VAN DIT E N VAN DAT f EN VAN ALLES WAT 1 Bij den Zonne-apostel en zijn jongeren. Kabouter-Avonturen. Stan en Pol bij de kinderen. Benige ontboezemingen uit het ge heime zieleleven van een schrijver door SIROLF. (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden). JA, ik heb 'm vandaag weer gezien. Feitelijk had ik ge dacht, dat hij in dezen haastigen, nerveusen tijd niet meer bestond, weggevaagd, uit het le ven gestooten door de machine. Maar nee, hij is er nog. Ik bedoel de man, die met een stok-met-een geutje-eraan langs de tramrails loopt en aldus alle vuil en modder en zand uit de rails schept met zijn geutje. O, hoe benijd ik die man. Sommige menschen hebben nu eenmaal van die heerlijke baantjes. Denk het eens even goed in. Zóó door het leven te mogen gaan, dag in dag uit, gemakkelijk leu nend op je stok met het geutje eraan en zoo maar zorgeloos langs de rails te loopen. En ben je aan het eind, wel, dan is het niet af- geloopen. nee, dan neem je de an dere rail en loopt weer terug. Je kunt er van alles bij denken en droomen, het hindert niets, je loopt maar als een koning met je staf met het geutje eraan in de hand. Het is een heerlijk vak. En dan te weten, dat ik dat nu van heel klein kind af heb begeerd te zijn. Doch eigenzinnige ouders wisten het beter en lieten mij van alles en nog wat leeren, dat ik al lang weer vergeten ben. Had ik, toen ik jong was, maar doorgezet. Dan had ik niet zooveel gemist in het leven. Dan' liep ik nu mis schien ook met zoo'n stok met een geutje en kon mijn hartstochten uitleven. Telkens als ik zoo'n man weer zie, die welgemoed langs de rails loopt, zucht ik diep en ga weer met wrevel aan mijn eigen, taaie werk. Rails en stokken met geut jes eraan zijn voor mij nu onbe reikbaar geworden, een droom, die nimmer in vervulling gaat. Wat zou een man niet een hoop nieuwe vrienden krijgen, als hij maar met zoo'n fijne stok met een geutje thuiskwam. Aan alle kanten zou hij natuurlijk uitge- noodigd worden. De menschen zou den hem briefjes schrijven: Beste meneer Pietersen, zou U Zaterdag niet bij ons willen komen thee drinken? We hebben elkaar nog wel niet ontmoet, maar we heb ben U zoo dikwijls zien thuisko men met Uw eenige stok met dat snoezige geutje eraan. U moet heusch komen! P.S. Als het niet te veel moeite is, zou U dan niet Uw stok met het geutje mee wil len brengen? Onze gootsteen loopt namelijk niet door. Natuurlijk liggen er ook wel ad dertjes onder het gras. Je kunt natuurlijk niet al die uitnoodigin- gen aannemen. Want U ziet wel, ze willen hun gootsteen doorste ken met mijn stok met geutje, nu, en dat gaat eenvoudig niet. En op het laatst zouden ze er na tuurlijk een potje van maken en hun zoontje of hun kleine meid sturen, en die zouden zeggen: Vader vraagt, als U die stok met dat geutje toch niet gebruikt van middag, of hij hem dan even mag leenen. Natuurlijk zijn er ook voetangels en klemmen, ik weet het wel. Er driegen moreele gevaren. De rails- uitkrabber, die niet stevig in zijn schoenen staat, loopt kans trots en hoovaardig te worden. Hoe gaat het? Den geheelen dag wordt hij, als hij fier langs de rails loopt, gadegeslagen door beeldschoone dienstmeisjes, die lachen en lon ken. Het is die meisjes alleen maar om die stok met dat geutje te doen, waarmee zij de gootsteen of het riool of de hemel-weet-wat voor andere verstopte pijpen en buizen en afvoeren mee willen la ten doorsteken. Maar de argelooze railsuitkrabber denkt, dat hij die lonkjes en lachjes uitsluitend aan zijn eigen aangename uiterlijk te danken heeft. Dat lijdt tot zelf verheffing en natuurlijk ligt daar in dè kern van hun noodlot, hun ondergang. Want op een goeden dag knapt er iets in hun binnen ste en in zoete droomen verloren loopen ze de rails voorbij, het park in en gaan met hun stok met het geutje op de wandelpaden een naam in het zand schrijven of een hart teekenen. Nu, en dan komt de voorman en neemt hun den stok met het geutje af en geeft hem aan een ander, en weg is het heerlijke baantje, voor goed ver loren. Nee, goed beschouwd is het toch te gevaarlijk. Dan zou ik eigenlijk nog liever die andere droom uit mijn kindsheid in ver vulling zien gaan. Want er was nóg een ander