RUISENDE EUGD Zaterdag 23 November 1935. SCHAGER COURANT. Vijfde Blad. No. 9857 Daarna op weg naar Addis Abeba. in den rug De laatste dag in Djibouti. DE BEWAPENING EN DE MUNITIEVOORZIENING VAN HET ABESSIJNSCHE LEGER. DE OP- MARSCH DER ITALIANEN UIT HET ZUI DEN. GEHEIME AGENTEN. (Van onzen reizcnden correspondent.) DJIBOUTI, 1 November. MORGENOCHTEND in de vroegte verlaat ik deze stad aan de kust van Somaliland en aanvaard ik de treinreis naar de hoofd stad van Abessinië, een reis van drie dagen, waarbij de reizigers dan twee nachten gelegenheid krijgen in een hotel te slapen, om den volgenden morgen de onderbroken reis voort te zetten. De vertegenwoordiger van Abessinië bij den Vol kenbond, de heer Hawariate, is van zijn zending in Europa teruggekeerd en dezer dagen te Djibouti aan gekomen om reeds den volgenden morgen vroeg met |ecn extra-trein verder te reizen naar Addis Abeba. Uit deze stad kwam eindelijk te Djibouti aan de Ita- liaansche gezant bij het Abessijnsche hof, graaf Vinei, die met een gewonen trein reisde. Volgens de geruch ten wilde de italiaansche consul te Djibouti den ge zant een geestdriftige ontvangst bereiden, waarbij hij rekende op de medewerking der bijna tweehonderd te Djibouti verblijvende Italianen. Van die ontvangst is evenwel weinig terecht gekomen, wat voor een deel is toe te schrijven aan het feit, dat de aankomst geschiedde op een zeer ongelegen tijdstip, namelijk te half drie 's nachts. Behalve enkele journalisten be vonden zich op het perron niet veel meer dan onge veer twintig personen, waaronder natuurlijk de Itali aansche consul, de eenige, die het noodig had gevon den voor deze gelegenheid een zwart fascistenhemd aan te trekken. Van geestdrift was bij deze ontvangst geen sprake. De gezant was ook vermoeid en niet in een opgewekte stemming. Ik had gelegenheid en kele woorden met hem te wisselen. Ook door uitlatin gen tegenover andere journalisten kreeg ik den in druk, dat de gewezen gezant te Addis Abeba niet zoo Somali-vrouwen bij een bron te Djibouti. heel rotsvast gelooft aan een overwinning der Itali anen. In een gesprek met mijn Tsjcchischen collega, zeide de gezant: „Uw landgenooten hebben de Abes- sijnen van bijzonder goede, hoogst moderne geweren voorzien en de levering geschiedde nog wel door de geweerfabriek te Brno (het vroegere Brünn), die in handen van den Tsjechischen staat is." De Tsjech protesteerde daarop en zeide, dat de geweerfabriek is een particuliere onderneming, doch de gezant bleek zeer goed op de hoogte te zijn en voegde er aan toe: ,,eqn particuliere onderneming, waarin de Tsje chische staat zestig procent der aandeelen in handen heeft." Enkele dagen voordat ik te Djibouti aankwam, vertrok vandaar de Zweedsche generaal de Virgin, jarenlang raadgever van den negus, naar Europa, „wegens gezondheidsredenen", zooals het officieel heette. Het vertrek van den Zweedschen generaal hield evenwel verband met verschillen van meening tusschcn hem en de Belgische officieren, die in Abes sinië vertoeven en een belangrijk aandeel hebben in de organisatie van de verdediging. De Zweedsche generaal is een „vredes"-generaal, die in vele opzich ten andere inzichten had dan de Belgische officieren, die grootendeels ervaring opdeden in den wereldoor log. De negus schaarde zich meestal aan de zijde der Belgische officieren en de Zweedsche generaal achtte het daarom beter naar zijn vaderland terug te kee- ren. Demobilisatie en de concentratie van het Abes sijnsche leger is nog lang niet ten einde en dit leger is feitelijk nog niet in actie getreden. Geen der thans door de Italianen bezette steden werd krachtig ver dedigd en het bericht der Italianen, dat ze de stad Aksoem met de bajonet namen, stemt niet overeen met de waarheid. Het gohecle Abessijnsche leger wordt nieuw bewapend, want Abessinië beschikt over zeer veel meer wapens en munitie, dan over het al gemeen werd aangenomen. Reeds ruim zes maanden geleden zijn over Djibouti belangrijke zendingen wapens en munitie aangeko men. Op dit oogenblik gaat het