Op de Grens Zaterdag 3 Augustus 1935. SCHAGER COURANT. Vierde blad. No. 9777 Er wachten ons zeer zeker groote verrassingen te vertellen hoe déze ja pon er uit zal zien en de andere onthult u de verrassing van kleur en vorm en snit van een andere. Als ge er op uit gaat en ge hebt wat relaties in de modewereld, is het mogelijk tot een overzicht van de nieuwe herfst- mode te komen, dat, ongetwijfeld, onvolledig is, maar dat niettemin in groote trekken met de angstvallig en vergeefs verborgen gehouden werke lijkheid strookt. Wij staan op de grens. Op de grens van twee seizoenen, waarvan het vóór ons lig gende, het herfstseizoen, alleen de moeite en de aandacht waard is. De grens reeds thans even te overschrijden is wèl verleidelijk, zóó verleidelijk, dat het me aan kracht en ook aan lust ont breekt nog weken lang weerstand te bieden. Een vrouw vertelt nu eenmaal graag wat ze weet, vooral op een oogenblik, waarop haar wetenschap nog geen gemeen goed is. Ik ben, helaas, geen uit zondering Nu moet u niet denken dat ik op dit oogenblik reeds een volledige beschrijving van de herfstmo- dellen zou kunnen geven. Zóóver ben ik niet in het geheim der goden ingewijd. Maar een tipje van den sluier kan ik niettemin oplichten en dat kan ik doen zonder mij te ver over de grens, op ver boden terrein, te wagen. Er wachten ons zeker groote verrassingen. In gewijden schromen niet het woord „revolutie" in den mond te nemen. Nu moet men met dergelijke groote woorden voorzichtig zijn. Mode-revoluties zijn zeldzaam; de historie der kleederdrachten leert ons integendeel dat de mode zich pleegt te ontwikkelen „langs lij nen van geleidelijkheid". Maar, revolutie of niet, waarschijnlijk, héél waarschijnlijk is toch dat wij dezen herfst japonnen zullen zien van een vorm, waarvan wij het vorige jaar nog niet durfden, beter gezegd: konden want wat dur ven wij niet? droomen. Hoe dat komt? Dat komt omdat dezen zomer te Parijs 'n wondermooie tentoonstelling van Italiaansche kunst ge houden werd. Die tentoonstelling heeft een enorm en zeer verdiend succes gehad, bij het groote publiek èn bij de cou turiers. Deze laatsten hebben dagen en weken doorgebracht voor de conterfeitsels van Madonna's en Renaissance-da- mes en Middeleeuwsche edelvrouwen en ze zijn naar huis gegaan met een schetsboek vol krabbels en een hoofd vol ideeën. Het staat vast dat wij in de herfstcollecties meer dan één gemoderniseerde Botticelli zullen zien. Als straks rijk-gedrapeerde japonnen ons kreetjes van bewondering zullen ontlokken zullen wij in laatste instan tie den Italiaanschen schilders van de Renaissance daar voor dankbaar hebben te zijn. Het spreekt vanzelf dat de couturiers niet eenvoudig gecopieerd hebben. Zij hebben slechts de grondidée voor hun creaties aan de Middel eeuwen ontleend; de uitwerking van die idéé blijft volstrekt modern. Maar de gedrapeerde japon-1935 is, in wezen, hon derden jaren oud, alléén: geschikt gemaakt voor een tijd, waarin de vrouw een ander, héél ander leven dan haar statige zuster uit de veertiende of vijftiende eeuw leidt. Zoo zullen de gedrapeerde rokken veel korter zijn dan in een tijd, waarin de vrouw bijna uitsluitend een ornamen- teele rol speelde. De langste rokken zullen niet verder dan even tot onder den enkel reiken; waren zij langer, dan zou den wij er ons niet in kunnen voortbewegen. Stel u voor dat wij een trap zouden moeten afdalen of beklimmen in een japon, waarvan te lange draperieën pus om voeten en beenen zouden wapperen. Cécile Sorel en Mistinguett zou den het er misschien zonder ongelukken afbrengen; van een minder geoefende vrouw kan men dergelijke kunst stukken niet verwachten. Natuurlijk hebben niet alle mode-ontwerpers aan de ten toonstelling dezelfde ideeën ontleend. De een is getroffen door dit kleed, de andere door een ander. Zoo zal het eene huis met een collectie costuums komen, waarvan men, op z'n minst, zal moeten getuigen dat ze even gedurfd als exotiek zijn, terwijl