De onheilbrengende blauwe diamant Nieuwe aboié's Scfieger Courant gratis Men moet Zal Lydia Deterding het volgende slachtoffer zijn? Dat men vooruit komt in de wereld, hangt dikwijls van het toeval af VOOR HEN, DIE NIET GEHEEL1 VRIJ ZIJN VAN BIJGELOOVIG- HEID, IS DE HISTORIE VAN DE BLAUWE DIAMANT OM VAN TE SMULLEN. D E petroleumkoning Sir Henry Deterding heeft voor zijn echtgenoote de beroemde blauwe diamant van Pagan verworven. Naar ver luidt zou de prijs van de steen driehonderd duizend pond bedragen. Lady Deterding is een Interessante vrouw. Zij is de dochter van den aan de Romanof-dynastie ver wanten generaal vorst Paul Koudoynarof, die na de revolutie naar Parijs trok. In de eerste jaren na den oorlog speelde de schoone Lydia Pavlovna in de Fransche society een groote rol. Tot haar aanbidders behoorden de beide dictatoren van de internationale petroleummarkt C. S. Gulbenkian en Henry Deterding. De Nederlander, sedert lang genaturaliseerd Engelschman kwam als overwinnaar uit den strijd te voorschijn. Lydia Pavlovna Kou- d'oyarof werd zijn tweede vrouw. Sedert dit huwelijk zijn de beide petroleumvorsten onverzoenlijke vijan den. De blauwe steen, die Lady Deterding thans zal dragen is niet minder interessant dan zij. Hij heeft een historie en deze historie, bloed# en vol mys tiek, heeft meer dan één keer ingegrepen in de ge schiedenis der wereld. De Fransche avonturier Jean Joseph Tavemïer bracht hem einde van de zestiende eeuw naar Euro pa. Op een reis door Indië was hij de gast geweest van den Groot-Mogol, die hem als geschenk een prachtige diamant afstond en hem daarbij ook ter loops vertelde van de groote blauwe diamant, die in de tempel van de oeroude Brahmaansche stad Pagan het voorhoofd van den god Rama-Sita ver sierde. Tavernier begaf zich onmiddellijk naar Pa gan, waar men hem als vriend van den heerscher Sir Henry Deterding en zijn vrouw. met groot eervertoon ontving. Na zorgvuldige voor bereidingen sloop hij op een avond de tempel in, liet de priesters in de boeien slaan en stal de dia mant. Deze diefstal moet echter de toorn van den god Rama Sita hebben opgewekt, zoodat hij den be zitter van de steen- voor eeuwig vervloekte. Taver nier was het eerste slachtoffer; enkele jaren later werd hij op een reis door Afrika door roofdieren aangevallen en gedood. Lodewijk XIV, die de steen in zijn bezit kreeg, ver loor verscheiden leden van zijn familie en men be weert, dat de steen oorzaak was van een ongenees lijke ziekte van den Zonnekoning. Mademoiselle de Montespan, die de blauwe steen één keer droeg, verloor enkele dagen later de gunst van den koning. Lodewijk XVI en Marie Antoinette, die bij hun schatten eveneens de blauwe diamant telden, stier ven op het schavot. De constituante maakte zich meester van de kroonsohatten en de blauwe dia mant vond een plaats in het Garde Meuble National. Op zekeren dag werd daar ingebroken en werd o.a. ook de blauwe diamant geroofd, die toen zijn zwerf tocht door de wereld begon. De steen doemde te Amsterdam op. De diamant bewerker Vals kreeg opdracht hem te slijpen. Maan denlang werkte hij er aan en toen hij eindelijk klaar was stal zijn zoon de diamant. De jonge boef verkocht de steen, maakte het geld op en pleegde toen zelfmoord. De volgende eigenaar, de Fransch- man Francois Beaulieu waagde het de steen noch in Holland noch in Frankrijk te verkoopen, maar liet er een stuk uitsnijden en bekostigde daarmede zijn overtocht naar Londen. Jarenlang werkte hij er als vuilnisman en kruier, zakte steeds dieper, zonder dat hij met de steen iets kon beginnen. Pas toen hij zich geen raad meer wist offreerde hij hem den juwelier Eliason voor vijfduizend pond. Eliason verzocht drie dagen bedenktijd; na af loop daarvan begaf hij zich onmiddellijk naar Beaulieu en vond dien dood in zijn bed. De Fransch- man was letterlijk verhongerd. Eliaso;i behield de steen en verkocht hem in 1830 voor achttienduizend pond aan Lord Thomas Henry Hope. Hij vermaak te de steen