De metgezel ven den jager Huwelijk in Abessynië TE GAST OP EEN BRUÏLOFT DER INBOORLINGEN. De Engelsohe ontdekkingsreiziger Ray, die langen tijd in Abessynië vertoefd heeft, geeft in een zijner werken een bui tengewoon boeiende beschrijving van de zeden en gewoonten in dit nog niet al te bekende land. Toen wij bij Lencha Chala kampeerden, hadden wij het geluk de ceremoniën van een Galla-bruiloft te kunnen gadeslaan. Ongeveer vijftig ruiters in helder gewasschen schamas gekleed, galoppeerden naar het huis waar de bruid woonde. Vier uur lang redeneerde men luid en opgewonden door elkaar, voordat de donkere schoone op een muildier geheschen kon wor den, om temidden der mannen naar haar nieuwe woonplaats te rijden. De Galla's houden zich, en voor al in deze streek, bezig met de paardenfokkerij. Zij zijn buitengewoon handige ruiters en lieten ons hun vaardigheid zien, door op een zeer slecht terein een heele „oorlog" op te voeren. Het geheel was werkelijk het bijwonen waard. Reeds vroeger waren wij !n de gelegenheid geweest, een Abessyriische bruiloft bij te wonen en de typischs volksgebruiken te bestudceren. In den regel gaat liet als volgt toe. Wanneer twee jonge menschen elkaar willen trouwen, of, wat vaker het geval is, wanneer de ouders hen willen doen trouwen, dan stuurt de vader van den toekomstigen bruidegom twee of drie „Schimadschillen", dat zijn oude mannen, naar den vader van de uitverkoren bruid. Het behoort echter niet tot de „bon ton" reeds in dit beginstadium een be slissend antwoord te geven, maar de vader van het meisje .antwoordt na veel heen en weer gepraat en na het verzwelgen van een overvloedige hoeveelheid lekkernijen, dat hij de zaak nog eens eerst in beraad wil houden. Na twee of drie weken komen de oude mannen terug, krijgen dan in den regel een gunstig antwoord, waarvan zij dan onmiddellijk hun opdrachtgever melding maken. Een paar dagen later wordt een „bruidsleider" gekozen, die het bruidje een ring brengt, welke zij aan een bandje om haar hals doet en pas na het huwelijk aan den vinger steekt. Nu pas bezoekt de vader van den bruidegom zelf de familie en is het meisje dan eerst het eigen dom van haar toekomstigen echtgenoot geworden. Wanneer zij om een of andere reden nog voor het bruilofstfeest „staakt", dan moet haar vader een schadevergoeding betalen. In den regel vindt het hu welijk echter plaats. De bruidegom en zijn vrienden komen bij den schoonvader op visite en brengen een nacht-door op het stukje land, dat bij do armoedigste toekol (hut) behoort. Daarbij wordt een merkwaar dig spel gespeeld. De bruid en vier of vijf bruids meisjes kleeden zich allen op dezelfde manier en dra gen dichte sluiers voor haar gelaat. Een van haar, het behoeft niet persé de bruid te zijn, zit in een hoek, terwijl de anderen in een rijtje naast haar staan. De eerste „bruidsleider" in den regel zijn er twee moet nu raden wie de bruid is en haar dan aan den bruidegom voorstellen. Natuurlijk vergist hij zich daarbij herhaaldelijk, hetgeen niet nalaat groote hi lariteit te verwekken en, daar het spel precies vol gens de regelen gespeeld moet worden, duurt het vrij lang. Den volgenden dag trekt het heele gezelschap naar den vader van den bruidegom, die het in een spe ciaal daarvoor vervaardigde toekol of hut onder brengt. Voor het feestmaal worden een paar schapen of, als hij rijk genoeg is, een os geslacht, waarbij groote hoeveelheden „talla" inboorlingenbier naar binnengewerkt worden. Nu voltrekt zich ook de eigenlijke huwelijkscere monie. Op het feest, dat wij bijwoonden, ging het zeer levendig toe. In de hutten en tenten hurkten de gasten naast elkaar in een onbeschrijflijke atmosfeer. Zij verslonden enorme hoeveelheden versnaperingen, zongen of speelden op hun instrumenten en amuseer den zich op hun manier uitstekend. Na eenigen tijd werden zij in de toekal geleid, waar de belangrijkste gasten waren. Wanneer ik vertel, dat ook in deze hut geen ramen waren doch slechts een smalle in gang en dat het een gloeiend heete dag was, dan kan men zich wel eenigszins een voorstelling ma ken van de temperatuur die er heerschte. In een hoek was een soort baldakijn aangebracht, waar- Bij de foto hiernaast De heerschende godsdienst in Abessynië is het Koptische Christendom, welks kerkelijk opperhoofd de patriarch van Alexandrië (in het midden, boven) is, die den Abuna (in het midden, onder), den vorst van de Abessijnsche kerk be noemd. Verder ziet men links op de foto de kerk van de Heilige Medicijn, te Addis Abeba, een typische, achthoekige Abes sijnsche kerkbouw, en tenslot te rechts een priester tij dens de processie op Zondag. len.'De massa onderschat zich zelf. Acht zich niet in staat, haar meening openibaar naar voren te brengen, of te verdedigen. Wanneer echter, de bij"* eenkomst is gesloten, komen de tongen los. Ziehier de psychologische gesteldheid, van de massa. Zie* hier dat de, strijdwil wel aanwezig was, en waarom gij als enkeling, deze strijdwil kon breken. En dezö handeling toont bij mij geen verschil, met die del reformistische vakbondleiders. 