen was. en zelfs ziin te genzin ten opzichte van Fratton vergat, gaf te ken nen hiertoe bereid te zijn. Colwyn Sr. had op het punt. gestaan naar Sydnev terug te keeren, doch hij stelde ziin vertrek nog uit teneinde de bewuste overeenkomst in orde te maken. Beresford begreep niet waarom er aan een derge lijk eenvoudig werk zooveel moeilijkheden verbon den moesten zijn. Toen Cohvvn drie dagen later vertrok, was de zaak geregeld. Hii had een chemie van Beresford bii zich op de bank waar ziin klein kapitaal gedeponeerd was, cn Beresford had deze reeds order gegeven de bewuste som uit te keeren. Tot Mclville's groote verlichting ging Fratton met hem mee. „Ik kan dien kerel niet lang in miin na bijheid hebben." zei hii tot Beresford. „Hii'is altijd even hatelijk en cynisch. Zoodra we bericht hebben dat ie kapitaal in handen van de firma is, beginnen we te werken. Wc moeten nu wachten op Steve die met het noodige materiaal komt Voor dien tijd valt er hit ter weinig te doen. Ik zal ie eens wat van Australië laten zien in den tusschen tijd." Hij maakte lange tochten met hem over de ein- delooze velden en ze kampeerden ook een paar nach ten in de hosschen. Beresford genoot van alles ten volle, want hii had nu niet langer het gevoel dat heel Svdnev en Wallaroo vijandig tegenover hem stond. Na het eerste klassement keerde de rust terug en kwam na niot noemenswaardigen strijd het 2e klasse ment, welk van Schijndel voor zijn rekening nam, gevolgd door Kilian, Metz en van der Heiden. De pre mie van 2 lamsbouten, aangeboden door Volksslage rij Bing, bij het begin van den wedstrijd, bleef maar steeds onaangeroerd, het was voor geen koppel doen lijk een ronde te nemen. Het was het Duitsche koppel Kilian-Vopel, welke iedere uitlooppoging in den kiem smoorde en zoo naderde het 3e klassement, wat werd gewonnen door Kilian voor Mctz, Vluggen en Fabel. Het zijn van Hout en Jazet, die na dit klassement het nog eens zullen probeeren, doch het zijn steeds de Düitschers, die paraat zijn en alle pogingen af slaan. En nog steeds zijn de lamsbouten niet gewon nen, waarna de jury dan maar besloot deze te reser veeren voor de amateurswedstrijden op Woensdag avond. Hierdoor komen de geldprcmies aan de beurt, ten bedrage van f 25, opgehaald op de tribunes. Na het 4e klassement, welk gewonnen werd door Kilian voor Vluggen, Metz en Fabel, werd een premie van f 15 uitgeloofd voor de eerste ronde. Het is Kui per, die hiernaar het eerst een bod doet. gevolgd door van der Heiden; ook de Düitschers gaan er thans op los, maar al deze pogingen zijn te vergeefs en zoo volgde na dezen strijd 't 5e klassement, gewonnen door Kilian voor Metz, Vluggen en van Hout. Na dit klassement wordt de premie verhoogd op f 20, en alle pogingen om ui? te loopen door v. d. Heiden. Vopel, wederom v. d. Heiden, gevolgd door Jazet, mislukken door hot steeds onvermoeid afslaan van de Düitschers. Ook Kuiper wil het eens probeeren, maar nu is het Kilian, die alles voorhij vliegt, maar de Hollanders laten het ook niet toe cn zoo nadert langzamerhand het Ge klassement. In de laatste 5 ronden weet Kuiper handig gebruik te maken van het positiezocken der andere renners en weet een halve haan ronde te nemen en te behouden, om zoo doende het laatste Ulasement to winnen voor Vlug gen, Kilian en Metz. De einduitslag luidde: 1. Kilian—Vopel 23 p. 2. Vlug genKoumans 14 p.; 3. MetzAdan 12 p.; 4. Fruite maKuiper 11 p.; 5. van Houtv. Schijndel 7 p.; 6. Jazetv. d. Heiden 1 p. en 7. op 1 rondo Fabelv. Baak 2 p. Tijd 1 uur 2(5 min. 17.G sec. Do uitslagen der overige wedstrijden waren: Sprint- wedstrijd voor nieuwelingen over 4 ronden: le rit: 1. •T. Pronk (tijd laatste ronde 12 2/5 sec.); 2. H. Plomp, 3. Brak; 2e rit: J. Pronk (tijd 11 2/5 sec.); 2. H. Plomp; 3. Brak (gevallen); 3e rit: 1. J. Pronk; 2. H. Plomp. Totaal uitslag; 1. J. Pronk, 3 p.; 2. H. Plomp, 6 p.; 3. Brak 1) p. Ploegén-omniumwedstrijd voor Profs, te verrijden in 3 verschillende wedstrijden met puntentelling: A. Wedstrijd over 5 K.M. (30 ronden); 3 klassemen ten: 1. H. Vopel, klassementpunten 4, wedstrijdpun- ton 1; 2. G. Kilian, klassementp. 