Imaarsclie Wielerbaan
tVOfc OL
Eten in de
Wildernis.
NAAR DE BODEM VAN DE ZEE.
Als wij lieden ontmoeten, wier wee heeft geleid
naar streken, welke in het dagelijksche verkeer nog
niet zijn opgenomen, als wij luisteren naar de verha
len van ontdekkingsreizigers en natuufrvorschers.
dan blijkt herhaaldelijk, dat de mcnsch zich gezond
en tevreden kan voelen bii voedsel, hetwelk hemels
breed verschilt van hetgeen wiï gewend ziin dage
lijks te eten.
Jac. Mc, Laren, een Engclschman, dre jaren lang
lier en der heeft gezworven, vertelde onlangs in de
„Xeuc Zürieher Zeitung" oen en ander van ziin erva-
rigen op cultinair gebied, waaraan wij hot volgende
ontleenen:
Tijdens een verblijf in een afgelegen streek van
Xieuw-Guinea, fungeerde oen inboorling met een ge
weldigen krullebol als mijn kok. Zijn kleeding be
stond uit een lendendoek zonder meer; ziin manie
ren en levensbeschouwingen waren als die van ziin
rasgenooten. Natuurlijk had hii nog nooit voor een
Europeaan gekookt; ik neem zelfs aan. dat hii nooit
eenigerlei gerecht had bereid od de manier, zooals
dat te onzent gbruikeliik is.
Ik sloofde mij uit om hem het een en ander aan
hel vorstand te brengen en slaagde daaringe
deeltelijk. Zoo heb ik hem nooit kunnen loeren, dat
theebladeren geen uur behoefden te koken om een
behoorlijken drank op te leveren.
Als hii aardappelen schilde, deed hii het zóó. dat
van de knollen niets over bleef. Toen ik hem dat
onder liet oog bracht, verviel hij in con ander uiter
ste en kookte ze mei schil cn al.
Brood was in de streek, waar hii leefde, vrijwel
onbekend. In plaats daarvan at men een soort
platte, dunne koeken, die in gloeiende asch vlug
gebakken werd.
Ofschoon ik mij uitsloofde om mijn kok aan het
verstand te brengen hoe hii brood moest bereiden,
maakte hij het deeg zóó dun. dut hii het in het vuur
kon uitgieten, waardoor de vlam dan werd uitge
doofd. Altijd opnieuw was hij door dit resultaat
zóó geschrokken, dat ik mijn lachspieren maar ter
nauwernood in bedwang kon houden. Het was een
allerdwaast gezicht, te meer omdat de wolken witte
asch, die uit het plotseling gedoofde vuur oastegen
ziin. met cocosolie ingevet lichaam, omhulden om
•tenslotte op zijn donkerbruine gestalte te blijven
hangen.
Een lepel maakte hii bii voorkeur schoon met zijn
duim, dien hij dan eerst in den mond had gestoken.
Moest hij iets afstoffen dan blies hii op het voor
werp in plaats van een doek te gebruiken.
Een ideale kok was hij niet bepaald; maar ik
leerde hem kennen als een eerlijken en gcwilligen
iongen en tenslotte bleef er van alles, wat ik hem
aan het verstand trachtte te brengen, toch wel iets
hangen, al liet ziin geheugen hem vaak in den
s-teek.
In Noord-Australië, waar ik acht jaar lang toefde
onder lieden, die nog op het cultureele peil van
het sleenen tijdperk schenen te staan, werd ik ver
zorgd door een oudo negerin, die eenige iaren tevo
ren in een Europeesche nederzetting had gewoond,
waar zij het haantje van dienstbode had uitgeoefend.
Be namen van de gerechten, die inen haar had lee-
ren bereiden, was zij vergeten, met het gevolg, dat
zij bii voorbeeld soep „watervleesch" noemde. Meest
al trachtte zij mii door middel van gebaren duide
lijk te maken, welk menu mij wachtte. Als zij wilde
vertellen, dat zij gelei had klaar gemaakt, begon
zij met haar lichaam te schommelen. Overigens was
zij een bravo vrouw, die uitstekend voor mii zorgde.
