Uil de Filmwereld. Het Offer. Een scène in het Filmatelier* PETERTJE, DE KLEINE SCHELM. gereed om te starten Een vluchtige impressie. Verborgen schatten in Turkije. EEN OPNAME MET HINDERNISSEN. BERLIJN: De Itala-film, die met de nieuwe rol prent Vergeet mij niet", haar 25ste film in Duitsch- land afdraait, is daarmede thans zoo goed als gereed. Er moeten nog slechts eenige kleine aanvullingsopna men worden gemaakt. Aan boord van den Oceaanstoo- mer „Bremen" van den Norddeutschen Lloyd zijn on langs de laatste opnamen in de open lucht gefilmd. Buiten den wcreldberoemden ItaJiaanschen tenor Benjamino Gigli en de bekende filmster Magda Schneidcr, werkt in deze film nog een andere „star" mede, die niet zoozeer door zijn naam of door het geen hij tot dusver heeft gepresteerd hij speelt voor de eerste maal voor de film aanspraak kan ma ken op dien titel, dan wel door zijn gedrag bij de opnamen. Dit is Duitschland's jongste filmacteur Peter Bosse, die in het atelier kortweg Petertje wordt genoemd. Petertje is een allerliefst kereltje van 4 jaar, die, ondanks zijn kinderlijkheid, ten volle begrip toont voor wat er van hem wordt verlangd bij deze eerste film, waaraan hij zijn medewerking verleent. Maar hij heeft evengoed zijn grillen en luimen als de volwassen filmacteurs. Niet, dat hij ongezeg lijk is of zoo; trouwens, zijn moeder is er altijd bij om in zulke gevallen op de gewenschte manier in te grijpen. Doch er komen oogenblikken voor in het leven, waarin een film-regisseur machteloos staat bijv. in het volgende geval. Augusto Gcrïina, de regisseur van de film „Ver geet mij niet", waarin Petertje de rol vervult van het zoontje van een beroemden zanger, had een speciale scène ingelascht. Men had een verjaarfeest aangericht in het atelier, waaraan 30 kinderen zouden deelne men. Voor het opnemen van de scène werd boven den feestdisch een soort transporteur gebouwd, die van het eene einde van de tafel naar het andere kon draaien. Hierin had de regisseur zelf plaats genomen met den operateur. Alles was goed gerepeteerd, maar de opname ging met grootc zwarigheden gepaard, en wel omdat Petertje er zijn hoofdje maar niet bij kon houden Telkens weer kwam Genina van zijn verheven standplaats naar beneden en prentte Petertje in, wat hij te doen had. De geheele productie-staf deed zijn uiterste best om kind met de kinderen te zijn. Alles ging goed en men dacht, dat men er al was. Doch niet zoodra zat Genina weer in zijn transporteur en zou de opname beginnen, of Petertje schoof onrustig op zijn stoel heen en weer, deed alles, wat hij niet doen mocht en maakte den heelen staf wanhopig. Deech- TOEN de heer Steenkamp na het uitgebreide Zondagsche ontbijt den tuin inliep, zag hij z ijn zoon Martin met de tuinschuur in de hand nadenkend voor de haag staan. „Vader", zei de jongen, „hebt U niet gezegd, dat de haag gesnoeid moet worden?" „Ja", antwoordde de vader. „Maar dat kan je nog niet. Dat zijn ettelijke honderden meters. Als ik maar wat meer tijd had, was het al lang gebeurd." Martin zweeg eenige oogenblikken, zijn oogen gin gen peinzend langs de haag, maten haar af. Toen zet hij: „Wat zou U me geven, wanneer ik het deed"? „Je hebt geld n oodig, hm?'" Martin knikte. Laten we zeggen overlegde mijnheer Steen kamp, „vijf gulden?" „Top", zei Martin. „En kan het U wat sche len, om mij het geld van tevoren te geven?" Mijnheer Steenkamp was gewend, dat Martin zijn beloften hield, men kon op'hem vertrou wen; hij betaalde hem vijf gulden, waarop Martin zonder nog een woord te spreken aan het werk ging, terwijl mijnheer Steenkamp op deu tuintafel de akten uitspreidde, die hij mee naar huis had