8, wedstrijdp. 2; 3. J. van Hout, klassementp. 8, wedstrijdp. 3V*>; 4. L. van Schijndel klassementp. 9, wedstrijdp. 3V*>. Wedstrijd B: Tijdrace over 1 K.M. (6 ronden); vlie gende start met puntertelling: H. Vopel. min. 12 sec., 1 p.; J. van Hout, 1 min. 12 1.5 sec., 2 p.; L. van Schijndel 1 min. 14 4/5 sec.; 3 p.; G. Kilian 1 min. 14 sec., 4 p. Wedstrijd C, Ploegen-inhaalvvedstrijd over max. 4 K.M. (24 ronden), met puntentelling. (De renners van dc winnende ploeg krijgen ieder één, de verlie zers ieder 2 punten). Na 18 ronden gewonnen door de ploeg J. van Hout—L. van Schijndel elk 1 p., tijd 3 min. 50 2/5 sec.; 2. G. Kilian 2 p. en H. Vopel 2 p. Totaal-uitslag van den Ploegeu-omniumwedstrijd* 1. G. Kilian 8 p. en H. Vopel 4 p. te zamen 12 p.; 2. J. van Hout 6Vfc p. en L. van Schijndel 7Vz p. to za men 14 p. 50-Ronden wedstrijd voor Profs en Onafhankelij- ken: zonder klassementen, 1 ronde genomen: door Fruitema in de 16e ronde: door Koumans in de 21e ronde, door Fabel en Kuiper in de 33e ronde. Volgorde van aankomst: 1. J. Kuiper, Julianadorp na zeer mooien strijd in 11 min. 22 sec.; 2. B. Kou mans te Heer, 3. D. Fabel, Haarlem, 4. K. Fruitema, Haarlem. Afvalwedstrijd voor Profs en Onafhanlcelijken. le afvaller: J. Kuiper, 2e afv. W. Metz, 3e Fruitema, 4e van Baak, 5e P. Vluggen, terwijl Koumans uitvalt wegens pech, 6e Fabel. Winnaar van dezen wedstrijd 1. v. d. Heiden; 2. Jazet, 3. Adan. Wedstrijd voor Nieuwelingen, te verrijden in 2 se ries over 3 K.M. (18 ronden) en een beslissing over 5 K.M. (30 ronden). De 5 eerst aankomenden in elke serie worden in de finale geplaatst. In de le serie weten zich te plaatsen Oukes, Smit, J. Zandvoort, Oudshoorn en Prins. In de 2e serie plaatsen zich: Derksen, Quant, J. Tel, P. Zandvoort en B. Glas. Beslissing over deze 2 series: 1. J. Tel. 2. B. Glas en 3. G. Oukes. Wedstrijd over 100 ronden voor Amateurs; zonder klassementen. Premie van 2 fietsbanden (baanban- den) uitgeloofd door Sigarenmagazijn Hartland voor dien amateur, die het eerst een ronde neemt, is door geen der renners uitgevoerd, zoodat deze banden niet verreden zijn. Verschillende amateurs deden hier voor pogingen, respectiev. J. Groot uit Alkmaar; G. Heijne, Uitgeest; F. Busman, Den Helder; wederom door J. Groot en C. Bakker, Zaandam, doch al deze uitlooppogingen mislukten. Na een vinnigen eind strijd tusschen J. Groot en G. Heijne, weet eerstge noemde welverdiend dezen wedstrijd te winnen in 24 min. 12 2/5 sec.; 2. Heijne, 3. H. Bol, Oosthuizen. Toen ze in Wallaroo terugkeerden vond hii dit plaatsje hoogst onaantrekkelijk. Er was nog steeds geen bericht van Colwvn. en Melville besloot hem nog eens mee te nemen naar Barren Hill, de zoo genaamde goudvelden, waar echter niets meer te vinden viel volgens hem. Al weer een nieuwe en interessante ondervinding. Het was een zeer oude mijn, die den laatsten tiid voortdurend in andere handen was overgegaan, en hoewel er nog heel wat mensch en aan het werk waren, wekte het geheel toch een troosteloozen en armzaligen indruk. Ze verlieten de mijn tegelijk met het werkvolk, en deze gaven verre van beminnelijke opmerkingen ten beste. „Ruw volkje", merkte Melville op, toen ze zich een eindje van hen verwijderd hadden. „Ik zou ze lieveh niet alleen in donker tegenkomen. Ze hebben de on vriendelijke gewoonte iemand die hen hindert kalm uit den weg te ruimen," zei hii glimlachend. Beresford dacht aan Newrnan's waarschuwing en vroeg zich onwillekeurig