Van de vele lieden, op wier diensten ik beslag heb
gelegd, herinner ik mii een half wilden kok. die het
op zekeren dag in zijn hoofd kreeg om een eierkoek
te bakken, misschien de grootste, die ooit ter wereld
werd gemaakt, gezien het feit. dat hii in een leegen
ijzeren ketel, die ongcvecrló h.1. kon bevatten, hon
derden cn honderden eieren gooide.
Dat een aantal niet al te veivsch meer was. deed
niets ter zake. Bii die struif deed hij meel en wa
ter, en nadat hii onder den ketel een vuur had aan
gelegd. werd er een half uur lang met een stuk
boomstam in de massa geroerd.
Het gerecht, waarop een groot aantal inboorlineen
onthaald zouden worden, moest eerst afkoelen, waar
na mijn kok het, met behulp van een schep, op
stukken boomschors serveerde. De gasten waren
er verrukt over en eenigen konden de verleiding
niet weerstaan om de laatste restjes uit den ketel
te krabben.
Op de Salomons-eilanden had ik een kok, die voor
mij alleen de maaltijden bereidde, maar desondanks
in den beginne iedere week ongeveer drie dozijn
groote blikken vleesch noodig had. Eerst dacht ik,
dat hii er een gedeelte van verkocht of aan ziin tal
rijke vrienden en familieleden ten geschenke gaf.
Toen ik hem echter controleerde, bleek de vork héél
anders in den steel te zitten. De blikken moesten
met een sleuteltje geopend worden, en nu gebeurde
'het dikwijls, dat zoo'n sleutel afbrak. Een mcnsch
fnet een beet ie gezond verstand zou het blik dan op
een andere manier hebben opengemaakt. Mijn kok
echter, ten einde raad, gooide de half geopende bus
weg en nam een andere, net zoo lang tot hii er een
vond, die inderdaad open ging. Merkwaardig was,
dat deze sinjeur niet het minste begrip had van de
hoeveelheid voedsel, die een mensch noodig heeft.
Van de pap, die hij voor mijn ontbijt bereidde, ron
den zeker nog zes mensehen mee eten. Soep kookte
hii met emmers vol. brood werd bii honderd pond
tegelijk gebakken. Dat levensmiddelen geld kosten
en dat de voorraad wel eens op kou ranen, heb ik
hem niet aan het verstand kunnen brengen.
De beste kok. dien ik op mijn reizen ooit heb ge
had. was een Maleier. die inderdaad smakelijke ge
rechten wist te bereiden. Op een keer. dat wij onze
tenten op een onbewoond rotseiland hadden opge
slagen, waar ik mineralogische onderzoekingen
wilde doen, was op een gegeven oogenblik onze le
vensmiddelen voorraad totaal uitgeput. Tot er een
schip in zicht kwam, moesten wij ons tevreden stel
len met oesters, die bii duizenden aan de kust te
vinden waren. De eersie dagen ging dat best. maar
vrij spoedig begonnen de weekdieren ons tegen te
staan. Toen bedacht mijn kok alle mogelijke varta
lies. Hii koekte, bakte en braadde de oesters. Nu
eens stoofde bij ze met zeewier, dan weer probeerde
bij ze te kiutsen als eieren. Soms werden ze in zoet,
dan weer in zout water gestoofd. Hij deed werke
lijk alles, wat hii in dezen kon doen, maar tenslotte
bleven de oesters oesters.
Een-on-twinlig keer oesters in de week was to veel
en toen eindelijk, na drie weken wachten, het lang
verbeide schip verscheen, had ik liever miin tong af
gehakt. dan ooit weer oesters te eten.
In Samoa had ik een kok, die er een eer in stelde
om voor de maaltijden alleen datgene te gebruiken,
wat van mijn eigen cocosplantage afkomstig was.
Toen ik eens twaalf lieden te gast had. wist hij
ons met de hem ten dienste staande middelen een
uitstekend maal te bereiden. De soep. die hii ons
voortzette, was van een in eigen wateren gevangen
schildpad gekookt. Epn stuk moeras cn oerwoud.-
dat hij mijn bezitting behoorde, leverde wilde eenden
cn duiven. In plaats van de Euroneesche blikgroen-
ten, die men in de tronen tot vervelens toe te eten
krijgt, serveerde hii jams en zoete aardappelen uit
mijn eigen tuin. Als dessert maakte hii een pud
ding van tapioca, gewonnen uit de wortelen van
de maniokaiheg. die mijn erf omringde. Cocosmelk,
tot room geslagen, verhoogde de smakelijkheid van
liet gerecht. Wij aten tropische vruchten, dronken
het sap van citroenen, die op miin erf groeiden, en
na het diner kregen wii koffie, gemaakt van zelf-
verhouwde boonen.
