Het Fleschje
Kruiswoordraadsel.
m DE AVONTUREN VAN PROF JE EN STRUISJE
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 22 Juni 1935. No. 9747.
ZATERDA6AV0NDSCHETS
Vrij bewerkt naar het Engelsch,
door Sirolf.
Nadruk verboden
Alie rechten voorbehouden.
xENEER VAN STUIVEREN
|V5 die zich bij elke auto, die
in cle nabijheid van het
belastingkantoor stopt, pleegt op
te stellen ten einde op volmaakt
overbodige wijze tegen zijn pet te
tikken en daarna zijn hand op te
houden ten minste voorzoover
hij niet door dringende bezigheden
verhinderd -is: hij moet namelijk
eenige keeren per dag stempelen
en kan zich dus niet ten volle aan
het pettikken en handophouden
wijden meneer van Stuiveren
dan liet het dezer dagen niet bij
het tikje tegen zijn pet, doch zei,
als wilde hij mij bijzonder onder
scheiden: „Heppu een oogenblikje
meheer?"
En het antwoord niet afwachtend
stak hij van wal: Weet U, meneer,
het gaat over me dochter Mina.
Kommende maand wordt die al
achttien. Nou, ze mag d'r weze
hoor! Die kan dr' hande gebruiken.
Schoenen poetse en arepels schille
en zoo, nou, best hoor! Ze is erg
handig en gewillig en we verwach
te heel wat van d'r. Ze is alleenig
wat speelsch. Nog jong hè, nou ja,
we benne allemaal jong geweest,
wa-zegtu- nou? O zoo. Maar som
mige menschen kenne nou eenmaal
niet tegen een aardigheidje. Daar
had U nou die vorige betrekking
waar ze was. Daar heb ze nou toch
zoo d'r best gedaan en het beviel
er goed. U had eens die panne met
vet en die lappen vleesch moeten
zien, die dat kind mee naar huis
nam. Pannen en pannen vol, iede
re week. We aten er gewoonweg de
heele week van en dan hielden we
nog over! En dan praat ik nog niet
eens van de hompen kaas cn de
pakkies boter en de thee en de kof
fie en zoo, die ze thuis meebracht.
Nee, ik zou motte liegen als ik zei,
dat ze daar geen goeie betrekking
an had. Maar nou was d'r nog een
ander meissie en die sliep met on
ze Mina op één kamer. Nou mot
dat meissie nogal een aantrekke
lijk persoon zijn. Assu 't mijii
vraagt, ik vond 'r ouwerwetsch,
hoor. Ze droeg d'r haren in twee
vlechten, die ze om d'r ooren draai
de. Maar affijn, vanwege die vlech
ten en d'r knappe toet liep de hee
le buurt, de slagersjongen, de
melkboer, de kruideniersknecht en
weet ik wie allemaal, het vuur uit
d'r lui sloffe voor d'r. Maar 's mor
gens, dan kon ze moeilijk opstaan.
Nou, toen bedacht onze Mina een
leuk grappie. Toen dat meissie
's avonds al sliep, bond onze Mina
één van dat meissie d'r vlechten
met een touwtje aan de poot van
het ledikant vast. En toen ging Mi
na bij haar bed staan en brulde
in eene: Moord!! Moord!! Brand!!
Nou, toen wou dat meissie in
eene recht overeind gaan zitten en,
nou, U begrijpt, als dat touwtje
niet gebroken was, dan was ze be
slist zooiets as geskalpeerd gewor-
re. Nou ja, maar d'r was nou niet
veel gebeurd. Dat meissie had al
leenig een paar dagen hoofdpijn,
maar dan mot ze maar niet zoo ou
werwetsch zijn, met die vlechten.
Maar laat onze Mina nou ontsla
gen zijn, nou vraag ik U, daarvoor.
Ja, als de menschen dan niet meer
legen een lolletje kenne, dan motte
ze het ook maar zelf weten. Dan
zijn ze zoo'n reuze-kracht as onze
Mina ook niet waard. Maar nou ik
U toch spreek, meheer, U ben. npg-
al op de hoogte met de wet en zoo.
Als nou iemand een lolletje uit
haalt met een ander persoon, en
die persoon zou d'r an sterven, zou
dat dan moord zijn?.
Hm, zei ik. Niet zoozeer moord,
eerder doodslag.
Hè, zei meneer van Stuiveren.
Dat lucht me echt op. Ik was al
bang dat het misschien moord zou
zijn. Ja, dat zou Mina levenslang
hebben kunnen kosten, en nou as
het doodslag zou zijn, hoogstens
een jaar of tien cellulair. Nou ja,
we zullen wel zien.
Natuurlijk, merkte ik op, hangt
er ook veel af van de omstandig
heden. Maar Mina heeft toch geen
moord...?
Dat weten we nog niet, ging van
Stuiveren voort. Het hangt er hee-
lemaal van af, of die ouwe er weer
boven op komt. Ziet U, Mina is nou
bij die ouwe juffrouw Stokkers.
Een lastige tante, die den heelen
dag achter Mina zit an te jagen.
