Geestelijk Levën DE V ries Alléén-zijn. BaBHBMBMB—aea J TECHN. BUR. HARDDRAVERIJ lY^gi uu7: WATERVUURWERK 's avonds 9'30 uur Uw FILMS Zaterdag 14 September 1935. Postrekening No. 23330 SCHAGËR 78ste Jaargang. No. 9807 COURAN Int. Telef No. 20 Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags. Bij Inzending tot 's morgens 8 uur, worden Advertentiën nog zooveel mogelijk in het eerstm'tkomend nummer geplaatst. Uitgave der N.V. vÜ. P. Trapman Co.t Schagen. 16 PAGINA'S. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN TIëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent {bewijsno. Inbegrepen. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend door Aslor. KORT geleden sprak ik op een Zondagavond in Amsterdam in een der nieuwe arbeiders wijken. Op straat 't was prachtig weer was het druk en rumoerig. Om mij heen een lawaai van vele geluiden. Joelende kinderen, rinkelende trams, toeterende auto's, alles samenvloeiend tot één lied, het leelïjke lied van de groote stad, van de daarin krioelende menigte, welke aan de stilte der natuur en der eenzaamheid ontwend, haar vermaak zoekt in de straten tusschen de hoog-oprijzende hui- zenmuren. Toen ik binnentrad in het lokaal, waarin ik zou spreken, trof mij do tegenstelling van den rustigen sfeer met het rumoer, dat ik buiten achter liet. Ik was vroeg; nog niemand aanwezig, ook niet het be stuur, dat mij uitnoodigde. Dit alléén-zijn was mij weldadig. Ik haalde mijn aanteekeningen voor den dag om mij in te denken in wat ik zou zeggen. Mis schien een kwartier duurde mijn eenzaamheid. Ik dacht aan een pas ontvangen brief door een jonge vrouw uit West-Friesland mij geschreven. Zij had het daarin over. het feit dat de meeste menschen zichzelf ontvlieden. Zij zegt o.a.: „hoe meer lawaai, hoe aantrekkelijker voor de massa, die afleiding zoekt, m.a.w. zichzelf zooveel mogelijk tracht te. ontvluchten Het lijkt me soms toe of de men schen hang zijn zichzelf te zijn." Met deze gedachte nog bezig, kwam het bestuur binnen in het kleine wachtkamertje. De gewone be groeting, vragen naar de gezondheid, opmerkingen over het weer. Daarna hoe kan 't anders in de zen tijd? kwam het gesprek op de economische en zedelijke toestanden. En toen maakte een der be stuurders de opmerking: „do mcnsch van heden is hang om alleen te zijn, is hang voor de stilte." Merkwaardige overeenkomst tusschen hem en de schrijfster van den' brief. Toen het oogenblik gekomen was om tot de bezoe kers 'te spreken was ik daartoe volkomen gestemd. Zacht vlaagde nu en dan iets van de straatgeluiden naar binnen, maar ik voelde niettemin héél sterk, hoe wij de aanwezige luisteraars en ik uit de rumoerige wereld waren uitgetreden om ons bezig te houden met enkele van die vele vragen, die 'telkens weer opkomen in het menschelijk hart; dat hart, hetwelk thans zoo pijnlijk gewond wordt door de hittere, wreede werkelijkheid, waarin wij leven. Of ik meer of minder goed heb gesproken, weet ik niet, maar één ding weet ik héél zeker: er was dien avond contact tusschen den spreker en het gehoor. En nu zit ik alleen in mijn werkkamer en denk terug aan den brief, dien ik ontving en aan dien avond in Amsterdam. Hoe zou ik dan over iets an ders kunnen schrijven dan over alleen-zijn? Ik had ook een ander opschrift hierboven kunnen plaatsen en heib daar inderdaad over gedacht. Ik had inplaats van alleen-zijn tot titel kunnen kiezen: zclfohtvluchting. Ik koos het eerste, omdat 't mij juister toescheen; komt niet het streven naar zelfontvluchting voort uit de vrees voor het alleen-zijn? Wie het tegenwoordige menschengeslacht aandach tig gadeslaat en nauwkeurig let op de gedragingen van al die medemenschen om zich heen, moet wel' zeer sterk onder den indruk komen van een eigenaar dige en op het eerste gezicht onverklaarbare, raad selachtige geestesgesteldheid. Wij kunnen dag aan dag in de couranten lezen van ellendige economi sche toestanden; de