VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT Den dans ontsprongen. Een pdvischjes-teelt Kabouter=Avonturen. Stan en Pol bij de kinderen. Koe kouder, hoe liever Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 25 Januari 1936. No. 9899. MUNCHENER BIERWAGEN VAN SNEEUW. De decoratieschilder, Sailer, heeft aan het Sendlinger Torplatz te München bovenstaande origineele plastiek van sneeuw gewrocht. Het spreekt vanzelf, dat dit welgeslaagde werk enorm veel bekijks had. Oorspronkelijk verhaal van een smokkel-affaire, door SIROLF. [(Nadruk verboden Alle rechten voorbehouden). „Steward, breng mij eens een kopje zwarte koffie!" Wij, eerste-klasse passagiers van de „Mirani", die binnen enkele uren zoudjen debarkeeren in de ha ven van onze bestemming, wij ke ken allen verrast op. Want Mr. Hetherington, die dit had uitge roepen, tegen een passeerenden steward, was nu wel de laatste dien wij ervan zouden verdacht hebben, 's middags om vier uur een hevige trek in zwarte koffie te krijgen. De heele reis was Mr. Hetherington dien wij voor een groot zakenman hielden, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat bijna voortdurend in een min of meer benevelde stemming geweest, vanwege het werkelijk ontzagwek kende aantal sherries, whiskies, diverse apéritifs, cocktails en li keuren, die hij dag in dag uit tot zich nam. En dezen dag had hij niet zóó buitengewoon veel meer dan anders gedronken, dat hij zwarte koffie noodig had om bij te komen. Integendeel, als we goed nagingen, had hij vandaag weinig meer dan een enkele whisky-soda gedronken. En nu zwarte koffie.. Enfin, erg intiem waren we met hem niet geworden, zoodat we ons niet aan vragen waagden. Boven dien, zoo dadelijk kwam de douane aan boord, die op weg naar de haven reeds alle bagage en derge lijke zou dooroeken en inklaren, zoodat we bij het aan wal gaan, meteen zouden kunnen vertrek ken. Dat was niet alleen een be- beleefdheidsmaatregel jegens de passagiers, maar in feite slechts een methode, om de zaken gron diger te kunnen onderzoeken, in verband, met het feit, dat er veel kostbaarheden enz. gesmokkeld werden. Nu, deze keer zou de moeite van de douanebeambten wel vergeefs zijn, want de passa giers bestonden vrijwel uitsluitend uit toeristen en groote zakenmen- schen, zooals Mr. Hetherington en zoo meer. De steward had juist de zwarte koffie van dien Mr. Hetherington gebracht. Het viel ons op, dat hij geen suiker gebruikte. Zeker van wege de slankelijn. Uit een doosje met sucretten haalde hij een paar kristallen te voorschijn en deed die in zijn kop koffie. Langzaam roerde hij en nipte dan even voorzichtig eraan. Want de koffie was kokend heet. Op dat moment klonken er een paar fluitsignalen, we hoorden het dreinend stampen van een mo torboot met zware motor, een paar matrozen wierpen een touwladder uit en wierpen een lijn omlaag. De motorboot maakte vast, en even later klauterden eenige douane beambten aan boord. De pascon trole begon en verliep vrij snel, waarna mien met het douane-on derzoek begon. De gebruikelijke vragen werden gesteld, passagiers gingen naar hun hutten, om hun bagage en verdere eigendommen te toonen. Mr. Hetherington had alles koeltjes en onverschillig langs zich heen laten gaan. Doch toen hij aan de beurt van het dou ane-onderzoek was, viel het ons op, dat de douane-beambten ver gezeld waren van ambtenaren van de havenpolitie, terwijl de Purser in druk gesprek met hen was. Zij wendden zich tot Mr. Hetherington en op eenigszins gefluisterde