Karei Stuurs en zijn kleine vriend.
ri
H'
^Trtagi,
Kabouter=Avonturen. Stan en Pol bij de kinderen.
ner
V.v :>v
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 6 Juli 1935. No. 9757.
ZATERDA6AV0NDSCHETS
Door Sirolf, vrij bewerkt naar het
Engelsch.
(Nadruk verboden
alle rechten voorbehouden).
ET was een ongelooflijk dik
en onaangenaam jongetje,
in een matrozenpakje ge
perst, dat zich met emmertje en
schep gewapend strandwaarts be
gaf. De ontevreden trek op het met
sproeten overdekte gezicht vertel
de duidelijk, dat het een door en
door verwend en bedorven jongetje
was, terwijl het kind bovendien
nog overdreven rood haar had. Het,
naar schatting acht jaar oude
knaapje sloeg nijdasserig met zijn
schep naar een kleurige vlinder,
Schopte valsch naar een paar mus-
schen die verschrikt wegstoven,
trapte een speelschen hond stie-
kum op zijn poot, zoodat het dier
jankend weghinkte, kortom, het ge
droeg zich door en door als een
plaag. Het mocht dan ook op het
eerste gezicht ongelooflijk en onbe
grijpelijk schijnen, dat Karei
Stuurs, een jongeman die voor va-
cantic een paar dagen naar Water-
voort aan Zee was gekomen, be
paald vriendelijke en hoogst min
zame blikken op het onaangename
knaapje liet rusten, terwijl hij non
chalant doch vastberaden het
knaapje op den voet volgde.
De kwestie was echter, dat het
onaangename knaapje niet alleen
was. Er liep iemand naast het
knaapje, iemand met een koket
groen hoedje, en prachtige bruine
oogen, die echter volmaakt blind
schenen te zijn, waar het gold de
toch niet onaanzienlijke gestalte
van Karei Stuurs te ontdekken. Om
duidelijker te zijn, Karei Stuurs
had een groeiende vereering opge
vat voor het meisje met de groene
hoed. Doch Karei Stuurs was een
hoogst fatsoenlijk en ietwat schuch
tere jongeman, die het hoogst on
gepast vond en bovendien den
moed miste om een wildvreemd
meisje onder een of ander voor
wendsel aan te spreken, hoe solicde
zijn bedoelingen ook waren. Aan
den anderen kant kon hij toch
echter ook niet verwachten, dat het
meisje zijner droomen hem zou
aanspreken, weshalve hij de volko
men correcte taktiek toepaste, om
via het broertje van het meisje, op
nette en onschuldige wijze de con
versatie aan te knoopen. Dies volg
de hij zoo onopvallend mogelijk
het meisje met het onaangename
jongetje, waarbij hij zich alleen af
vroeg, hoe het mogelijk was, dat
zoo'n knap en aardig meisje, zoo'n
varken van een broertje kon heb
ben. Hij waakte er echter wel zorg
vuldig voor, iets van zijn afkeer
van het jongetje te laten blijken,
vastbesloten als hij was om via 't
knaapje den weg naar het hart van
zijn uitverkorene te vinden.
Toen ze op het strand waren aan
gekomen, op een tamelijk rustig
plekje, en het meisje naar een
kuil rondkeek, om zich daarin te
installeeren, raapte het knaapje
onverhoeds een schelp op en slin
gerde die weg, oogenschijnlijk zon
der doel. Doch hier kwam het nood
lot tusschenbeide, hetgeen verklaart
waarom Karei Stuurs het volgende
oogenblik een vreemde dans op
het strand uitvoerde. Niet van
vreugde, doch omdat hij de schelp
met zand en al in zijn oog had ge
kregen!
„Herman!" riep het meisje be
straffend uit, „kijk nu eens, wat je
gedaan hebt!" En zich beleefd, doch
zeer op een afstand, tot Karei
Stuurs wendend, vroeg ze vorme
lijk: „Ik hoop dat hij U niet be
zeerd heeft?"
Karei Stuurs antwoordde tus-
schen zijn van pijn en woede op el
kaar gebeten kaken: „Om U de
waarheid te zeggen, wel een beetje.
Maar het hindert niet zoo erg. En
hij deed het niet expres, niet waar
mijn kleine vriend?"
De „kleine vriend" grijnsde en
zei: „O, ja, ik mikte juist op Uw
oog, ik heb 'm fijn geraakt hè?"
