In de binnenlanden
de Coup
Charles Rex
RADIC.
Ethel M. Dell.
EEN INTERESSANT RAPPORT
VAN DE BELGISCHE CONGO-
COMMISSIE. HET KANNIBA
LISME IN EQUATORAAL-AFRIKA
NOG GEENSZINS UITGEROEID.
HOE WERKEN DE GEHEIMZIN
NIGE LUIP A ARDMENSCHEN
(Bijzondere correspondentie).
JUIST ta deze dagen, nu men den vijftigsten
verjaardag van den onafhankelij'ken Congo-
staat met wel is waar iets of wat gemengde
gevoelens viert, heeft de Belgische regeeringscom-
missie haar rapport over het kannibalisme in het
Congo-territorium gereed gemaakt. Men zag zich
tot het benoemen van een commissie van onderzoek
genoodzaakt, nadat in zeer korten tijd niet minder
dan 34 negers wegens kannibalisme opgehangen
moesten worden.
Wel is waar is dit zoo juist gereed gekomen ver
slag niet voor het groote publiek bestemd. Voor hem
geldt natuurlijk de mededeeling, die ook de koloniale
autoriteiten der verschillende districten bereidwil
lig geven: dat namelijk het kannibalisme sinds 15
jaren uitgeroeid is. Inderdaad vindt men dan ook in
de koloniale verslagen geen afdeeling „kannibalis
me" meer. Maar desondanks geven de bestuursambte
naren, die reeds langen tijd in het binnenland ver
blijven en bij een nadere bekendheid met de blanke
vreemdelingen uit pure mededeelzaamheid, die haar
oorzaak vindt in de lange eenzaamheid wat loslip
pig worden, toe, dat het kannibalisme juist in de
Belgische Congo veelvuldiger voorkomt, dan men
met ambtelijk aanbevolen doove ooren en gesloten
oogen weten mag.
Bij een onderzoek, dat een half jaar geleden werd
gehouden, bleek, dat in den loop van nauwelijks 18
maanden niet minder dan 108 inboorlingen met ver
schrikkelijk verminkte lichamen gevonden waren,
terwijl vele anderen vermist werden. In al deze ge
vallen vertelden de negers, die men in verhoor nam,
dat de dooden het slachtoffer van een luipaard wa
ren. Uiterlijk scheen ook inderdaad alles daarop te
wijzen. Maar de ingewijden wisten beter. In dit alles
heeft men aanleiding gevonden een commissie te be
noemen en naar de Congo te zenden.
De stamhoofden zijn weinig mededeel
zaam. 0
De leden der commissie trokken van dorp naar
dorp, van stam naar stam. Zij moesten steeds nieu
we tolken aannemen, want deze stammen, die geheel
afgesloten van de buitenwereld in de equatoriale
jungle leven, verafschuwen den blanken man als
den duivel. En wanneer men hen tracht uit te hoo-
ren, worden zij stom. Vooral de stamhoofden wei
gerden elke inlichting, zoodra zij bemerkten, waar
op het bij deze commissie aankwam.
Meestal betrokken zij de medicijnmannen in het
verhoor. En deze handige jongens wisten wel op al
les antwoord te geven, maar wanneer de commissie
later vertrok, dan wist zij in den grond genomen nog
even weinig als voorheen.
Wij kunnen in dit verband een interessant voor
beeld geven, met welke middelen de verschillende
stammen zich tegen een onderzoek naar het kanni
balisme wisten te beschermen. In een klein dorp
had men door middel van een jong meisje eenige
aanwijzingen gekregen. Het meisje was namelijk de
Naast de geruchten over oorlog die men tegenwoordig dagelijks in de cou
rant leest en die de volkeren steeds verder van elkaar dreigen te brengen,
doet het weldadig aan op bovenstaand plaatje te zien hoe de Fransche jeugd
op het Duitsche eiland Usedom, waar ze een gemeenschappelijk kamp zul
len hebben, door de bewoners met hartelijke geestdrift worden ontvangen.
bruid van een longen man. die door een luipaard
vermoord zou zijn. Maar ondanks alles gelukte het
de commissie niet, de achtergronden van den mis
daad te ontsluieren. Men trachtte te vergeefs het
stamhoofd duidelijk te maken, dat men door de ont
vangen inlichtingen overtuigd was van den schuld
van het menschelijke luipaard, den Anyotas, en dat
de schuldige toch volgens de wetten der menschc-
lijkheid bestraft moest worden.