toon ontspon zich een geanimeerd ge sprek. We konden eenige woorden opvangen als „Diamond Johnnie" en „gladde vogel", waarop Mr. He therington koeltjes antwoordde, en visitatie scheen voor te stellen. Het bleek, dat men, zonder voor kennis van Mr. Hetherington zijn heele hut en al zijn bagage had doorzocht en natuurlijk niets ver dachts had gevonden. En nu scheen men hem aan den lijve te willen onder zoeken, waar tegen hij eenigszins bezwaar maakte. Doch het slot van het liedje was toch, dat men in optocht naar de hut van Mr. Hetherington trok. Het onderzoek scheen nogal wat om het lijf te hebben. Het duurde minstens een half uur. Zijn koffie was intusschen steenkoud gewor den. De steward kwam langs en wilde de koffie wegnemen, om straks als meneer Hetherington terugkwam, hem versche, heete koffie te brengen. Maar och, zei ik, ik zou die kop nog maar even laten staan, je weet niet, of Mr. Hetherington niet van koude kof fie houdt, het is zoo'n rare klant! De steward haalde even zijn schouders op, doch ging dan heen. Alleen zette hij de kop koffie een beetje „uit dien loop", in een hoek je van het promenadedek. Na een minuut of wat kwam Mr. Hetherington weer terug. Hij was tot nu toe weinig spraakzaam ge weest, doch nu kon hij zich toch niet weerhouden te zeggen: Die lui zijn gewoonweg stapelgek. Tot op mijn naakte body heb ik me moe ten uitkleeden. Ze hebben met hamertjes mijn tanden en kiezen beklopt, om te zien of er geen holle bij waren, waarin ik dia manten of weet ik wat zou smok kelen. Stapelgek, dat zijn ze. Maar ik zal me beklagen, daar kunnen ze van opaan. Maar waar is mijn koffie gebleven? Ik zag, dat Mr. Hetherington plotseling spierwit werd. O, zei ik, terwijl ik met mijn hoofd in de richting van het ta feltje knikte, waar de steward zijn koffie had weggezet. Die staat daar Ze is steenkoud. De steward wilde ze weggooien en versche, heet kof fie brengen En?!, riep Mr. Hetherington met vertrokken gelaat, Heeft hij dat gedaan?! Nee, zei ik lachend, Ik zei, dat hij maar even wachten moest, om dat het best kon zijn, dat U juist graag koude koffie lustte. Ja juist, precies geraden!, zei Mr. Hetherington, met een ner veus lachje, terwijl hil zelf naar het tafeltje in den hoek liep, om zijn koude koffie te halen. Hij kwam terug, ging weer in zijn dekstoel zitten, en zei: Ik ben dol op koude koffie, haha! Ik wist niet, wat ik van dit zonderlinge gedrag denken moest. Doch we zoudien dadelijk aan wal gaan en ik stond op, om mij voor vertrek in mijn hut gereed te maken. „Dank U nog wel, dat U mijn koffie voor me gered heeft?" zei Mr. Hetherington met een raad selachtiig glimlachje, en sipte ver der met een gezicht, als dronk hij de fijnste cocktail, van zijn koude, zwarte koffie. Het laatste wat ik van Mr. He therington zag, was bij den uit gang van de pier, die bij wijze van spreken in het hartje van de mil- lioenenstad lag. Het verkeer don derde voorbij, taxi's snorden af en aan en verdwenen in den duize- lingwekkenden maalstroom van het wereldstadleven. Vlak voor mijn taxi stond er een, die even later bleek voor Mr. Hetherington te ziin. Zijn bagage was ingeladen. En hij zelf stond op het punt om in te stappen en weg te rijden, toen hij mij in de drukte ontdek te. Hij kwam even naar me toe, stak zijn hand in zijn zijzak, haalde er iets uit te voorschijn, dat hij me één onderdeel van een seconde op zijn handpalm liet zien en zei: Dat zat er in die kop zwar te koffie, die U zoo trouw voor me bewaakt heeft, dank U nog wel hoor! Het