Geestelijk Leven
KIJKEn ,s KOOPEn t.j CLOECK
Balans=0pruiming
M. KLERCQ Zn.
De rampzalige
vijjtig procent
BEKENDMAKING
DE MOOISTE FOTO
Zaterdag 11 Januari 1936.
Postrekening
No. 23330
ari Jysie uaarg
SCHAGER^ COURANT.
79ste Jaargang. No. 9889
Int. Telef.
No. 20
Bit Wad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags. Bij inzending tot
's morgens 8 uur, worden Advertentiën nog zooveel mogelijk in het
eerstuitkomend nummer geplaatst.
Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen
20 PAGINA'S.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN»
TIëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno,
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
door Astor.
NAAR alle waarschijnlijkheid zullen vele lezers
van de „Geestelijke Levensevenals ik,
hebben geluisterd naar de buitengewoon
belangrijke radio-toespraken van den Haagschen
zenuwarts dr.-van Schelven. Indien dit het geval is,
dan durf ik met gerustheid beweren, dat zij daarvan
ten zeerste zullen hebben genoten en. dat hun men-
schenkennis er in hooge mate door is gestegen. Deze
man van studie en praktijk heeft ons een verras
senden kijk gegeven op de menschelijke psyche, op
zijn aard, zijn verborgen drijfveeren.
Hij heeft ons dingen verteld ook, die ons veel te
denken geven en die wij met eenige teleurstelling
misschien zelfs met eenigen weerzin aanvaarden,
maar waarvan wij tegelijk gevoelen dat we ze móé
ten aanvaarden, omdat wij weten dat de genoemde
medicus tot zijn uitspraak komt op grond van lang
durig, ernstig-wetenschappedijk onderzoek.
Honderden menschen heeft hij nauwkeurig geob
serveerd, bestudeerd en één der conclusies, waartoe
hij is gekomen luidt aldus: vijftig procent der men
schen komt in geestelijke ontwikkeling niet verder
dan tot die, welke een normaal kind op twaalfjari
gen leeftijd bereikt!
Dit is een ontstellende uitspraak.
Denkt eens even er over na: de helft der menschen
komt in kennis, inzicht, begrip niet boven den ge
middelden twaalfjarigen jongen (of meisje) uit.
Dit beteekent: de helft der menschen blijft kind.
Kind natuurlijk niet in den zin van een onschuldig
wezen, maar in den zin van een van het leven niets
hegrijpend, om de groote levensvragen zicb niet be
kommerend klein menschje.
Wij hebben niet de minste aanleiding om aan de
uitspraak van dr. van Schelven te twijfelen. Zij is
gefundeerd op door hem waargenomen feiten. De
wetenschap is hier nog vrij en een wetenschappelijk
onderzoeker mag hier in ons land, gelukkig, nog ob
jectief zijn. Hij staat niet onder de dwaze censuur,
zooals deze b.v. in het rampzalige nationaal-socia-
listische Duitschland bestaat, waar o.a. in Berlijn een
man als prof. Oncken ontslagen werd, van zijn ambt,
omdat hij aan zijn studenten eenige malen had ge
zegd dat de historicus, de geschiedvorscher vóór alles
objectief (d.L onbevooroordeeld, onpartijdig) be
hoorde te zijn.
Als dr. van Schelven dus zoo iets zegt, mogen wij
aannemen, dat hij daartoe gebracht wordt om geen
enkele andere reden, dan om de eerlijke resultaten
van zijn onderzoek mede te deelen en daardoor onze
kennis van den mensch te verrijken.
Vijftig procent!
En wij gaan rustig overdenken wat dit beteekent,
wij denken -over de consequenties, welke wij daaruit
moeten trekken, wij toetsen deze uitspraak aan onze
eigen ervaring?
Het eerste gevolg Is, dat ons een licht opgaat ten
opzichte van veel wat ons tot dusverre triester en
onbegrijpelijker toescheen en wat wij dikwijls aan
andere motieven toeschreven.
Het wordt ons b.v. klaar en duidelijk dat de groote
massa zich steeds weer laat bezwendelen en bedrie
gen, dat het door allerlei daverende leuzen zich laat
pakken. Zij is niet in staat om den zwendel en het
bedrog te doorzien, noch om de holheid en de mis
leiding der leuzen te onderkennen.
Zooals een twaalfjarige gemakkelijk kan worden
beet genomen en voor schijn-schoon in opwinding
gebracht, zooals deze geneigd is om te gelooven wat
hem wordt voorgespiegeld, zóó kan ook de 50 pro
cents-menigte zonder veel moeite in een door handi
ge leiders gewenschte richting worden gestuwd.
