Zijpe en HazepeSder.
Over de Abessijnsche grens.
Verseniging bestrijding tuber
culose onder het Rundvee.
Alkmaar.
rijden roekeloos, onvoorzichtig en gevaarlijk. De
voorzichtigheid is hier niet voldoende betracht.
Men heeft a bout portant op elkaar ingereden. Zoo
heeft de chauffeur Fennis, die 17 c.M. met zijn
spatborden over de rechterweghelft reed, niets ge
daan, om den tegenligger te ontwijken.
Wat de zwaarte van het misdrijf betrof, aan
verdachte is wel de schuld van de aanrijding, maar
niet de dood van de inzittenden ten laste gelegd.
De Officier vermeende met een hooge geldboete te
kunnen volstaan en requireerde tegen verdachte
Fennis f200 boete of 60 dagen en verdachte Ver
schuur f 300 boete of 30 dagen en ontzegging rij
bevoegdheid voor den tijd van 1 jaar, voor beide
verdachten.
Mr. Volkers, opponeerende voor verdachte Fennis,
ken zich niet vereenigen met de voorstelling van
den Officier, die zijn meening niet door eenig be
wijsmateriaal heeft kunnen versterken; uit de ge
tuigenverklaringen is daaromtrent zoo goed als
niets naar voren gekomen. Wel is komen vast
te staan, dat de heer Fennis behoorlijk
rechts reed, uit de verklaring van den heer Biele
Voorts viel pleiter de teekening van den rijksveld
wachter aan en achtte deze niet juist en evenmin
het constateeren van de sporen. Mevr. Biele
heeft steeds duidelijk de wegpunaisses gezien,
waaruit mede blijkt, dat zelfs scherp rechts was
gereden. Grove schuld achtte pleiter in ieder geval
niet aanwezig en eindigde mr. Volkers zijn uitvoe
rige pleitrede met vrijsoraak te concludeeren. Wat
de straf betrof, zijn cliënt is niet in staat f 200
boete te betalen en zal het dus hier practisch op
hechtenis aan moeten komen. Ook merkte mr.
Volkers op, dat het intrekken van het rijbewijs
geliik staat met .broodeloosheid.
Mr. Judell, daarop het woord verkrijgende, liet
niet na een woord van deernis te doen hooren met
de slachtoffers, een levenslustige oude dame en een
nog in hoopvollen levensbloei verkeerend kind. Plei
ter achtte de schuld aan de zijde van den chauf
feur en zoo het diens schuld niet is, dan voorzeker
die van den garagehouder, die een defect rijtuig
in gebruik gaf en daardoor menschenlevens in de
waagschaal stelde.
Pleiter noemde de situatieteekening van Rijks
veldwachter Overhand nog niet zoo slecht. Voorts
vermeende pl. aan de hand van het rapport van
den deskundige v. d. Hulst en andere voor zijn
cliënt gunstige omstandigheden te kunnen conclu
deeren, dat zijn cliënt geen schuld trof, althans de
mate van schuld zoó gering is, dat zijn cliënt zal
moeten worden vrijgesproken.
De Officier zag met het oog op het vergevorderde
uur af van de voorgenomen repliek.
Enkhuizén.
EEN BRIEVENBUS-BRANDSTICHTER.
De 22-jarige los-werkman Klaas de Gr. stond
terecht ter zake dat hij op 8 October j.1. opzettelijk
brand heeft gesticht in de brievenbus gevestigd
aan het kantoor der Cacao- en Chocoladefabriek
„Westfrisia" te Enkhuizen. Hij had daarin een hoe
veelheid petroleum geworpen en vervolgens eenige
brandende lucifers, zoo hij beweerde uit een soort
baloorigheid. De verdachte bevond zich in voor
arrest. Door Dr. Engelman, psychiater te Heiloo,
was een rapport uitgebracht, dat door dr. Barnhorn
werd toegelicht. Verdachte is een psychopaat, die
niet volledig verantwoordelijk kan worden gesteld
voor zijn daden. De conclusie luidde dat het nood
zakelijk zou zijn verdachte ter beschikking te stel
len van de regeering.
