VAN DIT EN VAN EN VAN ALLES WA De Waakhond* Het Hete! der O.W.-srs te Addis Kabouter=Avonturen. - Stan en Pol bij de kinderen. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 14 September 1935. No. 9807. ZATERDAGAVONDSCHETS Overpeinzingen over een oud .vriend, vrij bewerkt naar het Engelsch, door SIROLF, (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden). JAN HASPEL had ik zeker in geen tien jaar gezien of gesproken. Toen ik dan onlangs zijn vrouw! sprak en zij me haar nood klaagde, toen schaamde ik me eigenlijk wel een 'beetje, hem mijn vriend te noe- imen. Foei, Jan Haspels Ik zal het droeve relaas van Jan's zonderlinge liefhebberijen en vreemde gedragingen, dat mij zijn ega deed, niet op den voet volgen. Het zij genoeg te vermelden, dat Jan Haspel in den loop der jaren een allesverterende hartstocht voor de sterrenkunde heeft opge- loopen, terwijl hij tevens een on uitroeibare weetgierigheid omtrent liet leven der muggen en nacht uiltjes heaft verworven, Deze din gen kunnen onmogelijk binnens huis beoefend worden, vandaar dat Jan Haspel tot in de late nachtelijke uren zioh buiten de echtelijke woning ophoudt, tenein de zioh aan zijn wetenschappelijke hartstochten over te geven. Zijn vrouw evenwel, die heel weinig van hem ziet, verklaart niet in zijn wetenschappelijke knobbel te gelooven, doch zoekt de verkla ring eerder in een bepaald soort dorst.. Maar geen dorst naar we tenschap. Wie zal dit uitmaken? Mevrouw Haspel zegt, dat het voor haar een uitgemaakte zaak is. De melk boer heeft Jan Haspel meermalen zittend op den rand van het trot toir aangetroffen, terwijl hij met luider stem zingend den ernstigen wenscli te kennen gaf, naar het oude Transvaal teruggebracht te worden. Hoewel, bij mijn weten, Jan Haspel nimmer in Zuid-Afrl- ka geweest is. Bij soortgelijke ont moetingen in het zeer vroege morgenuur moet Jan Haspel ver der nog in luidruchtige balladen, in den trant der oude minstreelen medegedeeld hebben, dat de hoed van een zekere Oome Ko een daalder kost, terwijl bij vervolgens een denkbeeldig persoon aanspoor de de kraan maar te laten open staan, welke vermaning hij ge paard liet gaan met een vreomde krachtterm, die zooiets als „tsjin- geleboem" luidde. Ook moet hij bij zulke gelegenheden nog ver klaard hebben, nog niet naar huls te zullen gaan, aangezien zijn moe" der niet thuis was. En dat, ter wijl Jans Haspel's moeder reeds vele jaren tot hare vaderen ver- ecnigd is. Jan Haspel woont in een tame lijk stille wijk en toen zijn vrouw hem dan ook eens vroeg, haar ten minste een hond tot gezel schap en tevens als waakhond te geven, moet hij geantwoord heb ben: Niks daarvan! Je hebt toch zeker een kom met goudvisschen? Wat wil je dan nog meer?!" Nu, hoewel er veel voor het standpunt van Jan Haspel's vrouw te zeggen valt, zit er ook wel iets goeds in dat idee van Jan Haspel zelf. Tenslotte zijn goudvisschen goedkoop en zindelijk en weinig rumoerig. Men heeft, er ook geen belastingpenning voor noodig. Maar als gezelschap in plaats van een man zijn ze nu niet bepaald een succes. Dan komt een hond daar veel dichter bij. Men moet hem in en uit laten. Hij bromt dik" wijls, neemt de 'beste stoel in be slag en doet meestal net, of het heelc huis van hem is. Maar aan den anderen kant is een goud- visch verschrikkelijk eentonig. Ze zwemmen maar in de rondte, ga pen voortdurend alsof ze in drie dagen niet naar bed zijn geweest en kijken je verwijtend aan met hun groote kol-oogen. Ze laten hun gevoelens nooit blijken en je kunt nooit zeggen wat ze denken. Je kunt niet met ze praten, zooals met een hond of een man. Ze kwispelen maar met hun staarten en gaan als maar in de rondte en als ze nu maar eens wat anders deden, eens op hun rug gingen zwemmen of de Spaansche slag doen. Maar nee, als maar in de rondte Nee, dan een hond. Daar heb je wat aan. Die speelt met je, likt je hand, vreet de di vankussens op, ziet een vlieg op hét puntje van zijn staart zitten en breekt het heele huis af in de vervolging van dit insect. Goud visschen doen zulke dingen niet, die gaan alsmaar in de rondte T-s een vrouw alleen thuis dan vindt ze in een hond bescherming. Daarvoor is het een waakhond. Maar welke vrouw zal op het idee komen, als ze een verdacht geluid aan de keukendeur hoort, om de goudvisoh los te laten? Nee, het eenigste is, dat een goudvisch niet duur is in het on derhoud. Overigens lijkt me niets afgrijselijker, dan