Een stad werd geboren
vEie
Charles Rex «s
Aan de kust van de
Kaspische Zee
#|i¥Oi§L
Zaterdag 29 Juni 1935.
SCHAGER COURANT.
Vijfde blad. No. @752
VOORTREF FEIT? IC
ASPIBIA
cMxhjz untte tonden,
Ethel M. Dell.
(Van onzen reizenden correspondent).
NOW-CHAHR (AAN DE KASPISCHE ZEE)
IN JUNL
Niet heel lang zal ik meer aan de kust van
de Kaspische Zee kunnen blijven, want ik
moet nu toch weder langzamerhand gaan
denken aan het voortzetten van mijn reis naar het
nog verre Batavia. Niet te spoedig echter kan ik
den tocht aanvaarden, want de eerstvolgende maan
den is Zuid-Iran een hel door de warmte; niet te
lang mag ik evenwel den verderen tocht uitstellen,
want anders zou het me kunnen gaan als den vori-
gen herfst, toen vroeg gevallen sneeuw plotseling
een onoverwinbare hindernis vormde. Het is hier
nu eenmaal een hoogst eigenaardig land. Nu nog,
bijna half Juni, rijdt men op den naasten weg van
de kust naar Teheran op enkele plaatsen tusschen
de sneeuw. Ik overweeg den verderen tocht niet, zoo-
als mijn plan was, te maken door Zuid-Oostelijk
Perzië en dan door Beloetsjistan, doch door Afgha
nistan, over Kaboel, de hoofdstad, en dan naar
Pesjawar in Engelsch-Indië, niet ver van de bron
nen van den machtigen Indusstroom. Ik zou dan
een nog zeer weinig bereisd land leeren kennen,
doch de vraag is of zulk een reis mogelijk zal ijn.
Ik ben nu reeds trachtend hierover inlichtingen
in te winnen, doch gemakkelijk is dit niet. Betrouw
bare gegevens zijn hiervoor zeer moeilijk te ver
krijgen en als men iemand vindt, die beweert Afgha
nistan en den weg door het gebied naar Engelsch-
Indië te kennen, weet men nooit of de man waar
heid of verdichtsels vertelt. De fantasie bloeit welig
in deze Oostelijke landen, niet alleen in de geesten
der landbewoners, doch ook in die van hier langer
verblijvende Europeanen. Het schijnt, dat in deze
streken bij velen zeer spoedig het onderscheidings
vermogen tusschen waarheid en droomen verloren
gaat
Het kan me echter soms lichtelijk spijten, dat ik
deze stad aan de Kaspische Zee, die ik heb zien
geboren worden, niet zal zien volgroeien, dat ik de
voltooiing niet mede zal maken van het groote
werk, dat ik hier heb zien aanvangen, want zulk een
werk, dat tegelijkertijd een strijd beteekent tegen de
ongetemde krachten van de nukkige zee, is vol ver
rassingen en vol spannende oogenblikken. Een van
deze oogenblikken was er, toen de voorloopige laat
ste caisson van den grooten golfbreker moest wor
den voltooid en het cement er moest worden ge
stort, dat door water zou worden tot harden steen.
DE STAD, DIE IK NIET ZAL ZIEN VOLGROEIEN.
DE ZWERVER MOET VERDER SPANNENDE
STRIJD MET DE ZEE. EEN VOORLOO
PIGE HULPHAVEN. DE REGEL
MATIGE ARBEID VERDRIJFT
DE ROMANTIEK.
Links; Overzicht van het werkterrein te Now-
Chahr.
Rechts; Steeds meer materiaal wordt op het werk
aangevoerd.