De Officier requireerde in een uitvoerige uiteen
zetting 1 dag gev. met aftrek van 1 dag en ter
beschikkingstelling.
Mr. Dwars achtte zijn cliënt geen psychopaat en
refereerde zich.
Een druk bezochte jaarvergadering.
De begrooting sloot met een totaal aan
ontvangsten en uitgaven van 1714.45.
Er heelt weer een belangrijke uitbreiding
van de bestrijding plaats gevonden.
In café Central alhier had gistermiddag de 8e
Algeineene Vergadering plaats van de Véreeniging
tot Bestrijding van de tuberculose onder het rund
vee en van andere veeziekten in Noord Holland,
onder voorzitterschap van den heer P. Stapel Czn.
uit Hoogkarspel.
De opening.
De Voorzitter opende de druk bezochte bijeen
komst met een woord van welkom en verheugde
zich over de groote opkomst. Het was spr. bijzonder
aangenaam dat er hoe langer boe meer ambitie
komt voor do bestrijding van de tuberculose. Er zijn
niet minder dan 9000 mter aangiften dan verleden
jaar, welke belaas niet alle kunnen worden aan
genomen.
Ingekomen stukken.
Van de ingekomen stukken noemen wij de vol
gende:
Van den Veeartsenijkundigen Dienst een schrij
ven waarbij wordt bericht, dat tot nader order
geen nieuwe leden mogen worden aangenomen.
Van de Ned. Veehouderij Centrale in aansluiting
met bovengen, onderwerp, het bericht, dal de t.b.c.-
bestrijdings-org. per 1 Nov. 1935 geen grooter aan
tal leden mochlen tellen dan per 1 Nov. 1934.
Na de bespreking op 21 Oct. jl. bij de N.V.C., het
bericht dat tot 14 December nog gelegenheid wordt
gegeven tot erkenning van nieuwe organisaties en
leden.
Van dezelfde het bericht, dat het reservekalf tot na
de tuberculinatie en uiterlijk tot 1 Maart 1936 mag
worden aangehouden. Eventueel mag dit reserve-
dier worden gebruikt voor de toewijzing 1936.
Van de Ned. Zuivel Centrale een voordeeüger mo
gelijkheid van "t premiestelsel ten behoeve van de
consumptiemelkers, door binnen 8 dagen verkoop
van een reaetiedier met terugkoop van een reactie-
vrije, per 20 Maart, dat de uitbetalingen voor het
premiestelsel loopen via de melkcontrole-stations vol
gens de gegevens van onze organisatie, gefiatteerd
door den ïnsp. van den Veeartsenijkundien Dienst.
Van enkele vereenigingen belanghebbend bij den
verkoop van consumptiemelk, een klacht over het
verbod van den Keuringsdienst voor Waren voor het
voeren van reclameborden.
Vermeld zij dat. deze zaak ressorteert onder het
Dopt. van Sociale Zaken en berust op het gewijzigd
melkbesluit. Door bedoeld departement is voor deze
zaak.een studie-commissie benoemd.
Deze stukken woraen alle voor kennisgeving aan
genomen.
De rekening over 1934—1935 wordt goedgekeurd.
Begrooting 1935—1936.
De Voorzitter zeide, dat van don Nieuwen Bond
van Zuivel fabrieken een verzoek was binnengeko
men, een contributie te mogen betalen van f 10.
inplaats van f40—, zooals is vastgesteld. Spr. stelde
namens het bestuur voor, dit verzoek niet in te wil
ligen.
De vertegenwoordiger van den Nieuwen Bond
merkte naar aanleiding van dit verzoek op, dat in
verhouding tot den Coöperatieven Bond, de nieuwe
Bond te veel zou betalen en daarom werd gemeend,
dat dit verzoek gewettigd was.
De Voorzitter antwoordde, dat de nieuwe Bond met
f40.de minste contributie betaalde.
Na stemming werd het verzoek van den nieuwen
Bond met algemcene stemmen van de hand gewe
zen.
De begrooting werd door den Voorzitter daarna toe
gelicht.
