I VAN DIT EN VAN DAT f EN VAN ALLES WAT Het vergeelde portret Kabouter®Avonturen. Stan en Pol bij de kinderen. In het Rijk der Honden Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 28 December 1935. No. 9880. Een oorspronkelijke Oudejaars- vertelling van SIROLF. (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden) DIE heele kraak was voor Sjef fie een „koud kunstje". Hij had den heelen middag 't huis bespied en gezien, dat zijn vermoeden bevestigd werd. De fa milie ging voor den oudejaars avond blijkbaar bij familie eten, oni daarna den avond verder bui ten de woning door te brengen. Het personeel was ook weg. Het heele huis was dus donker en ver laten. En hij had den heelen avond den tijd, om op zijn gemak een keurig kraakkie te zetten. Uit pure baloorigheid was hij er feitelijk toe gekomen, weer eens een van zijn kunstjes uit te halen. Want noodig had hij het niet eens Nee, want hij was een idioot ge weest en had de laatste maanden gewerkt. Dood sjouwen was het geweest, maar enfin, hij had een goed dagloon gemaakt. Stommerd die hfj was. Ja, hij had „uit de kast" willen blijven, een fatsoen lijke vent willen zijn. Hoe kwam hij zoo gek. Het gaf immers toch niets? Hij kon toch veel beter een kraakkie zetten, en zoo voor een paar maanden „binnen" zijn, dan zich kapot te werken? Nou ja, de kans dattie gesnapt werdOok 'li zorg. Wat kwam het er per slot van rekening op aan? Marie was van 'm weggeloopen. Marie was zijn vrouw. Maar ze had gezegd, dat ze: liever d'r knoken kapot werkte, dan ook maar 'n cent van zijn gestolen geld aan te nemen. Nou ja, goed, weg is weg. Hij had zich wijs gemaakt, dat het hem geen lor kon schelen. Dat hij haar de laatste maanden niet eens ge mist had. Maar nu, zoo tegen het einde van het jaar, met die sfeer van Kerstmis en Oudejaar, waar aan je niet ontkomen kon, die je tegensloeg waar je ook ging in de stad, die je tegemoet kwam uit de winkeletalages met hun versierin gen van rood en dennegroen en kaarsenlichtjes en hulst met roode besjes, nu was de herinnering aan vroeger, aan beter, gelukkiger tij den, teruggekomen en had hem fel en wrang het gemis doen voelen. Wat bliksem, wat gaf het alle maal? Hij had er zich dwars te genin gezet, al zijn goeie voorne mens overboord gegooid, en die kraak in mekaar gezet. Stel je voor, Linke Sjef fie die naam had een maat hem gegeven, toen hij in de doos zat stel je voor, zoo'n handige jongen, die nou een reuzekans' zou laten voorbijgaan, zoo ver was 't toch zeker nog niet met hem? Het huis was nu al urenlang volkomen stil en in duisternis ge huld. Over den grasrand loopend, zonder ook maar het minste ge rucht te maken, sloop hij naar de keukendeur. Net als hij dacht. Met een doodgewoon loopertje ging het slot open. De knip zat van binnen niet eens op de deur. Snel ging hij naar binnen en deed de deur achter zich dicht. Wel eenige mi nutenlang bleef hij zoo doodstil in de donkere keuken staan. Doch geen enkel geluid, zelfs niet het flauwste geritsel verbrak de stilte. Behoedzaam drong hij verder het huis binnen, een gang door, een kamer in. Hij bofte wel. De over gordijnen waren niet eens dichtge trokken, zoodat er een flauw schijn sel van de maan naar binnen viel, voldoende om'hem in de ge legenheid te stellen zonder kunst licht zijn onderzoekingstocht voort te zetten. Er stond een antiek meu beitje, met laden. OpenZacht trok hij een lade naar zich toe. Raak! Achterin lagen eenige etuis Die sprongen zoo open. Bij het maanlicht zag hij de juweelen glinsteren. En daareen doos je, met geld., een paar briefjes, wat oude geldstukken Juist stak hij zijn hand uit, om de kostbaarheden, die daar zoo maar voor het grijpen lagen, in zijn zak te stoppen, toen hij, naar alle kanten omziend, elke zenuw trillend van spanning, een oogen- blik als versteend bleef staan. Er was geen onraad. Geen onheilspel lend gestommel, niets van dat al les Maar zijn spiedende oogen hadden iets ontdekt. Boven het antieke kastje, hing aan den wand een vergeeld portret. Het werd juist door het binnenvallende maanlicht beschenen. Een kinder portret was het, een klein meisje, met groote donkere oogen, die hem schenen aan te kijken, half verbaasd, half verwijtendHet waren namelijk zijn zenuwen, die hem de baas werden, doch hij meende te zien, hoe dat kinder portretje sprekende