aan zijn zoon, Lord Francis Hope, die ondanks zijn millioenenvermogen eenige jaren la ter geen rooie cent meer bezat. Zijn geluk werd verstoord door zijn echtgenoote, de tooneelspeelster May Johé, die bij het scheidingsproces in 1902 de schuld van het ongelukkige huwelijk aan de diamant gaf door te beweren, dat zij zich niet aan de nood lottige invloed daarvan had kunnen onttrekken. Twee jaar later verkocht Lord Hope de steen aan een Poolsche prins Poniatofslci. De prins gaf zijn vriendin, de Parijsche tooneelspeelster Marcclle La- due, de blauwe diamant ten geschenke. Toen zij er echter voor de eerste keer mee in het publiek in de Folies Bergère verscheen, stond de prins in zijn loge op en doodde haar koelbloedig met eenige goed ge richte revolverschoten. Een paar dagen later werd de prins op klaarlichten dag te Parijs aangevallen en doodgeschoten. Een Grieksch juwelier verwierf de blauwe diamant en verkocht hem den Turkschen sultan Abdul Ha- mid. Deze verloor weldra zijn troon en leven. In 1911 doemde de steen in Amerika op. De echtgenoote van den multi-millionnair Mac Lean kocht hem on der de voorwaarde dat zij hem aan den verkooper weer zou teruggeven, indien haar of een harer fami lieleden door de noodlottige invloed van de steen een ongeluk zou overkomen. In Mei 1919 ging de jonge zoon van den millionnair, Vincent MacLean, met zijn nurse wandelen, plotseling rukte hij zich los en rende onder de wielen van een voorbij suisen- de auto. MacLean verlangde toen echtscheiding onder het voorwendsel, dat zijn echtgenoote door de steen te koopen, ongeluk in het gezin had gebracht. Hij verliet haar onmiddellijk en zocht te Parijs vergetel heid. Thans is de geheimzinnige steen eigendom gewor den van den Engelschen petroleumkoning. Sir Hen ry Deterding is in het geheel niet bijgeloovig. Hij is er van overtuigd, dat de tragedies, die zich in de onmiddellijke omgeving van de diverse bezitters van de blauwe diamant afspeelden, bloot toeval zijn. Zal echter zijn echtgenoote, die als echte Russische sterk naar het niystieke overhelt, zich kunnen onttrekken aan de invloed van de sfeer, die deze steen omgeeft? Er bestaat op het oogenblik in Duitschland een strooming om de oude weefstoel uit grootmoe- der's tijd in eere te herstellen. krijgen vanaf heden de Eli tot 1 October Daarbij kwam hij bij na op den magnaat John Pierpont Morgan terecht. Vierenveertig jaar geleden liet Mr. Sumington zich, om zijn boodschappen zoo snel mogelijk te verrich ten, langs een trapleuning in een New-iorksch bank gebouw naar beneden glijden. Daarbij kwam hij bij na op den magnaat John Pierpont Morgan terecht. Deze snauwde hem een terechtwijzing toe, maar de jongen liet zich niet intimideeren en gaf te kennen, dat hij (Morgan) zelf er alle belang b ijhad, dat de boodschappen vlug gedaan werden en dat hij (Mor gan) daarom beter deed zichzelf niet in den weg te loopen en de andere kant van de trap te nemen. Daarna holde hij verder. De magnaat was getroffen door dit niet alleen vrijmoedige, maar ook juiste ant woord. Hij informeerde naar de kwaliteiten van Su mington en hoorde, dat die de snelste kranten- en boodschappenjongen van allemaal was. Toen bezorg de Morgan hem een betere positie. Momenteel is Su mington een der voornaamste bedrijfsleiders in Mor- gan's ondernemingen. Je moet maar boffen. Edison vertelt: „Ik was krantenjongen en verkocht de nieuwste bladen tusschen Saginaw en Detroit. Eens liep ik met een arm vol kranten langs een wa gon, toen een man in een der compartimenten mij staande hield. Hij rookte een dikke sigaar, en naast hem zat een Neger. „M n jongen, wat heb je daar?" „Kranten", antwoordde ik. „Hoeveel?" „Vierendertig". „Gooi ze maar naar binnen. Ik kan ze betalen". Rustig wendde hij zich daarop tot zijn begeleider en zei: „Nicodemus, breng dat met den jongen in orde." De Neger gaf me mijn geld. Ik liep naar mijn stal letje terug en dacht: Ik probeer het nóg eens. Met alle tijdschriften, die ik voorradig had