Karei Stuurs had het knaapje,
dat hij de rol van Cupido had toe
bedeeld, gaarne een klinkende
draai om zijn dikke hoofd gegeven,
doch inplaats daarvan streek hij
het vette jongetje over het roode
haar en vroeg beminnelijk: „En
hoe heet je wel, ventje?"
„Zeg ik lekker niet", antwoordde
het knaapje grof.
„Herman, wat zijn dat voor ma
nieren?!" zei het meisje, met iets
plichtmatigs in haar eenigszins
vermoeide stem.
„Zoo, zoo, dus hij heet Herman.
Aardige naam. Heel aardig. Hm,
mag ik hier ook komen zitten?"
vroeg Karei, daar het meisje in
middels in een groote zandkuil had
plaats genomen.
„Er staat nergens, dat het ver
boden is", merkte het meisje koel
op.
Ondanks het niet bepaald aan
moedigende antwoord, trok Karei
Stuurs zorgvuldig zijn nieuwe grij
ze flanellen pantalon op, om zich
neer te vleien, om het volgend
oogenblik met een kreet van pijn
weer op te veeren, aangezien een
booze hand op het laatste oogen
blik, vlak voordat zijn zitvlak den
grond bereikte, een paar scherpe
zeedistels had neergelegd. De booze
hand was van Hei-man, die gierde
van het lachen.
De eerste opwelling van Karei
was geweest, het knaapje een onge
zouten pak slaag te geven, doch de
aanwezigheid van het meisje weer
hield hem daarvan. Het leek hem
geen goede taktiek ,op een moord
dadige wijze tegen haar familie op
te treden, als hij een goede indruk
op haar wilde maken.
„O", zei hij dus luchtig, „hij be
doelde het zoo kwaad niet. Echte
jongensstreken, anders niet. Hm,
mooi weer, vandaag, vind u niet?"
„Ja," zei het meisje met de groe
ne hoed.
„Blijft U hier lang?" probeerde
Karei Stuurs een gesprek te ope
nen.
„Nee", zei het meisje. „Herman
laat die kwallen met rust!"
„Ik ben pas aangekomen", her
nam Karei Stuurs, „het is gek zoo
eenzaam als men zich voelt, als
men alleen in zoo'n badplaats aan
komt..."
„Als U erg op Uw hoed gesteld is"
zei het meisje, „zou ik hem liever
opzetten."
Nu was Karei Stuurs erg op zijn
hoed gesteld, want het was een
nieuwe en een dure, en hij had
hem naast zich neer gelegd. En nu
zag hij, dat Herman er een groote
kwal in had gedeponeerd, met zijn
schep. Hij verwijderde het gedier
te uit zijn hopeloos bedorven hoed,
bedwong zijn steeds heviger ver
langen om het knaapje te slaan,
en probeerde luchtig te zeggen. „Ja
ja, jongens blijven jongen, is 't zoo
niet?"
„Ze kunnen moeilijk meisjes wor
den" zei het meisje koel.
Karei Stuurs was zich bewust,
dat hij niets opschoot. Wat had het
meisje tegen hem? Hij had ge
meend, dat ze hem ook wel zou
mogen. Hij was toch een behoorlij
ke vent, niet brutaal of opdringerig
en met eerlijke bedoelingen, en hij
verdroeg toch met mannenmoed de
gnieperige grapjes van het valsche
knaapje, dat door een wonderlijke
speling van het lot haar broertje
was. Hij zat daar juist over te
denken, toen hij iets tusschen zijn
boord voelde glijden. Het was een
straal zand, aangezien Herman
juist zijn emmertje met zand tus
schen zijn boord leeggoot. Onmid
dellijk daarop gaf het vette knaap
je hem speelsch een klap met zijn
schep op het hoofd, zoodat Karei
Een bekoorlijke waterpartij.
DROGE VOETEN GEHOUDEN. Bij een paardenren te Aberdeen
In Schotland gelukte het aan een van de viervoeters om de hinder
nis te „nemen" zonder aan de an dere zijde in de daarvoor bestemde
waterplas te komen.
een groote buil voelde opzwellen.
Doch met de buil, zwol tevens zijn
geestdrift. Het werd hem rood voor
de oogen. Hij sprong op, greep het
vette knaapje, legde het over zijn
knie en het volgend oogenblik ver
stomde het tergend geschater van
het knaapje en hoorde men het re
gelmatige geklop als van een kar
pet, dat stevig met de mattenklop
per bewerkt werd, gevolgd door een
geschreeuw als van een mager
speenvarken. Pas toen zijn arm
moe werd, wierp Karei Stuurs het
vette knaapje als een vod neer,
waar het joch aanstonds aanving
het onderste deel van zijn rug te
wrijven.