gelijkenis ver toonde met een ander, ook van 'n kindvan zijn kleine meid, het kind van hem en Marie, dat ver leden jaar gestorven was. Net zul ke donkere oogen, die zelfde ver baasde blikdie oogen, die had ze van d'r moeder, van Marie Nerveus deed hij een paar stap pen op zij. De oogen volgden hem Ze leken wel te bewegen. Geen oogenblik lieten ze hem meer los. Het koude zweet brak hem uit. In een boog liep hij om het kastje heen, maar hij kon zijn blikken niet losmaken van die kinderoogen die hem van het vergeelde por tretje schenen aan te staren, de oogen van zijn kleine meid, de oogen van Marie Plotseling was het hem, als zat de duivel hem op de hielen. Sid derend smeet hij de lade dicht en zonder om te kijken, vloog hij de kamer uit. In zijn haast om weg te komen, stoote hij zich hevig aan een bank die in de gang stond. Hij lette er niet op. Hij vloog de keuken in, deed de keu kendeur behoedzaam open, keek even, of buiten de kust veilig was, en verdween in den nacht. Het hart klopte hem in de keel. En hij verlangzaamde pas zijn schreden wat, toen hij weer in de drukte van de stad, met de ver lichte winkel vensters en de voort- haastende menschen was., daar., daar was het weer, die oogen.. de oogenvan MarieMaar nu was het geen portret dat hem aan keek, maar de echte, de levende oogen van zijn vrouw, van Marie, die op hem af kwam en zei: „Ik ik zoek je al den heelen avondik had gedacht, ik moest het maar weer met je probeeren, ik had gehoord, dat je den laat- sten tijd weer gewerkt heb, be hoorlijk gewerkt en toen dacht ik., maar je hebt toch niet meer gestolen, niet? Zeg, spreek dan op, zeg dan wat., jongen.." Heel zwaar kwam zijn adem, toen hij heesch zei: „Het is waar, wat ze van me zegge, Marie, ik heb niet meer gestolen, ik.ik vin het reuze van je, Marie, dat je ben teruggekomen.." Kort geleden is een economische commissie,die tegelijk de opdracht had een cultuurfilm te maken, de eerste uit het leven van de in boorlingen van Kamsjatka, van Moskou teruggekeerd. De inboorlingen, zoo wordt in 't rapport dèr commissie gezegd, noemen hun land het rijk der honden. Want de honden spelen inderdaad in deze eenzame wereld een belangrijke rol. Ze zijn daar 't eenige verkeersmiddel en wor den met voorliefde geteeld. Als er niets te eten is, wordt een hond geslacht. De honden trekken de sleden met een snelheid van tien K.M. per uur. Dagenlang trokken we door de oneindige eenzaam heid. In den winter zagen we geeh zon en slechts een roode schijn verlichtte den hemel. De toendra, deze onmetelijke vlakte, gelijkt op een zee. In een kleine nederzetting hielden onze sleden stil voor de woning van den belastinginspec teur Wol. Hij is Noor van geboorte eh leeft hier reeds meer dan twin tig jaar. In zijn fantasie-achtigen pels ziet hij er uit als een wiking. In zijn „Joronga", een typische in boorlingen-woning zijn stoelen noch tafels. Men eet op den met vellen bedekten vloer. Behalve Wol wonen in zijn armzalig huis een aantal vrouwen, die tot zijn fami lie behooren. In de hut is het zoo warm gestookt, dat de lieden daar bijna ongekleed rondloopen. Het vertrek is, tegen mijn ver wachting, erg zindelijk.Ik ontdekte zelfs tandenborstels en sponzen. Aan den muur hangen kousen uit het duurste bont vervaardigd. Een kostbare pels is overigens in deze omgeving een geheel gewoon ver bruiksvoorwerp. De belastingin specteur Wol is een rijk man. Hij bezit vele honden en goede wapens In de naaste nederzetting lijden bijna alle inboorlingen aan schurft -Wij voelden er weinig voor om op de vellen te gaan liggen, die met ongedierte waren bedekt. In me nige nederzetting spotten de hygi ënische toestanden met iedere be schrijving. Van den anderen kant wordt geconstateerd, dat men vaak onverwachts op sporen van Europeesche beschaving stuit. In Bij dii s-hik-snertweer -hik- móet je ■wel -hik- een. ver-hiWcoudheid oploopen -hik- een .jorongo" bijv. vonden wij een gramofoon, in een andere zelfs een piano, waarop overigens nie mand kon spelen en waarvan men niet wist, waar ze vandaan was gekomen. In een groote nederzet ting werd kort geleden een school opgericht, de eerste in deze om geving. Twee maal in de week ko men hier de jongste Kamsjatkalen uit de omgeving bijeen, leeren le zen en schrijven en luisteren naar politieke voordrachten. ALLERLEI VAN