Zelfs de tafelversiering was uit Samoa afkomstig,
al was het dan niet uit miin eigen tuin.
Een vezelweefsel, door de inboorlingen vervaar
digd. deed dienst als tafelkleed.
Schotels en borden waren van gesneden en gepo
lijst hout. Als bekers gebruikten wij uitgeholde bas
ten van kokosnoten, messen en vorken waren uit
mamboe gesneden. Alleen de specerijen bleken uit het
„buitenland" afkomstig.
Van alle feestmalen, die ik in den loop der jaren
verorberd heb, staat mij geen zoo duidelijk voor den
geest als dit, in elk opzicht huiselijk diner.
HET DUITSCHE KOPPEL KILIAN—VOPEL WIN
NEN OP DE ALKMAARSCHE WIELERBAAN.
Uitstekend rijden van alle Hollandsche koppels.
Interessante koppelwedstrijd.
Het hoofdnummer van de wedstrijden, welke Don
derdagmiddag (Hemelvaartsdag) op de Alkmaarsche
Wielerbaan werden gehouden en waarvoor zeer veel
belangstelling bestond, werd gevormd door een In
ternationalen koppelwedstrijd voor profs en onaf-
hankelijken over GO K.M. tusschen het Duitsche kop
pel Kilian—Vopel en de Holl. koppels Van Hout-
van Schijndel, MctzAdan; Jazetv. d. Heiden;
VluggenKoumans, Fabelvan Baak en Fruitema
Kuiper.
Het begin van dezen koppelwedstrijd was zeer
kalm, maar na 7 ronden rijden is het Adan, die een
uitlooppoging waagt, gevolgd door den Duitscher
Vopel. Het veld aangevoerd door P. Vluggen weet al
spoedig de vluchtelingen te achterhalen, zoodat deze
uitlooppoging mislukt. De jacht bleef nog geruimen
tijd aanhouden, doch van een ronde nemen kwam het
niet. Wel geraakte door deze jacht het koppel Fabel
van Baak 1 ronde achter. Het eerste klassement
werd gewonnen door Kilian voor Fruitema, van
Schijndel en Vluggen.
beschouwde, hoewel hij Newrnan's standpunt niet
kon innemen. Hij had het onaangename gevoel, dat
hii ziin eersten vriend niet bijster goed behandelde.
Ziin houding had hem respect ingeboezemd en hij
wist werkelijk niet wat nu te doen.
„Wees nu niet zoo dwaas,"zei hij op jongensach
tige manier.
„Je moet toch waarachtig leven."
Er kwam een glimlach om Newmans lippen. „U is
de eenige die hiervan de noodzakelijkheid inziet,"
zei hii.
Dit antwoord roerde Beresford op een eigenaardige
wijze.
Hii lachte dan ook niet en dacht aan hetgeen hii
zelf niet lang geleden had meegemaakt. „Je bent
een heel eigenaardige man," zei hii. „Ik wil me aller
minst van ie ontdoen, zooals iii het uitdrukt. Ik
moet echter een baantje zoeken, want ik kan niet
van den wind leven."
„Met die kerels van gisterenavond," zei Newman
grimmig.
Beresford verloor nu werkelijk zijn geduld. „Ver
vloekt nog aan toe. Houd toch op met ie geklets,
kerel. Verdwijn nu. want ik moet me aankleeden.
Nee. ik bedoel niet voor goed. Straks spreken we
elkaar wel weer."
