Naar het land van Haile Selassie
Abessijnsche
panter
AKKERTJES
Zaterdag 21 September 1935. SCHAGER COURANT.Vierde Blad. No. 9812
Wèg die Migraine!
Weder op reis als oorlogs
correspondent
Als de dag voor U verloren lijkt,
003 als alles U hindert: licht, reuk en
geluid, dan werken als 'n wonder
Vólgens recept van Apotheker Dumont
i
heb gezien. Het'was nog op Iraansch gebied, ong&
veer vijftig kilometer van de Iraksche grens, dat dfe
auto, waarin ik de reis maakte, door eenige opge
wonden chauffeurs werd aangehouden. Midden in het
verlaten gebergte stonden eenige automobielen bij*
een en op den weg lag een soldaat der militaire po*
litie in zijn lichtblauwe uniform. Hij was door een
der automobielen aangereden en, naar de chauf»
feurs beweerden, alleen aan zijn hand gekwetst, doch'
ik ontdekte al spoedig, dat hij ook in de zijde ge*
wond was. Bewusteloos, met felle hikken, lag hij
daar neder. De chauffeurs waren radeloos. Ik beduid»
de hun, dat zij water moesten brengen. Ik zelf hacl
nog eenige eau-de-Cologne, waarmede ik het gelaat
van den gewonde een weinig kon afwasschen, doclf
geen vijf minuten stond ik aan zijn zijde, of hij gaf
den geest.
Deze soldaat behoorde thuis in het dorp Kassei»
Sjirin, waar ik dien nacht in het eenige hotel sliep
en urenlang hoorde ik het klagend bidden en zingen
van een jongeren broeder van den gestorven soldaat*
J. K. BREDERODE.
Naast de vele verouderde oorlogsuitrustingen heeft
de Negus zich ook voorzien van modern materiaal.
Hierboven een der lichte afweerkanonnen voor vlieg
tuigen, die nochtans voor de zware bommenwerpers
weinig gevaar zullen opleveren.
er nauwelijks no£ om het geitje te dooden. Dan
tracht hij eruit te komen: tanden en klauwen slaan
knarsend in het hout, zoodat de splinters eraf vlie
gen, hij wentelt zich op zijn rug en bewerkt de zol
dering van zijn gevangenis, hij rukt stukken uit de
dwarsbalken doch als de morgen aanbreekt, is hij
nog steeds gevangen, afgemat en geschonden. In
plaats van vier heeft hij nog slechts drie hoektan
den over, de vierde steekt in- de dwarsbalk.
Daar komen de menschen en de vrije zoon van da
bergen wordt meegevoerd naar een kamp, waar vela
lotgenooten op een smadelijke gevangenschap wach
ten. Doch hij, de panter wil zich deze behandeling
niet laten welgevallen, hij wil eruit, uit deze nauwe,
beklemmende gevangenis, hij wil de vrijheid van
zijn zondoorgloeide bergen terug. Dus werkt hij
nacht aan nacht, zoodat zijn kwelgeesten dikwijls van
hun legerstede moeten opstaan, omdat ze niet an
ders kunnen denken dan dat hij al bezig is te ont
snappen. Om de vier dagen moet hij in een nieuwe
kist worden gedaan, omdat de oude niet voldoende
weerstand meer biedt tegen zijn heftige aanvallen.
Na vier weken zit er bijna geen haar meer op zijn
lichaam en alle vier de ivoren hoektanden zijn af
gebroken. Hij heeft nu nauwelijks nog meer eenige
marktwaarde. Toch komt niemand op de gedachte
hem zijn vrijheid terug te geven, hoe zou men dat
ook kunnen? Hij is een roofdier. En dus de vijand
van den mensch tot in den dood!
Als de expeditie eindelijk opbreekt en op reis
gaat, als alle kisten op en naast elkaar in gesloten!
veewagens worden opgestapeld, dan gaat de wilde
gevangene van vertwijfeling als een razende te keer.
Alle andere gevangenen liggen, verzwakt door do
hitte, apathisch in hun nauwe kisten. In de buurt
van de Roode Zee echter worden de wanden van do
wagens zoo heet, dat een mensch ze niet met do
bloote hand kan aanraken, de hitte tusschen de
arme, op elkaar geperste dieren wordt ondraaglijk!
