Het raadsel van de diepzee 923 Meter onder den zeespiegel William Beebe, de diepzeeduiker. Hulp op het land - een zegenl lichtloozen, die ik nooit onder het oog zou krijgen. Wat de druk (op,923 M.diepte) betreft, scheen zoo op het gezicht geen enkele re den aanwezig, waarom wij niet met een duikerhelm buiten onze kogel zouden gaan, inplaats van hier opgesloten te zittèn! Ik dacht aan een gondel 18000 meter hoog in de stratosfeer, met een druk van 1/6 pond per vierkante centimeter. Doch toen hoor den wij door de telefoon, dat wij op dat moment onder een druk van 191 pond per vierkante centimeter stonden. Ieder ven ster hield meer dan 19 ton water tegen, terwijl in totaal 7016 ton van alle richtin gen op onze diepzeekogel drukten! Ja, wij hadden het goed verstaan: we waren ge reed ons dadelijk omhoog te laten trekken! Tot zoover de beschrijving van Beebe. Zijn laatste recordduik werd voorbereid door tal van proefduiken, waarbij welis waar minder groote diepten bereikt wer den, doch waarbij tal van wetenschappe lijke onderzoekingen werden gedaan, die buitengewoon belangrijk materiaal ople verden! Het essentieele in de onderzoekin gen van Beebe is daarin gelegen, dat zij ons een kijkje geven op het leven op groo- tere diepten! Daarbij moet men voor oogen houden, dat de dieren op 923 meter diepte nog lang niet 't einde vormen van (je die- renreeks der zee. Want de gemiddel.de zee diepte bedraagt vér over de 1000 meter, de gemiddelde diepte van den Atlantischen Oceaan omstreeks 4000 meter en de groot ste zeediepte vèr over de 10.000 M. voor, dat bv. een boerenvrouw, die pas de familie een aanwinst bezorgd heeft, nog niet sterk genoeg is, om haar taak te ver richten. En daar alle handen noodig zijn kan zij niet gemist worden. Dan... zorgt de „Landhilfe" voor redding! Van de organisatie van huisvrouwen wordt de een of andere meestal volgens toerbeurt uitgezocht en gedirigeerd naar de plaats, waar de aanvraag, die van te voren onderzocht is, vandaan komt! Dan wordt „tante'! van de trein gehaald, Somtijds is ze al meerdere malen op de boerderij geweest, want meestal wordt het zelfde meisje steeds op dezelfde boerderij geplaatst, waar ze dan tenslotte heelemaal thuis raakt „Tante Marie", zegt dan de kleine bengel aan haar arm, die haar van het veraf-ge* legen stationnetje heeft gehaald, we heb* ben vandaag kleine varkentjes gekregen». Vader en moeder waren den heelen nacht in de stal en vanmorgen waren de klein tjes er! En vader is nu met de paarden! naar het bosch. Ik had kunnen meerijden, maar ik ging liever U afhalen. Als ik groot ben en ook boer ben geworden, ga ik iede» ren dag naar 't bosch!" Alle nieuwigheden worden gauw verteld, voordat de grooteren. het doen! Want zoo'n boeren-kindje beleeft van haar prilste jeugd af aan alle gebeur» tenissen, die zich op de boerderij afspeleijf en is reeds vroeg een ernstig medewerken» tje van vader en moeder: het leven is voor hèm spel. Wij naderen de hoeve. Ze zien er haast allemaal hetzelfde uit, die kolonistenhoeven, met roode daken, zonnig gelegen en met een tuin er rondom heeri. De ruige waakhond slaat aan, als wé dichterbij komen. Maar zoodra hij ziet, Boven: William Beebe bij het verlaten van de diepzeekogel; de druk werpt hem naar buiten. Links: De diepzeekogel met de vlaggen der wetenschappelijke clubs van diepzeeonderzoekers. Onder: Een opname door het kwartven ster van de diepzeekogel: William Beebe. digste diepzeevisscKen, die men kent: 'de oogen zitten op lange steeltjes, die haast een derde van de lengte van he,t visschen- lichaam zelf hebben! De volgende visch van ongewone afmetingen zagen wij op 884 me ter diepte! Het was