tuinders zitten in de misère; de veeboeren jammeren; de middenstand sleept een moeitevol bestaan voort; de werkende arbeiders zien hun loon dalen; de werkelooze arbeiders hebben 't miserabel; jonge menschen zien zich den weg ver sperd om hun eenmaal gekozen taak te volbrengen en loopen als overcompleten doelloos rond; de in dustrieën, mét uitzondering van de moordindustrie, kwijnen. En niettegenstaande dit zoo is, staan dezelfde cou ranten vol over kermissen, feestvieringen, drukbe zochte wedstrijden; kunnen wij opmerken dat de bioscopen volstroomen, dat de autobussen, die ple zierreisjes organiseeren, stampvol langs de wegen suizen, dat duizenden fietsers het land doorkruisen! Waar feesten worden georganiseerd en voor de noo- digo attractie (liefst zoo lawaaierig mogelijk!) wordt zorg gedragen, daar klitten de mensehendrommen samen en hun lach schatert en hunne gezichten weerspiegelen vreugde. In de goedkoope volkscafé's, in de Heck's en de cafélaria's, zitten honderden menschen in opgewek te stemming. Internationale voetbalwedstrijden trek ken tienduizenden bezoekers. De moderne hadgele genheden verheugen zich in een druk bezoek; 't is of plotseling iedereen een onweerstaanbaar verlangen naar water heeft gekregen. Enz., enz. Nietwaar? Als wij de wereld van heden opper vlakkig bekijken, zijn we geneigd te denken, dat er een levensvreugde aanwezig is, als nooit tevoren, dat maar één lied recht heeft om gezongen te wor den: wij leven vrij, wij leven blij! Maar wonderlijke tegenstelling! Aan de ééne zijde toenemende armoede en ontbering; aan de an dere zijde jacht naar vermaak, naar afleiding, naar dolle pret, naar opwindend lawaai. De jazz-band is een typisch teek en des tijds. De radio een uitkomst; die brengt „reuring" in huis, zooals eens een West- friesche vrouw me zeide, toen ik haar vroeg, waar om zij den heelen dag door dat ding liet werken. Maar spreek eens met ieder afzonderlijk. Haal ze een oogenblik weg van de kermis, van het feest, uit het caférumoer, uit de bioscoop, van den opwinden den wedstrijd en vraag hun of zij zooveel reden tot opgewektheid hebben. Ik hen er absoluut zeker van, dat minstens tachtig van de honderd u zullen zeg gen, dat zij zich onbevredigd gevoelen en zij zullen u spreken over de moeiten en zorgen, waarin zij vei*- keeren, over de ergernissen, welke hun leven ver- somheren. Zij zullen met grieven komen, die hun grond vinden in hun eigen lot, of in het lot hunner medemenschen. Zij zullen klagen en jammeren over de maatschap pelijke orde, over het militairisme, het kapitalisme, over oorlog, kortom over tallooze dingen, welke hun verontwaardiging, hun wrevel, hun haat of in 't al gemeen hun diepe ontevredenheid wakker roepen. En als gij hun dan de vraag stelt, waarom zij met hun innerlijke onbevredigdheid toch schijnbaar zoo vroolijk door het leven gaan, waarom zij het ver maak najagen, waarom zij de luidruchtigheid zoe ken, dan zult gij van de meesten vernemen, dat zij behoefte hebben een afleiding, aan een tijdelijk vergeten van alles wat hen hindert. Het is zoo zalig voor een wijle alle zorgen kwijt te zijn! Dit is in we zen hetzelfde als het verlangen naar den roes hij den alcoholist, die een poos zich gelukkig wil voe len door te'leven in een onwezenlijke droomwereld. Het is begrijpelijk dat het gebeurt. Tegelijk echter is het fataal. Het kweekt geestelijke slapheid en breekt de energie, den wil tot Strijd. Reeds de oud-Joodsche dichter Joh uitte de klacht: heeft niet de mensch een strijd op aarde? Of eigenlijk is dit geen klacht, maar het vaststel len van een feit. De mensch hééft een strijd op aar de. En deze strijd kan worden omschreven als zelf handhaving. Voor sommigen is deze strijd hitter en hard, meedoogenloos wreed en dan denken wij in de eerste plaats aan de worsteling om stoffelijk niet onder te gaan. Want deze strijd wordt niet gevoerd door de menschheid als geheel, opdat zij haar levens