Hierdoor wordt het ons duidelijk, dat, om een con
creet voorbeeld te noemen, een tijdelijke razernij een
geheel volk kan aantasten. Wij zien dit tegenwoor
dig b.v. in Italië. Zeker, wij weten, dat er in talrijke
plaatsen ernstige tegenstand tegen de rooftocht in
Abessynië tot uiting is gekomen; tegenstand, die met
geweld is onderdrukt. Maar daartegenover hebben
wij, helaas, te erkennen dat tienduizenden blijmoe
dig offers brengen op „het altaar des vaderlands".
Waarom doen zij dit? Omdat zij niet doorzien, dat zij
misleid worden, omdat zij in hun naieviteit, hun
kinderlijkheid werkelijk gelooven dat die oorlog te
gen Abessynië gevoerd wordt voor een nobel doel.
Zij gelooven de fascistische leiders, gelooven wat hun
kraf^pn dag aan dag verkondigen. Zij missen het
vermógen om kritisch te denken.
Of letten wij op het zooeven reeds genoemde natio-
naal-socialistische Duitschland. Daar wordt om
van andere afschuwelijke verschijnselen te zwijgen
een half millioen menschen (de Joden) economisch
vermoord. Waarom? Omdat stelselmatig de bevolking
wordt opgehitst tegen hen. „De Joden zijn ons onge
luk", „Verboden toegang voor joden", „Wie bij joden
koopt, is een volksverrader" zijn opschriften, welke
worden opgehangen in vele groote en kleine plaat
sen in dat ongelukkige land, waar een individu als
Julius Stretcher 'door zijn blad „Der Stürmer" de
volksziel vergiftigd. Dit zou ons absoluut onverklaar
baar wezen, als wij niet dachten aan de rampzalige
cvijftig procent!
Het' is een benauwende gedachte.
Toch moeten wij den moed bezitten haar te aan
vaarden. Wij moeten de menschen leeren zien, niet
gelijk wij hen wenschen, maar zóó als zij inder
daad zijn!
En wij zullen dit temeer doen, wanneer onze eigen
ervaring de uitspraak van dr. van Schelven gaat
rechtvaardigen. Wat leert ons eigen ervaring?
Het is min of meer pijnlijk het te moeten zeggen,
pijnlijk, omdat wij het zoo gaarne anders zouden
willen hebben, maar eerlijkheidshalve moeten wij
het erkennen: als wij den mensch gadeslaan, als wij
hem nauwkeurig trachten te leeren kennen, dan valt
hij ons tegen. Dan staan wij dikwijls verbaasd over
zijn onbenulligheid, zijn onvermogen om zelfs schijn
baar eenvoudige vraagstukken te begrijpen. En dit
geldt niet alleen godsdienstige, wijsgeerige, maar ook
sociale vraagstukken. De meesten komen niet verder
dan tot het aanvaarden van wat hun wordt geleerd.
Zij kennen een geloofsbelijdenis misschien geheel
van huiten, maar hebben haar nooit diep doordacht,
zij kónden het niet en hun gansche leven door blij
ven zij daarbij. En hoe vaak gebeurt ""t ons niet, dat
wij eenvoudig verstomd staan over het gebrek aan
inzicht ten opzichte van maatschappelijke vragen!
Ik kan niet nalaten om hier mededeeling te doen
van een gesprek, dat ik eens had met iemand, die
naar het uiterlijk geoordeeld niet tot de domsten be
hoorde. Ik probeerde hem aan te toonen 't was
een man op gevorderden leeftijd dat alle uitgaven
voor het leger beschouwd moeten worden als niet
productief, derhalve als een schadepost voor de ge
meenschap, ik zeide o.a. dat als er eenige millioenen
werden besteed voor den bouw van pantserkruisers
of voor forten, dit een vérmorsing was van arbeids
kracht, waaraan de gemeenschap niets had, omdat
zulk een pantserkruiser of zulk een fort absoluut
overbodig was voor de volkswelvaart, want daar
door werd noch meer voedsel, noch meer woning
ruimte, noch iets anders van het vele wat de mensch
noodjg heeft aan die gemeenschap geschonken. En
het eenige antwoord, dat ik kreeg was; er wordt toch
aan verdiend, er zijn toch tallooze arbeiders, die er
hun bestaan in vinden als deze dingen gemaakt
worden.
