VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLE S WAT S
Sinterklaas was een diplomaat.
VARIA
Kabouter=Avonturen. - Stan en Pol
de kinderen.
Oorspronkelijke St.Nicolaas-schets,
door SIROLF.
(Nadruk verboden
alle rechten voorbehouden).
VADER had, toen de Decem-
cembermaand naderde, zui
nig gekeken en gezegd.dat
ze „er weinig aan zouden doen".
Slechte tijden, salarisvermindering
crisis enzoovoort. Natuurlijk, voor
de jongste kinderen, Freek van
zes en Miep van vier, zou het
feest met de gebruikelijke luister
van persoonlijk bezoek van den
goeden Sint en eigenhandige over
reiking van geschenken vergezeld
van wijze vermaningen worden
gevierd. Maar voor de grooten,
Karei die al twee-en-twintig was
en op kantoor, en Loes, die al acht
tien was,zou worden volstaan met
een aardigheidje. Dure cadeaux
konden er dit jaar niet af. Geen
sprake van. Moeder had begrijpend
geknikt. Ze wist er alles van. Bij
de laatste salarisverlaging was
haar huishoudgeld ook weer een
stukje ingekrompen. Ja, ergens
moest het toch op bezuinigd wor
den. En je mocht al blij zijn, in
dezen tijd, als je man niet ont
slagen werd en je je heele huis
houden nog knapjes in de kleeren
kon houden.
En zoo naderde dan ras de vijf
de December. De kruierij van van
Nierstraten, die al jaren achtereen
tot volle tevredenheid een waardi
ge, nette en ordentelijke Sinter
klaas geleverd had, die niet naar
alcohol rook en met groote nauw
keurigheid aan de hand van het
hem verstrekte lijstje de geschen
ken en vermaningen uitdeelde,
zou ook deze keer weer zorgen,
dat er een beschaafde Sinterklaas
kwam. En zoo verhuisden in den
middag v. 5 December een aantal
zorgvuldig ingepakte en van na
men voorziene pakketjes, naar de
kruierij van van Nierstraten.
Toen Sinterklaas dien avond
luid en nadrukkelijk aanbelde, za
ten de kleintjes met verheerlijkte
gezichtjes bij den haard en zonden
via de mica-ruitjes, waarachter de
vlammen gezellig speelden, hart
grondige beloften van braafheid
naar den goeden Sint omhoog.
Moeder deed zelf open, en Karei
was onder overdreven betuigingen
van eerbied en onveranderlijke ver
knochtheid aan den goeden Sint,
Sinterklaas behulpzaam bij het
naar binnen dragen van een groo
te mand, bedekt met een doek,
waarin hij zijn goede gaven kwam
brengen. In de huiskamer vond,
als een plechtig ceremonieel, de
indrukwekkende begroeting tus-
schen den verheven Sint en de
heer des huizes plaats, waarna de
Sint Loes een hand gaf, om zich
vervolgensmet zalvende vriende
lijkheid en diepe ernst tot Freek
en Miep te wenden, met indruk
wekkende verklaringen omtrent 't
„groote boek", waarin alles opge-
teekend werd en verbij sterend-
nauwkeurige vragen omtrent hun
gedrag en kinderlijke tekortko
mingen. Met hoogroode kleuren
beantwoordden de kinderen pijn
lijk-nauwgezet de vragen, om dan
met uitbundige vreugde omdat het
benauwende examen achter den
rug was, de cadeautjes in ont
vangst te nemen, speelgoed, een
trein, een poppenkeukentje, wat
lekkernijen.
