Wraak is zoet. Kruiswoordraadsel. —■■lil! DE AVONTUREN VAN PROF JE EN STRUISJE Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 1 Juni 1935. No. 9733. ZATERDAGAVOND SCHETS Door Sirolf, vrij bewerkt naar het Engelsch. (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden. BUITEN wonen is heerlijk, maar er moesten geen Puf- felmannen bestaan. Om U maar dadelijk uit den droom te helpen, de Puffelmannen zijn de menschen, die naast ons wonen. In de andere villa. Want we wo nen in zoo'n lief, modern bouwsel- tje, van twee villa's onder één dak. We vonden dat prachtig en idyl lisch, zoolang we de familie Puffel- man nog niet kenden. Maar thans is het den architect, die verant woordelijk is voor dit idee, van „twee villa's onder één dak", gera den, niet al te dicht onder mijn ge hoor te komen. Want dan zou ik me genoodzaakt gevoelen, eenige zeer krasse opmerkingen aan zijn adres los te laten. Die Puffelmannen zijn eenvoudig hersenlooze, stomme, na-apers. Het eerste jaar dat ze naast ons woon den, legde ik in mijn tuin een keu rig grasveldje aan. Wat deed Puf- felman? Hij legde er een aan dat twee keer zoo groot was, met een vogel bad erin! Het volgend jaar schafte ik een auto'tje aan en liet daarvoor een kleine garage bouwen. Puffelman kocht een enorme slee van een auto, zooiets als een auto bus, en liet een garage bouwen met electrisch licht en een werkkuil! Het volgend jaar maakte ik een aardig klein komkommerkastje. De volgende week had Puffelman een broeikas, groot genoeg voor een kweekerijl Nu verleden week had ik een aardig steenen pad aange legd, van mijn tuinhek tot aan mijn deur, van die groote, platte, onregelmatige steenen, flagstones heet dat. En laat ik den volgenden dag 's avonds thuis komen en mijn vrouw in tranen van woede vin den. De Puffelmans hadden een pad van flagstones van het hek tot aan hun huis, en bovendien nog heelemaal in het rond om hun vil la-deel laten aanleggen... Dit deed de maat overloopen. En ik ontwierp een plan van zoete wraak. „Trek je er maar niks van aan", zei ik, hoewel het me meer gegriefd had dan ik wel wilde er kennen, „volgende week gaan we toch naar zee. Veertien dagen fijn vacantie, zonder Puffelmannen!" „Ja," snikte mijn vrouw, „je hebt Puffelman al een poos geleden ver teld, dat je vroeg vacantie neemt. Daarom gaan zij natuurlijk nog vroeger, zij gaan morgen al weg!" „Nou, wat geeft dat? Dat betee- kent alleen, dat zij al weer naar huis moeten, als wij nog heerlijk aan zee luieren!" „Ook dat is weer mis", zuchtte mijn vrouw, „zij gaan voor drie we ken weg!" Den volgenden dag wuifden we de Puffelmans recht hartelijk goe den dag, toen ze op vacantie gin gen met hun bespottelijke autobus. De vreugde over hun vertrek scherpte mijn intellect en ik ont vouwde mijn vrouw mijn verdere plannen. „Vrouw," zei ik, „ons huis moet van buiten noodig... ja wat?" „Geschilderd worden." „Juist", zei ik, „en dat gaan we nu laten doen, precies in onze va cantie. We doen het wat zuinigjes aan, dan houden we nog een paar centjes over, en daarvoor laten we ons huis schilderen. En als dan die Puffelmannen thuiskomen, van hun drie weken vacantie, volko Horizontaal: 7. Meisjesnaam 1. Hoogland in Azië 8. Riviertje in N.-Brabant 2. Meer in Finland 9. Onderricht 3. Eiland i.d. Middel. Zee 10. Rivier in Italië 4 Volksgroep 12. Plaatsje in Gelderland 5. Stichter van Rome 14. Bekende schrijfster 6. Ontplofbaar mengsel 17. .Streek in N.-Brabant 11. Lage temperatuur 20. Bijl is. Amerikaansch veldheer, be 21. Zijrivier v.d. Donau kend uit den Burgeroorlog 22. Rivier in Duitschland 14. Staat in Brazilië 23. Vervoeging v.h. w.w. eten 15. Plaatsje in N.