Toen zeide ik: maar ziet ge dan niet in, dat die
arbeidskracht gebruikt wordt voor het maken van
dingen, die niet alleen overbodig, maar zelfs als zij
gebruikt worden schadelijk zijn, ziet gij niet in dat
gij en alle belastingbetalers met u die arbeiders be
talen om er niets waardevols voor in de plaats te
krijgen. En weer was 't antwoord: en ik zeg toch
maar, er wordt aan verdiend en velen leven ervan.
Daarna probeerde ik 't op een andere manier hem
duidelijk te maken en ik zeide: gij hebt een boeren
bedrijf en daarop hebt gij een werkman. Waarom
laat gij dien man werken? Om uw bedrijf rendabel
te maken, nietwaar? Gij laat hem greppelen, ploe
gen, eggen, wieden, spitten, enz., omdat gij weet dat
dit alles aan de opbrengst van uw landerijen ten
goede komt en gij betaalt hem daarvoor met een
gedeelte der opbrengst, omgezet in loon, in geld.
Hoe zoudt gij het nu vinden, als die werkman zijn
arbeidskracht gebruikte om b.v. hier of daar op het
land een volkomen overbodig hok timmerde, wat
gij nergens voor kunt gebruiken of een gat groef,
om het daarna weer dicht te gooien?
Wel, natuurlijk zou ik dat verkeerd vinden, her-
iraiin
A.s. Maandag 13 Januari
begint onze geweldige
Spoorstr. 8=10 Den Helder
iHfflira
nam hij, dat zou gekkenwerk zijn, daar zou ik niets
aan hebben.
En toen ik weer: maar begrijpt ge dan niet, dat
het geld voor economisch waardelooze dingen uitge
geven, ook nutteloos wordt vermorst en beter besteed
kan worden en is dit niet bet geval met de militaire
uitgaven? En dat al die arbeiders, die aan deze din
gen hun werkkracht geven parasiteeren op den pro
ductieven arbeid?
En waarachtig, ik kreeg weer te hooren: maar ze
verdienen er toch aan.
Toen gaf ik mijn pogen op tegen deze 50 procenter
en eindigde met een schamper: zij moesten van alle
Nederlanders maar soldaten en fortenbouwers ma
ken, dan had ieder een bestaan.
Dit is een voorbeeld uit velen. Duizenden hebben
geen notie, niet het minste benul van economische
vraagstukken. Ze leven in een. maatschappij, waar
van ze geen zier begrijpen.
Het eenige wat hen bezig houdt is: hoe kunnen
wij ons staande houden? Zelfs het groote feit, dat
voortbrengende arbeid de eerste voorwaarde is om
het leven mogelijk te maken, spreekt niet tot hen.
Eén ding weten zij echter goed, zooals ieder kind
dit reeds weet: in deze wereld kan je zonder geld
niets beginnen; derhalve moet je geld zien te krij
gen. Hoe? dat doet er niet toe. Nuttig werk of on
nuttig, of zelfs gevaarlijk werk, als 't maar betaald
wordt!
Voor den denkenden mensch ligt hierin een veroor
deeling van ons maatschappelijk stelsel; voor de 50-
procenters is het normaal, omdat zij de dwaasheid,
de onzedelijkheid er niet van kunnen, doorzien.
Het is geen prettige en opwekkende gedachte, dat wij
met die 50-procenters zitten opgescheept. Want ieder
gevoelt onmiddellijk welk een gevaar zij opleveren.
Zij zijn de menschen, die door sluwe en handige
demagogen voor allerlei doeleinden kunnen worden
gebruikt. Die 50-procenters hebben Hitier en Musso-
lini aan de macht gebracht. Zij kunnen opgezweept
worden door bedriegelijke leuzen, warm gemaakt,
tot opwinding, tot actie vervoerd door beloften, die
in werkelijkheid nooit worden vervuld. Zij zijn de
slachtoffers van dictatoren en van hen, die zich om
deze dictatoren scharen uit puur eigenbelang.
Want zooals 12-jarige kinderen gemakkelijk tot
geestdrift zijn te brengen, als er maar psychologisch-
handig tot hen wordt gesproken, als er maar gespe
culeerd wordt op hun sluimerend verlangen naar he
roïsme, naar dadendrang, naar activiteit, als er
maar een beroep wordt gedaan op de in hen aanwe
zige oeroude neiging tot bijgeloof, tot vereering van
een of ander idool, van een vlag, van een vader
land, van een met een aureool omgeven persoon,
zoo kunnen ook die 50-procenters gedreven worden
In Duitschland wordt koortsachtig gewerkt aan de
voorbereiding van de Olympische Spelen van dit
jaar. Hierboven ziet men een geheel nieuwen weg
aanleggen, die naar de winterspelen in Garmisch-
Partenkirchen leidt, welke binnenkort aanvangen.