Daar weerklinkt een vreeselijk gekraak, do
waanzinnige panter heeft met de kracht van eeni
ten doode gedoemde den bodem van zijn kist o-pen*
gescheurd, onmiddellijk daarop komt hem heC
schuim op den bek en als een blok zakt hij in el
kaar. Door de hitte bevangen was de diagnose.
Wie vermag het onzegbare lijden te schilderen,
dat dit dier heeft doorstaan? Niemand, die hem
ook nog maar een enkele gedachte wijdt, hij telt
niet meer dan een stuk hout, men ergert er zich
slechts over, dat men hem het vel niet kan afstroo-
pen hij heeft er geen meer!
Dus haalt men hem uit de kist en werpt hem uit
den rijdenden trein, ten prooi aan vraatzuchtige
hyena's..
JAMES GOERKE.
of een millioen man heen zendt, maakt geen verschil,
behalve dan in het cijfer der Italiaansche verliezen.
Ik geloof niet aan de minste mogelijkheid van een
succes voor de Italianen."
Hoever deze Griek gelijk heeft, laat ik volkomen in
het midden. Ik geef slechts zijn oordeel weder, een
oordeel echter, dat gevestigd is op kennis van land
en volk. In hoeverre bij dit oordeel ook sympathie of
antipathie een rol speelt, ontgaat me natuurlijk.
Onderweg had ik nog gelegenheid het oordeel te
vernemen van 'n oud-cmilitair-aviateur der geallieer
den uit den wereldoorlog (geen Engelschman. Een
nadere aanduiding acht ik om bijzondere redenen on-
gew.ensciht). Deze aviateur had een zeer uitvoerige
kaart van Abessinië bij zich en hij bleek de mogelijk
heid van een luchtoorlog in Abessinië ernstig bestu
deerd te hebben. Een gasoorlog met vliegmachines
kon volgens hem geen grooten invloed oefenen op
den uitslag van den strijd. De oorlog zal voornamelijk
zoo niet uitsluitend, worden gevoerd in het gebergte
en wel op de bergen en niet in de dalen. Giftgassen,
zooals ze in den oorlog worden gebruikt, zijn uit den
aard der zaak zwaarder dan de lucht, zoodat deze
gassen in de dalen zullen nederzinken. Naar ik van
den Nederlandsehen ingenieur weet, zijn deze dalen
echter vrijwel alle onbewoond, daar in de dalen de
menschen zwaar van malaria hebben te lijden.
Ik kan niet anders dan me nu nog te bepalen tot
het weergeven van het oordeel van anderen. Spoedig
hoop ik een op eigen waarneming gevestigd oordeel
te kunnen geven.
Eigenaardig is het, dat ik op weg naar het oorlogs
terrein reeds op vele duizenden kilometers van het
aanstaande gevechtsfront den eersten dooden soldaat
HEET brandt de zon uit een wolk'enloozen he
mel op het stekelige, bladerlooze gewas, dat
zich tusschen de gloeiende rotsen van de
Abessijnsche steenwoestenij heeft vastgehecht. Geen
dier zelfs waagt het, zich in deze hitte te bewegen.
De klipgeit ligt met alle vier de pooten gestrekt in
een nis, de dwergkoedoc heeft zich onder een over
hangenden rotswand neergezet, de springbok ligt in
een kloof in ëen winderig hoekje en de panter ligt
ergens in het kreupelbosch uitgestrekt. Alleen de
adelaar, de gier en eenige andere Afrikaansche roof
vogels trekken hun kringen hoog boven in de lucht,
spieden vanuit den eindeloozen hemelkoepel neer
en zoeken naar buit; ook bavianen nog trekken in
kudden over de bergen.
Daar turen alle dieren in een bepaalde richting,
want wat daar door het dal aankomt, is geen alle-
daagsch dier het is een kameel, die beladen is
met groote kisten, waarvan er aan elke zijde van
het dier een hangt. Arabische drijvers brengen deze
kisten midden in de wildernis en daar blijkt hun
bestemming. Het zijn n.1. dierenvallen, die op plaatsen
worden opgesteld, waar geregeld luipaarden rond
sluipen, verborgen onder struikgewas en steenen,
door houtwerk en rotsblokken gemaskeerd. Als dit
gebeurd is, wordt er in de val een geitje vastgebon
den de rest wordt aan het noodlot overgelaten.