Er was geen enkel, maar dan ook geen enkel
woordje uit den hoofdman te krijgen. Echter een
dag, nadat de commissie de nederzetting had ver
laten, vonden Europeesche jagers het jonge meisje,
dat de inlichtingen had verschaft, aan een boom
gebonden en door de nagels van een 5 luipaard
afschuwelijk verminkt.
Cultus en kannibalisme.
De commissie kon tijdens haar onderzoek vast
stellen, dat men bij al deze moorden niet met een
„onzinnig" kannibalisme te doen had, maar dat het
meestal ging om de uitoefening van een myste
rieuze cultus, die met een afschuwelijk bijgeloof
nauw verwant was. Toen men b.v. een paar dagen
bij den Barbaristam verbleef, maakte men mede hoe
een verschrikkelijke raa<^ dien een Isoemoe een
negertoovenaar aan een vader gaf, ten uitvoer
werd gebracht.
De vader had namelijk reeds meerdere malen be
merkt dat zijn zoon in een toestand van somnam
bulisme opstond, de hut verliet en later weer in de
hut terugkeerde. Toen hij nu den toovenaar om raad
vroeg, zeide deze hem, met een vergiftigen pijl op
den knaap te schieten, zoodra hij 's nachts weer eens
uit slaapwandelen ging. Werkelijk schoot eenige
dagen later de vader zijn eigen kind met een vergif
tigen pijl dood omdat de toovenaar het hem be
volen had.
De rol van den Isoemoe.
De Isoemoe beschikt over een enorme macht, want
hij is het hoofd van den Mangberas-cultus. De af
schuwelijke bezigheid der Anyotas is echter slechts
een onderdeel van de Mangberas. De Anyotas, de
luipaardmenschen, zijn in zekeren zin de voltrekkers
van de beslissingen van den Isoemoe. Wanneer hii
het beveelt, trekken zij er op uit om te dooden. Zij
kleeden zich op hun tochten in luipaardhuiden. Aan
de handen dragen zij leeren handschoenen, waaraan
vijf ijzeren nagels bevestigd zijn. Deze nagels zijn
scherp als scheermessen. Wanneer zij het slachtoffer
hebben neergeslagen, dan scheuren zij het open en
verminken het lijk dikwijls zoo. dat het onherken
baar wordt.
Eenige deelen van het lijk worden dan naar den
Isoemoe gebracht. Aan het Edwardmeer ontmoette
de commissie een eenzaam levenden neger, die vier
groote lidteekens op het gezicht had. Hij was een van
de weinige menschen in Afrika, die den luipaard
menschen ontliep, hoewel hij reeds in hun ijzeren
klauwen bloedde.
In de streken, waar het vermoorden van menschen
Geen last van slangenbeten. Een jonge,
21-jarige Amerikaanscke, miss Beebe de la
Fontaine, beweert dat de beten van giftige
slangen haar niet schaden, omdat zij als ve
getariër leeft en vóór alles veel spinazie
eet. Zij laat het niet bij deze beweringen,
maar bewijst dit ook door zich door de zeer
giftige ratelslang te laten bijten. Inderdaad
had zij daarvan geen nadeelige gevolgen.
voor de daders te 4 gevaarlijk zou zijn, vergenoegt
men er zich dikwijls mede honden en kippen door
luipaardmenschen te laten verscheuren. Maar (ty
idéé, de verschrikkelijke gedachte, een mensch te la)»
ten verscheuren, en dooden, blijft bestaan, ook wan
neer men dezen afschuwelijken daad door een synv»
bool vervangt.
Het zal nog lang duren, voordat het kannibalisme j
in het Congo-territorium uitgeroeid is ook wan#
neer men in officieele verslagen dan al schrijft, dajj
zulks zich al in geen 15 jaren meer voorgedaan heeft,
WOENSDAG 31 JULI 1935.
HILVERSUM (1875 M.)'
VARA-uitzending; 10.00 vjn. V.P.R.O. 8.00 Orgel*
spel C. Steijn; 8.30 Gram.pl.: 9.30 P. J. Kers: Onze
Keuken: 10.00 oMrgenwiiding; 10.15 Voor Arb. in de
Continubedrijven: 12.00 De Notenkrakers olv. D,
Wins; 12.30 Schalmei olv. P. Renes: 12.45 Gram.pl.S
I.00 Strijkorkest olv. Walis: 1.30 Dubbel X olv. C.