meeste oorlogsmate riaal echter niet meer over Djibouti, doch over En gelsch Somaliland. Door toevallige omstandigheden weet ik echter met volkomen zekerheid, dat in de maand April reeds een zending geweer- en mitrail- leurmimitie uit België te Djibouti aankwam met be stemming naar Addis Abeba. Deze zending had een gewicht van vierhonderd ton, vierhonderd duizend kilogram, waaruit te berekenen valt, dat deze zen ding ongeveer acht millioen patronen bevatte en deze zending was natuurlijk de eenige niet. Vele wapen transporten van Skoda (de groote wapenfabriek in Tsjecho-Slowakije) kwamen aan en van een dezer zendingen weet ik, dat ze niet minder dan driehon derd machinegeweren van het allernieuwste model gevatte. Ook is door Skoda het allernieuwste geschut tegen vliegmachines geleverd, maar heel belangrijk is deze levering niet geweest, daar Abessinië aan dit geschut immers niet zoo heel groote behoefte heeft, aangezien het land slechts weinig doelen voor luchtaanvallen heeft te verdedigen. Officieel staat Frankrijk den doorvoer van wapens en munitie voor Abessinië toe, doch volgens mij van Abessijnsche zijde verstrekte mededeelingen, zijn de Fransche douanen zoo lastig, dat de regeering te Ad dis Abeba er de voorkeur aan geeft de zendingen zoo veel mogelijk over Engelsch Somaliland te laten ko men. Uit Europa komen de voorraden wapens en mu nitie vrijwel uitsluitend met Engelsche vrachtschepen naar Berbera, c e voornaamste haven in Engelsch So maliland. Vandaar loopt een zeer goed bruikbaar kar- respoor, een „piste", naar Djigjigga, een plaatsje in Abessinië. Het transport hier heeft plaats met vracht automobielen, die te Djigigga een nieuwen, goeden weg vinden naar Harrar en vandaar naar Diré Dawa, een station aan den spoorweg van Djibouti naar Ad dis Abeba. Natuurlijk durven de Italianen het niet aan de Engelsche transportschepen met voor Abes sinië bestemde wapens en munitie aan te houden, daar dit oogenblikkclijk de geheele Engelsche oor logsvloot in actie zou brengen. Ze willen aan deze wapentransporten een einde maken door Harrar te veroveren en dit verklaart hun krachtig offensief in het zuiden, waar de Italianen met drie kolonnen uit Italiaansch Somaliland oprukken. De oostelijkste de- -zer kolonnen heeft als doel Harrar, vanwaar de Itali aansche voorhoede volgens geruchten zich nog hoog stens tweehonderd kilometer zou bevinden. Daar de Onverwachts overvallen U de venijnige steken. Wrijf dadelijk met Kloos terbalsem, welke tot diep in de weefsels door dringt. onmiddellijk verdwijnen de pijnen omdat de stoffen die de pijnen ver oorzaken er door wordén verdreven. met AKKER's KL00STER8ALSÉM Doosje 35 ct. Potten 62'/2 ct. en f. 1.04 Een Somali-dorp nabij de grens van Abessynië. twee westelijker kolonnen met groote moeilijkheden hebben te kampen en uiterst langzaam voorwaarts komen, heeft ook de oostelijkste kolonne dén op- marsch moeten staken, daar bij een verder voorwaarts gaan onder deze omstandigheden haar verbindings- liniën zouden worden bedreigd. Het opperbevel van de Abessijnsche strijdkrachten ziet het belang van Harrar volkomen in en daar zijn en worden aanzien lijke troepenmassa's sapiengestrokken. O.a. Belgische en Turksche officieren hebben daar de leiding. De samenwerking tusschen de Belgische officieren en de oude Abessijnsche aanvoerders is over het al gemeen zeer goed. De Belgische officieren, die in Eu ropa hun opleiding genoten, zien zeer goed in, dat niet alles, wat ze daar leerden, in Abessinië toegepast kan worden en de Abessijnsche aanvoerders begrijp pen, dat de moderne bewapening voor hen een ver andering in tactiek noodzakelijk maakt Morgen vroeg in den ochtend hoop ik in den trein te zitten naar Addis Abeba, maar aan Djibouti zal ik nog lang een eigenaardige herinnering behouden, aan deze stad met een wild, vreemd leven, met zwarte en blanke Fransche soldaten, die zich in de eerste plaats kenmerken door hun goed humeur en hun opgewektheid. De Fransche blanke soldaten zijn on der-officieren van de koloniale infanterie, een