„In orde. mijnheer." zei Newman nog steeds met
dien vreemden glimlach om zijn lippen. „Misschien
kunnen we alle twee wel een baantje vinden in Wal-
laroo,"
Bij de laatste woorden trok hii de tusschendeur
achter zich dicht, en Beresford begon zich te kleeden
Hij verkeerde in een stemming die het midden hield
tusschen twijfel en bewondering. De man zag er
grof en ruw uit: niettemin had hii hem op een ge
geven oogenblik beschaamd gemaakt. Mei vil le had
het natuurlijk bii het verkeerde einde gehad, ver
onderstelde hij. Indien Newman iets te verbergen
had ten opzichte van ziin vader, dan gebeurde dit
niet omdat hij er zelf mede in verband stond. En
toen drong eensklaps een andere gedachte zich aan
hom op. Misschien was zijn vader op een heel
eigenaardige wijze aan ziin einde gekomen. Wel
licht wilde. Newman hem een en ander besparen.
In elk geval zag hij het onnutte er van in nog lan
ger te blijven zoeken. Hii moest ook om ziin eigen
bestaan denken, en er viel niet veel tijd te verlie
zen. Bovendien diende hij rekening te houden met
Sally. Ze was als een lichtbaken in de duisternis.
Hij zou ziin uiterete best doen haar een. behoorlijk
tehuis te geven.
En mot die gedachte nuttigde hij zijn ontbijt en
begaf hij zich naar de Colwyn Motor Company.
HOOFDSTUK IX.
Eerlijk speL
Voordat de dag ten einde was. waren de voorbe
reidende maatregelen getroffen en was hii in de
firma opgenomen. Hij vond het een uitmuntend plan
een filiaal in Wallaroo op te ridhten. waardoor hij
tot or> zekere hoogte ziin eigen baas zou wezen. Iets
wat hii aanvankelijk niet had durven verwachten.
Er werden onderhandelingen aangeknoopt over
een gebouw aan hot einde van de hoofdstraat. Ze
hadden nog geen rollend materiaal, zooals Melville
het uitdrukte. Jonge Colwyn zou daarvoor echter
zorgen. Iedereen kende de zaak evenwel en als hij
werkelijk een baantje wilde hebben, dan bestond er
geenerlei motief om het contract niet te teekenen.
Beresford die vol vertrouwen was. en zelfs ziin te
genzin ten opzichte van Fratton vergat, gaf te ken
nen hiertoe bereid te zijn.
Colwyn Sr. had op het punt. gestaan naar Sydnev
terug te keeren, doch hij stelde ziin vertrek nog uit
teneinde de bewuste overeenkomst in orde te maken.
Beresford begreep niet waarom er aan een derge
lijk eenvoudig werk zooveel moeilijkheden verbon
den moesten zijn.
Toen Cohvvn drie dagen later vertrok, was de zaak
geregeld. Hii had een chemie van Beresford bii zich
op de bank waar ziin klein kapitaal gedeponeerd
was, cn Beresford had deze reeds order gegeven de
bewuste som uit te keeren.
Tot Mclville's groote verlichting ging Fratton met
hem mee. „Ik kan dien kerel niet lang in miin na
bijheid hebben." zei hii tot Beresford. „Hii'is altijd
even hatelijk en cynisch. Zoodra we bericht hebben
dat ie kapitaal in handen van de firma is, beginnen
we te werken. Wc moeten nu wachten op Steve die
met het noodige materiaal komt Voor dien tijd valt
er hit ter weinig te doen. Ik zal ie eens wat van
Australië laten zien in den tusschen tijd."
Hij maakte lange tochten met hem over de ein-
delooze velden en ze kampeerden ook een paar nach
ten in de hosschen. Beresford genoot van alles ten
volle, want hii had nu niet langer het gevoel dat heel
Svdnev en Wallaroo vijandig tegenover hem stond.
Na het eerste klassement keerde de rust terug en
kwam na niot noemenswaardigen strijd het 2e klasse
ment, welk van Schijndel voor zijn rekening nam,
gevolgd door Kilian, Metz en van der Heiden. De pre
mie van 2 lamsbouten, aangeboden door Volksslage
rij Bing, bij het begin van den wedstrijd, bleef maar
steeds onaangeroerd, het was voor geen koppel doen
lijk een ronde te nemen. Het was het Duitsche koppel
Kilian-Vopel, welke iedere uitlooppoging in den kiem
smoorde en zoo naderde het 3e klassement, wat werd
gewonnen door Kilian voor Mctz, Vluggen en Fabel.