beroep, dat mij in mijn jonge jaren als een lichtend symbool voor oogen zweefde: dat van putjesschepper. Ja, maar een Amsterdamsche putjesschepper! Dat was een vorst, gezeten op een bruin wagentje, met klapdeksels, en getrokken door een weldoor voed grijs ezeltje! Met hoeveel jaloersche blikken heb ik hem niet gadegeslagen, hij, de koning der putten! Hij mocht met zijn haak alle putdeksels open maken, hij mocht met zijn stok met metalen schepje eraan, de put jes leeg scheppen en in zijn kar retje leegen. Hij mocht op het karretje springen en met zijn tong klikken en het ezeltje laten loo penEn 's avonds, na gedane dagtaak, mocht hij met een heele rist collega's, ook allemaal op ezel karretjes, in draf door de straten rijden, naar een onbekend en heerlijk en geheimzinnig doel, na melijk naar den stal! Men kan nu eenmaal niet alles in het leven hebben. Ik had mij als kind een rozige toekomst ge droomd. Ik had mij voorgesteld, hoe ik in mijn vacantie dan, met mijn karretje en ezeltje uit rijden zou gaan, voor mijn plezier, naar verre streken, en dan zou ik alleen maar af en toe eens een putje scheppen, als ik er zin in had. Ik zou rijden als een vorst op mijn bruine karretje? En nu, wat is er van al die trotsche, heerlijke droomen over gebleven? Nu rijden we in auto's en bussen en vliegen in vliegmachines en hoe gering is de kans, dat we nog ooit de roeping van ons hart zullen mo gen volgen en ons met hart en ziel aan het putjes scheppen wij den. Het leven is hard en vol ont goocheling. En daarom, als ik in de verte nu zoo'n gelukkige sterve ling zie, die met zijn stok met het geutje langs de rails loopt, dan loop ik maar liever een straatje om. Anders knaagt het leed van misgeloopen roeping al te luid en te schrijnend aan mijn hart. De merkwaardigste secte ter wereld. Op het platteland, niet ver van Sofia, leeft een kolonie van „Du- noffisten", brave lieden, die in den terugkeer tot de natuur rust voor den geest zoeken. Peter Du- noff, hun leider, predikt de schoon heid der zon. Reeds een uur voor zij opgaat oefent de zon op de menschen een weldadigen, psychi- schen invloed uit. Het was mij jammer genoeg onmogelijk, de verklaring van deze theorie van den Meester persoonlijk te hoo- ren, want op den dag, dat ik de kolonie bezocht, rustte hij net als Gandhi, spreekt Peter Dunoff een dag per week geen woord. Hij was niettegenstaande dat, zeer hoffelijk en stond toe, dat ik hem in zijn studeerkamer bezocht. Zijn kleeren waren wit, wit de baard, wit het haar. Schoenen droeg hij niet, omdat ter wille van de rein heid in een woning geen schoenen gedragen mogen worden. Op de schrijftafel bemerkte ik een scho tel vol appels, een barometer en eenige dobbelsteenen. Zoo ziet de woning van een modernen profeet er uft. Het hart in de vlam. In de buurt van het huis heb ben 's meesters discipelen een groote voordrachtszaal gebouwd. Het meubilair van deze hall be staat uit een podium, een orgel en tafels van een bijzondere lengte, zooals in de eetzalen van kloosters wel gevonden worden. Aan de wanden moderne en symbolische afbeeldingen. Het beeld van den aartsengel Michael, die Satan overwint, geldt voor de Dunoffis- ten als symbool van het goede, dat over het booze zegeviert. Het symbool van de secte is echter een hart in een vlam. Het hart is in blauw gehouden, waarbij 't blauw de waarheid voorstelt. De roode vlam beteekent de liefde en de gele kring er om heen de wijsheid. Een schrijfbord was vol astrolo gische teekens en hieroglyphen. Pentogrammen waren te zien, het pentogram beteekent n.1. liefde, goedheid, wijsheid en rechtvaardig heid. Waar komen de Dunoffisten van daan en wat zijn zij eigenlijk? Zij komen van overal. Men komt en men gaat weer weg naar welge vallen. Ingeschreven leden kent de secte niet. Men leeft tezamen in vrijheid. Vleesch, alcohol en ta bak zijn hier verboden. De volgers van Peter Dunoff zijn vegetariërs In hart en nieren, leven van vruchten en groenten. Dat is een ideaal dieet, meenen zij, want: neemt men slechts de vrucht, dan doodt men de plant niet. De Du noffisten staan tamelijk vroeg op, verzamelen zich op een weide, waar ze, met begeleiding van mu ziek turnen en gebeden uitspreken In een