volgend oogenblik was hij in de taxi gestapt, die snel wegreed. Wat hij me had laten zien, in de palm van zijn hand, was een do zijn kostbare diamanten geweest, die zeker met elkaar een vermogen vertegenwoordigden Zonder het te willen, was ik medeplichtig geweest aan de smok kelarij ja, misschien wel he ling van een van de grootste partijen diamant der laatste ja ren 't Is een curieuze gedachte, dat een aardig bestaan kan worden gevonden in oogenschijnlijk zoo onbeduidende dingen als goud- vischjes, en toch is het een feit. Er is voortdurend vraag naar deze aardige wezentjes, èn voor gebruik èn voor sieraad. Zij vormen een aantrekkelijk aas voor grooter visch en worden om die reden ge zocht en gekocht door hengelaars overal waar zulk een aas noodig is. En ook worden ze aangekocht doortal van aquariums, particu liere en openbare. Er zijn goed- koope en dure goudvisschen, som mige zeer gewoon en andere heel zeldzaam. De vraag overtreft soms den voorraad, en wie op weten schappelijke wijze zich met de goudvischteelt ophoudt, is vrijwel zeker van er een mooie winst mee te zullen behalen. Zulk een goudvischteelt bestaat o.a. te Waldron in Indiana, een der grootste, zoo niet de grootste der gansche wereld, en zij heeft een historie, wel de moeite waard er kennis van te nemen. Ze wordt laar „Gol'd-Fish-Farm" geheeten. Waarom zulke inrichtingen „farm" (boerderij) worden genoemd, is niet al te best te begrijpen, maar ten opzichte van de „farm" van Waldron is eenige grond aanwezig voor het gebruik van het woord, want het nu mooie eigendom, in symmetrische vlakken water ver deeld, is eenmaal inderdaad een boerderij geweest. De eigenaar er van echter maakte geen zaken, en zoodoende namen de goud- vischjes waarnaar de land bouwer in overdrachtelijken zin tevergeefs had gehengeld de plaats der knollen en aardappelen in. Dit geschiedde echter jaren ge leden en men zegt, dat de geluk kige bezitter der goudvischjes- „boerderij" thans een jaarlijksche winst gemaakt van ongeveer 25.000 gulden. De kleine vischvij- vers zijn letterlijk gevuld met meer dan 150.000 goudvischjes, voor elk waarvan dat behoeft wel niet gezegd wordt gewaakt met teedere bezorgdheid, van den dag van zijn geboorte tot het oogenblik der verscheping. Eerst worden zij in een bijzondere broed vijver gebracht; na eenigen tijd wordt vervolgens de vijver leeggemalen en wordt al d* visch gevangen en naar grootte van elkaar gescheiden, om alsdan in verschillende vijvers te worden geplaatst. Naar gelang zij groeien doorzwemmen zijn nog een reeks van vijvers, totdat ze drie of vier maanden oud zijn en om streeks twee centimeter lang. Dan komen ze in den grootsten vijver van alle, waar zij mogen winnen in lengte en kleur tot het moment van hun geschiktheid om ter markt te worden gebracht. Gedurende hun leven van drie of meer jaren op de „boerderij" moet de goudvisch letterlijk strij den voor zijn leven, niet slechts tegen de roofzuchtige vogels, maar ook tegen hun eigen geslacht. Dui zenden gaan elk jaar verloren door de kannibalistische gewoon ten van hun broeders en zusters, en snippen en andere vischlieven- de vogels vliegen onophoudelijk boven de vijvers, wachtend op *n gelegenheid, om een smakelijk ge recht machtig te worden. Ook ratten loeren aan de kanten va» de vijver op een te bemachtigen prooi, en voor dezen worden vaL len gezet. Millioenen eieren worden bo vendien gegeten door schildpad den en andere visch, en de kleine vischjes worden dikwijls doodelijk gestoken door kevers en