gebracht. „Moeder", vroeg Martin na het eten, toen hij met zijn moeder alleen was, „Wat kan men een jonge dame voor vijf gulden geven?" Mevrouw Steenkamp keek den veertienjarige in de oogen. Ze keken langs haar heen, doch ze zag toch, dat er een ernstige, bijna treurige uitdrukking in lag. Bedachtzaam vroeg ze terug: „Voor Carla?" Martin knikte slechts. Mevrouw Steenkamp, wist, dat Carla, wier sprookjesachtig rijke ouders eenige huizen verder woonden, binnenkort naar Australië zou gaan, waar de heer Pieters zijn bezitting onder eigen beheer wilde nemen. „Misschien chocola?" ried de moeder. Martin schudde het hoofd. „Geeft Bertha haar al". „Een boek?" Een stormachtige ontvangst tusschen Joan Craw- ford en Clark Gable in de film „Ein Herz ist zu verschenken". te mama, van Petertje deed haar best om den kleinen man tot rust te brengen, doch niets mocht baten. Tenslotte ging de geheele opnamestaf over tot een groote bespreking, om te trachten gezamenlijk het probleemPetertje op te lossen. Middenin deze be spreking mengde het onderwerp van het gesprek zich in de beraadslagingen. Hij drong door de menschen heen, die om Genina stonden, en ging wijdbeens voor hem staan. Algemeene verbazing; doch Petertje liet zich niet van zijn stuk brengen. „Zeg, oompje Genina, zoudt U ook niet eens graag er tusschen uit willen?" vroeg hij. En meteen was hij naar buiten geloopen, den man aan de deur voor bij. Een luid, opgelucht lachen klonk door het ate lier. Toen Petertje terug kwam, kon de scène zonder eenige verdere moeite worden opgenomen. Men schrijft ons uit Den Haag: De hekken staan nog in de menie, maar zij zijn er dan toch en de traditioneele Cerberus, die de macht heeft ze te ontsluiten, vertelt alleen al door zijn aanwezigheid, dat Loet C. Barnstijn's Filmstad tot voltooiing is gekomen. De nieuwe gebouwen, die links en rechts van het kantoorcomplex het oude landhuis „Oosterbeek" zijn opgetrokken de opnamehallen, het laborato rium, het krachtstation, enz., stralen een frissche nieuwheid uit. De steenen spreken! Ze spreken van een algemeenen, door felle energie gevoeden, wil om zoo spoedig mogelijk aan den slag te gaan. Filmstad is gereed om te starten! Men vertelt ons, dat de officieele openingsdag nog niet is vastgesteld, maar intusschen zullen er al op namen voor het „Mysterie van de Mondscheinsonate" worden gemaakt. Men wil opschieten en het publiek niet al te lang op de eerste Nederlandsche detective film laten wachten. Het wegencomplex van de nieu we stad is op een flink verkeer ingesteld. Overal prij ken duidelijke borden, die den weg aangeven. En het is heerlijk hier te loopen over de splinter-nieuwe grintpaden, croquant in hun verschheid, langs stra lende gazons vol fleurige bloemena In de beide groote studio's, de Wilhelmina- en de Jilianahal, heerscht al een bedrijvigheid van belang. Reusachtige décors, waarbij een villahall met trap „eum annixis" worden er in elkaar getimmerd, en waar de hamers rusten, maakt men proefopnamen. Een heel zonnestelsel van lampen omringt het bruin achtig geschminkt slachtoffer en Farkas, de camera man, draait en draait. „Lachen!" roept hij, lachen", Annie Verhulst gehoorzaamt, en Cees Laseur, die de film zal regisseeren, roept, dat Dirk Verbeek aan de beurt is. Een moment zijn we afgeleid. Als de filmheld Tarzan aan liane, schiet 'n belichter, die op de ga lerij, of precieser de „brug" van de studio bezig was, langs een touw naar beneden. Opschieten is de bood schap, want het kiezen en schikken der lampen moet in tempo gaan. Uiteindelijk streeft men hier naar schoonheids ontroering en zal hier kunst worden gewrocht. Zou je dat wel zeggen tusschen al