Het zijn van Hout en Jazet, die na dit klassement
het nog eens zullen probeeren, doch het zijn steeds
de Düitschers, die paraat zijn en alle pogingen af
slaan. En nog steeds zijn de lamsbouten niet gewon
nen, waarna de jury dan maar besloot deze te reser
veeren voor de amateurswedstrijden op Woensdag
avond. Hierdoor komen de geldprcmies aan de beurt,
ten bedrage van f 25, opgehaald op de tribunes.
Na het 4e klassement, welk gewonnen werd door
Kilian voor Vluggen, Metz en Fabel, werd een premie
van f 15 uitgeloofd voor de eerste ronde. Het is Kui
per, die hiernaar het eerst een bod doet. gevolgd door
van der Heiden; ook de Düitschers gaan er thans op
los, maar al deze pogingen zijn te vergeefs en zoo
volgde na dezen strijd 't 5e klassement, gewonnen
door Kilian voor Metz, Vluggen en van Hout. Na dit
klassement wordt de premie verhoogd op f 20, en
alle pogingen om ui? te loopen door v. d. Heiden.
Vopel, wederom v. d. Heiden, gevolgd door Jazet,
mislukken door hot steeds onvermoeid afslaan van
de Düitschers. Ook Kuiper wil het eens probeeren,
maar nu is het Kilian, die alles voorhij vliegt, maar
de Hollanders laten het ook niet toe cn zoo nadert
langzamerhand het Ge klassement. In de laatste 5
ronden weet Kuiper handig gebruik te maken van
het positiezocken der andere renners en weet een
halve haan ronde te nemen en te behouden, om zoo
doende het laatste Ulasement to winnen voor Vlug
gen, Kilian en Metz.
De einduitslag luidde: 1. Kilian—Vopel 23 p. 2. Vlug
genKoumans 14 p.; 3. MetzAdan 12 p.; 4. Fruite
maKuiper 11 p.; 5. van Houtv. Schijndel 7 p.; 6.
Jazetv. d. Heiden 1 p. en 7. op 1 rondo Fabelv.
Baak 2 p. Tijd 1 uur 2(5 min. 17.G sec.
Do uitslagen der overige wedstrijden waren: Sprint-
wedstrijd voor nieuwelingen over 4 ronden: le rit: 1.
•T. Pronk (tijd laatste ronde 12 2/5 sec.); 2. H. Plomp,
3. Brak; 2e rit: J. Pronk (tijd 11 2/5 sec.); 2. H.
Plomp; 3. Brak (gevallen); 3e rit: 1. J. Pronk; 2. H.
Plomp. Totaal uitslag; 1. J. Pronk, 3 p.; 2. H. Plomp,
6 p.; 3. Brak 1) p.
Ploegén-omniumwedstrijd voor Profs, te verrijden
in 3 verschillende wedstrijden met puntentelling:
A. Wedstrijd over 5 K.M. (30 ronden); 3 klassemen
ten: 1. H. Vopel, klassementpunten 4, wedstrijdpun-
ton 1; 2. G. Kilian, klassementp. 8, wedstrijdp. 2; 3. J.
van Hout, klassementp. 8, wedstrijdp. 3V*>; 4. L. van
Schijndel klassementp. 9, wedstrijdp. 3V*>.
Wedstrijd B: Tijdrace over 1 K.M. (6 ronden); vlie
gende start met puntertelling: H. Vopel. min. 12
sec., 1 p.; J. van Hout, 1 min. 12 1.5 sec., 2 p.; L. van
Schijndel 1 min. 14 4/5 sec.; 3 p.; G. Kilian 1 min.
14 sec., 4 p.
Wedstrijd C, Ploegen-inhaalvvedstrijd over max. 4
K.M. (24 ronden), met puntentelling. (De renners
van dc winnende ploeg krijgen ieder één, de verlie
zers ieder 2 punten). Na 18 ronden gewonnen door de
ploeg J. van Hout—L. van Schijndel elk 1 p., tijd 3
min. 50 2/5 sec.; 2. G. Kilian 2 p. en H. Vopel 2 p.
Totaal-uitslag van den Ploegeu-omniumwedstrijd*
1. G. Kilian 8 p. en H. Vopel 4 p. te zamen 12 p.; 2.
J. van Hout 6Vfc p. en L. van Schijndel 7Vz p. to za
men 14 p.