Steijn; 2.00 Gram.pl.: 2.30 Orgelspel J. Jong; 3.00
Voor de kinderen; 4.30 De Flierefluiters olv. E. Wa
lis; 5.15 De Zonnekloppers olv. C. Steijn: 6.00 Orvl*
tropia olv. J. van der Horst en Gram.pl.: 7.00 Sport*
praatje J. K. Dijkstra: 7.20 Gram.pl.: 7.30 Causerie
C. A. Bergh; 7.40 Gram.pl.: 7.50 Bij den Verkeers*
dokter: 8.00 Herhaling S.O.S.-berichten; 8.03 Berich*
ten, VARA-Varia; 8.15 Gram.pl.; 8.30 Eddv Walis en;
zijn orkest: 9.15 „Plicht", spel van F. Nagl, vert.: N*
Bakker. Leiding: W. v. Cappellen: 9.35 Gram.pl.: 9.45
VARA-Orkest olv. H. de Groot: 10.30 K. v. Sebem
(tenor) en C. Steijn (piano): 10.45 VARA-Orkest olv*
H. de Groot; 11.15 Jazzmuziek (gr.pl.); 11.45—12.001
Gram.pl.
HUIZEN (301 M.y
NCRV-uitzending. 8.00 Schriftlezing en meditaties
8.159.30 Gram.pl.; 10.30 Morgendienst: 11.00 Kinder
koor: 12.15 Gram.pl.: 12.30 Orgelspel R. Parker: 1.30*
Gram.pl.; 2.00 Zang door J. Heetveld (sopraan) m.m*
v. K. Hilsem (piano): 3.00 Chr. Lectuur; 3.30—3.45
Gram.pl.: 4.00 Pianorecital: 5.00 Kinderuur; 6.00
Friesch halfuur; 6.30 Afgestaan: 7.00 Ned. Chr. Pers
bureau; 7.15 Reportage: 7.30 Landlxmwhalfuur; 8.00
Berichten; 8.05 Samenkomst v. h. Leger des Heils te
Vlaardingen, m.m.v. sprekers, koor en orkest; 9.35'
Orkest olv. P. v. d. Hurk (Om 10.00 Berichten) j
II.00-11.30 Gram.pl.
I
DROITWICH (1500 M.)1
10.3510.50 Morgenwijding: 11.05 Gram.pl.: 11.50 Or
gelspel O- MacLean; 12.35 Ch. Manning's orkest; 1.35
Orgelconcert G. Thalben-Ball: 2.20 Het Schotsche
Studio-orkest; 3.10 Piano-recital: 3.35 Sted. Orkest!
van Bournemouth: 5.05 Gram.pl.; 5.20 Speeches: 5.35
Dansorkest olv. II. Hall: 6.20 Berifchten: 6.50 Mili
tair orkest; 8.20 Gram.pl.; 8.50 Orkest olv. Fr. Brid
ge; 9.50 Berichten; 10.10 Nieuws vilt Amerika: 10.25
Kamermuziek en voordracht; 11.20—12.20 Maurice
Winnick en zijn Band.
RADIO-PARIS (1648 M-V
7.20 en 8.20 Gram.pl.; 11.30 Concert uit SalzburgJ
I.15 Concert; 9.05 Declamatie; 11.10 Dansmuziek.
f
KALUNDBORG (1261 M.Ï
12.20—2.20 Concert uit Rest. „Ritz": 3.50—5.50 Om*
roeporkest; 6.357.05 Gram.pl.: 8.20 Zang en decla
matie; 9.20 Italiaansche muziek; 11.05 Mandoline-
muziek; 11.3012.50 Dansmuziek.
KEULEN (456 HL)
6.50 Concert uit Berlijn; 11.00 Solistenconcert 12.201
Concert uit Breslau: 2.35 Gevar. concert: 4.20 Kamer
muziek: 5.20 Concert uit Frankfort: 7.20 Kwintet*
concert; 8.35 Rijkszending voor de jeugd: 9.05 Mili
tair programma; 10.5012.20 Populair concert.
HOME (121 M.y
9.00 Radiotooneel. Hierna: dansmuziek.
BRUSSEL (322 en 484 M.)