die ingewikkelde ap paraten, kronkelende kabels, jonge kerels in overall, grillig-gevormde verblindende lampen, bij al dat ge hamer, gecommandeer en die snerpende machine geluiden? „DAS WAR NOCH NICHT DA GEWESEN". In Amerika heeft men weer een nieuw middel uitgevonden om den tijd dood te sl aan. Matrassen met buitenboord-motoren. Kan het origineeler? Hierboven zien we deze m erkwaardie: ..vaartuigen" tegen elkaar in 'n wedstrijd. Inderdaad, zooiets hadden we nog niet gehad. De Yankees -zijn bezig zich zelf te overtreffen. „Theo geeft haar een heel klassieke", „Of bloemen?" „Heeft ze een heelen wintertuin vol. En een tuin, waarin de onze tweemaal gaat". „Of een sieraad"? „Haar neef geeft haar een cheque voor Wrede". Dat was de grootste juwelierszaak in de stad. „Min stens voor honderd gulden". „Ja, dan weet ik het werkelijk niet, mijn jongen". Martin stond op. Hij had een idéé gekregen, maar hij verraadde het niet. „Ik moet haar wat geven", dacht hij, „waarop geen ander komt. Wat geen ander haar geeft. Ik /.al haar een offer brengen. Ik ben alleen benieuwd, wat Jules haar geeft". Hij haalde zijn fiets uit den kelder en reed door den tuin. Toen hij langs zijn moeder kwam, vroeg hij zoo terloops: „Volgenden Zondag zouden we het afscheid wil len vieren. Wij allen met Carla. Hebt u er wat op tegen, dat ik ze in onzen tuin uitnoodig?" „Als vader er niets op tegen heeft ga je gang." zei zijn moeder vriendelijk. Toen reed Martin de stad in. Hij kwam pas 's avonds terug. Mijnheer Steenkamp had er geen bezwaar tegen, en den volgenden Zondag verzamelden zich in den tuin van de Steenkamps meer halfvolwassenen, dan mijn heer Steenkamp, die zich bescheiden terugtrok en tuin en huis aan de kinderen overliet, in zijn hcele leven bij elkaar had gezien. In het midden van den tuin stond de tafel met de geschenken, die Carla's vrienden en vriendinnen haar bij het afscheid gaven. Carla, door Martin naar de tafel geleid, verheugde zich luid en hartelijk. Haar blijdschap kwam den heer Steenkamp, die, denkend over de zaken van die week, in de kamer op en neer liep en een verstrooiden blik uit het venster wierp, wat overdreven, ze kwam hem gemaakt voor. Hij keek een oogenblik naar haar. Het verwende kind van zeer rijke ouders. Reeds meer jonge dame, die de uitwerking van haar houding weet, dan een onbe zorgd kind. Meer thuis in de schijnwereld van publi citeit en maatschappelijk succes, dan in keuken en kelder, tuin en werkkamers. Zeker niet heelemaal de juiste voor Martin! Het ware beter geweest, wan neer Martin zich het afscheid niet zoo aantrok! En de met werk overstelpte heer Steenkamp keerde te rug tot zijn gedachtenvolle wandeling. Spoedig zat hij weer achter de schrijftafel. Beneden raakte Carla niet uitgesproken over al de geschenken, en hoewel ze ook alles zelf had kunnen koopen, toch verheugde ze zich over de bewijzen van aanhankelijkheid en achting, die ze genoot. Ein delijk wendde ze zich tot Martin: ,En wat geeft jij mij als aandenken?" Martin was op den achtergrond gebleven. Geschen ken waren dat! En over drie dagen zou Carla de geheele volgeladen tafel vergeten zijn! En Jules, die sloom op den achtergrond stond, de handen in z'n zakken, Jules, die niet een enkel woord gesproken had, zoolang ze tezamen waren, hoewel Carla steeds weer ook hem in het gesprek had betrokken. Jules had niets gegeven. Dan zou Carla ook niet met hem Meen je het heusch Een geestige opname van Marika Rökk, die in de groote circusfilm „Leiclu te Kavallerie", de hoofdrol speelt. Deze proefopnamen zijn stom, ze betreffen alleen het beeld. In den geluidswagen, die iets van een pantserauto heeft en een veilige