water wespen. De vogels echter zijn de voornaamste dieven. Op hen wordt dus scherp gelet. Wie solli citeert naar een baantje op de „boerderij" wordt niet gevraagd of hij een schoffel kan hanteeren, maar of hij met een geweer kan omgaan; ieder aan de „boerderij" verbonden man is een bedreven schutter. Onophoudelijk zeggen knallen, dat de en of andere aan val van roovers is afgeslagen. Er zijn niet minder dan 45 broed- vijvers, bedekkende een terrein van ongeveer 25 morgen gronds, op de helling van een zacht glooi- enden heuvel. De grond is in ter rassen verdeeld. Op elk daarvan zijn zekere vijvers gelegen en met elkander verbonden door smalle kanalen. Tegen het weder worden ze beschermd door dij ken en boomen, en waterlelies zijn langs den zoom geplant, waaron der de visch kan liggen, wanneer de zon te sterk schijnt. De visch wordt in hoofdzaak gevoed met broodkruimels. Oud brood wordt bij ontzaglijke hoeveelheden door den eigenaar opgekocht en geroos terd en tot kruimels verpletterd. Wanneer de tijd voor voeding is aangebroken, wordt dat broodgruis in manden naar de vijvers ge bracht en in het water geworpen. Even góed als de beesten in een dierentuin weten de goudvisschen wanneer men haar eten zal brengen. De nadering van de man nen met de manden is het sein van een algemeene hevige bewe- weging van het water, waarin tal- looze visschen het ongeduld too nen van een nooit verzadigden honger. De eigenaar verkrijgt zijn speci mina uit alle oorden der wereld, en verscheept zijn waar eveneens naar alle richtingen. Zijn eerste specimina kwamen van China en Japan, waar de goudvisch sedert vele eeuwen bekend is, en van waar ze naar het Westen is over gebracht. De menschen hebben altijd veel gehouden van die mooie goudkleurige vischjes met hun groote oogen, en sommige zijn zóó zeldzaam, dat veertig of vijftig pond (480 a 500 gulden) per stuk er voor betaald wordt. Zij tieren overal en kunnen alle soor ten van weer doorstaan. Toch be hoeven zij volop zonlicht, om den rijken gouden tint van hun schub ben te verkrijgen. Hebben ze ech ter te veel zon, dan worden ze donker en vermindert hun waarde Wanneer de vischjes geschikt zijn voor de markt, dan worden ze in netten uit de vijvers opgehaald en naar een sorteerhuis gebracht, waar ze worden geplaatst in ge ventileerde tinnen bussen, ter ver voer per trein naar de verschil lende plaatsen van bestemming in eigen land en daarbuiten. WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend: dat 100 kippen per Jaar 125 pond kalk aan eierschalen produceeren? dat een pianist gemiddeld 3500 teekens per minuut leest en 2000 vingerbewegingen maakt? 88. Pol zei hem, dat hij hem maar zoolang in zijn lessenaar moest stoppen. Nu kwam het opstel ma ken aan de beurt. Dat kon Jan goed en hij zei het tegen Pol. Deze maakte zich in Jan's lessenaar weer zichtbaar, nestelde zich tegen de boeken aan, en ging een tukje doen. 89. Toen het werk af was, mochten de jongens een kwartiertje in den tuin spelen. Jan vroeg of Pol mee ging, maar daar hij geen antwoord kreeg, ging hij samen met Karei den tuin in. Deee was erg nieuwsgierig hoe alles gegaan was en Jan ver telde zijn vriendje alles. 90. Nu kwam er nog een moeilijl ïurtje Het taal werk. Jan wist er niet zooveel van, want hij was drie maanden ziek geweest. Door het rumoer dat de binnenkomende jongens maakten, werd Pol wakker uit zijn slaap. Daar hoorde hil Jan's stem. „Kom Je Pol, het werk ligt al voor me,"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 16