50-Ronden wedstrijd voor Profs en Onafhankelij-
ken: zonder klassementen, 1 ronde genomen: door
Fruitema in de 16e ronde: door Koumans in de 21e
ronde, door Fabel en Kuiper in de 33e ronde.
Volgorde van aankomst: 1. J. Kuiper, Julianadorp
na zeer mooien strijd in 11 min. 22 sec.; 2. B. Kou
mans te Heer, 3. D. Fabel, Haarlem, 4. K. Fruitema,
Haarlem.
Afvalwedstrijd voor Profs en Onafhanlcelijken. le
afvaller: J. Kuiper, 2e afv. W. Metz, 3e Fruitema, 4e
van Baak, 5e P. Vluggen, terwijl Koumans uitvalt
wegens pech, 6e Fabel. Winnaar van dezen wedstrijd
1. v. d. Heiden; 2. Jazet, 3. Adan.
Wedstrijd voor Nieuwelingen, te verrijden in 2 se
ries over 3 K.M. (18 ronden) en een beslissing over
5 K.M. (30 ronden). De 5 eerst aankomenden in elke
serie worden in de finale geplaatst.
In de le serie weten zich te plaatsen Oukes, Smit,
J. Zandvoort, Oudshoorn en Prins. In de 2e serie
plaatsen zich: Derksen, Quant, J. Tel, P. Zandvoort
en B. Glas. Beslissing over deze 2 series: 1. J. Tel.
2. B. Glas en 3. G. Oukes.
Wedstrijd over 100 ronden voor Amateurs; zonder
klassementen. Premie van 2 fietsbanden (baanban-
den) uitgeloofd door Sigarenmagazijn Hartland voor
dien amateur, die het eerst een ronde neemt, is door
geen der renners uitgevoerd, zoodat deze banden
niet verreden zijn. Verschillende amateurs deden hier
voor pogingen, respectiev. J. Groot uit Alkmaar;
G. Heijne, Uitgeest; F. Busman, Den Helder; wederom
door J. Groot en C. Bakker, Zaandam, doch al deze
uitlooppogingen mislukten. Na een vinnigen eind
strijd tusschen J. Groot en G. Heijne, weet eerstge
noemde welverdiend dezen wedstrijd te winnen in
24 min. 12 2/5 sec.; 2. Heijne, 3. H. Bol, Oosthuizen.
Toen ze in Wallaroo terugkeerden vond hii dit
plaatsje hoogst onaantrekkelijk. Er was nog steeds
geen bericht van Colwvn. en Melville besloot hem
nog eens mee te nemen naar Barren Hill, de zoo
genaamde goudvelden, waar echter niets meer te
vinden viel volgens hem. Al weer een nieuwe en
interessante ondervinding. Het was een zeer oude
mijn, die den laatsten tiid voortdurend in andere
handen was overgegaan, en hoewel er nog heel wat
mensch en aan het werk waren, wekte het geheel
toch een troosteloozen en armzaligen indruk.
Ze verlieten de mijn tegelijk met het werkvolk, en
deze gaven verre van beminnelijke opmerkingen ten
beste.
„Ruw volkje", merkte Melville op, toen ze zich een
eindje van hen verwijderd hadden. „Ik zou ze lieveh
niet alleen in donker tegenkomen. Ze hebben de on
vriendelijke gewoonte iemand die hen hindert kalm
uit den weg te ruimen," zei hii glimlachend.
Beresford dacht aan Newrnan's waarschuwing en
vroeg zich onwillekeurig af of hij daarvan ook on
dervinding had opgedaan.
Na dien morgen volgend op ziin aankomst in Wal
laroo had hii hem niet meer gezien. Volkomen In
tegenstrijd met hetgeen hii vernachtte, had New
man de wenk ter harte genomen en was verdwenen.
En het eigenaardige van alles was dat Beresford
hem werkelijk miste, hoewel Melville hem herhaal
delijk verzekerde hoe blii hii moest wezen van hem
af te ziin.
Melville vermoedde dat hii niet ver af zou ziin en
dat ze hem den een of anderen dag stomdronken op
straat zouden tegenkomen. Hii was er bliikbaar ze
ker van dat de man dronk, maar dit geloofde Be
resford volstrekt niet.