-Brabant 24. Onvriendelijk (nieuwe spell.) 16. Plaatsje in Utrecht 17. Poolsche provincie Oplossing vorige week: 18. Gesloten balcon 1 Amberboom; 2. Meer; 3. Berg; 19. Schoeisel 4. Ergo; 5. Beek; 6. Olie; 7. Oslo; 8. Mees; 9. Else; 10. Eile; 11. Keos; Verticaal: 12. Rhaa; 13. Hold; 14. Aloe; 15. 1. Stad in Rusland Adem. 4 Godshuis Aerodroom. .Era Haas drie schutters, drie schotenBliksems, ik gal er wat voor om róó gerond te :ijo als dié haas...!" men platzak natuurlijk, dan steekt hun huis bij het onze af, als een hutje bij een paleis! En dan heb ben ze geen geld om hun huis te laten schilderen.... hm, wat zeg je van deze wraak? Hebben we ze eindelijk te pakken?" „Reusachtig", vond mijn vrouw. Nog dienzelfden dag ging ik naar een schilder in het dorp, die zich pas gevestigd had. Ik gaf hem op, hoe groot het schilderwerk zoo on geveer was, en hij beloofde een voorloopige raming te maken. Een paar dagen later had ik die. Vrij dags kozen we de kleuren bij hem uit. En Zaterdags zaten we des avonds heerlijk rustig aan zee, terwijl we ons erover verkneukel den, dat Maandag de schilder met zijn knechts aan het werk zouden gaan. We genoten er al bij voor baat van. Om de paar dagen zond de schil der ons een berichtje, hoe hij vor derde met het werk. Hij deed er erg zijn best op. Want hij hoopte ons natuurlijk als klant te houden Het huis er naast, zei hij, zou er een mestvaalt bij lijken. We kre gen bijna medelijden met die Puf felmannen, die daar in volkomen onwetendheid hun geld verteerden, tot den laatsten cent naturlijk, niet wetend, welke slag er boven hun hoofd hing. „Eigenlijk is het toch wel een beetje wreed", mijmerde mijn vrouw, toen de schilder berichtte, dat over één dag het werk vol tooid zou zijn. „Onzin," zei ik, „in den oorlg is alles geoorloofd. Het zal de Puffel mannen een les leeren. Dat hebben ze verdiend. Het is misschien een soort loutering voor ze, voor hun ziel, voorzoover ze zooiets hebben." Op den laatsten dag van onze vacantie kwam de rekening van den schilder. „H'm, zei ik, terwijl ik die aan mijn vrouw liet zien, „nogal redelijk". Nu was dat niet heelemaal mijn gevoelen. Het viel me nogal tegen, het was een gulden of vijftig boven de raming; maar ja, als men goed werk wil hebben, moet men ook wel wat extra's er voor over hebben. „Spotgoedkoop," meende mijn vrouw. Wat ik wel een beetje over dreven vond. Maar enfin. Den heelen weg naar huis had den we het over onze wraak. Hoe schitterend ons buitenwerk er uit zou zien, hoe droevig het huis van de Puffelmannen erbij zou staan, en wat een kraan van een kerel die schilder toch was, om het zoo goedkoop en vhig te doen. 's Avonds evenwel, toen ik thuis was geweest en mij naar het dorp begaf, naar den schilder, lag er iets in mijn blik, dat den schilder verschrikt deed achteruit deinzen, toen ik de rekening voor hem op de toonbank wierp en door een donderende vuistslag de toonbank liet trillen. „Mooie rekening, wat? Voor bui tenwerk geschilderd, niet?" bulder de ik hem toe. Hij keek er naar. „De rekening is toch goed, mijnheer, er is toch niéts vergeten?" „Vergeten?!" donderde ik hem toe, „nee er is niks vergeten!" Hij keek weer. „De optelling is toch ook goed", mompelde hij. „Ja, de optelling is goed" siste ik.