Ze is altijd ziek of onderweg en ze
heb altijd drankjes en zoo. Nou,
van de week was zoo'n fleschje op
er zat iets donkerbruins in, zegt
Mina en toen moest Mina naar
de apotheek om een nieuw te ha
len. Nou, en wie komt ze tegen,
toen ze met het nieuwe fleschje te
rugkwam? Die jongen van Zeven
sprong. U begrijpt, ze maken een
praatje en ze stoeien zoo'n beetje
en laat Mina nou dat flesschie uit
d'r handen laten vallen kapot,
in diggelen! Nou, zij natuurlijk
bang,' dat ze d'r uit gegooid zal
worden. En, wat doet ze? Ze zoekt
op zolder precies zoo'n fleschje op,
met hetzelfde etiket en zoo en daar
doet ze wat water in en een beetje
zout en een beetje groene zeep, om
er de nare smaak aan te geven en
wat van die bruine saus uit een
flessie, waarmee ze bruine jus voor
het vleesch maken. Dat moest, om
die bruine kleur te krijgen. Toen
schudde ze het nog eens flink, om
de zeep op te lossen en toen smaak
te het preeies als die medicijn. Dus
zij doet de kurk erop en gaat er
mee naar die ouwe juffrouw Stok
kers. Eiken dag drie eetlepels
Jawel, maar den volgenden mor
gen was die lang niet lekker. Ze
at maar één ei, in plaats van an
ders drie, en maar een halve ge
stoomde makreel en de rest van
den dag lag ze maar in bed te kreu
nen en te zuchten. U begrijpt, die
arme Mina zat er reusachtig mee
in. En toen is ze het me komen ver
tellen, want U snapt., ze was bang
dat ze levenslang zou krijgen, als
Horizontaal:
Geslacht
Verdieping
Voetbalclub
Nieuw
Gravure
Gedicht
Bijbelsche Vrouwennaam
v. d. zooveelsten der maand
Dof ii
Aanspreektitel in brieven
Meisjesnaam
Achten
Vergiftige spin
V erticaal:
1. Alpengeit
2. Drinkbak.
3. Overblijfsel
4. Voorzetsel (3e naamv.)
5. Hoogst volmaakt
6. Godin v. d. dageraad
10. Nieuwerwetsch
11. Riviertje in Utrecht
12. Term uit het tennisspel.
15. Oude Ned. Munt
17. Stad in Frankrijk
18. Rivier in Rusland
20. Bij
21. Ruw
Oplossing vorige week.
1. Iris; 2. Rest; 3. Iser; 4. Stral-
sund; 5. Linsingen; 6. Aveu; 7.
Lawn; 8. Arad; 9. Ivar; 10. Newa;
11. Lei; 12. Gera; 13. Erna; 14.
Naam.
De kunsthandelaar wil zijn hond verkoopen.
die ouwe juffrouw erin bleef, al 1
deed ze dat met dat fleschje na
tuurlijk met de beste bedoelingen.
Want later op den dag begon dat
ouwe mensch zoo te schuimen, ze
ker van het schudden en rollen en
draaien in bed, met die zeep en zoo,
affijn U snapt het nou wel. Maar
den volgenden morgen was ze weer
wat beter en toen heeft Mina het
flesschie zoo neergezet, dat het ou
we mensch het omgooide en het
stuk viel en ze met goed fatsoen
een nieuw kon halen. En 's mid
dags heeft die ouwe juffrouw toen
weer een klein biefstukkie van 'n
half pond gegeten met een paar
halve zachte eitjes en een paar
bordjes bwyne boonen met spek,
om weer Wat eetlust te krijgen.
Zoodat we nu hopen, dat ze het
wel zal halen. Maar wat ik nou
vragen wou, meneer, Mina wil daar
toch niet blijven, ziet U. Dat ouwe
mensch is veels te wantrouwig. Ze
telt eiken dag de zilveren vorken
en lepels en ze weet altijd precies
hoeveel fruit en koffie en thee en
boter en vleesch d'r iD huis is.
Daarom, als U soms een goed baan
tje voor onze Mina weet, dan hou
ik me aanbevolen, meheer...
WETENSWAARDIGHEDEN.
Is het U bekend:
dat de totale waarde van alle
dieren in den Londenschen dieren
tuin geschat wordt op 350.000 gul
den?
dat een Amcrikaansche gallon
gelijk is aan 3.785 liter?
dat een Engelsche gallon gelijk
is aan 4.545 liter?
dat de wand van een zeepbel
l/100.000stc milimeter dik is?
d a t de Paus een met juweelen
l/100.000sle millimeter dik is?
bezet horloge bezit, dat 750.000 gul
den waard is?
Twee reizigers kwamen in een ho
tel in een kleine plaats aan en op
hun verzoek werd hun een kamer
getoond. Deze zag er nogal onfrisch
uit en een van de reizigers vroeg:
Wat kost dit varkenshok?
Waarop de eigenaar van het ho
tel prompt antwoordde: Voor één
varken twee gulden, voor twee var
kens drie gulden vijftig!