op mijn arm vik kon 't pak nauwelijks dragen) ging ik weer naar die coupé. M'n klant merkte mij direct op. „Hallo, m n jongen, wat heb je daar?" Tijdschriften". „Hoeveel?" Ik zei het hem. „Gooi ze maar naar binnen!" Ik deed het, zoodat de coupé bijna vol lectuur was. „Nicodemus, breng dat met den jongen in orde." Ik begreep de situatie. De man was blijkbaar een reizend multimillionanair., die 't plezier wou hebben mij te overbluffen. Zoo hard ik kon rende ik naar mijn stalletje terug; dat was half gevuld met sen satieromans. Een kruier hielp ine ze opladèn. Ween kwam ik bij de coupé. I-Ict spel werd herhaald. De man vroeg rne, wat ik daar had, hoeveel het waren en of ik ze maar naar binnen wilde gooien. En Nicode mus bracht het met me in orde, Daarna keerde ik terug naar het leege stalletje. Wat moest ik den man nu nog verkoopen? Ik be sloot, mijn geluk nog één maal te beproeven, en sleepte het stalletje naar mijn klant. En inderdaad: hij vroeg me weer wat ik daar had en liet me toen het voorwerp naar den bagagewagen brengen. Van dien dag af hoefde ik geen kranten meer te verkoopen." Men zou springen van nijd, wanneer men zulke verhalen hoort. Nu is het overigens duidelijk, dat in dergelijke gevallen de belanghebbenden er met geluk alléén niet komen. Als de heeren Sumington en Edi son onbegaafd waren geweest, dan hadden de be schreven intermezzi hen iiog niets verder gebracht. Anders is het gesteld met den heer Sorrel. die zijn millioenen verkregen heeft door een kus. die hij, als uitvloeisel van een weddenschap, aan een vier en zestig jarige millionnairsweduwe gaf. Dat was wer kelijk een bof, zonder veel meer. Èn evenzoo ging het den veedrijver Brown, wiens ezel in de bergen van Idaho met zijn hoeven zilver uit den grond woel de en aldus de groote zilvermijnen ontdekte. De Portugees Devyeira dankte zijn rijkdom in ze keren zin aan een dracht stokslagen. Als scheeps jongen kwam hij tijdens de regeering van Peter I naar Rusland en trok daar de opmerkzaamheid van den Tsjar. Die ■liet hem opvoeden door zijn gunste ling Mentsjikof, welke een goeden koerier van den iongen maakte. In deze betrekking kwam Devyeira in kennis met Mentsjikofs zuster en kreeg haar lief. Daarom begaf hij zich op een goeden dag naar zijn gebieder en vroeg die om de hand van zijn zuster. Als eenig antwoord kreeg hij een dracht knoetsla gen. Bebloed en (on)wel snelde Devyeira naar den Tsjar en zei, dat deze in zijn rijk onrechtvaardigheid en mishandeling van vreemdelingen duldde. Door dit dries^ optreden verwierf hij de gunst van den monarch, die hem onmiddellijk tot zijn adjudant be noemde en hem tot garde-officier verhief. Al gauw „Nicodemus, breng dat met den jongen in orde." was Devyeira algemeen politiecommandant en in dié kwaliteit kon hij zich, gesteund door den Tsjar, tot Mentsjikof wenden om de hand van diens zuster. La ter werd Devyeira generaal-adjudant van Keizerin Katharine I en graaf. Hoe wordt men rijk zonder te veel last te kunnen krijgen met, de wet? De beste kansen schijnt Ame rika te bieden, maar men moet er verstandig voor zijn. De meeste millionnairs komen uit de onderste lagen van de bevolking. Mr. Beith, bijvoorbeeld, be gon zijn schitterende carrière van mijneigenaar al$ daglooner. De grondlegger van het vermogen der Vanderbildts begon zijn weg als kapitein van een vrachtboot. Jay Gould was de zoon van een armen farmer en Armour stamde uit een boerenfamilie zonder middelen. Ook de Rockefellers begonnen van onderop. Sommige millionnairs, door edelmoedigheid be zield, hebben een recept gegeven. Zoo schrijft Came- gie: „Het grootste voordeel bestaat daarin, dat men arm is. De jongeman moet zijn loopbaan zonder on dersteuning beginnen. Het geheim van het succes ligt in den wil succes te hebben en in het onwrikbare beginsel, dat iedere nederlaag in den strijd slechts dient om de zenuwen te sterken." Als eenig antwoord kreeg hij een dracht knoetslagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 16