- „Wel, is meneer dan niet tevre den over het schilderwerk?" vroeg hij deemoedig. „Tevreden? Schilderwerk? Ja, 't is best! Het is schitterend! Het is manjefiek! Alleen en hier dreig de ik bijna te stikken van woede alleen jij stomme kaffer van 'n idioot, heb je het verkeerde huis geschilderd!" WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend; d a t in het oudste gedeelte van het observatorium te Greenwich de beroemde klok loopt., die de stan- daardtijd voor de wereld aangeeft?, dat die klok achter muren van meter dikte staat, om hem te be hoeden tegen alle invloeden van warmte, koude, vocht enz.? dat deze klok den tijd kan aan- mijzen tot op een honderste deel van een seconde nauwkeurig?, dat de leeuwen, tijgers en an dere verscheurende dieren in den Londenschen dierentuin per jaar ongeveer 450 paarden en 135 geiten nuttigen? dat zonlicht door helder water heen kan dringen tot op een diepte van 500 meter? d a t de adelaar 2000 meter hoog kan vliegen? d a t de „doornrups", die 'uit de eitjes, gelegd door de vlinder, komt, in het voorjaar leeft tus- schen samengesponnen brandnetel- bladeren? dat het Fransche vreemdelingen legioen in 1831 werd gesticht? 281. En hij begon met zijn snavel en zijn' poot de banden los te maken, waar de ka pitein mee gebonden was. Het duurde niet lang of het was hem gelukt en nu kwam eerst de stuurman en toen de matroos aan de beurt. Alles ging heel zachtjes en geen van de Indianen hoorden er iets van. Maar hoe moeten we nu naar het kamp komen, vroeg de kapitein. We hebben alleen het paard van Profje, want die van de India nen durf ik niet te berijden. Bovendien, ze zullen ons vast gauw ingehaald hebben. 282. Struisje ging nu eeial zijn vriend, Profje's paard zoeken en vertelde die alles wat er gebeurd was. Het paard dat ook erg ontdaan was, dat hij in handen van de Indianen was gevallen, prees Struisje om zijn moed en verstand. Je bent haast net zoo knap als een paard, zei hij. Struisje keek beleedigd. Laat jij maar eens zien, dat je ook wat kan, zei hij. Je moet twee mannen dragen en zoo hard loopen, dat de Indianen ons niet in kunnen halen, O, dat wil ik graag doen, zei het paard, maar waar blijft dan de derde? Die neem ik voor mijn rekening, zei Struisje. 283. Hij ging dus weer naar den kapitein terug en vertelde wat hij met het paard had afgesproken. De kapitein vond het prachtig. Hij was alleen bang, dat de die ren het niet zouden kunnen volbrengen, maar het moest in elk geval geprobeerd worden. Nu 6lopen de mannen heel zacht jes met de beide dieren. Om de pooten van het paard werden sokjes gedaan, opdat zijn. hoeven niet zoo hard op den weg zouden klinken. Toen besteeg de kapitein Struisje en de beide anderen het paard en daar ging het er van door, zoo vlug als de wind, Struisje voorop, want die wist de richting nog. 284 Toen het licht werd waren ze al een heel eind op weg. Struisje had zich voor genomen het kamp heel gauw te bereiken, niet alleen om in veiligheid te zijn, maar ook om de vriendelijk Indianen te waar schuwen, dat er vijanden in aantocht wa ren en een overval in de zin hadden. Maar ze waren allen zoo vermoeid, toen de zon op zijn hoogst was, dat ze niet verder meer konden, en onder een boom moesten rus ten. Daar vielen ze allemaal in slaap en vergaten den tijd. 285. Toen Struisje wakker werd, schrok hij verschrikkelijk. Want nu konden ze al lang ingehaald zijn. Hij vloog overeind en wekte de anderen. Het was al haast don ker. En ja, daar in de verte zag hij ze aankomen, hun vervolgers. Wat nu te doen? Allemaal in den boom, riep hij, gauw En een voor een klauterden ze in de dikke takken. Voor de mannen en voor Struisje was dat niets, maar om zoo gauw het paard op te hijschen, viel niet mee. Joch, eindelijk ging het en juist op tijd waren ze allen aan het gezicht van de vijanden onttrokken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 22