De begrooting is opgezet op een totaal van 70.000
runderen, ofschoon de Rijkssubsidie is berekend op
65.000 runderen a 40 ets.
De ontvangsten en uitgaven sluiten met een totaal
van f71445.
Voor onderzoek bij de fokvereenigingen naar den
omvang van niet-bevruchten en besmettelijk verwer
pen, werd een bedrag uitgetrokken van 1500— en
voor het onderzoek ten opzichte van de streptococ-
cus f 300.
De afgevaardigde" van de Purmer, de heer Visser,
maakte bezwaar tegen de 20 ets. voor bijdrage van dc
leden-veehouders in de kosten van onderzoek van
70000 runderen. Spr. stelde dit voor, in verband met
den slechten toestand der veehouderij.
De f 14.000, daarvoor op de begrooting gebracht,
moesten maar op andere wijze worden gevonden. Het
bestuur zou daartoe bij de Regeering kunnen aan
kloppen en ook de salarissen der veeartsen zouden
kunnen worden verlaagd.
De Voorzitter antwoordde, dat een aankloppen bij
de Regeering geen succes zou hebben en dat aan de
salarissen der veeartsen niet mocht worden getornd.
Dit salaris is hier in Noord-Holland lager dan over
al elders.
De heer Visser merkte op, dat er dan nog een ka
pitaal was ook.
De Voorzitter stemde zulks toe, doch meende, dat
het kapitaal niet mocht worden aangesproken. Spr.
vond het bedrag van f 0.20 zoo miniem, dat toch wer
kelijk niet tc veel van de leden-vechouclers werd ge
vraagd.
De heer Visser was van oordeel, dat de veeartsen
een aardig salaris hadden en de boeren hadden het
niet.
De Voorzitter: Dat mag geen motief zijn, om de
salarissen der veeartsen te verlagen.
De begrooting werd daarna ongewijzigd aangeno
men.
Verslag der werkzaamheden 19341935.
De Secretarjs, dc heer E. Koster Dzn., bracht daar
na verslag uit van de werkzaamheden over 1934
1935, waaraan het volgende is ontleend:
In het ledental is in het afgeloopen jaar geen ver
andering gekomen en 7 organisaties waren aangeslo
ten. Verder waren als adviseerende leden aangeslo
ten: 1. De Provinciale Commissie tot bevordering van
de Rundveefokkerij in Noordholland en de 43 erken
de plaatselijke bestrijders-organisaties.
Er werd wederom samenwerking gezocht met de
organisaties voor de dierenartsen.
Wat de finantiën betreft, werd medegedeeld, dat
voor den dienst in het afgeloopen jaar was ontvangen
een bedrag van f66504.53, en uitgegeven een bedrag
van f62292.69; zoodat er een overschot is van f4211.84.
Wat betreft het tuberculose-onderzoek werd aan
gestipt, dat in totaal waren aangesloten 43 vereeni
gingen en 3285 veehouders, waarvan 10S6 vrije stal
len. Het totaal aantal reactie is met Amsterdam er
bij 23.6 procent.
Totaal werden onderzocht 65082 dieren; het aantal
afgeslachte dieren bedroeg 344.
Zooals uit het verslag blijkt, heeit er weer een be
langrijke uitbreiding van de bestrijding plaats gevon
den.
In vergelijk met het onderzoek van het vorige jaar,
zijn in het afgeloopen jaar in totaal 7192 dieren meer
onderzocht. Hiervan komen er 4371 dieren op reke
ning van de 6 nieuw aangesloten vereenigingen.
Wanneer deze 6 vereenigingen buiten beschouwing
worden gelaten, dan zijn er buiten Amsterdam in de
36 bestaande vereenigingen onderzocht 45041 dieren,
dat is 246 dieren minder dan het vorige jaar, on
danks de toeneming van 133 nieuwe veehouders.
De invloed van de teeltregeling bleek vrij belang
rijk te zijn.
In verband met de vrije stallen werd in het ver
slag gezegd, dat het totaal aantal bedroeg 1086, dat
is 33.1 procent van het totaal aantal stallen. Het aan
tal onderzochte dieren in vrije stallen bedroeg 14918,
of 22.9 procent van het totaal aantal dieren.