OVERAL. Het menschelijk hart pompt da gelijks 10.000 liter bloed door de aderen en deze krachtaanwending zou voldoende zijn om drie men schen in een lift 138 meter boven den Utrechtschen Dom te heffen. De grootste eters Yindt men on der de Eskimo's. Duitschland telt 63.500 gemeen ten en 1965 daarvan zijn steden. In het hartje vanalle zonnen heerscht een temperatuur van on geveer 50 millioen graden. De arbeidskracht van een ge zonden man staat gelijk met 1/10 van die van een paard. Volgens de jongste internationale statistiekheeft Brazilië met 6.724 het (absolute) grootste aantal van honderd-jarigen. Op de Vereenig- de Staten van Brazilië volgen de Vereenigde Staten van Amerika met 4.267, Bulgarije met 2.126, Columbia met 1.879, Italië met 256 en Duitschland met 86 honderd jarigen. Frankrijk neemt de laat ste plaats in met 43. Bulgarije heeft relatief de meeste honderd jarigen, hetgeen aan het sterke gebruik van karnemelk toegeschre ven wordt. Ook bloemen kan men laten pa tenteeren als het om geslaagde kruisingen gaat, door een bijzon der handigen kweeker verkregen, Sinds het jaar 1930 werden op nieuwe bloemen 124 intenationale patenten ingeschreven. Ook nieu we fruitsoorten zijn reeds gepaten teerd. In het Poolgebied kan honden geblaf somtijds op een afstand van 15 kilometer gehoord worden. De oorzaak hiervan zit in de bui tengewone koude en de droogte der lucht. In de laatste 35 jaar werden door de seismografische stations der wereld bijna 2400 groote aardbe vingen over de geheele aarde ver spreid, geregistreerd, waarbij nog 140.000 locale aardbevingen gere kend moeten worden. KRINGLOOP DES TUDS. In een kleine stad was het in vroeger jaren gewoonte, dat om. precies 12 uur 's middags op het station een signaal werd geblazen. De inwoners zetten dan hun klok ken en horloges gelijk en hadden op die manier altijd spoortijd. Een vreemdeling, die deze ge woonte voor den eersten keer waarnam, vroeg den signaalman op het station: „Wat heb ge om. u naar te richten, om altijd den juisten tijd te hebben?" „O, naar mijn horloge. Ik zet het altijd 's morgens gelijk bij den horlogemaker op de Markt, die heeft altijd den juisten tijd!" De vreemdeling ging den volgen den dag naar den horlogemaker op de Markt, waar hij even voor twaalven binnenkwam. Hij wou een kleinigheid koopen. „Wilt u a.u.b. een oogenblikje wachten, meneer?", verontschul digde de horlogemaker zich. Jk moet even mijn standaardklok met |hets ein van 12 uur van het sta tion gelijk zetten!" WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend: dat elke cocon van een zijderups ongeveer 800 meter zijden draad bevat? dat een enkel paar zijden kousen de zijde bevat van 333 rupsen? dat er 6.000.000 Kg. steenkool noodig zijn, om een groot stoom schip van Liverpool naar New- York te brengen? d a t de grootste bloem is de z.g. „Rafflesia", die op Sumatra voor komt en 3 meter middellijn heeft? dat rozenhout heelemaal niet van een rozenboom of rozenstruik af komstig is? dat dit hout van verschillende boomsoorten in Brazilië komt, en zoo genoemd is, omdat het eenigs- zins naar rozen ruikt, wanneer de boom pas gehakt is? dat volgens geleerden, elke vier kante mijl van de zee 120.000.000 visschen bevat? dat een walvisch 24.000 tanden heeft, die in 80 rijen van 300 stuks gezet zijn? dat een staaldraadfabriek te New Castle dezer dagen een staalkabel uit een stuk maakte, welke tien K.M. lang is? dat deze kabel 56.000 K.G. weegt? 76. „Zoo, zoo," zei Pol, moet je nu hier al die narigheid maken? Jan keek erg treurig, maar Pol zei lachend: „Kop op Jan,, wij zullen je er wel doorheen helpen. Zeg me je plaats maar m het lokaal, dan zal ik zorgen dat ik morgen in je bank ben. Maar denk erom, je kunt me niet zien hoor. 77. Karei en Jan liepen nog een eindje samen op. Ze konden niet gelooven, dat alles wat se meege maakt hadden, waar was. „Fijn jö," rei Karei tot e Jan, nu ga je misschien toch fijn over, en met een hartelijke klap op Jan's schouder nam zijn vriend afscheid. 78. Den volgenden morgen was Jan al vroeg wak ker. Plots herinnerde hij zich het gesprek met de kabouters van gisteren, zou het werkelijk waar zijn, had hij het heusch niet gedroomd. Nadat hij klaar was met kleeden, keek hij nog het een en ander tijö feüik&n ha*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 10