1 i En wanneer ik zeg dat wij elk strijdmiddel hebben; te aanvaarden, dan wil dat zeggen, dat zelfs da zwakste strijdmethode, de massa kan ontwikkelen, voor het scherpste en modernste strijdmiddel, en uit elke actie, kan en moet het proletariaat zijn leering trekken. Ooltzaken hebben gevolgen schrijft H., en wanneer wij de oorzaken niet bestrijden, kunnen we de gevolgen niet oplossen. Dat is logisch vriend H, Maar wanneer wij deze oorzaken willen bestrijden, moeten wij weer. terdege rekening houden, met de psychologische gesteldheid van de massa. Omdat wij in dezen strijd de massa noodig zijn. Want daar de massa vergiftigd is door de reformistische politiek van partij en vakbond, en nooit socialistisch is opge voed, is dit de oorzaak, dat zij de maatschappelijke gebeurtenissen niet heeft bijgehouden, en de moder* niseering ten achter is gebleven. Gezien deze feiten, is het toch in deze actie een verheugend verschijnsel, dat deze groepeering arbeiders zich reeds in zekere mate had losgemaakt van partij en vakbond. En dat is toch den weg, dien wij als anarchisten steeds wen- schen te bewandelen. Dat de arbeiders zich los ma ken van elk dogma, en dat de arbeiders zelf hun lót, en toekomst in eigen handen nemen. En daar wij, met deze massa, welks geestesgesteldheid ik' hierboven voldoende heb beschreven, den strijd moe ten aanvaarden, moeten wij ook, evenals een onder wijzer met het kind, beginnen met de eerste etappe, welke in dit geval luidt, naar de socialiseering van het gehëele wereldproletariaat. Moge dit duidelijk genoeg zijn. Maar wanneer H. mijn stuk tweeledig kan opvatten, begrijp ik toch ook zijn houding niet, wanneer ik zijn ingezonden stuk lees in „De Arbei der" van 13 April 1935, waarin H. o.m. zegt, „willen de arbeiders iets bereiken, moeten zij een strijd in zetten, los van alle politiek. Waaraan een ieder die er mee sympathiseert, aan mee kan werken. Om op die wijze aan alle verkeersverslechteringen en alle onmenschelijke handelingen een halt toe te roepen. Dus kameraden, laten we het verloren gegane solide riteitsgevoel, de kameraadschap, waar het in de eer ste plaats op aankomt, weer den voorgrond plaat sen, om zoodoende den strijd, die hier thans een aanvang heeft genomen, tot een goed einde te voe ren." Dit heeft m.ï. vriend H. op de bewuste verg. niet op den voorgrond geplaatst. Laat ons echter onze ac tie niet stopzetten. Maar laat ons inderdaad de ka meraadschap en solidariteitsgevoel van de arbeiden de massa opwekken, en de strijdlust aanwakkeren, om met „moed, inzicht, en volharding" een betere maatschappij te veroveren. U, mijnheer de redacteur, beleefd dankend voor de verleende plaatsruimte. j H. Ottens, Wicringcn, Honden onmisbaar. Toen de wapentechniek nog in "de kinderschoenen stond, luidde het devies: geen jacht zonder Jacht hond. Later is men van meenïng veranderd, maar eigen aardig is, dat men er nu weer op terug komt. De viervoetige jachtkameraad veraangenaamt het be drijf en maakt voor veel nimrods het Jagen tot een werkelijk genoegen. Het is als het ware geen kunst meer, met uitmuntende wapenen, die driekwart van het werk doen, woud- en veldgedierte onder schot te nemen, vooral wanneer het klein wild betreft, In Duitschland heeft men de Jacht met honden altijd in eere gehouden, en voor de verschillende wildsoorten bepaalde hondenrassen gekweekt. Voor de jacht op grof wild dient de Hannoversche brak. Deze komt in twee variëteiten voor: een zwaar slag gebruikt men voor het vlakke land en niet al te hier van toepassing. Een goed ager en hond enkenk ner kan van een willekeurige hond een uitmuntende; Jachthond maken. Hetzelfde dier zou onder minder* bekwame .handen onbruikbaar zijn geworden, Dei Juistheid van deze stelling wordt bewezen door hef{ feit. dat 'n goede hond onder slechte leiding in korv ten tijd