groote zaal werd ter eere van mij een concert gegeven. Zoo als bij het bezoek aan een mos kee, moest ik bij het binnentreden mijn schoenen uittrekken. Een jonge vrouw zong eerst een lied, tekst en melodie van Peter Du noff, het was geen futuristische of atonale muziek, maar had wel iets weg van het „Standchen" van Schubert. De zangeres stond tus- schen twee schilderijen, die beide vrouwenfiguren in een weelderig stilleven toonden. Het blonde haar der vrouwen viel op meloenen, druiven en perziken. Daarna werd een lied in het Sanskriet gezongen, waarvan ik tot mijn spijt niet veel verstond. Mannen en vrouwen luisterden in diepen ernst. Gedu rende 'n pauze probeerde ik tegen een der dames met het noodige respect te glimlachen, waarop de dame echter niet reageerde. Het laatste stuk van het concert was een lied, ter eere van het Bulgaar- sche koningspaar, woorden van een zuster, muziek van een broe der. (Zusters heeten namelijk de vrouwelijke, broeders de mannelij ke discipelen van Peter Dunoff). „Hier vind ik rust!" Voor ik de kolonie verliet, be zocht ik nog het huis van een zuster. Men kan in de kamer (ik geloof, dat het de eenige in het bescheiden gebouw was) waarin de zuster at en sliep, slechts voor zichtig ademhalen, opdat de borstkas anders tusschen meubels en wand bekneld zou kunnen ra ken. Hoewel de natuur mij niet de gestalte van een Falstaff gegeven heeft moest ik mijn opmarsch on derbreken, omdat al dadelijk een deurklink in mijn jaszak bleef ha ken. De bewoonster bezit een wo ning in Sofia, maar zij vertelde mij, dat het leven in de kolonie haar veel liever is. „Hier vind ik rust", meende ze. „U gelooft", zei de zuster toen ik afscheid nam, „dat het toeval mij hier gebracht heeft? neen, er bestaat geen toeval Alles is voorbestemd, alles!" En zij ging weer in haar kamer, in haar cel, naar haar tafel, met schriften bedekt, waarin zij de gé- woonte heeft, dagelijks haar ge dachten over philosofische vraae- stukken neer te schrijven. ITALO ZINGARELLI. WETENSWAARDIGHEDEN". Is het U bekend: dat er ongeveer 380.000.000 onge trouwde vrouwen in de wereld zijn? d a t de Jang-Tsè rivier in China; de drukst bevaren rivier ter we reld is? dat er in de Philippijnen 7083 ei landen zijn? dat deze in totaal een oppervlak te hebben van 114.400 vierkantej mijl? dat er per jaar in New York 10.000 afgedankte automobielen door de eigenaars in de straten worden achtergelaten, om door de stadsreiniging te worden wegge bracht? dat er in Palestina ongeveer 201 bioscopen zijn? dat ongeveer 50 pet. van alle ge zinnen in Amerika geen radiai hebben? dat- een vrouw in Melbourne op een golfveld, waar ook andere menschen liepen, het harde balle tje wegsloeg, zonder te waarschu wen. Het ging rakelings langs het hoofd van een man. Die raapte 't op en wierp het haar toe. De vrouw werd daarop zoo woedend, dat ze den man achterna zette, met den golf-stick nog in haar hand. Ze struikelde door een kuil en verloor vier van haar voortan den! dat een steenfabrikant bij Lena onlangs niet in staat was om zijn inkomstenbelasting te betalen en toen de ontvanger maar 1500 bak- steenen stuurde? De sterrekijker. Nee., typisch tóch., wat die ster op m'n vrouw lijkt! Zelfs het wratje op d'r neus kan ik duidelijk onderscheiden!..,» 55. Daar ze niet wisten wat ze met het mes moes ten aanvangen, wierpen ze het met een sierlijke boog juist voor de voeten van Piet. Piet dacht te droomen, toen hij een fijn stemmetje hoorde zeg gen: „dit mes is voor Jou Piet, maar niet probee- ren om ons te pakken, hoor!" Ook zijn moeder hoorde het. 56. Nu wilden Stan en Pol weer een beetje ver der. Voor de verbaasde blikken der menschen ver hieven wandelstok en paraplu zich in de lucht. De regen had opgehouden en Stan liet zijn paraplu, als onnoodige last, vallen. Zy kwam juist in een boom terecht. Voort gingen ze en daalden neer in een drukke straat. 57. Ze stapten een heel groot warenhuis binnen, waar verscheidene juffrouwen achter verschillende toonbanken stonden te helpen. Juffrouw Nel, die het vak met de wol bediende, slaakte opeens een kreet van verbazing. Tusschen de mooie stukjes wol lag een groot stuk worst.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 7