De vertegenwoordiger der Regecring, de heer
't Hooft, wenschte de vereeniging van harte geluk
met het bereikte resultaat, hetwelk was bereikt door
innige samenwerking tusschen bestuur, veehouders
en veeartsen. (Applaus.)
De Voorzitter dankte den Secretaris hartelijk voor
het uitgebreide jaarverslag, hetwelk daarna zonder
op- of aanmerkingen werd goedgekeurd.
Rondvraag.
De Secretaris deelde mede, dat de Crisis-Zuivelcen-
tralo een circulaire had rondgezonden, waarin werd
gemeld, dat het premiestelsel weder dit jaar op de
zelfde wijze zou werken als het vorige jaar. Spr. deel
de voorts een en ander mede over de verzekering.
De heer Wolmerstet meende, dat deze circulaire
weder, evenals het vorige jaar, groote verwarring
stichtte. Spr. vroeg, hoe het zat met het niet meer
toelaten van nieuwe leden. Als er nu bijvoorbeeld
15 leden bedanken, kunnen er dan 15 nieuwe toetre
den?
De Regeeringsvertegenwoordiger antwoordde hier
op ontkennend.
De secretaris deelde mede, dat de consumptiemel
kers kans loopen voor 90 ets. per dier, straks fl.—
of f 1.50 van de Regeerïng te zullen terug ontvangen.
Zij dus zijn er beter aan toe dan de gewone veehou
der.
De heer Visser vroeg, of het Bestuur moeite zou
willen doen bij de Veehouderij-Centrale gedaan te krij
gen, dat het reservekalf zou mogen worden aange
houden.
De Secretaris antwoordde, dat dit mogelijk was tot
1 Maart 1936; wil men het dan nog aanhouden, dan
zal het in mindering worden gebracht van 1936.
De heer Visser vroeg, of de industriemelk niet in
aanmerking zou kunnen komen voor het premiestel
sel?
De Voorzitter zeide, dat daarop wel geen kans zou
bestaan.
De heer Winkel wilde weten, of de t.b.c.-vrije be
drijven niet meer kalveren zouden kunnen worden
toegewezen.
De Voorzitter antwoordde, dat dit wel niet moge
lijk zou zijn.
Spr. wilde de vergadering niet sluiten voor den
Regeeringsvertegenwoordiger en ook de veeartsen te
hebben dank gezegd voor de prettige samenwerking.
Daarna sluiting.
Vergadering van Dijkgraaf. Heemraden on Hoofd
ingelanden, op Woensdag 11 December m>, m Hotel
„liet Wapen van de Zijpe" ie Schagerbrug.
Voorzitter de hoer C. Tiel, dijkgraaf; secretaris-pen
ningmeester de heer J. J. Bleek; opzichter dc heet 1
1 °\ll'c leden zijn aanwezig, 1 vacature-heemraad.
Na opening volgt vaststelling der notulen.
De Voorzitter doet diverse mededcclingen, o.a. dat
de weg aan de Oostzijde van de Grootcsloot, vanaf
Zijpersluis tot aan de spoorbrug te Keinsmerbrug, op
het aanvullend wegenplan is geplaatst.
Van de Noorderstoomtramweg Maatschappij is t ouu
ontvangen als terugbetaling van een renteloos voor
schot, voor de ten deelo opgeheven tram Sbhagen
Alkmaar.
Van de N.V. Zonneveld en Philippo is een schrijven
ingekomen, behelzende het verzoek om inplaats van
een brug over dc Wcst-egalcment te mogen maken
een dam met duiker. De betrokken eigenaren van
de achterliggende landerijen hebben geen bezwaar.
De Voorzitter vraagt het oordeel van de hoofdinge
landen.
De hecren Bruin cn Dignum achten het. gewenscht.
dat eerst het advies van het Dag. Bestuur wordt
medegedeeld, terwijl de Voorzitter zegt dat hij nog
maar aan het begin van deze zaak is en dan mede
deelt, dat de meerderheid van het Dag. Bestuur voor
stelt het verzoek in te willigen onder voorwaarde dat
de duiker moet voldoen aan do poldermaat.