af of hij daarvan ook on dervinding had opgedaan. Na dien morgen volgend op ziin aankomst in Wal laroo had hii hem niet meer gezien. Volkomen In tegenstrijd met hetgeen hii vernachtte, had New man de wenk ter harte genomen en was verdwenen. En het eigenaardige van alles was dat Beresford hem werkelijk miste, hoewel Melville hem herhaal delijk verzekerde hoe blii hii moest wezen van hem af te ziin. Melville vermoedde dat hii niet ver af zou ziin en dat ze hem den een of anderen dag stomdronken op straat zouden tegenkomen. Hii was er bliikbaar ze ker van dat de man dronk, maar dit geloofde Be resford volstrekt niet. Hoewel hij den man maar heel kort had meege maakt. had hii in dat opzicht toch niets bemerkt En toen hii hem dan ook inderdaad op een dag met ziin geliefde piip in de mond tegen oen brug geleund zag staan, kreeg hii het aangename gevoel dat hii een ouden vriend weer ontmoet had. Hii liet Melville alleen staan om hem te begroe ten. „Hallo, Newman. hoe staat het er mee? Ik vroeg me al voortdurend af waar ie kon zitten." Hii had ziin hand uitgestoken en voordat Newman hem de zijne eaf. veegde hii deze aan ziin broek af. „Ja, ik ben hier", antwoordde hij lakoniek. „Gaat het goed?" vroeg Beresford weer. „Tamelijk." zei Newman. „Heb ie hier een baantje gevonden?" vroeg hii. Het cMooÜ2 vuilte temden, DOOS 20CT. TUBE 40 EN 60 CT. DE DIEPZEEDUIKER WILLIAM BEEBE VERTELT. De Amerikaansche diepzeeduiker dir. William Beebe heeft een boek geschre ven. getiteld: „923 meter onder de wa terspiegel", waaraan wii het volgende ontleenen. 427 Meter diepte. Om 10.44 uur zaten wij in volkomen stilzwijgen bii elkaar. Ik voelde het bloed in miin slapen klop pen en ik herinner mii, dat ik met miin vingers de maat op het koude vochtige staal van het venster kozijn sloeg. Ik nam miin zakdoek en veegde het elas van de patrijspoort, schoon. Plotseling merk ten wii. dat de duikerklok weer naar beneden ge drukt werd. De telefoon meldde „427 meter". Ik had de indruk, dat wij nog dieper zonken, doch wii bleven rustig zweven op deze groote diepte. Ik keek naar beneden en wederom voelde ik het veriangen opkomen om verder in de diepte door te dringen. Op zeker moment dacht ik een nieuwe vischsoort te zien zwemmen, doch het bleek, dat het onze tlubvlag was. die op deze diepte een inkt zwarte kleur scheen te hebben. Het glas van de patrijspoort was zeer helder, geliik kristal, ia. hel derder, want gesmolten kwarts is de doorzichtigste van alle stoffen en laat iedere golflengte van de lichttrillingen door. De buitenwereld, waar ik nu in keek, was een donker blauwzwarte wereld. Ik her innerde mii. dat ik eens in het tropische oerwoud een reus van een boom heb zien vellen. Indianen en straf ge vangenen hadden dagenlang gewerkt, tot dat hii eindelijk op de grond neerstortte. En toen de wolk van twijgjes, bladeren en slof verdwenen was, fladderde een kleine witte vlinder van de grond af. Toen ik nu uit het vensier keek. zag ik een kleine doorzichtige kwal langzaam voorbij trek ken. Het bleek, dat deze diersoort op grootere diep te voorkomt, dan ik gedacht had. Mijn kameraad Barton bromde iets en toen ik hem vroeg het eens te herhalen, bleek het. dat hii mij in kennis wilde stellen, dat op iedere vierkante centimeter van de patrijspoort een druk van onge veer vijf-en-veertig kilo stond. De kleine witte vlin der, die onbeschadigd van onder de gevallen boom te voorschijn kwam en de mooie voorbijdrijvende kwal schenen dus iets gemeen te hebben. Toen ik later weer aan de oppervlakte van de zee kwam, deelde men mij mede, dat de waterdruk op de dui kerklok op de grootste diepte meer dan drie milli- oen kilo bedroeg. Het verheugt mii. dat men mii deze mededeeling eerst deed, toen ik weer boven was. Had ik dat geweten toen ik in de diepte zat, dan