Zweefvlieger De kleine Sven. Helmen De Joop had het al zo dikwijls aan zijn vader gevraagd of hij nu eens mee de lucht in mocht en eindelijk had zijn vader, die piloot was, zyn toestemming gegeven. Heerlijk vond Joop het, die natuurlijk het vaste voorne men had, om net als zijn vader piloot te worden. Nu vloog zijn vader op een ver keersvliegtuig en dat was heel iets anders dan een zweefvliegtuig. Zijn vader had hier al enige malen mee gevlogen, doch Joop nog nooit en de kans was ook niet groot, dat dit de eerste tijd zou gebeuren. Maar je kunt soms niet weten, hoe je ineens een buitenkansje hebt. Op zekere dag kwam zijn vader thuis en zei: „Onze directeur heeft een zweefvlieg tuig gekocht en nu heeft hij mij gevraagd, het eens te proberen. Hij is het aan het le ren en denkt, dat ik met het sturen wel beter overweg kan dan hij. Natuurlijk heb ik dit met beide handen aangenomen. Joop, die met zijn vader mee ging, mocht het avontuur aanschouwen en nadat zijn vader een eindje alleen gevlogen had en weer naar beneden gezweefd was, klom de directeur bij hem in het toestel, om even eens een vlucht mee te maken. Joop, die hunkerend stond te kijken, zou toch, o zo t.raag ook eens meegegaan zijn en toen de directeur weer op de begane grond was ge land, was het of hij Joops gedachten lezen kon. Hij zei tenminste: „En Joop, wil jij niet eens met je vader mee?" Joop liet zich dat geen tweemaal vragen en al spoedig vloog hij boven de stad uit. Hij praatte honderd uit en zijn vader wees hem verschillende punten in de stad aan, die hij nauwelijks herkende. Buiten op de open vlakte gekomen, mocht Joop het stuur ook even vasthouden en hij voelde zich de koning te rijk, want er was niets aan, vond hij. Je hoefde alleen het stuur maar goed vast te houden. Doch dat was niet helemaal het geval, want toen er opeens een krachtige windvlaag kwam, had het niet veel gescheeld, of hij was het stuur kwijt geraakt en gelukkig dat zijn vader, die naast hem zat, het stuur kon grijpen en er geen verdere ongelukken ge beurden. Toen ze weer op de grond aangeland waren, zei Joop met schitterende ogen, dat zweefvliegen eigenlijk nog heerlijker was dan vliegen met een gewoon vliegtuig, om dat het leven, dat zo'n motor altijd maakt, je belet, elkaar te verstaan. Maar hij be greep ook, dat vliegen niet zo maar iets was, dat je dadelijk kende, en dat je er wel degelijk voor opgeleid moest worden. Sven was vier jaar oud en woonde in een mooi, licht huis met een grote tuin. Hier speelde kleine Sven graag en veel. Elk hoekje kende hij. In een bosje had hij een hutje gebouwd. Van buiten af kon niemand het zien, het was ook veel te klein'* voor grote mensen om er in te kruipen, maar Moeder kon het toch wel, die had hem een keer een bezoekje gebracht. Zij kon wel niet verder dan haar hoofd naar binnen' krijgen, maar tenslotte was dat toch de hoofdzaak. Zij kon nu alles be kijken en bewonderen en later, als ze sa men waren, vertelden zij elkaar van dit heerlijke geheimpje. Wat was het ook fijn om in een boom te klimmen die in de tuin stond. Als je bo ven in zat, kon je zelfs over de schutting heen kijken, naar alle mooie dingen daar huiten, die je niet zo precies kende. Want moeder vond het niet goed, dat Sven alleen de tuin uitging. Een paar keer was de ver leiding hem te sterk geworden en was hij wel eens een eindje buiten het hek gegaan, maar dan was hij altijd heel gauw terug komen hollen, zodat niemand het gemerkt had. Op een goede dag zat Sven als gewoonlijk in de hoge boom en peinsde wat hij 's mid dags wel zou doen. Moeder had hem ver teld, dat zij naar de stad moest boodschap pen doen. Hij hoopte nu maar, dat Titi, de goeige keukenmeid, hem in de tuin zou la ten spelen. Het was wel koud, maar andere dagen mocht hij ook buiten spelen. Dan