Karei Stuurs durfde haast niet
op te zien. Hij begreep, dat nu al
zijn kansen bij het snoezige meisje
met de groene hoed verkeken wa
ren. Met een schuldbewust en be
rouwvol gelaat wendde hij zich
tot het meisje en stamelde: „Ik
hm, ik heb me vergeten, het, hm,
het spijt me ontzettend, maar..."
Verder kwam hij niet.
De uitwerking van zijn geweld
dadig optreden jegens het knaapje
was heel vreemd. Het meisje keek
met tranen in de oogen toe, terwijl
er twee roode kleurtjes op haar
wangen gekomen waren. „Goed
zoo!" riep ze geestdriftig uit, „geef
hem nog maar wat, hij verdient
het!"
„Wwwat zegt U, wat bedoelt U?"
stamelde Karei.
„O," zei het meisje hartstochtelijk
op het jankende dikke jongetje
wijzend, „wat heb ik ernaar ver
langd, dat er eindelijk eens iemand
zou komen, die hem een flink palc
slaag gaf! Ik ben nu drie maanden
lang al gouvernante van dat joch,
en wat ik in die drie maanden heb
moeten verduren, weet geen mensch
U bent de eerste, die hem eens een
ongezouten pak rammel geeft! Al
de anderen verdroegen zijn leelijke
streken, omdat ze bij me in de
gunst wilden komen. En ik moest
alles wel verdragen van hem,
want ik sta alleen, en het is. heel
moeilijk een betrekking te krij
gen..."
„Hm, ja, ik begin het te begrij
pen...", zei Karei Stuurs, nog wat
beduusd.
„Wat zei U ook weer over dat al
leen zich voelen in een vreemde
badplaats?" aldus hielp het meisje
met de groene hoed hem op streek
terwijl ze hem een blik schonk van
haar prachtige bruine oogen, die
hem bijna deed duizelen.
„Nou, zooals ik dan zei", hernam
Karei Stuurs, terwijl hij wat dich
terbij schoof, „als je zoo alleen in
een badplaats komt..."
WETENSWAARDIGHEDEN.
Is het U bekend
d a t de geschiedenis der jChince-
sche kust ongeveer 3000 jaar vóór
Christus begint?
d a t de Chineezen toen reeds
prachtige bronswerken wisten te
vervaardigen?
d a t de Chineezen ook al heel
vroeg porselein konden maken?
d a t de Chineezen speciaalheb
ben uitgemunt door het émail,
waarmee zij hun metalen voorwer
pen versierden?
4. Ja, maar, vond Pol, we moeten geen ruzie met
de ouders maken, hoor, want dat is niet in de haak.
Een klein beetje kattekwaad maar, en er zijn ook
nog wel genoeg andere dingen te verzinnen. Het
beste is, als we eens naar de stad wandelen en er
eens rondkijken. Het is een onbewolkte lucht en
als het zoo blijft kunnen we vanavond de maan wel
eens om raad vragen. En laten we nu onze sterkste
kleeren maar aantrekken, en dan zoo weinig moge
lijk meenemen. Dan hebben we daar geen last van
onderweg. Ga je mee, dan kunnen we ons eerst
verkleeden. De kaboutertjes verdwenen nu ieder in
hun eigen huisdeurtje, want ze hadden elk een wo
ninkje apart in een holle boom.
5. Stan was het eerste klaar. Die kwam al gauw
weer te voorschijn. Maar Pol had nog allerlei te ver
zorgen in zijn huisje. Hij was erg netjes en sloot
zorgvuldig alle kasten in het kleine kamertje.
Maar Pol had ook een heeleboel geheime boeken
vol spreuken en toovernarijformules, en die moesten
maar niet iedereen in handen kunnen komen. Een
dik boek nam hij mee, want hij wist wel een heele
boel, maar toch niet alles wat er in stond uit zijn
hoofd, en dan zijn stok, want zonder die ging hij
nooit uit. Nadat hij dus alles in orde had gebracht,
stapte hij ook weer uit de boom naar buiten.
6. Zoo, zoo, ben Je daar eindelijk, zei Stan, die
een beetje ongeduldig was geworden. Hij had op
eens erg veel zin gekregen in het nieuwe werk, wat
ze gingen doen. Vooral op de streken verheugde
hij zich, want Stan was graag wel eens een klein
beetje ondeugend. En zoo stapten de twee vriend
jes, die al jaren lang lief en leed gedeeld hadden,
er samen vandoor.