Zonder eenige onderbreking moest dit werk worden
gedaan en vooral bij den aanvang was een rustige
zee wel zeer gewenscht. Dit geeft dan eenige zenuw
achtige spanning, vooral in dat land en bij deze
zee, waar stormen plotseling uit kunnen breken,
zonder dat ze door eenig voorteeken, door den baro
meterstand b.v., zijn aangekondigd. Afgezien van
het weder en den toestand der zee waren nog aller
lei andere kwade verrassingen mogelijk. Een zwak
punt was de cementmolen, een oude molen met bij
zonder weinig bedrijfszekerheid. Deze cementmolen
is juist dezer dagen buiten dienst gesteld, daar een
nieuwe is aangekomen, maar op het oogenblik, dat
de voorloopig laatste caisson van den golfbreker
moest worden voltooid, moest men nog met den
ouden, verwaarloosden molen werken en de groote
vraag was, of de oude machine haar plicht zou doen
en niet plotseling den geest zou geven. Drie etma
len moest dag en nacht worden doorgewerkt, de
eene ploeg arbeiders volgde den anderen op. In
de zon stonden de mannen en onder de sterren,
jachten, haastend. De oude locomotiefjes, de „samo-
vars", die al zoo'n eerbied waard igen diensttijd ach
ter den rug hebben, zuchtten en steunden, maar ze
deden het werk en sleepten materialen aan en ook
de bejaarde, vermoeide cementmolen hield zich
goed. Rustig bleef de zee. maar juist toen op een
vroegen, klaren morgen het werk was voltooid,
klonk er plotseling dreiging in het lied der golven
en even later scheen het water bezield door een boo-
zen geest. Een storm was ergens in de omstreken
losgebroken en de opgehitste golven stormden tegen
de kust op, maar ze konden geen kwaad meer doen
en den golfbreker niet meer deren. Arbeiders en
ingenieurs keken lachend toe bij de machtelooze
woede der golven, die tevergeefs zich te pletter lie
pen tegen den golfbreker.
Deze golfbreker, die twaalfhonderd meter lang
moet worden, heeft thans een lengte van driehon
derd meter, waarvan 260 meter zijn gemaakt door
de Iraniërs in ruim twee jaar, en veertig meter
door de Nederlanders in enkele maanden, doch er
is nog een ander verschil. Waar de Iraniërs hun
werk eindigden, bestaat een diepte van hoogstens
vier meter, terwijl thans het voorloopig eindpunt
van den golfbreker ligt in een waterdiepte van zeven
meter. De arbeid aan dezen golfbreker wordt nu
evenwel vooreerst stil gelegd, want er is ander,
dringender werk.
Eigenaardig is het, dat de Iraniërs door hun ge
brek aan ervaring het werk zeer ondernemings-
lustig, maar zeer weinig stelselmatig zijn aange
vangen en de tegenwoordige havenbouwers moeten
in sommige opzichten daarom van voren af aan be
ginnen. Het eerst noodzakelijke is thans een voor
loopige haven te bouwen, waar men het noodige
drijvende materieel, als sleepbootjes en baggermo
lens, een zekere, steeds veilige ligplaats kan geven.
Er is al een sleepboot in onderdeelen aangekomen
en deze moet hier worden gemonteerd. Echter, men
kan daaraan niet beginnen alvorens het voorloopige
haventje er is. Men zal nu een aanvang maken
met den bouw van een golfbreker, die rechthoekig
op de bestaande staat. Deze nieuwe golfbreker zal
honderd-vijftig meter lang worden en worden ge
bouwd met „damwanden" van staal, groote stalen
platen van tien meter lengte, die in den zeebodem
zullen worden geramd. Twee van deze metalen
damwanden komen evenwijdig op een afstand van
tien meter van elkander en de ruimte daartua-
schen zal dan met steënen worden volgestort. Zoo
ontstaat dan een golfbreker, die tegelijkertijd een
loskade vormt, waaraan de vrachtschepen, welke
thans nog op de reede moeten blijven, kunnen aan
leggen en veilig zullen zijn voor storm en zeegang.
Hier door zal natuurlijk de lossing van aankomende
materialen aanmerkelijk worden vergemakkelijkt
en de arbeid zal een veel sneller voortgang kunnen
hebben. Het drijvend materieel der havenbouwers,
sleepbooten, baggermolens enz., zal ook een schuil
plaats vinden voor de hier zoo plotseling opsteken
de, heftige, maar meestal slechts kort durende
stormen.
Langs den oever is thans reeds een lengte van
195 meter kademuur gereed, waarvan honderd meter
het werk zijn van de Iraniërs en de rest door de
tegenwoordige havenbouwers werd daargesteld.