Was hij van plan eens een kijkje te gaan nemen in die andere grote tuin, waarvan het hek altijd open stond. Dan moest hij eerst langs een kleine kapel. Als een hek altijd open staat, wil dat toch zeggen: kom •naar binnen» Het kon dus nooit stout zijn om daar binnen te gaan. Toen moeder weg was, liet Titi hem bui ten en Sven holde meteen de tuin in. Zij drukte hem nog op het hart om zoet te spelen, want zij had het vandaag druk in de keuken en kon niet goed op hem passen. Dat kwam Sven goed te pas, want nu kon hij ongestoord zijn plan uitvoeren. Hij deed het hek van de tuin open en klemde er een stukje hout tussen, dat het niet in het slot zou vallen. Toen ging hij dapper op weg langs de kapel, de heuvel een eindje op, tot aan het grote openstaande hek. Met wijd open verbaasde ogen keek hij rond, wat hij nu wel zou vinden. Ach, wat was het hier prachtig, veel, veel mooier dan hij zich nog had voorgesteld. Allemaal kleine tuintjes lagen er naast elkaar, soms ook waren het heuveltjes. In elk tuintje lagen of stonden grote, mooie stenen met kruisen en prach tige gouden letters, 's Zomers stonden hier ook bloemen, maar nu waren die allemaal verdord en de droge blaadjes bewogen zacht in de wind. Sven ging van het ene tuintje naar het andere. Plotseling bleef hij stil staan, wat lag er toch wel in dat ene kleine tuintje? Zo iets moois had hij nog nooit gezien. Witte en zwarte kralen waren tot een krans gevlochten en die glansden zo mooi in de zon. Zou iemand die krans daar vergeten hebben? Sven kwam nog een beetje dichterbij en ging op het heuveltje zitten, om de krans goed te bekijken. Hij kon er haast niet genoeg van krijgen, zo mooi was hij. Nu zag hij ook, dat in het midden van de krans een glazen medaillon was gevat en in dat medailloneen zil veren afbeelding van Onzen Lieven Heer! Kleine kinderen kijken niet alleen met hun ogen, ze moeten ook voelen met hun handjes en Sven wreef met zijn vingertjes over dat prachtige medaillon, maar hevig verschrikt trok hij zijn handjes terug: de kleine Heiland was ijskoud. Geen wonder ook, als Hij hier zo in de kou moest liggen. Voorzichtig nam Sven het lieve Jezuskindje met zijn prachtige kralenlijst op en droeg hem snel naar huis. Gelukkig was het hek niet dichtgeslagen en met vlugge schreden liep hij de tuin door naar boven naar de kinderkamer. Uit de kast, waar hij zijn speelgoed, poppenbedjes en andere dingen in bewaarde, nam hij een kussentje en een dekentje, waarvan hij een warm bedje maakte voor het Kindje Jezus. Met zijn handdoek dekte hij hem toe, zodat Hij het niet meer zo koud zou hebben. Zijn warme rode pantoffeltje legde hij er nog over heen. Ziezo, nu alles nog onder Sven zijn bed ge schoven en nu kon het Heilige Kindje rustig slapen. De volgende morgen, toen moeder haar jongen hielp bij het aankleden, babbelde hij als gewoonlijk honderduit. Hij wilde ook weten, of de Lieve Heer het wel eens koud had. Ja, dat kon moeder niet beantwoorden. „Maar nu hoefde Hij het niet meer koud te hebben", nu ik hem zo'n lekker bedje heb gemaakt", en nu liet hij moeder zien, wat een mooi bedje hij in de kartonnen doos had gemaakt. De tranen kwamen moeder in de ogen. Met Sven bewonderde zij het lie ve Kindje in zijn kralen lijst en heel voor zichtig begon zij hem te vertellen, dat het mooie tuintje niet een gewone tuin was, maar een graf op het kerkhof en dat de mensen het Kindje Jezus daar hadden neer gelegd voor versiering en als aandenken aan een dierbare dode. Sven begreep er eerst niets van. Zou hij dan Onzen Lieven Heer weer op het graf moeten gaan bren gen? „Maar moeder, dan krijgt Hij het weer zo koud, ziet U niet, dat het vandaag gesneeuwd heeft. Neen, moeder, dat kun nen we niet doen." Zijn hele zieltje trok samen uit medelij den en angst en hij begreep maar