Het geitje begint klagelijk te mekkeren, omdat het
zich zoo heel eenzaam voelt, het kent het nachtelijk
gevaar wel. Zoo jammert het angstig klagend, wei
nig vermoedend, dat het juist daardoor het onheil
tot zich roept. De panter hoort het klaaglijk geblaat,
doch hij bekommert er zich niet om; als de geit ech
ter in den tweeden nacht nog altijd aan het jam
meren is, sluipt hij grommend en blazend om de
val heen. Doch de ontstelde geit maakt in de kist
zooveel misbaar, dat hij het niet waagt er op af te
springen. Eindelijk, op den derden dag hij is heel
hongerig, want hij heeft den afgeloopen nacht door
het geitje zijn jacht ongebruikt laten verstrijken
komt de moordlust zoo sterk bij hem boven, dat hij
alle voorzichtigheid uit het oog verliest en op de
val toespringt, temeer daar hij er doorheen kan zien
en dus meent, dat hij er aan den anderen kant weer
zal kunnen uitspringen. Als de deksel achter hem
dichtklapt en hij voor zich een tralievenster bespeurt,
is met één slag alle xooflust vergeten hij denkt
Een zonderling afscheidsfeest. - Naar
het gevechtsfront. - De eerste doode
soldaat.
(Van onzen reizenden correspondent.)
Bagdad, 10 September.
A LLES was gereed voor mijn verderen tocht.
Half September zou ik vertrekken, laat ge
noeg om niet al te veel last te hebben van
de warmte in het westelijk deel van Afghanistan,
vroeg genoeg om te Kaboel aan te komen nog voor
dat de sneeuw het verkeer in de Khabirpas zou ver
hinderen. De reis door Engelsch-Indië zou ik dan
kunnen maken in het gunstigste, dat wil zeggen, het
minst warme gedeelte van het jaar.
Het was alles prachtig uitgerekend, maar daar
kwamen de dreigende gebeurtenissen in Afrika,' de
dreigende oorlog en in mij ontwaakte het oude in
stinct van den oorlogscorrespondent. Onbelangrijk
scheen me plotseling mijn verdere tocht naar het
rustige NederlandschIndië op een oogenblik, dat
de blikken van geheel de wereld gericht zijn op Abes
sinië en zich daar een drama gaat afspelen, waarvan
de draagwijdte voor de geheele menschheid nu nog
niet is te overzien.
Langs den snelsten weg stelde ik me in verbin
ding met de redactie om overleg te plegen en spoedig
viel het besluit: ik kon mijn reis naar Indië voor-
loopig afbreken om de gebeurtenissen in Afrika van
habij te gaan volgen. Het zal de derde oorlog zijn,
die ik, na den wereldoorlog en den burgeroorlog in
Rusland, zal gaan bijwonen als oorlogscorrespon
dent
Natuurlijk waren en zijn er voor de uitvoering
van mijn plan vele moeilijkheden te overwinnen. Om
te beginnen is Nederland in Abessinië noch diploma
tiek, noch consulair vertegenwoordigd en bij de re
geering te Addis Abeba zal ook toch 'n offioieele in
troductie noodig hebben. Hier hielp de Belgische ge
zant te Teheran, die me een schrijven van aanbeve
ling verstrekte voor den Belgischen gezant in Abes
sinië. Een Griek, dien ik heb leeren kennen, bleek
jarenlang in Abessinië te hebben gewerkt aan de
eenige daar bestaande bank en hij gaf me aanbeve
lingen voor den tandarts van den koning en voor
een der secretarissen van den koning. Andere aanbe
velingen zal ik me nog trachten te verwerven, maar
wachten wil ik hierop niet. De gebeurtenissen in
Abessinië zouden wel eens een snellen loop kunnen
nemen en de reis van Teheran naar Addis Abeba
vordert veel tijd. Mijn ouden Tsjchischen makker en
onze machine moest ik evenwel voorloopig te Tehe
ran achterlaten. Ook voor mijn makker de noodige
aanbevelingen te verkrijgen, zou veel te veel tijd
hebben gevorderd.
Mijn laatste avond voorloopig te Teheran werd tot
een grootsch afscheidsfeest in een der cafétuinen der
stad. Hierbij waren o.a. tegenwoordig nog een Ne
derlander, een Fries, de heer Kuipers uit Buiten
post, een Vlaamsche doctor in de staatswetenschap
pen, twee Tsjechische ingenieurs, beiden vroeger of
ficieren in het oude Oostenrijksche leger, en natuur
lijk ook mijn oude reismakker van zooveel jaren,
dien ik later weer te Teheran terug hoop te vinden.