„En dan," vervolgde de goede
Sint, bijna woordelijk dezelfde tra-
ditioneele tekst van voorgaande
jaren en geslachten gebruikend,
„heb ik voor de anderen, de oude
ren ook nog een kleinigheidje mee
gebracht." Waarna de overhandi
ging plaats had van de geschen
ken, die vader en moeder, Karei
en Loes voor elkaar hadden be
stemd. Een tabakspijp van moe
der voor vader, een paar hand
schoenen van vader voor moeder
en zoo voort. En reeds meende va
der, dat Sint Nicolaas nu, na het
gebruikelijke kopje chocolade min
zaam in den familiekring te heb
ben genuttigd, dat het jaarlijksche
bezoek met eenige wijze woorden
en vermaningen zou worden be
sloten, toen de goede Sint opnieuw
in de mand dook en zei: „Hier heb
ik geloof ik nog een kleinigheidje
voor papa". Verwonderd maakte
vader het pakje open: het was
een kistje van 100 sigaren, van
vaders lievelingsmerk, dat hij ech
ter al lang wegens de duurte had
afgeschaft. Vragend keek hij moe
der aan: zou die toch klaar ge
speeld hebben, zoo'n flinke duit
van haar niet al te ruime huis
houdgeld af te knijpen? Maar
moeder trok de wenkbrauwen
hoog op. Ze was even verbaasd
als vader. Ze wist van niets
De Sint merkte natuurlijk niets,
deed alweer een greep in zijn on
uitputtelijke mand en zei: „Hier
heb ik iets, dat ik met de noodige
zorg moet overhandigen aan me
vrouw, in de hoop, dat zij dit aar
digheidje naar genoegen zal vin
den." Mevrouw keek even schalks
naar vader. Die had haar natuur
lijk toch nog eens extra willen
verrassen. Zie je wel!, dacht ze,
toen ze het openmaakte en de
twaalf prachtige zilveren lepeltjes
zag, die ze altijd al zoo graag had
willen hebben. En ze knikte blij
naar vader. Maar nu trok die niet-
begrijpend zijn wenkbrauwen op:
hij wist van niets! Vader probeer
de, zachtjes tusschen zijn tanden
fluisterepd met het oog op de
kleintjes, Sinterklaas te vragen,
van wie dit afkomstig was, doch
de Sint veinsde zware Oost-Indi-
Sche doofheid. Hij had nog een
pakje uit zijn mand gehaald en
zich tot Loes wendend, zei hij
streng: „Jongedame, voor jou heb
ik ook nog een heele, kleine, klei
nigheid meegebracht. Ja, ik weet
wel,' 'aldus vervolgde hij aartsva
derlijk, dat je het feitelijk niet
verdiend hebt. Ik heb vreemde
dingen gehoord van Piet, mijn
trouwe knecht, die mij alles om
trent je gedrag heeft verklapt. Zoo
heb ik vernomen", en hier liet Sin
terklaas zijn stem vol afgrijzen
dalen, ,dat jij, jongedame, van
nauwelijks achttien jaren, je
vermeten hebt te luisteren naar
het zoet gefluister van een zeker
jonkman wiens naam ik niet zal
noemen, en dat je vele tranen
hebt gelaten, omdat je goede va
der verderen omgang met dien
jonkman verbood, met het oog op
je jeugdigen leeftijd, al was je
brave moeder naar ik hoor
het er niet heelemaal mee eens.
Het past zulk een jong meisje niet
het oog op te slaan naar een
jonkman. Hm, hm, je goede vader
weet zelf veel te goed uit zijn
eigen jeugd, wat voor gevolgen die
lichtzinnige dingen kunnen heb
ben. Hm, hm, heb ik mij niet la
ten vertellen, dat je goede moe
der zelf nauwelijks achttien jaar
was, toen zij verstrikt raakte in
zijn netten? En ik, als oud en wijs
man, zou wel eens willen vragen:
heeft zij daar ooit spijt van ge
had? En hij heeft hem dat
nooit berouwd? Hm hm, Uw vader
had dus groot gelijk, met U te
verbieden. Niettemin, ik wil U
allen toonen, dat de goede Sint
lankmoedig is. Ik heb voor jou,
Loesje, een heel klein cadeautje
meegebracht. Maar ik wil het
slechts geven, als je brave vader
en je goede moeder het toestaan?