Binnenkort wordt een aanvang gemaakt met de
verbreeding en verzwaring van den spoorweg, die
het havenwerk verbindt met de steengroeve in
WASCWMAOIINES
WRINGMACl-IINES
•Vooroorloqsche prijzen.Vraacjb.en U zult versteld staan.
werkt bij pijn steeds
Uitsluitend verkrijgbaar in de oranje-bandbuisjes van
20 tabl. 70 ets. en oranjezakjes van 2 tabl. a 10 ets.
het gebergte. Is dit werk voltooid, dan zullen daar
zwaardere en sterkere locomotieven met nieuwe,
grooter wagens rijden, maar de voltooiing hiervan
zal ik niet meer mede maken, want deze spoor
wegverbetering zal eenige maanden in beslag ne
men. en zoo lang kan ik niet meer aan de kust
van de Kaspische Zee blijven. Een dezer dagen zal
ik evenwel toch nog niet het bestaande, wrakke
spoorwegje een tocht maken naar de steengroeve,
waar eenige Europeanen, twee Franschcn, een Itali
aan en een Oostenrijker, temidden van Iranschc ar
beiders een soort kluizenaarsleven leiden. Op de
vrije dagen komen deze. meiischen soms naar Now-
Chahr, naar de rij lage steepieji huisjes tegenover
den toegang tot, het haventerrein en daar drinken
ze thee bij den bakker,wijn. in het eenige hotel
en bier in het kruideniers winkelt je van den Ar
meniër. Voor de menschcn van de steengroeve is
dat een uitgaansdag, een niet genoeg te waardeeren
ontspanning in hun kluizenaarsleven, ook al omdat
ze dan nog eens met andere menschen kunnen pra
ten. Vooral de Italiaan komt dikwijls en hij zoekt
dan altijd mij op, omdat ik Italië bereisde en hij
met mij dus over zijn vaderland kan praten. We
drinken dan Iransehen wijn en bij de eerste flescli
trekt de Italiaan droefgeestige vergelijkingen met
den wijn van zijn vaderland; bij de tweede flescli
komt hij tot de overtuiging, dat ook de Iransche wijn
nog niet zoo verwerpelijk is en als we bij de derde
flescli zitten betoogt hij, dat; ten slotte ook het leven
in Iran best. is uit te houden en dat er bovendien
voor hem nog wel eens andore tijden zullen aan
breken. Nadat we samen gegeten hebben verdwijnt
de Italiaan weder naar de eenzaamheid der steen
groeve in begeleiding van zijn onafscheidelijken met
gezel, een klein hondje, het eenige levende wezen,
tot wie de Italiaan hier zijn moedertaal kan praten
en die ook alles schijnt te verstaan.
Over ruim een maand, hoogstens twee maanden,
zaj hier ook dc nieuwe electrische centrale gereed
zijn gekomen en daarbij een ijsfabriekje, doch ook
dit zal ik wel niet meer medemaken. Dit ijsfabriekje
zal. vooral nu rle dagen hectcr beginnen te worden,
nieuwe geriefelijkheid brengen. Echter, ook nu
hebben we nu en dan ijs, dat uit de bergen wordt
aangevoerd, goed verpakt in dikke kleeden, op de
rueeen van kleine ezeltjes, die in den nacht hun
tocht in het gebergte beginnen en tegen hot aan
breken van den morgen aan de kust komen. Dit
is primitief en ouderwetsch en zal verdwijnen. De
moderne techniek houdt haar intocht en ook voor
de Europeanen verandert het leven hier. Eerst had
het nog iets van het onbekende, van het romanti
sche. maar langzamerhand wordt hier het bestaan
geregeld als in een fabriek in Europa, waar ieder
zijn vast werk heeft en weet. Een groot verschil is
er voor deze Europeanen bier met het leven in ons
oude werelddeel en... ze zijn hier voor jaren zeker van
hun arbeid enze kunnen een aardig spaarduitje
op zijde leggen, wat in deze tijden al bijzonder veel
waard en zeldzaam is.