niet, dat de grote mensen zo wreed konden zijn. Vroeg in den morgen ging moeder met Sven door de vers gevallen sneeuw naar de grote tuin met het open hek. Het had moeite gekost Sven er van te overtuigen, dat hij toch het Jezuskindje terug moest brengen, maar tenslotte deed hij het en behoedzaam, als liefkozend, legde hij het lieve Kindje temidden van zijn kralen-ver- siering weer net zo op de grafheuvel als hij hem gevonden had. Ernstig en bedrukt bleef zijn gezichtje de hele verdere dag. Bij het avondgebed brak hij in tranen uit en snikte: „Moeder, nou zal het Kindje het te koud hebben". „Dat geloof ik niet", antwoordde Moeder. „God behoedt hem immers en als het weer voorjaar is zullen wij een mooie veldbouquet plukken en aan Den Lieven Heer brengen in zijn mooie tuintje. KRUISWOORDRAADSEL Wij geven deze keer een mooie pendu- leklok als kruiswoordraadsel. Er zijn woor den, die horizontaal en andere, -die verti kaal geschreven worden. Nu moeten de vakjes zo ingevuld worden, dat je allemaal de goede woorden krijgt. De betekenis van de verschillende woorden geven wij hier- bij. Horizontaal: 1. Iets op het brood 2. Arbeider 4. Ontkenning 6. Meisjesnaam 7. Warm kledingstuk 10. Lichaamsdeel 12. Gedeelten 14. Plaatsnaam in N.H. 15. Tijd. No. 1. IJzeren hoed uit 1300. No. 2. Tophelm uit 1400. No. 3. Kap van de Bourgondiërs (ongev. 14e eeuw). No. 4. Stormkap. uit verschillen» de tijdperken. Van de vroegste tijden af hebben de mensen getracht, zich zo te beschermen, dat zij bij het oorlog voeren en ook wel bij grote tournooien, zo goed als geen letsel kon den oplopen. Niet alleen door een harnas aan te trekken, doch ook door hun hoofd met een helm te bedekken. Hier op de tekening zijn verschil lende helmen, misschien zijn er wel modellen onder, die jullie je herinneren vanuit 't Vaderlandse Geschiedenis boek. Zo niet, dan volgen hieron der van welk tijdperk te zijn: No. 5. Duitse helm met vaste neusbescher- mer uit 1100. No. 6 Een enigszins ander model in 1200. No. 7. Versierde helm van een leider. No. 8. IJzeren helm van een aanvoerder. No. 9. Helm uit de middeleeuwen. Vertikaal: 2. Bevestiging 3. Meisjesnaam 6. Tovergodin 8. Man op paard 9. Elkeen 10. Waterrijk land 11. Jongensnaam 13. Niet straks Oplossing vind je elders in dit nummer. HOE MAKEN WIJ EEN PAPIEREN HUISJE? Het gemakkelijkst gaat het natuurlijk als wij een oude doos hebben. Daarvan knippen wij de zijkanten puntig naar bo ven, denk er om, mooi gelijk knippen, an ders staat je dak scheef. De voor- en ach terkant knippen we op een derde gedeelte van boven recht af, zodat het dak mooi schuin kan komen liggen. Het dak is heel eenvoudig te maken van een rechthoekig stuk karton, dat wij overlangs dubbel vou wen. De schoorsteen bestaat uit een paar en dan zou je zo'n vel mooi papier kun nen kopen. De deur en de ramen moeten met wit papier geplakt worden, terwijl het dak van effen rood of blauw papier ge maakt kan worden, waarop je dan de da ken met inkt kunt tekenen, of effen rood laten. Nu plakken we eerst het dak op het huis en daarna weer de schoorsteen op het dak. Het hek, dat de tuin afsluit rond het huis is heel gemakkelijk te maken. Je neemt een strook wit papier, en begint het heen en weer te vouwen, zoals de tekening bij Z. laat zien. Is je papier niet lang genoeg, dan moet je er een stuk aanplakken en zo vouwen, dat de naad juist in een vouw komt te zitten. Daarna maken wij de boom. Eerst nemen we wat repen papier, die de wortels moeten voorstellen en door de hele stam heenlopen. Deze ondereinden moeten zo worden gemaakt, dat de boom kan blij ven staan. Met een reep papier wikkelen we nu de stam om, zoals de tekening bij S. laat zien en plakken het uiteinde van boven goed vast. Van een vel papier, waarop wij een cirkel trekken en deze daarna