een visch van bijna 90 c.M. lengte, vrij slank, met tal van lichtge vende vlekken op de huid en een betrekke lijk groot, bleekgroen, halvemaanvormig licht onder het oog. In de buurt zwommen 5 - lantaarnvisch- jes, die van alle andere soorten, die ik ooit zag, afweken! Om J1 uur; 12 kwamen wij op 923 meter diepte langzaam tot rust! Ik wist, dat het niet verder ging! De tros aan de windas was bijna heelemaal afgeloopen! Een paar dagen geleden was het water mij op 760 meter zwarter voorgekomen, dan men zich kan indenken! En toch leek déze duister nis mij nóg zwarter, dan het zwartste zwart! De nacht op aarde leek wel een da geraad erbij! Ik zal het woord „zwart" nooit weer met overtuiging kunnen ge bruiken! Ik keek naar buiten en zag een plotseling voorbij zwemmend lichtje. Voor het eerst werd het mij duidelijk, hoe volkomen het schemerende licht ontbrak, waaraan we dichter aan de oppervlakte zoo gewend zijn. Daar wordt het gewoonste visch je, ten gevolge van de terugkaatsing van de licht jes van tallooze uiterst kleine plantjes en diertjes, die in het water drijven, keurig tot in détails verlicht! Hier is ieder lichtje echter iets op zichzelf staands en volmaakt afhankelijk van de willekeur van den dra ger. Een reuzen visch zou ons venster voor bij kunnen zwemmen en tóch zouden we het niet bemerken,-daar het dier geen licht droeg. Als het licht, in hoogere waterlagen werkelijk slechts uitsluitend door de een cellige planten en dieren wordt uitge straald, is de duisternis hier heel gemak kelijk te verklaren! Want de. oppervlakte vormen van deze groepen zjjn reeds veel, veel hooger uitgestorven! Een tweede merk waardigheid, die mij opviel, toen ik'ineen gerold op bijna een kilometer diepte in de diepzeekogel zat, was het onvermogen van ons krachtige sohijnwerperlicht om dieren aan te lokken. Enkele vluchtten, als de straal de duisternis doorsneed, anderen waren volkómen onaangedaan, maar niet één dier liet zich in de stralenkegel huise lijk neer! Zelfs in. deze volmaakste duisternis voel de ik instinctmatig dat het water hier hel derder en zuiverder was, dan waar ook! Zoo nu en dan voel ik een zachte trilling, alsof de tros losser wordt Men meldt mij, dat een kruisdeining de oorzaak ervan is. Er zijn nog maar een twaalftal windingen op de windas. We hangen op 923 meter. Of we niet biven willen komen! D&t.willen we. Al houd ik meer van grondige waar nemingen,; dan van recordprestaties, tóch moet ik toegeven, dat het hier niet van ge vaar ontbloot was. Bovendien was den laatsten tijd het aantal groote visschen toe genomen en werden we door lichtjes om ringd. Met weemoed, dacht ik aan de vele staat stélt anderhalve kilometer en meer te duiken, en weer naar boven te komen, zonder uiteen te springen! De kleinigheid van 747 me ter was dus niets voor zoo'n walyisch! Of was het een walvischachtige haaiensoort, die soms 12 Meter lang worden? Het dier verscheen en verdween zoo onver wacht,, dat ik het niet kon onderscheiden en alleen de impressie van iets geweldigs behield! Kort daarop, toen wij beiden uitkeken, ont dekte Barton-de eerste levende Stylophthalmus die ooit een mensch zag! Ik zelf zou het dier over het hoofid gezien heb ben, hoewel het geen 30 c.M. van ons venster verwijderd was. Dit is een der merkwaar- De practische en de ethische zijde van de „Landhilfe". Na Amerika: Duitschland! WIE VOLGT? Evenals in Amerika reeds lang het geval was, is men er zooals bekend is ook in Duitschland toe overgegaan boeren in verschillende streken eenvoudig te koloni- sceren. Men heeft boerengezinnen met pak en zak verhuisd naar pas-ontgonnen gron den of hen daar den grond laten ontginnen en-hen