soort Fransche vertaling van het beroemde vreemdelingen legioen. Deze Fransche soldaten, bijgenaamd de „mar- souins", de „bruinvisschen", vormen een apart ras in het Fransche leger. Overal brengen ze vroolijkheid, hoewel ze eigenlijk altijd mopperen. Hebben ze veel dienst, dan protesteeren ze, omdat het vermoeiend is, hebben ze weinig dienst, dan zijn ze ontevreden of zeggen het te zijn, omdat ze zich door gebrek aan bezigheid vervelen. Met de zwarte bevolking der stad staan ze op een voet van vriendschappelijke vertrou welijkheid, geheel anders dan b.v. de Engelsche sol daten te Bagdad, die de inlanders van de hoogte met een zekere verachting beschouwen. Doch er zijn nog anderen in deze stad aan de kust van Somaliland, dat soort menschélijke, kwaadaar dige insecten, dat steeds door een oorlog wordt aan troffen, spionnen, informateurs, kondschappers of hoe men hen wil noemen. In mijn hotel zijn er minstens twee, waarvan een Joodje de merkwaardigste is. Den eersten nacht in het hotel heb ik met hem in dezelfde kamer geslapen. De man vertelde me, dat hij Belg was. Hij sprak Vlaamsch van Antwerpen, doch praat te ook Nederlandsch met een Amsterdamsch accent, want, zoo zeide hij me, hij was getrouwd met een Nederlandsche vrouw. Zijn type was zoodanig, dat ik hem toch niet geheel vertrouwde en dit wantrouwen bleek gerechtvaardigd, toen ik toevallig ontdekte, dat hij een Poolsch paspoort had en uitstekend Arabisch spreekt. Bij navraag bleek me, dat hij jarenlang in Egypte had gewoond en daar vermoedelijk ook ge boren is. De andere spion, informateur of kondschapper voor de eene mogendheid of de andere, is een zeer waar dige, ongeveer vijftigjarige man, die beweert afkom stig te zijn uit Arabië. Hij doet zich voor als een zeer geloovig Muzelman, maar hij weet ongeveer niets van den Koran. Het is het minst aangename soort menschen, dat ik in de wereld heb leeren kennen. J. K. BREDERODE. door MARGARET PEDDLER. Feuilleton J 37. Hij strekte opnieuw zijn armen uit. Ze schudde echter met haar hoofd en ging nog meer naar ach teren. Ze keek hem thans onverschrokken aan. „Timothy is de man met wien ik ga trouwen", zei ze langzaam. Ze sprak volmaakt kalm en op zulk een besliste Wijze, dat er een eigenaardige, verwonderde uitdruk king in zijn oogen kwam, een blik, alsof er eerst thans langzaam iets tot hem begon door te dringen. „Je kunt het niet meenen", protesteerde hij niet temin. „Dat is een onmogelijkheid. Je wist dat ik je liefhad: dat moet je door alles heen begrepen heb ben. Vanaf dien dag toen we samen op het eiland .waren... En toen hield je ook van mij." Er lag een uitdagende blik in zijn oogen, alsof hij Laar tartte dat feit te ontkennen. Ze knikte. „Ja, toen hield ik ook van jou." „En daarom kun je me niet opgeven... kun je me niet terzijde zetten voor een anderen man." Langzaam kwam er een bittere uitdrukking in haar oogen. Verdriet maakt hard en men kan vaak het wreedst wezen tegenover iemand die men lief heeft. „Jij gaf me op", zei ze beschuldigend. „Je schreef me nooit." „Maar je weet waarom dat gebeurde", verdedigde hij zich. „Ik had het je van tevoren gezegd. Er kon niets tusschen ons bestaan, voordat ik in staat was een vrouw te onderhouden." „En... kun... je dat nu dan?" vroeg ze. Een vuurroode blos steeg hem naar de wangen. „Nee, nog niet. Ik heb echter verhooging van salaris gekregen,, en het zal heel gauw mogelijk zijn." „Doch... nu... niet?" bleef ze aandringen. „Nee." „Waarom ben je dan terug gekomen?" vroeg ze haastig. „Waarom verbrak je de belofte die je je zelf gedaan had?" Hij liet een harden lach hooren. „Omdat Nell in een brief vermeldde dat je bin nenkort ging trouwen. Daarom kwam ik terug." Ze staarde hem aan. „Je hebt je niet bijzonder gehaast", zei ze cynisch. „Ik ben al ruim een maand verloofd." Hij klemde zijn handen zoo stijf opeen dat de knokkels ver naar voren staken. „Oh, mijn God! Wil je me opzettelijk verkeerd be grijpen?" vroeg hij driftig. Ze schudde het hoofd. „Nee, ik doe juist mijn uiterste best je te begrij pen, maar