het andere zich er mee vergenoegen zal hier en daar een Italiaansch en Middeleeuwsch accent aan te brengen, een gedrapeerden schouder, een sjaal die de finale en onderscheidende noot geeft. Het is ook zeer waarschijnlijk, dat Oostersclie invloeden die in de laatste jaren zich toch al zoo sterk lieten gel den zich met Italiaansche zullen vermengen. Tot welke combinaties dit alles leidt zullen wij later zien. Ontkend kan moeilijk worden dat de nieuwe stoffen zich tot het verkrijgen van de meest-verrassende effecten voortreffelijk leenen. Zoo heb ik een lamé gezien, door weven met dun koperdraad; soepel fluweel, waarvan het donkere fond met een helderder tin in hetzelfde gamma opgevroolijkt wiordt; een dik gewast satijn, volstrekt on kreukbaar; en tafzijde, vol fijne metalen draadjes, die het licht kaatsen, en zóó de stof een schittering verleenen, die waarlijk oogverblindend is. Ook is er een zeer merkwaardig kunstzijde-fluweel, dat er uit ziet alsof het met kleine gouden muntjes doorwe ven is. En verder stoffen, die combinaties van zijde en wol zijn, en waarvan het, zelfs voor een geoefend oog, onmoge lijk uit te maken is of er van zijde dan wel van wol sprake is U zult me toestemmen dat met dergelijke stoffen iets te bereiken valt. Wat de kleuren betreft is me het meest een buitenge woon diep rijk groen opgevallen een echt Renaissance- grocn dat dezen herfst wel eens furore zou kunnen ma ken. Voor de rest is, zooals vanzelf spreekt, door de coutu riers veel van helder blauw gebruik gemaakt, van combi naties van groen en bruin, van geel, violet en purper, enfin, van alle kleuren die u in de sectie „Italiaansche kunst" van ieder schilderijen-museum aantreft. Kleurig zal deze herfstmode zeker zijn. En dat kan niemand mishagen. GERTRUDE. OFSCHOON wij, zorgeloos met de sei zoenen levende stervelingen, in vacan- tiestemming den vollen beker van den zo mer tot den laatsten druppel pogen te ledi gen, en er niet aan denken willen dat ook de wijdste en diepste kelk-der-vreugde eens den bodem zien laat, leven de couturiers al jn den herfst en waarom niet? in den winter. Voor hen is het geen zomer meer. Tegen „veel verminderde prijzen" hebben zij, eenige weken geleden reeds, hun laatste zomerartikelen opgeruimd. Zij zijn den zo mer, die het verleden is, vergeten. En in alle ateliers werken nijvere handen aan de herfstcollecties, die binnenkort, zéér binnen kort, met veel statie en praal aan onze ver wonderde en bewonderende oogen en óók aan onze critiek, aan onze goed- of afkeu ring, zullen worden prijsgegeven. Het geheim der nieuwe creaties wordt zoo goed mogelijk bewaard. Maar, wat blijft er voor geheims aan een geheim, waarin tien tallen en honderden zijn ingewijd? Een cou turier is niet alleen. Hij heeft een denk beeld, hij levert een idéé, maar bij de uit werking heeft hij pasmeisjes en tailleuses en naaisters noodig. Dan zijn er de fotogra fen, die op de geheele collectie het oog van hun camera's richten. Hoe kan er onder die omstandigheden nog van een geheim sprake zijn? Het personeel van geen enkel groot mode huis is met het geheim in vollen omvang vertrouwd, maar de ééne mannequin weet dit, en de andere dat, de ééne „midinette" weet u BI] DE ILLUSTRATIESi In het midden: „CUCARACH A". Avondjapon van dof crêpe en glanzend satijn. Het décolleté si met rozen versierd. Creatie: Lucien Lelong, Parijs. Photo: Studio Dorvyne, Parijs. Gedeponeerd model P.A.I.S. (Overname verboden.) Rechts: „CHALLENG E". Gebreid ensemble voor boot en strand. De jupe-pantalon is van marine blauw; de sweater van wit tricot De toque van soepele marine-bl. wol. Creatie: Lucien Lelong, Parijs. Photo: Georges Sand, Parijs. Gedeponeerd model P.A.I.S. (Overname verboden.) Links onder: SUZANNE LENGLEN IN SHORTS. De groote tennisspeelster is ook tot de mode der shorts bekeerd. U ziet haar hier in een creatie van het Parijsche modehuis: Jcan Patou.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 13