alleen te worden gelaten in een groot huis met een goudvischkom. De manier waarop ze je aanstaren en aangapon is al leen al geschikt om iemand ner veus te maken. En dan dat stom me in de rondte zwemmen. Nee, de vrouw van Jan Haspel had gelijk, dat ze daar niet tevreden mee was. Ik weet er trouwens alles van. Ja ren geleden had ik ook een goud visch in een kom en urenlang bracht ik door met me af te vragen waar hij nu wel naar toe zou zwemmen en waarom hij het nu eigenlijk deed en hoe lang hij er over zou doen. Ik heb geprobeerd met hem op goeden voet te komen, hem te aaien en hem te leereh naar me toe te komen als ik hem riep. Maar je kunt zoo'n stom beest niets leeren. Toen kreeg ik pen lumineus idee. Als een inge ving kwam het plotseling tot me, dat het dier zoo koel en op een afstand bleef,, omdat het water in de kom te koud was. En hij zwom natuurlijk aldoor in de rondte, om zich warm te maken. Het was zoo helder als glas. Toen heb ik de goudvïsschenkom op de kachel ge zet. En je kon al spoedig de goe de uitwerking zien. Hij werd veel levendiger en ten slotte had ik hem zoover, dat hij zelfs op zijn rug ging zwemmen. Maar klaar blijkelijk heeft hij toen te veel wa ter binnen gekregen, want ten slotte is hij verdronken. Toen het water zoo ongeveer kookte, gaf hij den geest. Zoodat ik maar zeggen wil, dat zoo'n goudvisch ten slotte toch een stom beest is, dat je een voudig niets bij kunt brengen. En ik heb echt medelijden met de vrouw van mijn vriend Jan Has pel. Ik hoop, dat hij, wanneer hij deze verwijtende regelen leest, tot inkeer zal komen en de goudvisch zal inruilen voor een aardig foks- Je. „Dat geschreeuw van die jongen begint me vreeselijk op mijn zenuwen te werken". „Wind je maar niet zoo op, mannetje^ jij hebt op die ieeiuja ook nog geen opera's gezongen!" AVONTURIERS UIT ALLE WE- RELDDEELEN KOMEN HIER BIJEEN. Het hotel „Imperial" te Ad dis Abeba is het centrum der internationale avontu riers. De verschillende berichten en ar tikelen, welke op het oogenblik in de pers verschijnen betreffende Abessinië en Addis Abeba, geven allicht den indruk, dat de hoofd stad van Ethiopië uitsluitend uit primitieve hutten bestaat, met hier en daar een enkel groot rege»- ringsgebouw. Niets is minder waar. Want Addis Abeba heeft een Eu- ropeeschc wijk, waar de gezant schappen der buitenlandsohe mo gendheden alsmede de verschillen de consulaten gevestigd zijn, ter wijl deze wijk eveneens een groot aantal Europeesche cafés en ho tels bevat. Onder deze laatste be vinden zich enkele, die in de cate gorie der palace's thuis hooren. Het hotel Imperial b.v. kan wed ijveren met de luxe hotels aan de Riviera. Genoemd hotel wordt bewoond door een zeer cosmopolitische cli entèle. Dit blijkt wel het meest tijdens de maaltijden, die tussohen 12 en 2 uur 's middags en tusschen 7 en 9 uur 's avonds plaatsvinden. Aan kleine tafeltjes gezeten, door Arabische of Abessinische boys be diend, vindt men daar Armeniërs, Grieken, Egyptenaren, Russen, En- gelschen, Franschen en Amerika nen, die zich de gerechten, door den Griekschen kok bereid, goed laten smaken. De overige uren van den dag en dikwijls tot laat in den nacht vindt men dit inter nationale gezelschap bijeen in de hall van het hotel, waar zij hun koffie, likeurtje of whi.skey drin ken en waar gemakkelijke fau teuils tot 't rooken van een sigaar of sigaret uitnoodigen. Welke geheime drijfveer heeft deze lieden in de hoofdstad van Abessinië bijeen doen komen? Een vluchtig onderzoek geeft het ant woord op deze vraag: Deze avon turiers, uit alle hoeken van de wereld, zijn als het ware door oen magneet naar Addis Ajbeba getrok ken. Zij liggen thans op de loer om een gedeelte van de onmetelij ke rijkdommen van het land van den Negus voor zich of voor de maatschappijen, die hun reis gefi nancierd hebben, op te eischen. In de hall van het hotel gezeten kan men in alle talen hooren spreken over concessies, mijnen, aanplan tingen, of andere zaken. Alle na men der Abessinische provincies klinken door elkaar. Hier spreekt men over Aroessi. Nallaga of Kaf fa, daar hoort men weer over Ti- gre, Sjoa of Ogaden spreken. Ook de rivieren, bergen, hoogvlakten en woestijnen maken deel ui't van de onderwerpen der gesprekken. Aan mijn tafeltje bevindt zioh *n Fransch echtpaar, dat een voetreis door Afrika maakt en met al het schreeuwerige gedoe van deze „za kenlieden" klaarblijkelijk niebs