plaats heeft gekr.o* gen tusschen de twee opnamehallen, zit nu geen ge* luidsingenieur aan het mengpaneel. De roode lamp* jes, die „Stilte" beduiden, laat men gedoofd, en die scherpe luistervink, die microfoon, is levenloos in een hoek gezet. Haar beurt zal weldra komen, maar nu storen dus nog niet de opgewekte geluiden van het zwaluwen-paar, dat zich hoog in de ijzeren bin* ten van de grootste studio genesteld heeft en s volgens de décorbouwers, geluk zal brengen. De eerste idylle, die in de studio's van Filmstad wordt gespeeld! Het eerste succes reeds bereikt, ïstanboel: —-Te Athene is een maatschappij gevormd, die zich tot taak heeft gesteld de schatten,' welke de Grieken en de Armeniërs begroeven, toen zij bij de nadering van de Kemalistische troepen in 1922 overhaast Anatolië moesten verlaten, op te spo ren. De Turksche minister van financiën heeft de maat schappij reeds van de noodige bevoegdheden voor' zien en men heeft bereids een aanvang gemaakt met het verkennen van het terrein, waar men vermoedt, dat de schatten verborgen zijn. Een eerste succes is bereikt met het vinden van een hoeveelheid goud, ter waarde van tienduizend pond, nabij Konia. De waarde van juweelen, geld en kostbaarheden, welke door de vluchtelingen zijn begraven, wordt op een millioen gouden ponden geschat. Krachtens de Turksche wet moet vijftig percent van den gevonden schat in de Turksche schatkist worden gestort. dansen, zeker niet! W^it Jules was niet arm, hij was eenvoudig te dom, om iets te bedenken, wat Carla, genoegen kon doen. Martin liet eenige seconden voor bijgaan, voordat hij naar voren kwam. „Ik heb je wat gegeven", zei hij, „wat ik niet kan weggeven. Maar het is iets, wat geen van allen je gegeven heeft". Hij trok zijn hemd open. Op de blanke jongens- borst verscheen, blauw getatouëerd, een hart, een don kerblauw, buitengewoon goed gelukt hart. En dat hart was door blauwe wolken omgeven. En door een rooden pijl doorboord. En daarboven stond, in groote weer blauwe letters: „CARLA". „Wat mooi, Martin! Wat aardig van je! En me£ mijn naam. Maar het heeft zeker pijn gedaan?" „Bijna niet", ontkende Martin. „Maar het gaat er zeker gauw af?" „Nooit", verklaarde Martin. „Nee, dat is werkelijk lief van je! Maar het zal je zeker eens spijten!" De dag verliep. Martin had de gramofoon in deiï tuin gedragen, en de jonge menschen dansten. En Carla danste het eerst met Jules. En toen allen haar naar huis wilden brengen, was ze plotseling reeds verdwenen. Niemand had haar zien weggaan. Ook Martin niet. Niemand had ook Jules zien ver dwijnen. „Vader", zei Martin drie dagen later, „moet de mest niet uitgespreid worden?." „Ja zeker". „Wat geeft u me, wanneer ik het doe?" Hm, wat zou je willen hebben?" „Laten we zeggen: drie gulden". „Een beetje veel voor dat werk, vind je niet?" „Het grasveld maak ik ook in orde". „Voor mijn part dan". Daarop reed Martin de stad in. Den volgenden morgen vroeg mijnheer Steenkamp terloops, toekijkend bij Martin's werk: „Wel, is Carla weg?" Martin knikte. Met z'n krachtige jonge handen verdeelde hij de mest. Een geruim en tijd zweeg de va der. Toen vroeg hij, zonder zijn zoon aan te zien, vluchtig glimlachend: „En wat zegt de tatouëei> der?' „Hij zegt", antwoordde Martin, zonder van zijn werk op te kijken (toch ontdekte de vader een ver dachte blos, die Martin naar de wangen gestegen was), „hij zegt, dat hij het hart niet kan wegkrijgen, maar van den naam kan hij een zeilschip maken". „Goed, jongen. Maar het grasveld, weet je, dat zouden we eigenlijk kunnen deelen, vind je niet? Ik het nu gelukkig wat meer tijd." j

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 16