Ik zie aan hun gelaten, dat zij er
zich niet al te sterk tegen verzet
ten. U vindt het goed, meneer en
mevrouw? Welnu dan, geef den
ouden Sint je kleine hand, Loesje,
ja, je linkerhand, zoo." Sinterklaas
maakte snel een klein doosje open
en schoof iets aan de ringvinger
van Loesje ,die hevig kleurde. Ze
trok langzaam haar hand terug.,
en aan haar ringvinger blonk 'n
gouden ringetje, een glad gouden
bandje
„Zeg er eens, Sinterklaas, heb
je soms den kruier omgekocht en
ben je in de plaats van aldus
begon vader vrij oneerbiedig, hoe
wel niet onwelwillend. Maar moe
der beduidde hem stil te zijn, met
het oog op de kleintjes, die met
open monden luisterden. „Hm",
zei vader, zich gewonnen gevend,
,4k wou zeggen, Sinterklaas, hm.
we zijn allemaal erg blij, dat U
geweest is, en als U soms op Uw
verdere tocht door de stad een ze
ker jongmensch tegenkomt, waar
aan mijn ondeugende dochter
Loes kennis schijnt te hebben,
zegt U hem dan uit mijn naam,
dat ik hem een brutaal heerschap
vind, maar.... hem, laat 'm toch
maar straks hier even een kopje
chocola komen drinken. Dag Sin
terklaas, Loes zal U wel uitlaten,
meneer Sinterklaas, nietwaar
Loes?"
Loes antwoordde niets. Ze gaf
vader en moeder een zoen en
daarna scheen het nogal wat voe
ten in de aarde te hebben, voor
dat ze Sinterklaas goed en wel de
deur uitgeloodst had.
„Sinterklaas is zoo oud en slecht
ter been," zei moeder vergoelij
kend tegen de kleintjes, die zich
ongerust maakten over het lange
wegblijven van Loes.
En dat scheen wel waar te zijn.
Toen Loes binnen kwam, waren
haar haren wel een beetje verward
en ze had een hoogroode kleur.
Natuurlijk van de inspanning om
den ouden, strammen grijzen Sint
te ondersteunen bij zijn gang naar
de deur..
Ik kan me niet begrijpen, dat ik van bin
nen er óók zóó uitxiei....
EEN ARCHIPEL VAN
7000 EILANDEN.
De Filippijnen.
De Filippijnen,, die ten Noorden
van Celebes in de Stille Zuidzee
gelegen zijn, omvatten niet min
der dan 7000 eilanden, welke sa
men 300.000 vierkante kilometer
groot zijn. De meeste ervan zijn
onbewoond, doordat ze al te klein
zijn, of te weinig boven den zee
spiegel uitsteken. Slechts 500 der
7000 eilanden zijn wat grooter van
afmeting en van deze 500 zijn er
maar enkele werkelijk groot. De
allergrootste zijn Luzon en Min-
danao, die elk drie keer zoo groot
als België zijn.
Herhaaldelijk hebben de Filippij
nen al een naamsverandering on
dergaan. Toen de beroemde zee
vaarder Magelhaens in 1521 de
groep ontdekte, was het volgens
den katholieken kalender juist de
dag van den heiligen Lazarus. Der
halve noemde hij de eilanden „Ar-
chipelago de San Lazaro", hetgeen
in onze taal „Archipel van den
heiligen Lazarus" beteekent.
Zoo hebben ze echter maar heel
kort geheeten, daar de naam veel
te omslachtig scheen. Geruimen
tijd hebben ze trouwens twee na
men tegelijk gehad. De Spaansche
zeevaarders die bij hun reizen van
Zuid-Amerika naar Azië in Wes
telijke richting stevenden, noem
den ze ,Islas de Poniente" hetgeen
zeggen wil „Eilanden van het
Westen." De Portugeezen daaren
tegen kwamen van de Molukken
en zetten koers naar het Oosten
en daarom noemden zij ze „Islas
de Oriente", „Eilanden v an het
Oosten". Hun huidige naam Filip
pijnen hebben ze gekregen naar
koning Philips n van Spanje, die
er kloosters liet bouwen en de in
boorlingen tot het Christendom
bekeeren.
WALVISCH- EN BRUIN-
VISCHVLEESCH.