De Fries had muziek medegebracht, die hij aan het
orkestje in den tuin had gegeven en plotseling hoor
den we daar het Friesche volkslied weerklinken, ver
moedelijk voor het eerst in het verre Iran. Daarna
volgden echter nog het Wilhelmus, de Vlaamsche
Leeuw en het Tsjechische volkslied: „Waar is mijn
vaderland?"
Een groot houten zwaard werd me plechtig over
handigd, „om me in Abessinië de leeuwen van het
lijf te houden" en op het houten zwaard, dat met-
bloedig rood was geverfd, beteekenden vele handtee-
keningen even zoovele afscheidsgroeten van vrien
den.
Het was alles grappig en toch ook een beetje ont
roerend, doch den volgenden morgen reeds zat ik in
een automobiel, naast den chauffeur, op weg naar
het westen en niet naar het oosten.
Troepen van de Engelsche Royal Air Force (Ko
ninklijke luchtmacht) vertrekken uit Bagdad in de
richting van het Kanaal van Suez.
Eenvoudig is de reis van Teheran naar het oorlogs
terrein niet. Een kleine drie duizend kilometer heb
ik per automobiel af te leggen tot Haiffa, in Pa
lestina, een autotocht over bergen van duizenden
meters hoog, door woestijnen. Te Haiffa kan ik den
trein naar Port-Said nemen om vandaar de reis per
boot door het Kanaal van Suez en de Roode Zee te
maken naar Djiboeti, vanwaar een trein me in drie
dagen naar Addis Abeba, de hoofdstad van Abes
sinië zal brengen.
Dit artikel schrijf ik reeds te Bagdad, waar ik
gisteren ben aangekomen. Over drie dagen vertrekt
een automobiel karavaan naar Damaseus en vandaar
wacht me de tocht over den Libanon naar Beyrouth
en dan verder, steeds per auto, naar Haiffa.
Den zeer vermoeienden tocht door Iran heb ik dus
reeds achter den rug en uit de koelte der Iraansche
bergen ben ik weder gekomen in den hellegloed van
Bagdad, waar ik deze regelen schrijf, gezeten onder
eeii met volle kracht draaienden ventilator, die me
tenminste eenige verfrissching geeft
Nog voordat ik Teheran verliet, heb ik getracht
zooveel mogelijk inlichtingen in te winnen over
Abessinië. Ik had het geluk twee menschen te tref
fen, die het land uit eigen ervaring en door een lan
ger verblijf kennen. De eene was een Nederlandsch
ingenieur, de heer Maas, vertegenwoordiger te Tehe
ran van het Nederlandsch Handelsconsortium, de
tweede was de Griek, van wien reeds hierboven
sprake was. Toen ik tegenover den Nederlandschen
ingenieur het vermoeden uitsprak, dat de Italianen
wel spoedig den spoorweg naar Addis Abeba zouden
bezetten, schudde hij het hoofd en antwoordde: „in
dien u het terrein kende, zoudt u dit niet gelooven.
De Italianen zijn hier gedwongen tot een opmarsch
door een steenwoestijn zonder een druppel water, een
opmarsch van vele honderden kilometers. Hier een
groote legermacht te voorzien van het noodige drink
water schijnt me zoo goed als onmogelijk."
De Griek, een man, die zeer vele landen en wereld-
deelen heeft bereisd, en Abessinië door een jarenlang
verblijf grondig kent, was nog veel beslister in zijn
oordeel. Hij beweerde: „Een veldtocht in Abessinië is
onuitvoerbaar. Ook indien de Italianen er met veel
moeite en de grootste opofferingen in slagen de
hoofdstad te bezetten, bet eekent dit nog niet het ein
de van den oorlog, die dan nog jaren kan duren.
Of Italië er tweehonderd duizend, vijfhonderd duizend
Hieronder:
Abessynië is voor het grootste gedeelte van gewel
dige bergruggen doortrokken en daarom bij uitstek
geschikt voor een verdedigingsoorlog. Hieronder zien
we een van die natuurlijke bergvestingen, een dorp
op 2000 meter hoogte, waarvan men er tientallen in
het land vindt.