hadden die millioenen kilogrammen mii wel licht eenige zorg gegeven. Een breuk van venster of wand van de duikerklok zou eenonmiddellijke dood tengevolge hebben gehad. Voor verdrinking be hoefden wii niet bang to ziin, want de eerste wa terdruppeltjes zouden ons geliik stalen kogels ge dood hebben. Wii stifaen weer. De terugreis vond in drie-en-veertig minuten plaats. Iedere voet. die wij stegen eischte twee se conden. Tweemaal tijdens het opstijgen bemerkte ik één of meer groote voorwerpen, die in de verto zweefde. Bij de daling had ik de gedachte, dat ik het aan mijn fantasie moest toeschrijven, doch thans weet ik. dat deze schaduwgestalten groote zeedie ren zijn. Welke diersoorten dit zijn vermag ik slechts te raden, doch ik hoop. wanneer ik weer in de zee afdaal, ze van dichterbij te kunnen zien. Toen wij tot op driehonderd meter diepte gestegen, waren, hoorde ik de stem van Miss Hollister door do luidspreker. Zij deelde mede, dat een meeuw om de „Ready" vloog. Ik antwoordde baar. dat ik het bemerkt had. Zoo was ik de eerste, die op een diepte van driehonderd meter onder de waterspiegel een vogel zag vliegen. Even later kwam de mededee ling van boven, dat een lid van de bemanning een diep'zeevisch uit het water geschept had. Toen ik weer aan de oppervlakte was, zag ik. dat het geen mop was, doch dat het werkelijk een dieozeevisoh was en nog wel een groot exemplaar. Naar alle waarschijnlijkheid was deze met onze duikerklok in botsing gekomen en daardoor wellicht verdoofd. Na een verblijf van bijna twee volle uren kropen wij om 11.52 uur in blakende welstand uit onze dui kerklok. was vreemd, maar hii vond het werkelijk buitenge woon prettig den man terug te zien. „Ik werk zoo nu en dan," luidde het antwoord. Hii zag er heel smerig uit. maar Beresford zag slechts den blijden glans van ziin oogen. „Luister eens, Newman," vervolgde do ionge man. „We zijn van plan binnenkort een zaak in Wallaroo te openen. Heb ie eenig verstand van lorries?" „Ik heb wel eens over dergelijke dingen hooren praten." „Ga nu mee, Cheverell," drong Melville die zich lot nu toe op aen achtergrond had gehouden, aan. „Waarop wachten we eigenlijk?" „Ga maar vast door," zei Beresford bedaard. „Ik haal ie dadelijk wel in. Zou ie bii me in dienst wil len komen?" ging hii voort. „Natuurlijk. Wat dacht u anders?" zei Newman. „Is er kans op? Is de zaak al geopend?" „Nee. maar dat gebeurt binnenkort," zei Beres ford haastig. „Ik kan hier niet blijven praten. Kom vanavond in het hotel bii me. Ik zou jou wel graag in mijn buurt willen hebben." Langzaam verscheen er een glimlach om New rnan's lippen. „Dat kan gebeuren, mijnheer. Waar moet ik wezen, aan de voor- of de achterdeur?" Beresford merkte dat de ontmoeting Newman evenveel genoegen deed als hem. en er ging een weldadige warmtestroom door ziin lichaam. Hii bedacht dat Newman ziin eerste vriend in dit vreemde land was geweest, en het was werkelijk heel prettig hem weer voor zich te zien. ..Kom me dus vanavond stellig opzoeken, oude ion gen," zei hii hartelijk na hem een klap op don schou der te hebben gegeven. „Waarvoor bemoei ie ie in Godsnaam rtog langer met dien ouden, viezen kerel?" vroeg Oelville grim mig. „Hii zal nooit in ziin leven een slag uitvoeren." Beresford nam hem even van het hoofd tot de voe ten op en zei toen langzaam en duidelijk verstaan baar: „Als ik hier aan het hoofd van een filiaal sta, kan ik toch zeker in dienst nemen wien ik wil. nietwaar?" „Oh, ia. natuurlijk." haastte Melville zich te ver zekeren. „Ik waarschuw ie alleen maar dat die man volmaakt nutteloos zal wezen. Het wordt enkel maar een kwestie van liefdadigheid en zooiets valt niet te motiveeren in het stadium waarin de zaak thans nog verkeert,' CWordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 18