bedorven kan worden. De patrijshond is me| goede wil voor alle werkzaamheden te dresseereni, Hij kan soms bij de jacht op grof wild zelfs de bralt} .vervangen, .Vos en wilde kat kan hij opjagen eh! dooden, eenden kan hij uit het water halen. .Van nature blijft deze soort hond gewoonlijk met de kop naar voren in een stramme houding voor het wild staan, dat hij met de neus gevonden heeft, vandaar den naam Vorstehhund. De ervaren Jager kan zien welk soort het dier op het spoor is gekomen. Tegen* over hazen neemt het een andere stand in dan tQ* genover patrijzen. onder het bruidspaar en 2 bruidsmeisjes op elkaar geperst zaten. Zij waren, alsof 't ijzig koud was, in alle mogelijk feestkleeren gehuld, zoodat zij afschrik wekkend transpireerden, hetgeen niet voor de friscli- heid in het kleine, overvulde vertrek bevorderlijk was, vooral daar hun huid tevoren flink met boter was ingesmeerd. Wij trokken ons voorzichtig terug, toen eenige da mes ter eere van ons een soort buikdans voor de hut begonnen op te voeren, waarmee het feest ,voor- loopig nog niet ten einde was. Ingezonden stukken. Wieringen, Hippolytushoef. Mijnheer de Redacteur, Beleefd wend ik mij nogmaals tot U, om eenige plaatsruimte in Uw veelgelezen blad, teneinde R. H. van antwoord te kunnen dienen, op zijn ingezonden stuk van 1 Augustus j.1. Bij voorbaat mijn oprechten dank. Onkunde leidt altijd tot grove uitdrukkingen, of beleedigingen, aldus begint vriend H. zijn inge zonden stuk. Verder schrijft H., de onjuistheden die er in voorkomen, zal ik maar buiten bespreking laten. Op het eerste gezegde van H., wil ik doen weten, dat het niet mijn bedoeling is, iemand te beleedigen, doch wanneer H. zich beleedigd gevoelt, door de door mij aangehaalde feiten, is dit niet mijn schuld, want m.i. heb ik niets geschreven, dat ook maar eenigszins, op onwaarheid kan berusten. En ik voel me ook heelemaal niet beleedigd, als H. Bij de foto's: Boven: Dashonden. In het midden: Patrijshond (Vostehhund). Onder: Gordon-setter, Eooge bergen. In Beieren bedient men zich van eei| -v. slanker type. Voor de jacht op vossen en dassen en zelfs op ko nijnen zijn tekkels of dashonden zeer geschikt. Zij leenen zich ook beter voor opjagen dan terriërs. Wilde zwijnen maken het gebruik van de berucht^ „Sauhunde" noodzakelijk. Deze hoeven geen gere» gistreerde voorvaderen te hebben, als ze maar durï aan den dag leggen. Gewoonlijk kost een wild zwijn vele hondenlevens. Kleiner wild gaat men met patrijshonden te lij^ Daarbij onderscheidt men twee groepen: de Wachtefc hunde, die iets grooter zijn dan tekkels, en d(| Vorstehhund, die als manusje van alles kan wordep beschouwd. Het ras is bij deze dieren niet In de eerste plaats belangrijk; meer komt het aan op iedere hond af* zonderlijk. Het spreekwoord „Zoo heer, zoo knecht" is schrijft: onkunde, enz. Want als ik H. op onjulsllhe'den betrap, proheer ik die te weerleggen wat H. niet heeft gedaan, ge zien het tweede gezegde, hier boven aangehaald. En wanneer ik de psychologische gesteldheid der mas sa beschouw, kan ik in dit geval wel terdege spre ken van „Anarchisten als strijclibrokers". Want ,de geestesgesteldheid, is wel terdege oorzaak, dat deze vergadering is uiteengcloopen, d.w.z. als deze ge steldheid zich op een hooger peil had bevonden, dan had men de woorden van H., niet stilzwijgend opgenomen. Want aangezien, vanaf het begin der actie, de anti-richtingspolitiek op den voorgrond werd gesteld, stond deze groepeering van arbeiders, in zekeren zin, eenigszins verbitterd tegenover de politiek van welke richting ook, en zooals ik reeds in mijn vorig stuk heb vermeld, - kwam H. naar voren met zijn eigen principes. En wanneer er on der ons arbeiders, een zekere zin van strijdwil heersoht, dan hebben wij ook te zeggen, dat wij onze strijdwil in goede banen leiden, en ervoor te waken, dat deze niet geheel, of gedeeltelijk ver zwakt, doordat een enkeling al te ver in de toekomst gaat dwalen. Want slechts enkele goede strijders zijn noodig, om de strijdwil en solidariteit, tot op zeker punt aan te wakkeren, gezien het voorbeeld van de Potemkim) doch ook, (en dit is wel zeer jamer) enkelingen zijn in staat, deze strijdwil te breken, d.w.z. deze enkeling is in staat, om met zijn bewoordingen, verbijstering te brengen onder de aanwezige massa, waardoor deze mopperend uit eengaat, en niet protesteert tegen dergelijke geval-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 4