Het was een groote autobus, een
zoogenaamde dubbeldekker, met
twee verdiepingen. De bus stopte
en een man kwam van boven, het
smalle ijzeren trapje af, en zette
een klein meisje, dat hij op zijn
arm droeg, beneden op het trottoir
jieer. Daarna rende hij weer naar
boven, kwam weer terug met een
kind op zijn arm en zette ook dat
op het trottoir neer. Toen ging hij
voor de derde keer naar boven, om
met een kind terug te komen.
„Sapperloot", riep een voorbij
ganger uit, die dit alles had gadege
sagen, „hij heeft zeker een nest
daarboven!'
Baas (tot negerwerkman): Sam-
bo, je bent vanmorgen veel te laat.
Sambo: Wel baas, dat kwam zoo.
Toen ik vanmorgen in de spiegel
keek, kon ik mezelf niet zien. Nou,
dacht ik bij mezelf, dan ben ik ze
ker al naar mijn werk gegaan.
Twee uur later merkte ik pas dat
de spiegel uit de lijst was geval
len!
296. Nu stuurde het opperhoofd zijn zoon
naar Struisje en beval alle anderen te ver
dwijnen. „Gouden Hart" met zijn vriende
lijk gezicht kon altijd van iedereen alles
gedaan krijgen en daarom was hij de aan
gewezene om Struisje te laten vertellen
wat zijn verdriet was. Ze fluisterden sa
men een poosje en al gauw kwam „Gouden
Ilart" terug bij zijn vader. Hij wenscht wel
iets erg graag, zei hij, maar niet van ons,
alleen zijn eigen meester kan het hem ge
ven. Prof je sprong verbaasd op. Wat kon
Struisje verlangen, dat hij hem alleen
maar kon geven? Wat is dat dan? vroeg
hij. Toen zei „Gouden Hart" heel hard,
dat iedereen het kon hooren: DE VRIJ
HEID!
297. Profje rolde ondersteboven van
schrik en haast brak hij zijn pas genezen
been opnieuw. Struisje kwam gauw aan-
loopen om hem weer op te helpen en bleef
toen naast hem staan. Maar dat kan toch
niet, zei Profje, toen hij bekomen was van
de schrik. Ik moet toch een bediende heb
ben en wie zou er nu zoo goed voor mij
zorgen als jij? Daar weet ik raad op, zei
het opperhoofd. Ik geef U een andere be
diende, dan is dat eigenlijk ons geschenk
aan Struisje. En hij nam „Gouden Hart"
bij de hand en vroeg hem of hij met Prof
je mee wilde gaan. En „Gouden Hart", die
veel van reizen hield, zei heel gauw „ja."
298. Zoo gebeurde het, dat Profje Struis
,e zijn vrijheid beloofde, ofschoon hij haas
niet van hem scheiden kon. Er werd be
doten met cano's de rivier af te zakken, tol
ze de boot zouden hebben bereikt, waar 't
jong nog altijd vertoefde, en met elkaai
te varen tot de eerste groote stad. De
Indianen deden Profje uitgeleide en gaven
hem allerlei geschenken mee. Ook de ka
pitein, de stuurman en de matrozen gin
gen mee. Het duurde niet lang of de bool
was gevonden en de achtergeblevenen wa
ren buiten zichzelf van vreugde toen ze het
gezelschap zagen, vermeerderd met de In-
diaansche bediende. Maar niets was zoo
aandoenlijk als het weerzien van Struis en
zijn jong, dat intusschen even groot als
Struis was geworden.
299. Toen de eerste groote stad was be-
eikt, werd er afscheid genomen van den
:apitein en zijn mannen. Profje kocht een
)assagebiljet eersteklas vliegmachine naar
Afrika voor Struisje, want die wilde na
tuurlijk zoo gauw mogelijk naar zijn ge
boorteland terug. Profje bracht de beide
Struizen naar hun vervoermiddel en stond
nog lang te praten. Ze hadden elkaar nog
zooveel te vragen en te zeggen, dat ze niet
merkten, dat het vliegtuig al opgestegen
was. Maar toen nam Struisje toch gauw
afscheid en vloog bliksemsnel het vlieg
tuig achterna, waar hij door een raampje
naar binnen werd gehaald, steeds zwaai
end naar Profje, die met een zakdoek, nat
van tranen, wuifde tot de machine uit het
oog was verdwenen.
300. Met „Gouden Hart" nam hij toen
passage op een groot schip, dat hem naar
zijn vaderland terug zou brengen. Voor
eerst had hij genoeg van het reizen, al kon
hij niet zeggen, dat hij niets beleefd had.
Maar hij verheugde zich er toch ook op
een poos rustig thuis te zijn met zijn Indi-
aansche bediende „Gouden Hart" om voor
hem te zorgen. „Gouden Hart" vond het
heerlijk zoo'n groote reis te gaan maken
en wuifde zijn vaderland vroolijk afscheid
toe, maar riep toch ook naar de wal: Ik*
kom terug!