De heer Bruin deelt mede, de minderheid in het
Dag. Bestuur te zijn. Vorig maal is geadviseerd er
een losse brug te maken in plaats van een duiker,
wat spr. veel beter oordeelt, opdat het achtergele
gen water alle gelegenheid zal hebben weg te vloeien.
De beer Swan zegt in deze zaak zelf belanghebbende
te zijn en spr. heeft tegen inwilliging van het ver
zoek goen enkel bezwaar. Het is daar een doodloop
stuk sloot, waar in geen jaren is gevaren.
De heer Bruin wil daarom volstaan met een vlak
ke brug, met los dek.
De heer Dignum wijst er op dat indertijd De Vries
gewezen heeft op de onvoldoende afwatering in dat
gedeelte van den polder. Misschien is een andere uit
weg mogelijk.
Nadat de heer Swan nog hoeft verklaard dat een
duiker water te over doorlaat, wordt met 12 tegen 8
stemmen besloten het verzoek in te willigen: tegen
stemden de heeren Doorn, De Boer en Bruin.
Slechts een groote vertooning?
Door den Voorzitter wordt dan medegedeeld, dat
het Departement van Sociale Zaken bericht, dat voor
het sloot- en baggerwerk in werkverschaffing uit te
voeren, door het Rijk een bijdrage zal worden ver
leend van 90 in de arbeidsloonen e.d., tot een be
drag van ten hoogste f16012.Spr. deelt mede dat
het Dag. Bestuur spoedig met het werk hoopt te be
ginnen.
De heer Doorn begrijpt niet dat nog niet met de
voorbereidende werkzaamheden is begonnen. I-Iet
lijkt spr. toe, dat het in dezen is een groote vertoo
ning met weinig resultaten. Vroeger, toen 25 a 50
subsidie werd verleend, werden in alle polders men-
schen in de gelegenheid gesteld gedeelten aan te ne
men op 't moment nu 90 van de kosten door het
HET FRANSCHE GRENSFORTJE EN ZIJN OPGE
WEKTE BEZETTING. OVER DE ABES
SIJNSCHE GRENS. EERSTE IN
DRUKKEN IN HET LAND
VAN DEN NEGUS.
(Van onzen rcizenden correspondent).
DIRéDAWA, 5 November.
HET is van de kust van de Golf van Aden, te
Djibouti, dat de smal-spoorweg opklimt naar
de bergen en de hoogvlakte van Abessinië.
Het punt van vertrek is een klein wit stationnetje,
dat den meesten tijd stil en als weggedroomd ligt
bij hoogopgaand geboomte, want slechts enkele ma
len per week vertrekt er een trein. Op andere da
gen heerscht er in en om het witte gebouwtje een
rust, die meer aan een klooster, dan aan een station
doet denken. En toch is dit witte gebouwtje het be
ginpunt van een spoorweg van zeven honderd vier
en tachtig kilometer lengte.
Op den morgen, dat ik tezamen met een Tsjechi-
schen journalist eindelijk Djibouti verliet, was in en
om het stationnetje alles levendigheid en gewoel.
Honderden inlandsche passagiers waren er en elk
dezer passagiers bracht meerdere vrienden of fami
lieleden mede, die op het laatste oogenblik nog af
scheid wilden nemen van de vertrekkenden. Boven
dien waren er vele honderden Fransche militairen,
meest Senegal-negers, daar met denzelfden trein,
waarmede we de reis zouden maken, ook een com
pagnie Senegal-tirailleurs vertrok naar de grens
van het Fransche gebied, ter handhaving der Fran
sche neutraliteit. Blanke Fransche officieren waren
er, zwarte en blanke onder-officieren bij deze com
pagnie en dan waren nog vele blanke en zwarte mi
litairen gekomen om van hun makkers afscheid te
nemen. Op het perron stonden zwarte trompetters
opgesteld, die den vertrekkenden bij het wegrijden
van den trein een schetterend afscheid toebliezcn.