J. K. BREDERODE.
FEUILLETON
door
4
„Ik zal alles doen wat u me zegt," zei hij
zachtjes, „niemand is nog ooit zoo vriendelijk
voor mij geweest."
„Zal ik je zoo'n balletje geven?" vroeg Saltash
praktisch, „je kunt beter praten als je wat in je
maag hebt."
Hij ging op den hoek van zijn rustbank zitten en
stak een nieuwe sigaret op. Hij deed onverschillig,
maar hij hield, sluw als een aap, hem voortdurend
in het oog en merkte op, hoe diep ellendig de jon
gen er aan toe was.
„Was je al lang aan die hongerkuur bezig?" vroeg
hij toen, „geen wonder dat je niet werken kon!"
Er kwam een glimlach op het magere gelaat van
den jongen.
„Maar ik kan wel werken," zei hij, „ik kan alles,
zoowel vrouwen- als mannenwerk. Ik kan koken,
rijlaarzen poetsen en messen slijpen. Knoopen aan
naaien, strijken, overhemden wasschen, tafeldienen
en bedden opmaken. Vegen en
„Lieve hemel, houd op!" riep Satash, ,,'t duizelt
me, vertel me maar liever wat je niet kan, daar
.zijn we misschien gauwer mee klaar. Hebben ze
je dat allemaal daarginds geleerd?"
Hij schudde 't hoofd, ,4k heb m'n oogen goed den
kost gegeven!"
„En nu ken je natuurlijk alles!" zei Saltash: „Hoe
kwam je erbij om aan boord van dit jacht te gaan?"
De jongen keek hem vriendelijk aan. „Omdat het
uw eigendom is," antwoordde hij.
„O zoo!" zei Saltash, terwijl hij een paar trekjes
aan zijn sigaret deed.. „Je was dus voornemens je
lot in mijn handen te stellen?"
Tobv kuchte. „Wanneer u mij tenminste heb
ben wilt
„Er blijft niet veel keus," merkte Saltash op. „En
wat ga je doen als 't je bij mij verveelt? Weer je
aan iemand anders vastklampen?"
Weer steeg het bloed naar het magere gezichtje,
maar de jongen sloeg de oogen niet neer. En na
een oogenblik te hebben nagedacht, zei Toby: „dat
zal ik niet doen. Als 't zoover komt, maak ik er
een eind aan!"
„Zoo, zou je dat doen?" zei Saltash, „en zoo
doende voor alijd een smet werpen op mijn wapen
schild? Nu, luister eens, je zegt dat je eerlijk bent!"
„Ja, mijnheer," zei Toby op vasten toon, terwijl
hij opstond en recht voor hem ging staan, als tar
tend dengeen die 't zou durven betwijfelen.
„Wil je me dan wat beloven?" vroeg Saltash.
„Alles wat u wilt, mylord!" antwoordde Toby on
middellijk.
Saltash glimlachte. „Wees voorzichtig, je bent waf
vlug en ondoordacht met je woorden en ik heb graag
dat mijn bedienden hun verstand gebruiken. Ik wil
hebben dat je me belooft., dat, wat er ook moge
gebeuren, zelfs als ik je slecht mocht behandelen,
je slaan of iets dergelijks, je nooit overboord zult
springen of een dergelijke gekheid zylt uithalen!
Afgesproken?"
Toby stond recht voor hem en keek hem met zijn
eerlijke, oprechte oogen flink aan. Hij scheen geens
zins verwonderd over die zoo kalm en bedaard ge
opperde mogelijkheid. Saltash merkte op, dat hij ei
in 't geheel niet door van streek was geraakt.
„Ja, dat is in orde, mijnheer!" hernam Toby.
„Dat is dus een belofte?" zei Saltash.
Toby knikte. „Ja, mijnheer!"
„Goed zoo," hernam Saltash, strekte een hand naar
hem uit en pakte hem bij den mageren arm. „Ben
je nu wat opgeknapt?"
„Ja, mijnheer, ja, mylord. Ik dank u wel, mylord!"
Toby keek hem met stralende oogen aan.
„Nu goed, dan zal ik je- houden," zei Saltash.