mogelijkheden zou vergrooten, maar door allen tegen allen, omdat ieder zijn bestaan steeds zekerder wil maken, hooger wil opvoeren. En elk middel is hem (uitzonderingen daargelaten) daarvoor goed. Hij zal daarvoor zelfs niet terugdeinzen voor moord; hij zal om geld een medemensch dooden; hij zal zelfs mas samoord, oorlog, daarvoor aanvaarden. In het eerste geval riskeert hij de gevangenis, in het tweede ge val heeft hij kans op een ridderorde. In wezen zijn beide gevallen gelijk: een uitvloeisel van den waan- Ook bestaande Centrale Verwarminés- installaties richten wij in ¥¥7* voor het stoken met Vraagt kosteloos advies en off, inzake Vol-automatische Oliebranders bij ALKMAAR. Tel. 2197-3897 „Uitsluitend vooraanstaande fabrikaten" MIIIM zinnlgen strijd om het bestaan, die tegenwoordig niet meer noodig is, en verdwijnen zou als wij men schen inderdaad redelijk dachten en handelden. Waarom blijft die gruwelijke strijd dan bestaan? Omdat de gemiddelijke mensch den strijd voor geestelijke handhaving niet aandurft. En hij durft hem niet aan, omdat hij het alléén-zijn vreest. Of misschien druk ik mij zuiverder uit, wanneer ik zeg, dat hij vreest door het alléén-zijn gedreven te worden tot een levenshouding, welke hem voor zeer groote moeilijkheden plaatst. Want wat gebeurt er als wij alléén zijn? Dat hangt er maar van af wie en wat wij zijn. Wij kunnen, alléén-zijnde, suffen, soezen, slapen, met niets bijzonders bezig zijn of van de ééne gedachte komen op de andere of ons overgeven aan prikke lende fantasieën of gemeene. dingen uitdenken. Er zijn honderden mogelijkheden. Maar er is óók de mogelijkheid en deze bestaat niet alleen voor ieder een, maar dringt zich geregeld aan hem op! dat hij door het alléén-zijn gevoerd wordt tot zelfbezin ning, tot de uiterst-pijnlijke en vaak benauwende vragpn: Wie ben ik? Wie moet ik zijn? Wat is mijn taak? Wat moet ik maken van mijn leven? Hoe moet ik mij gedragen tegenover mijn medemenschen? Welnu, het zijn juist deze vragen, waarvoor de groote meerderheid terughuivert, die ze ontvlucht, omdat zij bij intuitie weet dat de beantwoording de zer vragen voert tot een veroordeeling van zichzelf, voert tot de erkenning dat het met de handhaving van onszelf als geestelijk-zedelijke wezens treurig is gesteld, voert óók tot den strijd tegen zichzelf en tegen de onwaarachtigheid, de leugen, het on recht in de wereld. Wat die veroordceling van zichzelf betreft: deze wil men gewoonlijk niet aan; daarvoor is men te ijdel en het gevolg daarvan is dat men allerlei uit vluchten zoekt om eigen gebrek aan rechtvaardig heid, oprechtheid, trouw, eerlijkheid, liefde, goed te praten, om eigen schuld aan al het gemeene en on- menschelijke in de wereld weg te doezelen. Tegen over anderen is men onverbiddelijk streng en hard, op het wreede af; maar tegenover zichzelf is men het toonbeeld van zachtheid en vergevensgezindheid. Althans men probeert dit te zijn, maar het gelukt niet altijd; het gelukt nooit als wij geheel alléén zijn. Want dit is de groote zegen van het alléén-zijn, dat wij dan eerlijk moeten wezen. Dan is 't uit met alle komediespel tegenover de wereld, met allo groot doenerij, dan zien wij onszelf precies zooals wij zijn en dan voelen wij ons tekort, dan staan wij voor ons zelf, ontdaan van allen schoonen schijn en wat de hoofdzaak is: dan worden wij ons bewust van onze menschelijkheid en de eischen door haar gesteld. Want van onze menschelijkheid kunnen wij ons nooit geheel los maken; en het bewustzijn „mensch" te wezen, dringt zich onweerstaanbaar aan ons op, juist in de uren van eenzaamheid, van zelfinkeer, van stilte. En diep in onszelf weten wij heel goed, hoe wij ons behooren te gedragen, weten wij dat de verhou dingen in deze wereld absoluut onzedelijk zijn; «veten wij dat het slecht is dat er een klasse is, welke parasiteert op den arbeid van anderen; weten wij dat aller leven de ontkenning is van het grond beginsel