in de gelegenheid gesteld, daar weer een bloeiend boerenbedrijf te stichten. Dat deze boeren dikwijls met groote moei lijkheden te kampen hebbèn, is begrijpelijk. Gebrek aan arbeiderskrachten is wel een der voornaamsten. Doch dat is in Hitler- land al heel gemakkelijk verholpen: aan treden dienst! Er worden eenvoudig een aantal menschen „voor dienst" heenge- stuurd. En we zullen moeten erkennen, dat dit systeem nog heelemaal niet gek is, Wanneer de eenheid en de gemeenschaps zin onder het volk werkelijk groot is, moet het voor hen, die nog over tijd en gezond heid beschikken een genot zijn zoo'n boe renfamilie door den zwaarsten tijd heen te helpen. Natuurlijk zijn ook de vrouwen en meisjes reeds in dien zin georganiseerd in Duitschland. De „Landhilfe" stuurt meis jes uit om dergelijke familie's te helpen, door de huisvrouw bij te staan en op het land, mee te helpen. Dikwijls komt het Ook het melken der koelen behoort tot de dagelijksche werkjes der boerenmeisjes- in-spe. Landarbeid in zon en frissche lucht schept vroolijke gezichten... i ij- wie daar aankomt, begint hij vriendelijk ïe kwispelen en wil gestreeld worden. Do boer komt uit de stal. Hij zegt niet veelj, een korte, maar hartelijke welkomstgroet^ Dan gaat hij weer aan z'n werk. Maar de vrouw des huizes laat zich dadelijk zien. Ze heeft dringend hulp noodig, de dappere vrouw, die met harde handenarbeid het da- gelijksch brood' moet helpen verdienen. En om moeder heen verdringen zich de klein tjes meestal draagt ze een zuigeling op den arm! Zelden, dat ze eens een uurtje rust heeft dan schreeuwt het vee in de stallen weer om eten en wil verzorgd won» den. Menschenkinderen dierenkindereni alle hebben, zij hun aanspraken! Tante Marie hangt haar mantel aan de spijker. Schuw kijken de kleintjes haar aan. Maar snel heeft ze al een meiske te pakken: hét schóolvlechtje wordt recht en stijf gevlochten! Het schortje wordt omge bonden. Een bandje ontbreekt eraan: met naald en draad wordt de schade hersteld. Eén bretelknoóp ontbreekt bij een der jon gens, maar ook dat is spoedig verholpen. Moeder roept: koffie! De allerkleinsten rol len nog schaterend in het groote bed in.de slaapkamer over- en door elkander! Hansje, het „boertje", zooals moeder hem geksche rend noemt, roept maar steeds om tante, die hij stevig in zijn hartje gesloten heeft; zij alleen mag hem wasschen en aanklee- den! Als de schoolkinderen weg zijn, gaat de „Landhilfe" aan het opruimen van de ka mers, stof afnemen, bedden opmaken, kachel-aanmaken; maar daarvoor moet ze eerst houtjes hakken, als de kolonist ten minste geen voorraad klein hout heeft! Wa terhalen, aardappelen schillen, om 's mid dags 12 uur móet dat allemaal klaar zijn! Want 's middags is er ander werk, wordt er op het land, in de stallen gewerkt en geholpen! En ook de moreele zijde van de hulp, die zoo'n „Landhilfe" verschaft, is zoo enorm groot: hoe dikwijls heeft zoo'n boeren vrouw niet juist behoefte aan een beetje opbeuring, een beetje vroolijkheid? Dan is eën vertroostend woord, een lach, op zijn plaats! Dan wanhopen zij niet, daar op de voorposten der economie! Dikwijls zijn ziekten onder het vee en een slechte oogst de oorzaak van de diepe groeven, die haar gezicht oud maken en staat men verwon derd, als men hoort, hoe oud ze in wèrke- lijkheid is. De vrouw moet weer gaan voé len, dat ook zij een deel van de familie is, dat ook haar werk onontbeerlijk is voor hun, dat ook zij waarlijk meewerkt en bij draagt in de successen, die haar echtgenoot oogst. Zij moet zich weer sterk gaan voelen en krachtig. Maar ze moet even gelegen heid hebben om uit te rusten, opnieuw op adem te komen. Ze