„Heeft iemand je aan boord zien komen?"
„Neen, mylord."
„Dan ben je met mij teruggekomen, begrepen?"
Ik bracht je mee, wanneer iemand er dezer dagen
naar mocht vragen!"
„Heel goed, mylord, dank u mylord!"
Saltash glimlachte weer vroolijk. „Je moogt me
wel mijnheer noemen, als je wilt, het doet er
niets toe."
Dank u, mijnheer."
„En jij heet Toby, is 't niet, Toby hoe?"
„Toby Wright, mijnheer," Het antwoord kwam vlot.
Saltash fronste halflachend de wenkbrauwen.
„Ik hoop dat 't goed zal gaan," merkte hij op
maar luister eens Toby, nu moet je naar bed. Heb
je eenige bagage mee aan boord gebracht?"
„Neen, mijnheer, 't Spijt me mijnheer maar ik
had zoo'n haast," antwoordde Toby eenigszins zenuw
achtig.
„En je hebt die livrei dus gestolen?" hernam
Saltash.
„Neen, mijnheer, alleen maar geleend," zei Toby.
„Zoo, zoo! En hoe denk je die dan te betalen?"
vroeg Saltash.
„Ja, mijnheer mettertijd. Zoodra ik geld heb,
mijnheer. Ik wil van dien vervloekten Italiaanschen
schurk niets voor niets hebben!" riep Toby opgewon
den uit.
„Ondeugende ondeugd!" zei Saltash, terwijl hij hem
hij den arm pakte. ..Kom mee, dan zal ik je wijzen
waar je slapen kunt. Er is nog een klein hokje naast
mijn kleedkamer, dat kun je voorloopig krijgen. Ik
heb aan boord geen kamerdienaar."
„Best, mijnheer. Hoe laat moet ik u roepen?"
vroeg Toby opgewekt.
„Je behoeft me niet te roepen," zei Saltash. „Je
kunt rustig blijven liggen en maken dat dat blauwe
oog weer beter wordt. Ik zal je 't wel laten weten
als ik je noodig heb."
„Heel goed, mijnheer," zei Toby eenigszins teleur
gesteld.
Saltash stond op. „En jij doet zooals ik je gezegd
heb, hè altijd. Dat is dus afgesproken."
Toby glimlachte weer verheugd en dankbaar.
„Ja, mijnheer! altijd!" antwoordde hij snel. „Zal ik
uw laarzen uittrekken voor ik wegga?"
„Neen, denk nu voorloopig maar alleen aan Je
zelf! zei Saltash. „En pas op dat je geen ondeu
gende streken uithaalt. De kapitein van deze boot
is heel streng en 't is je dus geraden je goed re
gedragen!"
De jongen keek hem trouwhartig en verstandig
aan. Hij scheen de wanhoop, die hij nabij was ge-
weest, geheel te zijn vergeten.
„O, ik zal heusch goed oppassen, mijnheer," be
loofde hij, „u zult van mij geen last hebben."
„O, jou ondeugd," zei Saltash, terwijl hij hem aan
't oor trok, „en je denkt dal ik je brutaliteit wel zal
verdragen, hè. Maar de kruik gaat zoolang te water
tot ze breekt, denk daar aan."
Toby keek plotseling ernstig. „O neen, mijnheer,
ik zal heusch goed oppassen. Ik zal een goede be
diende voor u zijn zoo goed als u er nog nooit
een hebt gehad. Ik zal nooit uw goedheid voor mij
vergeten en ik hoop het u eens op dc een of
andere manier te kunnenvergelden."
Zijn kinderlijke stem stokte plotseling van aan
doening en hij zweeg. En een oogenblik keek hij
weer even ongelukkig en hulpeloos als een ver
dwaald beestje.
Saltash klopte hem vriendelijk op den schouder.
„Dat komt terecht, hoor. 't Zal wel gaan, maar je
moet het niet zoo tragisch opvatten. Ga nu naar je
kooi en slaap lekker uit!"
Zonder verder een woord te spreken bracht hij hem
weg en Toby volgde hem, dankbaar en gewillig.
Een oogenblik later keerde Saltash terug met een