322 M.: 12.20, 1.30—2.20 en 5.20 Grarn.pl.: 5.50 Zang
en piano; 6.35 Salonorkest; 7.35 Gram.pl.: 8.20 Salon
orkest: 8.50 Symphonie-concert: hierna tot 11.20 gr*
pi.; 484 M.: 12.20 Gram.pl. 12.50 Salonorkest; 1.50—
2.20 Gram.pl.: 5.20 Orgelconcert: 5.50 CellorecitalJ
6.50 Fluit- en Trioconcert: 8.20 Symphonieconcert!
10.3011.15 Gram.pl.
DEUTSCHLANDSENDER (1571 M.)'
8.35 Zie Keulen: 9.05 Gram.pl.; 9.20 Dansmuziekj
10.20 Berichten: 10.50 Zang en piano: 11.05 Weerbe
richt: 11.20 Dansmuziek; 12.20 Concert;
FEUILLETON
door
Er was bijna een uur verioopen, voor zij weer
dacht aan dat zwijgende figuurtje achter haar en
plotseling eindigde zij met een paar accoorden en
keerde zich om.
„Toby, m'n lieve kind, wat moet dat vervelend
voor je geweest zijn. Ben je in slaap gevallen? Kind
wat is er?"
Met een oogwenk zag ze, dat Toby voorover zat
met het hoofd op de armen geleund, in een trooste-
looze, wanhopige houding.
Op het hooren van Maud's stem, snikte ze en hief
een bleek, betraand gezichtje tot haar op. „Ik ben
alleen een beetje moe, dat is alles!" maar ze kon
toch niet verhinderen dat haar stem trilde. „Toe
6peelt u nog wat? Ik vind het heerlijk!"
Maud stond op en ging naar haar toe, maar voor
zij nog bij haar was, was Toby al opgesprongen. Ze
stond voor haar met dien verschrikten blik van een
opgejaagd diertje, die haar zoo eigen was, de handen
zenuwachtig gevouwen.
Maud nam haar vriendelijk" bij den arm en zei:
„Kom je wat bij me zitten, dan zullen we samen
een beetje praten."
Toby voldeed eenigszins onwillig aan dat vriende
lijk verzoek. In haar witte blouse met matrozen
kraag leek ze een kind niet meer dan een kind.
Maud trok haar naast zich op de sofa. Al haar
moederlijk gevoel ging uit naar dat arme verlaten
Schepseltje en toch aarzelde zij een oogenblik", be
vreesd een verkeerde snaar aan te roeren.
Toby beefde en dat deed haar tot een besluit ko
men. Ze sloeg een arm om haar heen en zei:
„Weet je wel, dat ik zoo graag zou weten hoe ik
je gelukkig maken kan?"
Toby snikte: „U bent zoo vriendelijk en ik ben
zoo dom zoo dom. Maar ik wil trachten geluk-
.kig te zijn. Werkelijk ik wil!"
Maud trok haar naar zich toe, maar Toby ver
schrikte haar door een plotselinge beweging en liet
zich op den vloer zakken en verborg het gezicht in
haar schoot.
„O, ik ben niet waard om met u te praten," zei
ze opgewonden op fluisterenden toon. „Ik ben zoo
slecht en ik zou zoo graag goed zijn!"
„M'n lieve, beste kind!" zei Maud teeder.
Toby voerde een oogenblik strijd met zichzelf en
omklemde Maud's knieën stijf met haar magere ar
men en eindelijk hief ze, haar verdriet met geweld
onderdrukkend, het. gelaat naar haar op.
,,'t Spijt me zoo! Ik mag u niet van streek maken,
vertel 't niet aan Jake.
„Bij mij ben je veilig, kindlief," stelde Maud haar
gerust. „Maar kan ik je niet helpen?"
Toen zij die vraag stelde, wist ze wel, dat Toby
er niet op was voorbereid haar heur volle vertrou
wen te schenken en haar eigen fijn gevoel verbood
haar daarom te vragen.
Toby keek haar aan met trillende lippen. „O, u
bent zoo goed! Ik wil zoo graag zoo goed worden
als u. Maar ik voel wel, dat ik dat nooit zal kun
nen!"
Maud legde heur hand vriendelijk op het blauw
dooraderde voorhoofd.
„Ik" geloof, dat we alleen goed zijn, in onze beste
oogcnblikken, lieve kind," zei ze, „ik voel me niet
zoo buitengewoon goed. Dat lijkt jou misschien wei
zoo, maar dan komt dat, omdat ik nooit in mijn
leven in verzoeking ben gebracht om anders te zijn."
„Ach!" zei Toby zuchtend, „en gelooft u, dat men
schen moeten lijden voor dingen die ze niet kunnen
helpen?"