van' de zedelijkheid, zoo eenvoudig uitge drukt in de bekende woorden: al wat gij wilt, dat de menschen u zouden doen, doe gij hun desgelijks; weten wij dat de aanvaarding van dit grondbegin sel het bestaande radikaal veroordeelt. Maar de overgroote meerderheid wil dit niet weten, uit gemakzucht, uit egoïsme, uit vrees voor verlies van uiterlijke glorie. Daarom schuwt zij de eenzaamheid, de stilte, het alleen-zijn. Weg uit de eenzaamheid derhalve! Lie ver een caricatuur-mensch; liever desnoods een onmensch dan het aanvaarden van den strijd om als mensch aan zijn roeping te voldoen, van den strijd om de verhoudingen te herscheppen en in over eenstemming te brengen met den als eenig-zuiver gevoelden norm der zedelijkheid. Niet alléén-zijn, want dan wordt men herinnerd aan die lastige menschelijke verplichtingen, dan hoort men te goed de stem van het geweien. Niet alléén-zijn, alléén met eigen hart, met eigen rede! De drukte in, midden in het rumoer, opgenomen in de joelende menigte, zich bedwelmen in de pret, in de spanning van den wedstrijd. De heerlijkheid zoe ken van het zich-zelf-vergeten! dag a.s. naar WIFI RFNNFIV Jac' v- Egmond, A. v. d. Linden. "T ILsL/IAL/llllL/l^ h. Ooms, e.a. Aanvang v.m. 10 u. LAAT vakkundig ontwikkelen, afdrukken en vergrooten. Ons speciaal, werk is een waarborg voor de beste resultaten. Vlug en goedkoop. Verzending dagelijks. Alle merkartikelen, films, papieren, camera's enz., in voorraa d. Fotoyr. Atelier en Fotohdel Arpad ülilovan, II. Werp Wat blijft er op deze wijze over van het geestelijk- zich-zelf-handhaven? Niets! En toch is deze geestelijke zich-zelf-handhaving een wezenlijk kenmerk van den mcnsch. Het moge waar zijn dat er in de historie telkens tijdperken komen van geweldige inzinking, als een cultuur gaat afsterven. De mensch blijft, blijft met zijn strevingen, die uit zijn diepste zelf opstuwen. En dit is een moedgevende gedachte, welke ons voor wanhoop kan vrijwaren, zélfs in dezen onhcilspel- lenden tijd, waarin het den schijnt heeft óf al het waarachtig menschelijke schijnt te versterven. Dit kan echter niet anders dan schijn wezen. Er moét voor mij persoonlijk staat dit onom- stootelijk vast een tijd komen, waarin de mcnsch in 't algemeen genoeg zal lichhen van een leven waar in hij maar altijd weer aan zichzelf ontvlucht; een tijd van bezinning, waarin hij ernst maakt met de vraag wat er in deze wereld terecht komt van zijn zuiverste verlangens en zijn nobelste neigingen. En dan zal hij opstaan tot .den strijd. Het is verblijdend dat we, midden in de morecle verwording, in de inzinking van het heden, het be gin van het ontwaken kunnen opmerken. Over de heele wereld zien wij grootere of kleinere groepen van menschen, die maar één vraag bestudeeren en trachten te beantwoorden: wat moeten wij doen om nieuwe toestanden te scheppen, toestanden die in overeenstemming zijn met wat wij innerlijk als goed en rechtvaardig hebben erkend. Die menschen hebben het „alléén-zijn" gekend, de stilte, waarin de machtige stem van „Het Leven-zelf" tot hen is gekomen. Dat zij verschillende wegen wij zen om te komen tot de verwezenlijking van wat zij hegeeren, is begrijpelijk. De toekomst zal over die wegen oordeelen. De hoofdzaak is, dat uit het alléén zijn de wil geboren wordt tot strijd voor een mensch- heidsideaal. Daarom moeten wij niet aan onszelf ontvluchten, maar tot onszelf gaan, omdat wij in onszelf alleen de normen kunnen vinden, welke het leven moeten beheerschen. ASTOR. GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF Garage C. NIEUWLAND, Bergen. Tijgerslangen uit de Maleische Archipel weigeren in gevangenschap voedsel. Deze dieren hongeren zich dood. Men ziet hierboven hoe drie man noodig zijn om het zich heftig verzettende reptiel kunstmatig te voederen. Na de voedering wordt de slang nog ge masseerd om de sjpijsverterintj te bevorderen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 1