Hoewel hij den man maar heel kort had meege
maakt. had hii in dat opzicht toch niets bemerkt
En toen hii hem dan ook inderdaad op een dag met
ziin geliefde piip in de mond tegen oen brug geleund
zag staan, kreeg hii het aangename gevoel dat hii een
ouden vriend weer ontmoet had.
Hii liet Melville alleen staan om hem te begroe
ten. „Hallo, Newman. hoe staat het er mee? Ik
vroeg me al voortdurend af waar ie kon zitten."
Hii had ziin hand uitgestoken en voordat Newman
hem de zijne eaf. veegde hii deze aan ziin broek af.
„Ja, ik ben hier", antwoordde hij lakoniek.
„Gaat het goed?" vroeg Beresford weer.
„Tamelijk." zei Newman.
„Heb ie hier een baantje gevonden?" vroeg hii. Het
cMooÜ2 vuilte temden,
DOOS 20CT. TUBE 40 EN 60 CT.
DE DIEPZEEDUIKER WILLIAM BEEBE VERTELT.
De Amerikaansche diepzeeduiker dir.
William Beebe heeft een boek geschre
ven. getiteld: „923 meter onder de wa
terspiegel", waaraan wii het volgende
ontleenen.
427 Meter diepte.
Om 10.44 uur zaten wij in volkomen stilzwijgen
bii elkaar. Ik voelde het bloed in miin slapen klop
pen en ik herinner mii, dat ik met miin vingers de
maat op het koude vochtige staal van het venster
kozijn sloeg. Ik nam miin zakdoek en veegde het
elas van de patrijspoort, schoon. Plotseling merk
ten wii. dat de duikerklok weer naar beneden ge
drukt werd. De telefoon meldde „427 meter". Ik
had de indruk, dat wij nog dieper zonken, doch wii
bleven rustig zweven op deze groote diepte.
Ik keek naar beneden en wederom voelde ik het
veriangen opkomen om verder in de diepte door te
dringen. Op zeker moment dacht ik een nieuwe
vischsoort te zien zwemmen, doch het bleek, dat
het onze tlubvlag was. die op deze diepte een inkt
zwarte kleur scheen te hebben. Het glas van de
patrijspoort was zeer helder, geliik kristal, ia. hel
derder, want gesmolten kwarts is de doorzichtigste
van alle stoffen en laat iedere golflengte van de
lichttrillingen door. De buitenwereld, waar ik nu in
keek, was een donker blauwzwarte wereld. Ik her
innerde mii. dat ik eens in het tropische oerwoud
een reus van een boom heb zien vellen. Indianen
en straf ge vangenen hadden dagenlang gewerkt, tot
dat hii eindelijk op de grond neerstortte. En toen
de wolk van twijgjes, bladeren en slof verdwenen
was, fladderde een kleine witte vlinder van de
grond af. Toen ik nu uit het vensier keek. zag ik
een kleine doorzichtige kwal langzaam voorbij trek
ken. Het bleek, dat deze diersoort op grootere diep
te voorkomt, dan ik gedacht had.
Mijn kameraad Barton bromde iets en toen ik hem
vroeg het eens te herhalen, bleek het. dat hii mij
in kennis wilde stellen, dat op iedere vierkante
centimeter van de patrijspoort een druk van onge
veer vijf-en-veertig kilo stond. De kleine witte vlin
der, die onbeschadigd van onder de gevallen boom
te voorschijn kwam en de mooie voorbijdrijvende
kwal schenen dus iets gemeen te hebben. Toen ik
later weer aan de oppervlakte van de zee kwam,
deelde men mij mede, dat de waterdruk op de dui
kerklok op de grootste diepte meer dan drie milli-
oen kilo bedroeg. Het verheugt mii. dat men mii
deze mededeeling eerst deed, toen ik weer boven
was. Had ik dat geweten toen ik in de diepte zat,
dan hadden die millioenen kilogrammen mii wel
licht eenige zorg gegeven. Een breuk van venster
of wand van de duikerklok zou eenonmiddellijke
dood tengevolge hebben gehad. Voor verdrinking be
hoefden wii niet bang to ziin, want de eerste wa
terdruppeltjes zouden ons geliik stalen kogels ge
dood hebben.