De witte wagons der eerste en tweede klasse van
de smal spoorweg zijn goed ingericht en elke afdce-
ling heeft zelfs een ventilator, die den reizigers koel
te toewaait.
Reeds dadelijk buiten Djibouti begint de spoorweg
te klimmen in vele bochten. Het kleine locomotiefje
puft, hijgt, blaast, maar doet zijn werk. In den ceni-
gen wagon der eerste en tweede klasse waren we
slechts met ons drieën burgers: een jeugdige Griek,
die te Dirédawa, in Abessinië, woont, de Tsjechische
collega en ik en voor de rest bevonden er zich slechts
Fransche officieren en onder-officieren, waaronder
enkele zwarte. Een dezer zwarten had den bijnaam
van „sneeuwbal". Ik had weder gelegenheid het bui
tengewoon vroolijke humeur der Fransche militai
ren te bewonderen. Zij maakten lachend grappen
over het afgelegen fortje, in de bergen dicht aan de
Abessijnsche grens, dat nu voor maanden hun ver
blijfplaats zou zijn. Het gaf den indruk of deze men-
schcn op een pleziertocht waren.
Het landschap, waardoor we reden, was zeer dun
bevolkt Slechts nu en dan zagen we een dorp van
Somalinegers en soms was bij zoo'n dorpje zelfs
een klein wit stationnetje, „waarom"? viel niet zoo
gemakkelijk te begrijpen. Doordat we steeds stegen,
konden we nog heel laag in de verte het witte Dji
bouti zien aan de blauwe Golf van Aden.
Slechts weinige kilometers voor de Abessijnsche
grens zagen we op den top van een berg een fortje,
waarboven de Fransche driekleur wapperde. Aan
den voet van dezen berg lagen een wit stationnetje
en een armzalig negerdorp. Hier stegen de Fransche
troepen, die met onzen trein reisden, uit en hun
makkers, voor wie ze de aflossing vormden, waren
ter begrooting toegesneld. Deze mannen, die nu naar
Djibouti zouden terugkeeren, toonden zich hierover
niet eens zeer verheugd en ze vertelden den nieuw-
aangekomenen verhalen over het heerlijke verblijf
in het afgelegen fortje, over het goede water, het aan
gename klimaat en vooral over de jacht op wilde
zwijnen, gazellen en ander wild.
Aan dit grensstationnetje bleven we in den wa
gon der eerste en tweede klasse nog slechts met ons
drieën achter: de Griek, de Tsjech en ik. De Griek
kende niet alleen behalve zijn moedertaal ook nog
Fransch, maar bovendien Abessijnsch en de taal der
Somalinegers, zoodat hij voor ons onderhoud een
leerzaam reisgezelschap werd.
Ons treintje zou den tocht naar Addis-Abeba in
drie dagen maken en tweemaal 's nachts aan een
station overblijven, zoodat wij in een hotel zouden
kunnen slapen. Nu en dan, ongeveer eenmaal per
week, is er een trein, die nacht en dag doorrijdt en
de reis maakt in zes en dertig uur, maar met zulk
een trein hadden we niet willen reizen, daar we dan
minder gelegenheid zouden hebben gehad het land
te leeren kennen. Een restauratiewagen is er in deze
treinen niet, evenmin als slaapwagens. Nog voor
de Abessijnsche grens was de conducteur ons komen
vragen, of we 's middags wilden eten. Op ons be
vestigend antwoord had hij daarvan telegrafisch ken
nis gegeven aan een Abessijnsch station, waar de
trein ongeveer drie kwartier halt zou houden.
Steeds woester werd het bergland, waardoor we
reden. Wegen ontbraken geheel. Nu en dan zagen we
iets, dat op een weg geleek, doch dit was dan de
bedding van een thans droog liggende rivier. I-Iier
in eijk geval scheen het me al een bijzonder onge
schikt terrein voor een leger, zelfs met de modern
ste hulpmiddelen, om er te opereeren.