Maud schudde 't hoofd: „Ik geloof, kindlief, dat
dit dikwijls het geval is."
„En toch gelooft ge in God?" vroeg Toby.
„Ja, ik geloof in God!" antwoordde Maud met die
pen eerbied. „En ik ben er zeker van, Toby, heel,
heel zeker, dat Hij de menschen niet verantwoor
delijk stelt voor datgene waaraan zij geen schuld
hehben!"
„Maar waarom begon Toby.
Maud viel haar in de rede. „Neen, neen! Naar 't
waarom moet je niet vragen. De wereld is, zooals Hij
haar heeft geschapen. Wij zijn Zijn maaksel. Hij
mag met ons handelen naar Zijn goedvinden."
Toby wrong de handen en een zeer onkinderlijke
rimpel vertoonde zich op haar voorhoofd.
„We moeten dus geheel passief zijn? Precies
slaven?"
„Neen," zei Maud. „Dienaren" geen staven.
Daartussehcn is een groot onderscheid. Ieder onzer
heeft in de wereld Gods werk te doen."
„En denkt u. dat slechte menschen. zooals ik. ook
iets kunnen doen?"
Maud glimlachte even. „Tobv-lief, ik ben er zeker
van dat jou werk op je wacht!"
„Maar ik weet niet waar ik moét beginnen," zei
Toby zuchtend.
„Lieve kind," en Maud streek haar daarbij zacht,
over 't haar. „Je bent al begonnen. Denk je, dat ik
niet weet hoe hard je je best doet?"
Toby's oogen schoten vol tranen. „Maar is er 'dan
eenig goed in dat men z'n best doet? Zal ik nooit
bevrijd worden van ze zweeg plotseling en keek
Maud aan, „zal ik ooit verder komén dan het be
gin?"
„Ja, lieve, zeker!" antwoordde Maud op zeer rus-
tigen, maar ook zeer heslisten toon. „Je bent nog
jong, te jong om altijd gehukt te gaan onder het
verleden. Ja hebt je heele leven nog voor Te en
voor een groot deel kun je daarvan maken wat
je wil. 't Is heusch niet noodig, geloof me, om altijd
achterom te zien. Je hebt aan het tegenwoordige ge
noeg. Ga voort met je best te doen; en je zult zien*
dat in de toekomst alles terecht komt."
„Zou 't?" vroeg Toby, op weifelenden toon.
Maud boog zich over haar heen en kuste Haar.
„Zeker, lieve kind. Twijfel daar nooit aan. De toe
komst mag niet worden zoo als wij ons dat hadden
voorgesteld, het beste wat we doen kunnen is toch,
in het heden onze beste krachten in te spannen eni
er van te maken wat er van te maken valt!"
„Dank u," mompelde Toby. „En gelooft u ïndei*
daad gelooft u werkelijk, dat het verleden er niet
toe doet?"
Maud zweeg een oogenblik. Ze dacht aan SaltasH,
zijn dwaze uitvluchten en zijn zonderlinge manier
van doen. alsof hii haar rechtmatige eigenaar was.
Wat was er in het verleden van dit kind, dat ze zoo
gaarne zou hebben uitgewischt? Ze vroeg zichzelf
af, of zij ernaar vragen moest, maar ze kon niet.
Het schepseltje dat aan haar knieën lag trilde, en
onmiddellijk kreeg medelijden weer de overhand.
„Ik geloof, kindlief!" zei ze vriendelijk, „dat dat
geheel van onszelf afhangt. Wanneer we maar hard
genoeg werken, kan dat verleden worden vergeten."
„O dank u!" zei Toby weer en terwijl ze Maud's
handen stevig in de hare klemde, drukte ze er een
kus op. „Ik zal heel hard gaan werken. IK weet dat
u me wel zult helpen. Ik moet afleeren om lucht
sprongen te maken en netjes leeren buigen. Ze keek
Maud glimlachend aan en onwillekeurig beant
woordde Maud dien glimlach. Er was zóó iets
smeekends, zóo iets aantrekkelijks in dat kind. Ze
was zoo jong en vurig en deed zoo roerend haar
best om goed te zijn.
„Natuurlijk wil ik helpen!" zei Maud. „ik wil Te
altijd helpen, Toby!"
En Toby, die nu moed had gevat, sloeg de armetf
om haar hals en kuste haar.
Wordt vervolgd.