Wii stifaen weer.
De terugreis vond in drie-en-veertig minuten
plaats. Iedere voet. die wij stegen eischte twee se
conden. Tweemaal tijdens het opstijgen bemerkte
ik één of meer groote voorwerpen, die in de verto
zweefde. Bij de daling had ik de gedachte, dat ik het
aan mijn fantasie moest toeschrijven, doch thans
weet ik. dat deze schaduwgestalten groote zeedie
ren zijn. Welke diersoorten dit zijn vermag ik
slechts te raden, doch ik hoop. wanneer ik weer in
de zee afdaal, ze van dichterbij te kunnen zien.
Toen wij tot op driehonderd meter diepte gestegen,
waren, hoorde ik de stem van Miss Hollister door do
luidspreker. Zij deelde mede, dat een meeuw om
de „Ready" vloog. Ik antwoordde baar. dat ik het
bemerkt had. Zoo was ik de eerste, die op een diepte
van driehonderd meter onder de waterspiegel een
vogel zag vliegen. Even later kwam de mededee
ling van boven, dat een lid van de bemanning een
diep'zeevisch uit het water geschept had. Toen ik
weer aan de oppervlakte was, zag ik. dat het geen
mop was, doch dat het werkelijk een dieozeevisoh
was en nog wel een groot exemplaar. Naar alle
waarschijnlijkheid was deze met onze duikerklok in
botsing gekomen en daardoor wellicht verdoofd.
Na een verblijf van bijna twee volle uren kropen
wij om 11.52 uur in blakende welstand uit onze dui
kerklok.
was vreemd, maar hii vond het werkelijk buitenge
woon prettig den man terug te zien.
„Ik werk zoo nu en dan," luidde het antwoord. Hii
zag er heel smerig uit. maar Beresford zag slechts
den blijden glans van ziin oogen.
„Luister eens, Newman," vervolgde do ionge man.
„We zijn van plan binnenkort een zaak in Wallaroo
te openen. Heb ie eenig verstand van lorries?"
„Ik heb wel eens over dergelijke dingen hooren
praten."
„Ga nu mee, Cheverell," drong Melville die zich
lot nu toe op aen achtergrond had gehouden, aan.
„Waarop wachten we eigenlijk?"
„Ga maar vast door," zei Beresford bedaard. „Ik
haal ie dadelijk wel in. Zou ie bii me in dienst wil
len komen?" ging hii voort.
„Natuurlijk. Wat dacht u anders?" zei Newman.
„Is er kans op? Is de zaak al geopend?"
„Nee. maar dat gebeurt binnenkort," zei Beres
ford haastig. „Ik kan hier niet blijven praten. Kom
vanavond in het hotel bii me. Ik zou jou wel graag
in mijn buurt willen hebben."
Langzaam verscheen er een glimlach om New
rnan's lippen. „Dat kan gebeuren, mijnheer. Waar
moet ik wezen, aan de voor- of de achterdeur?"
Beresford merkte dat de ontmoeting Newman
evenveel genoegen deed als hem. en er ging een
weldadige warmtestroom door ziin lichaam.
Hii bedacht dat Newman ziin eerste vriend in dit
vreemde land was geweest, en het was werkelijk
heel prettig hem weer voor zich te zien.
..Kom me dus vanavond stellig opzoeken, oude ion
gen," zei hii hartelijk na hem een klap op don schou
der te hebben gegeven.
„Waarvoor bemoei ie ie in Godsnaam rtog langer
met dien ouden, viezen kerel?" vroeg Oelville grim
mig. „Hii zal nooit in ziin leven een slag uitvoeren."
Beresford nam hem even van het hoofd tot de voe
ten op en zei toen langzaam en duidelijk verstaan
baar: „Als ik hier aan het hoofd van een filiaal
sta, kan ik toch zeker in dienst nemen wien ik wil.
nietwaar?"
„Oh, ia. natuurlijk." haastte Melville zich te ver
zekeren. „Ik waarschuw ie alleen maar dat die man
volmaakt nutteloos zal wezen. Het wordt enkel maar
een kwestie van liefdadigheid en zooiets valt niet te
motiveeren in het stadium waarin de zaak thans
nog verkeert,'
CWordt vervolgd.)