Meer en meer komen bijzonderheden binnen over de ernstige overstroomingen, waardoor Frankrijk in de
afgeloopen week geteisterd is. Hiertuit blijkt wel, dat het voor sommige streken inderdaad een ramp
te noemen is. Hierboven ziet men bijv. de stad Rennes ni Bretagne, die volmaakt in een Venetië is
herschapen. Straten zijn er n.1. niet meer, want die zijn door het water in kanalen omgetooverd en
alleen over tallooze vlonders is het meest noodzakelijk verkeer nog zoo'n beetje gaande te houden.
Portret-Atelier JAC. DE BOER
Keizerstraat DEN HELDER
in de richting, waarin de demagogen of welk soort
van leiders ook hen willen stuwen.
Ook, wanneer die richting uitloopt op ondragelijke
tyrannie!
Het is dan ook volkomen begrijpelijk dat velen met
dit feit voor oogen wanhopen aan de toekomst, dat,
zooals een echte Westfriesch eens tegen mij zeide,
„het wel a.ltaid medderen zal blaiven, want de men-
sche binne nu ienmaal niet aars."
Ik geloof-evenwel dat wij, ondanks die 50-procen
ters, niet behoeven te wanhopen.
Waarom ik dit geloof?
Omdat ik steeds deze onloochenbare waarheid
voor oogen houd dat, al komt de helft der menschen
niet uit boven 't geestelijk niveau van den 12-jarige,
deze helft toch altijd twee eigenschappen vertoont:
le. de behoefte om in hare stoffelijke en primitief-
geestelijke behoeften te voorzien; 2e. de behoefte om
een ideaal te hebben, om iets te vereeren, om tot iets
groots op te zien.
Daarom zal het er op aankomen of die helft in
geestdrift kan worden gebracht voor een werkelijk
verheven doel.
En dit is m.i. aan te nemen. Zij zal het doel mis
schien niet kunnen doorgronden, niettemin zal zij
de beteckenis daarvan kunnen gevoelen, d.i. hij in
tuïtie bij ingeving als 't ware beseffen en dit zal haar
tot actie, ja zelfs tot opoffering van het leven kun
nen brengen.
Vreugdevol gaan Italiaansche v r ij w' i 11 i)g e rs
naarAbessynië in den waan hun leven te geven voor
een zaak, waarvan men hen het verhevene heeft ge
suggereerd.
Zouden wij dan niet mogen aannemen, dat voor een
werkelijk goed doel, yoor een hoogere cultuur, voor
een menschelijker samenleving de massa niet in
beweging zou kunnen worden gebracht?
Het is 12-jarige jongens eigen dat zij trotsch zijn
op overwinningen bij het spel, welk een vreugde
als zij een prijsje bemachtigen, welk een vereering
voor den voetbalheld! En hoe spannen zij zich in
als er een wedstrijd is.
En zouden dan de 50-procenters in dit opzicht niet
ook op die jongens gelijken?
Geef hun een ideaal en zij zullen er voor strijden.
Prikkel hun eerzucht en zij zullen zich inspannen.
Wanneer maar dit ideaal hun klaar en duidelijk
wordt geschilderd en zij dit ééne begrijpen, dat het
gaat niet om hen te spannen voor de zegekar van
de een of andere partij, of om de bevrediging der
machtsbegeerte van enkele heerschers, maar om hun
eigen belang.
Ik weet niet of de ontwikkeling in de toekomst
die ongelukkige 50 procent zal doen dalen tot 40, tot
30, misschien tot 20 procent. Maar aangenomen dat
die 50 procent zal blijven, dan hebben wij toch nooit
uit het oog te verliezen, dat deze helft dér mensch-
heid juist krachtens haar aard zich zal aanpassen
bij iedere verandering, welke zich in de structuur
der maatschappij gaat voltrekken.
Evenals zij thans onbewust kapitalistisch leeft,
zal zij in. de misschien reeds nabije toekomst onbe
wust communistisch of socialistisch of anarchistisch
of hoe dan ook leven, omdat zij zich eenvoudig aan
past aan de omstandigheden, omdat zij niet leeft,
maar wordt geleefd.
Dit te weten legt een zware verantwoordelijkheid
op de schouders van allen, die meenen wèl te le
ven, en die bewust willen bouwen aan een nieuwe
wereld.
Wee dengene, die de 50 procenters gebruikt niet
voor een hoog-menschelijk, maar voor een grof-zelf-
zuchtig doell
ASTOR