het lukt me niet." „Ik kwam niet eerder terug, omdat ik er geen gelegenheid voor had. Mijn firma had me naar bui ten gestuurd om daar werk te verrichten. De laat ste weken heb ik in een hel van ellende geleefd." „En ik het heele laatste jaar", zei ze dof. „Je moest echter door alles heen begrepen hebben dat ik ééns terug zou komen!" „Waarom?. Wanneer je geen betrekking had ge kregen... indien je geen succes had gehad... was je dan teruggekeerd?" „Nee. Hoe had ik dat trouwens kunnen doen? Het was dan niet meer dan een staaltje van mijn plicht geweest weg te blijven." „En onder die omstandigheden had ik dus een anderen man mogen trouwen?" vroeg ze verwon derd. „Dan had je geen bezwaren gemaakt?" „Ik had er het recht niet toe .gehad", luidde het antwoord. „Dat heb je nu ook niet. Je liet me vrij". De bit terheid ert het verdriet van de lange, lange maanden van wachten... maanden waarin ze naar een enkel woord van hem gesnakt had... liet zich gelden en een stortvloed van woorden ontsnapte aan haar lippen. „Eerlijk... geen recht!" barstte ze los. „Je verwoest het heele leven van een vrouw, en dan ben je er nog trotsch op, omdat je haar zoo behoorlijk behandeld hebt. Weet je dan niet dat een vrouw, die liefheeft alles met haar man wil deelen: voorspoed en te genspoed? Ze wil er niet buiten gelaten worden, slechts om zijn ellendigen trots te bevredigen... en het is afschuwelijk te moeten merken dat ze alleen in zijn bestaan terug mag komen, wanneer hij het noodige geld in zijn zak heeft. En als hij niet vol doende kan verdienen, dan blijft hij weg... laat haar verlangen naar iets wat méér waard is dan alle schatten van de wereld. Blijft weg... en ze heeft niets om zich aan vast te kunnen houden. Ja, zóó heb je me behandeld. Je dacht enkel en alleen aan je eigen trots, Terry. En nu moeten we er beiden voor boeten... Nu en in de toekomst." Hij had haar onbeweeglijk aangehoord, en hij voelde, dat alles wat ze zei, waar was. Alles! Hij had zich volmaakt laten leiden door eerzucht en trots en hieraan het jonge meisje opgeofferd! Hij wist in die oogenblikken maar al te goed dat hij diep in zijn hart verwacht had haar altijd op hem te zullen vinden wachten. Hij had er op gere kend! En indien hij niet in het leven geslaagd .was. dan was hij kalm uit haar bestaan verdwenen, zon der iets te zeggen. Deze houding had hij als bijzon der eervol en ridderlijk beschouwd. Ridderlijk! In werkelijkheid had hij aan niets an ders dan zijn dierbaar „ik" gedacht, doch hij was toen wellicht nog te jong geweest om dat ten volle te begrijpen. Maar nu was het hem duidelijk! „Phil, ik ben een ellendeling geweest", kreunde hij. Hij leunde met zijn elleboog op den schoorsteen mantel en bedekte zijn oogen met de hand. „Een vérvloèkte ellendeling", herhaalde hij. Even later liet hij zijn hand zakken cn keek haar aan; er lag een blik van wanhopig verdriet in zijn oogen. Er ging een steek van pijn door haar hart een der gelijke uitdrukking in die vroolijke, blauwe oogen te moeten zien. Met een kreet van verdriet sloeg ze haar armen om hem heen en elk gevoel van bitterheid was verdwenen. Het eenige wat ze zich herinnerde was hoe lief ze hem had. „Kun je me vergiffenis schenken?" bracht hij uit. „Kan dat ooit gebeuren?" „Natuurlijk," verzekerde ze hem troostend. „Welk nut heeft het bitter te blijven? Oh, Terry, hoe zul len we het zonder elkaar kunnen stellen." Hij kuste haar op zijn oude, bijna heerschende ma nier. „Wij hoeven het niet zonder elkaar te stellen, kleine liefste. Het voornaamste is dat je me vergif fenis hebt geschonken. En den een of anderen dag trouwen we samen. We behooren elkander nu een maal toe." Ze schudde met haar hoofdje. „Dat is niet langer het geval. We kunnen... we kunnen nooit meer van elkander zijn, want Timo thy is er nu." Hij drukte haar vaster tegen zich aan. „Je moet je verloving dadelijk verbreken.** „Dat kan ik niet." „Dat meen je niet, Phil. Je kunt niet met hem trouwen, want je houdt hiet yan hem,'*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 17