In de middeleeuwen waren er
tamelijk veel walvisschen in de
Golf van Gascogne, van een
soort die wetenschappelijk de
„balaena biscayensis" werd ge
doopt, en de Baskische visschers
deden goede zaken, want de be
volking in Frankrijk aldus de
geschiedschrijvers at walvisch-
vleesch.
We moeten echter goed het hoe
en waarom onderscheiden. De vas
ten was toen nog buitengewoon
streng enhet vleesch van den
walvisch, die in 't water leeft,
was immers geen vleesch te noe
men, mocht dus op de vasten
dagen gegeten worden en was om;
die reden, echter niet om deni
smaak, welkom. Het vleesch, dat
nu eenmaal geen vleesch waa,
werd gezouten, gelijk nu nog het
spek, of gedroogd, of tot worst
verwerkt. Maar geestdriftig schijnt
men er zich nooit over getoond te
hebben.
Dat hebben degenen, die getracht
hebben in Frankrijk opnieuw wal*
vischvleesch in te voeren, uit het
oog verloren. Als te Parijs dolfijn
nen, of nu en dan al eens bruin*
visschen op de markt worden ge*
bracht, worden ze meer nieuws*
gierig bekeken dan druk gekocht#
de onaangename en moeilijk weg
te krijgen geur van het vleesch is
daar, meer dan het vertrouwen te*
gen het onbekende, de oorzaag
van. Men heeft wel doen gelden,,
dat de Eskimo's en de bewonera
der Feroë-eilanden dat vleesch
wel lusten (de eersten eten belu*
ga-, de tweeden globiosvleesch),
de bevolking denkt of zegt: Wel]
bekome het hun en., gaat haar#
weegs.
Nu, dan zijn de Amerikanen be*
hendiger. Haaien, waarop de Chiw
neezen erg belust zijn en die, zegt
men, als tonijnen smaken, worden]
in blikjes met het etiket „Zee
wild" aan den man gebracht. De'
term „haaienvleesch" zou mis*
schien volstrekt niet inslaan.
De haaien zelf winden er zoovee$
doekjes niet om: die eten men*
sohenvleesch, zonder naar een eti*
ket te vragen.
HET HAAR VAN DE HINDOES,
Ter eere der Goden afgesneden.
De Hindoes leggen heel dikwijl#
de belofte af, hun haar ter eera
van een God te laten groeien; en
als het dan de feestdag van dien
God wordt, begeven zij zich naaij
den tempel en laten zich kaal
scheren, na zekere ceremoniën en
het offeren van een soms gelds.
In de nabijheid van den tempel
staan lichte gebouwtjes in bam
boe (men heet die pandels), waar
de kappers, die aan de pagode'
verbonden zijn, bestendig gereed
staan om het hoofd van de gods-
vruchtigen ,in orde te brengen".
Het afgesneden haar wordt
zorgvuldig opgeraapt en als de
oogst belangrijk is, wordt die aan
den meestbiedende verkocht. Dat
er daar nog al een stuiver van
kan verwacht worden, blijkt bijv.
uit een aankondiging van een blad
uit Madras, volgens dewelke er
een aanbesteding werd uitgeschre
ven voor het opkoopen van 7.205
kilogram haar van allerlei afme
tingen, voortkomende van de pa
gode van Simhachalam, in het
district Vizagapatam.
67. De chef kon echter niet verhinderen dat even
later een biefstuk lag in de soep van een deftige
dame en evenmin dat in de thee van drie meisjes
die naar de weegschaal waren geweest, zout, peper
en mosterd was gekomen. Stan en Pol wisten er
echter meer van.
68. De chef, een keurig net gekleed heer wist zich
geen raad, want hij kon niet zien wie die baldadig
heden uithaalde. Echter was de arme man nog niet
aan het einde van zijn lijdensweg.
69. Het sluitingsuur was aangebroken en ieder
haastte zich naar den uitgang. Ook de chef. Toen
hij echter in een smallen doorgang was gekomen,
waar veel menschen bij elkaar stonden, gingen de
beide deugnieten aan het werk. In een wip zat zijn
das scheef, zijn haar in de war, uit zijn zak hing
de punt van een groote witte zakdoek. Wat zag de
arme man er uit.