uitknippen, maken wij tenslotte de kroon van de boom, door het ronde papier, als bij B. aangegeven, te vouwen. De kroon kleuren wij mooi groen en de stam bruin, terwijl het hekje wit kan blijven of ge kleurd kan worden, zoals je het zelf mooi vindt. Nu kinderen, maar vlug aan de gang en werk plezierig hoor. O ja, als je nu zelf al te groot bent voor een dergelijk huisje, maak er dan een voor je kleinere broer tjes en zusjes of voor een ander klein kind dat je wel zult kennen. De kinderen zijn met zo iets eigengemaakts dikwijls nog blijer dan met mooi speelgoed, dat zij krij gen. De wijze Mandarijn. Op zekere dag kwam er bij een wijze mandarijn, die eigenlijk rechter was, een arme blinde man. Deze werd begeleid door een koopman in olie. De koopman vertelde het volgende. Toen ik vanmorgen aan de rivier stond, kwam deze blinde man, met zijn gitaar op de rug en een lange staf in de hand, voorzichtig naar de oever en wist niet, hoe hij aan de overkant moest komen. Ik dacht niet lang na, omdat ik toch ook naar de andere kant moest en zei tegen hem: „Houdt gij zolang mijn geldbuidel vast, dan zal ik U wel naar de overkant dragen." „Hij klom op mijn rug, hield mijn geld buidel vast, het was het geld dat ik ont vangen had voor de verkoop van mijn olie, en rustig zette ik hem aan de andere oever weer af. Toen ik hem nu vroeg mij mijn geld terug te geven, beweerde hij, dat het geld het zijne was en maakte een hoop la waai en riep, dat men hem, arme blinde, van zijn geld wilde beroven. Tevergeefs trachtte ik hem te bewegen, mij het mijne terug te geven, doch het publiek trok par tij voor den blinden man en wilde mij te lijf gaan. Gelukkig dat er politie aankwam, die ons hierheen bracht, anders had het er lelijk voor mij uitgezien." De wijze mandarijn hoorde het verhaal onbewogen aan, terwijl beide mannen be zworen dat het geld van hem was en zei opeens: „We zullen het aan den watergeest vragen." Hij liet nu een grote tobbe met water brengen, hierin werden de muntstukken gegooid en met een stok behoorlijk omge roerd. Toen stond de mandarijn op, boog zich over de tobbe heen en keek naden kend in het water. „Het geld is van den oliehandelaar en de blinde muzikant krijgt twintig stokslagen", sprak hij kort. Allen schrokken. „Kijk hier", zei hij lachend, „op het wa ter drijft de olie. Toen de oliehandelaar het geld ontving, zat er natuurlijk een beetje olie aan zijn handen, waardoor dit ook aan het geld gekomen is, en olie drijft op het water!" De aanwezigen keken nu en zagen werkelijk oliekringen op het water drijven. Het volk prees nu luid de wijsheid van de mandarijn en prezen later ook den oliehandelaar, omdat door zijn voor spraak den blinde de stokslagen werden vrygescholden. Of deze gauw uit de voeten was. stukken karton, die wij eerst in de goede vorm knippen en daarna vast plakken, maar nog niet op het huis zetten. Voordat het dak er op geplakt wordt, snijden wij eerst de deur en de ramen in de voorkant voorzichtig uit en zorgen er voor, dat aan een lange kant het karton heel blijft, dan kunnen de ramen en deuren open en dicht gedaan worden, na verkiezing. Voordat wij nu verder gaan, plakken wij er eerst mooi papier op. Er bestaat steentjespapier, mis schien heb je je zakgeld nog niet versnoept OPLOSSING Kruiswoordraadsel. Horizontaal: Vertikaal: 1. boter 2. werkman 2. wel 3. nel 4. nee 6. fee 5. eef 8. ruiter 7. trui 9. ieder 10. been 10 beemd 12. streken Al. eduard 14. alkmaar 13. nu 15. uur IN HET CIRCUS Twee olifanten met een lange neus, Moesten wippen, ja, 't is heus. Toen heeft de clown een sprong genomen, Maar opeens hoorde men „krak!" Is tussen hen terecht gekomen. En de dikke plank, die brak. De clown vloog hoog in de lucht. Was dat eventjes een klucht!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 3