te maken heeft. Met wantrouwige blikken kijken zij van de een naar de ander en wisselen fluisterend opmerkingen. Het wantrouwen schijnt wederkeerig te zijn, want ook uit het andere kamp worden steelsche blikken naar ons tafel tje geworpen. Men schijnt zich er over te verwonderen, dat wij het onderwerp economische geografie heelemaal niet aanroeren. Plotseling verheft zich een kleim corpulent persoon uit zijn zetel en richt zijn schreden naar ons ta feltje. Hij stelt zich voor: Zakopo- poulos Konstantinos, mijnbouw- directeur van Wij wisselen eenige banale beleefdheidsphrasen Al spoedig blijkt, dat de dikke mij een volledig verhoor wenschit af te nemen. „Bent U voor Uw genoegen hier, Mijnheer?" „Jawel," antwoord ik. De dikke laat zich door mijn antwoord niet uit de plooi bren gen. Klaarblijkelijk is hij ten zeer ste geïnteresseerd. „Dus een studiereisje", vraagt hij met een innemende glimlach. „Als U het zoo noemen wilt..." „Ja, ik snap het al. Abessinië in teresseert U." Beleefd antwoord ik: „Enorm". Mijn interviewer denkt eenige oogeniblikken ingespannen na. „Ja, ja, een interessant land, Abessinië. Zeer rijk. Groote mogelijkheid om zaken te doen. Buitengewoon groo te mogelijkheden." Daar ik stommetje blijf spelen, besluit hij ten lange leste mij een directe vraag te stellen. „Komt U voor koffie of voor hui den?" „Noch het een, noch het ander." Mijnheer Zakopopoulos breekt 't zweet aan alle kanten uit. Reeds ziet hij in mij een gevaarlijke con current. „Dus toch mijnbouw?" Ik laat hem nog eenige oogen- blikken in de onzekerheid, totdat ik hem eindelijk ten antwoord geef: „Maakt U zich niet ongerust, ik kom noch voor koffie, noch voor huiden, noch voor mijnbouwdoel- einden. Ik ben uitsluitend hier om het land te leeren. kennen. Gaat U maar weer rustig naar Uw vrien den en wikkelt U Uw zaken af. U hebt van mij geen concurrentie te duchten." Ziedaar de sfeer van het Imperia! Hotel tc Addis Abeba. In dit hotel heeft de befaamde Mr. Rickett eenige maanden vertoefd, alvorens hij Abessinië niet 't beruchte con cessie-contract in de zak, verliet. HUMOR. Een vrouw rende opgewonden naar het huis van do buurvrouw en trok wild aan de bel en schopte tegen de deur. Er werd evenwel riet opengedaan. Ze belde nog eens, schopte en bonkte nog har der en na een poos ging er einde lijk boven een raam open en een vrouw riep: Wat is er? O, buurvrouw!, riep de ongedul dige vrouw naar boven. „Ik heh net in de krant gelezen, dat je man vier maanden heeft gekre gen! Lieve deugd!, riep de vrouw van boven. Mensch wat Iaat j'e me schrikken voor niks! Ik dacht dat het de huisbaas was om de huur! Een heer stapte den winkel bin nen en vroeg aan den dierenhan delaar: Verkoopt U ook ratten? Ja, meneer, ze kosten 5 gul den per dozijn. Goed, geef mij er dan dertig. En verkoopt U ook vlooien? Ja, meneer, twee kwartjes por ons. Goed, geef me dan twee ons. Pardon meneer, neemt U mij niet kwalijk, maar zooiets heb ik nog nooit meegemaakt. Mag ik misschien weten, waarvoor het is? Zeker. Morgen is mijn huur afgeloopen en er staat in het con tract, dat ik het huis moet achter laten in denzelfden staat, als waarin ik het aangetroffen heb! WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend: dat volgens de nieuwe theorie de aarde niet 1500 millioen jaar oud is, doch 3000 millioen jaar? i dat men tot dit resultaat is ge komen door het onderzoek van het helium dat zich in meteoorsteenen bevindt? dat d'it helium ïn den loop van millioenen jaren bepaalde veran deringen ondergaat? 31. „Je weet niet wat. een sloddervos die Tongen is, zei ze. Z'n moeder heeft verleden week nog nas een nieuwe broek voor hem gekocht, cn kijk nu eens. Ze heeft eens tegen hem gezegd, dat als hii niet wat netter wordt, hii eens ziin goed zal kwijtraken en het nooit meer terug zal zien. Toen werd hii nog brutaal en zei: „Fijn, dan lioef ik niets aan te trek ken en dan hoef ik ook lekker niot naar school. 35. Thans zei Pol een tooversnreuk op. Hii had thans een paar vleugeltjes gekregen en zweefde zoo omlaag recht op het raam van den slordigen ion gen aan. In een wip was hij in de kamer. 36. Toen hij in de kamer was. pakte Pol alle klee- ren bii elkaar die hij kon viniden. Hii bekeek ze met een diepe rimpel in zijn voorhoofd. Hoe kon iemand zoo slordig zijn, foei! Hij probeerde de kleeren glad te strijken, maar dat ging niet.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 16