moet ook eens éven. de handen in den schoot kunnen leggen en haar jongste op den arm kunnen nemen, zonder zich te moeten haasten of te moeten jachten! De „Landshilfe" doet een barmhartig, een uitstekend werk. En dat het er opgewekt bij toegaat, mogen de illustraties duidelijk aantoonen. Williath Beebe is in de Vereenigde Sta ten een der meest gelezen schrijvers; zijn populariteit kent geen grenzen! Dat is een wonder, want deze man is zonder .vijfel een der eigenaardigste gestalten an onze eeuw, een Prise Darwin, een •eetje Jules Verne, 'n snuifje Mark Twain, oven Hedin, Robinson Crusoë, enz.... Deze mixture zou men misschien Willi am Beebe kunnen noemen, doch hij is niet alleen een eigenaardige figuur, doch tevens een der meest beteekenende mannen van onzen tijd; hij is de ontdekker van de diep zee, de man, die de eerste was, welke de vrije, wereldzee binnen het bereik bracht van de menschelijke dorst naar kennis! In zijn zelf-gec'onstruecrde diepzeekogel daal de hii 923 meter in den Oceaan af, om het leven van de dieren te beluisteren. Wat hij daar zag, is in enkele woorden niet te be schrijven. Men moet in Beebe's boek „923 Meter onder den zeespiegel", de beschrij ving lezen van zijn afdaling... Hoe hij lang zamerhand het gulden licht van de zon zag verdwijnen... Op 5 Augustus 1934 werd hij met zijn begeleider Barton voor een laatste afdaling in de diepzeekogel over boord ge zét. Zijn avontuur beschrijft hij als volgt: „Iedere paar meter beleefden we een nieuwe verrassing. Het aantal vreemde die ren was overweldigend groot, het totaal aantal levende wezens, dat we opmerkten, ongelooflijk! Bij 300 meter zag ik duidelijk de omtrekken van een soort groote gar naal, die een bleekgroen licht uitstraalde. Groote drakenvisschen met aan- en uit- flitsende lichtjes aan hun tastsprieten kwa men nu en dan voorbij en voorts bestraal de ons schijnwerperlicht herhaalde malen kleine krabben met roeipooten, die „Sau- phirkrabben" genoemd worden en die de heele kleurenpracht van het zonnelicht vertoonden!...... Bij 550 meter zag ik' een kleine visch met verlichte tanden; het licht kwam van on deren, met duidelijk bemerkbare tusschen- ruimten.Drie meter van hem af doken mijn lievelingszeedraakjes op, met hun scherp verlichte, groene kop. Men heeft tot nog toe ter wereld slechts 16 van der gelijke visschen gevangen: 7 daarvan zijn in onze eigen netten op gehaald! De grootste was duidelijk te zien, maar de lange kintas- ter was geheel onzicht baar, waarschijnlijk om dat hij geen licht uit straalde. Bij 640 meter zagen we twee groote visschen, die langer dan een meter waren... daarna werden we om ringd door de diepste duisternis... Bij 747 meter zagen we gedurende een on derdeel van een secon de de omtrek van een visch voor mijn venster Bij 762 meter zweefde een sierlijk verlichte kwal voorbij. Onmid dellijk maakte de groo te visch rechtsomkeert. Zes meter lang was het dier zéker! Men kan be grijpen hoe opgewonden ik over de monstrueuze grootte van het door mij ontdekte dier was en 100 meter lang speurde ik uitsluitend naar het dier, hopende, het nog een tweede maal te zien verschijnen. Maar weldra vergat ik déze ontdekking weer door de menigte indruk ken, die mij bestormden! Welk soort visch de groote was, kan ik niet zeggen. Eerst dacht ik aan'een kléinen, walvisch. We weten namelijk, dat dé'.wal- visschen een bijzondere chemische aanpas sing van het bloed bezitten, die. hen, in R'.e c h t s: De diepzeeduikers zien weer zonneschijn! Onder: De drlesprietige „hengelaar", een visch van 800 Heter diepte, met lange sprieten, licht geven...

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 8