Kort voorbij de Abessijnsche grens had bij een
klein stationnetje het onderzoek der paspoorten
plaats. De ambtenaar, die dit onderzoek verrichtte,
was een neger en toch weder geen neger. Zijn ge
laatskleur was die van koffie met heel veel melk,
zijn gelaatstrekken waren volkomen regelmatig. Hij
was gekleed in een keurige khaki-uniform, doch
droeg in de plaats van schoenen, sandalen. Een zeer
modern revolver stak hem in den gordel. Deze amb
tenaar sprak vloeiend Fransch en toonde zich hoogst
beleefd en voorkomend.
Intusschcn waren we in een geheel ander klimaat
gekomen. Het was aanmerkelijk minder warm en
vooral minder vochtig dan te Djibouti, doch dit an
dere klimaat bezorgde ons een knagenden honger en
we waren ten zeerste verheugd, toen we bij aan
komst te Aiclia aan het station een restaurant za
gen met hagelwit gedekte tafels. Daar werd ons
voor weinig geld een zeer uitvoerigen, uitstekenden
maaltijd voorgezet. Abessijncn in smetteloos witte
kleederen, doch met bloote voeten bedienden ons ge
luidloos naar alle regelen der kunst.
Voorbij Aicha reden we over een hoogvlakte, die
aanvankelijk over vele tientallen kilometers volko
men een woestijnkarakter had met windhoozen, dio
hoog kolommen zand en stof doen opstuiven, en met
„mirages", luchtspiegelingen, die aan den horizont
niet bestaande groote, lokkende blauwe meren voor-
tooveren. Door deze zandwoestijn trokken langzaam
karavanen van statige kameelen. Later werd dezo
hoogvlakte vruchtbaarder. Er waren struiken, groen,
er graasden groote kudden geiten. Nu en dan kwa
men we weder langs een armzalig negerdorp, maar
bovendien zagen we duizenden termictenhoopen, de
woningen der gevreesde groote mieren. Sommige de
zer termietenhoopen waren meer dan twee meter hoog
Later kwamen we weder door begroeid bergland
met heerlijk frisch groen, dat meer aan Europa, dan
aan Afrika deed denken. Hier, op veel meer dan
(luizend meter hoogte groeiden geen palmen meer.
Zeer wildrijk is het land, doch uit den trein zagen
we niet meer dan enkele malen eenige wegvluch
tende gazellen en „dik-diks", een soort kleine rcc.
Ergens bij een dorp liepen struisvogels, maar dit
waren getemde.
Behalve in de woestijn hadden we onderweg fei
telijk niet den minsten last van de warmte.
Kort voor Dirédawa, waar we zouden overnachten,
word het land meer bewoond. Talrijker werden de
dorpjes en huizen, waarvan sommige min of meer
naar Europeesch-koloniaal model waren gebouwd cn
een zekeren welstand verrieden.
Tegen den avond liepen we het station Dirédawa
binnen en daar waren we verbaasd over dc hon*
derden, zwarten en blanken, die de aankomst van
den trein afwachtten. In het kleine stadje in de ber
gen van Abessinië is de aankomst van den trein
enkele malen per week voor dc bevolking telkens
weder zooiets als een feestelijke vertooning, waar
naar allen gaan kijken.
Te Dirédawa zijn meerdere hotels, maar de jongo
Griek, met wien we de reis vanaf Djibouti hadden
gemaakt, had ons aangeraden onzen intrek te nomen
in Hotel d'Eürope. De eigenaar van dit hotel stond
rnet eenige menschen van zijn personeel aan het
station en hij met zijn mannen namen dadelijk de
zorg voor onze bagage op zich, zoodat we naar niets
meer om te kijken hadden. De douane-controle nam
evenwel nog eenigen tijd in beslag, zoodat het vol
komen donker was, toen we ons op weg begaven
naar het hotel door het in volkomen duister gehulde
stadje. Weliswaar heeft Dirédawa een electrische
straatverlichting, doch deze mag thans in verband
met de mogelijkheid van aanvallen uit de lucht, niet
branden en de burgerbevolking moet vensters en
deuren zoodanig verhangen, dat geen lichtstraaltje
naar biyten dringt. Niemand denkt er natuurlijk'
aan zich tegen dergelijke voorschriften te verzetten.
Het gaat immers om het eigen hachje.
J. K. BREDERODE.