Uit de historie van Wieringe:waard
De „Voorzichtige Revolutie"»
Verbrokkelend China
De omwenteling van 1795
in de Wieringerwaard.
Het voorspel en
de uitbarsting -
Dank zij het verstandige inzicht van hen, In wier
handen het bestuur van polders en waterschappen
was gelegd, en de aandrang vari hoogerhand heeft
men nu welhaast overal alle oude boeken en beschei
den geïnventariseerd. Alles wat tot voor enkele jaren
aan kostbaar materiaal in oude kasten en op stof
fige zolders stond opgepakt, is netjes uitgezocht, ge
nummerd en zoo noodig gebundeld en ingebonden.
Van de laatste archieven die zoo bewerkt zijn noem
ik die van de Wieringerwaard (1926)) en de Zijpe
(1929). Men heeft daar, als men zich ervoor interes
seert, te kust en te keur.
Schrijver dezes is reeds eenigen tijd bezig thuis te
raken in het wel en wee der Wieringerwaard. Zon
der zich nu reeds een oordeel aan te matigen als Mr.
Dr. J. Belonje te Alkmaar, op dit gebied, meent on-
dergeteekende toch al wel met het volgende voor
den dag te kunnen komen. Het is opzettelijk eenvou
dig gehouden en om den gemiddelden lezer niet
te vermoeien van bronnenverwijzingen en littera
tuuropgaven ontdaan.
Archiefstudie is zeer nuttig. Alles groeit en heeft
zijn ontwikkelingsgang. Het heden schenkt ons
slechts de uiterlijken aanblik van het „zijn". Om
trent het wezen en het karakter ervan hebben we
echter te weten hoe het „geworden" is. Slechts uit
het verband met het verleden kan het tegenwoordige
begrepen worden.
Daarom moet dit artikel over de omwenteling van
1795 ook beginnen met een korte schets van het voor
spel.
De oude toestand tot 1795.
In het algemeen moeten wij ons bij het woord re
volutie altijd vooral van twee begrippen goed reken
schap geven.
1. Wanneer evolutie een oogenblik mag worden
voorgesteld als een geleidelijk omhoog loopende lijn,
dan duidt revolutie er op dat die lijn eenigen tijd
in haar gewone voortgang is gestuit, totdat de span
ning te groot wordt en de lijn der evolutie met een
sprong over de in den weg gestelde belemmering
heenvliegt.
2. Een revolutie komt niet zoomaar ineens op. Zij
is de uitbarsting van een gezwel, een ziekteverschijn
sel, dat langzaam aan is gegroeid.
Ook ten aanzien van de Fransche revolutie gelden
deze twee opmerkingen. Zoowel voor geheel ons
land in het algemeen, als voor de Wieringerwaard in
het algemeen.
Ik zal U nu in het kort aantoonen dat er inder
daad iets haperde en dat dit proces, nadat de kiem
ervoor was gelegd, langzaam zijn uitbarsting tege
moet is gegroeid.
De Fransche revolutie was een omwenteling op
velerlei gebied. Wij willen heden slechts de Staat
kundige revolutie in het oog houden, al vergete men
vooral niet dat hieraan een omwenteling in den
geest der menschen is vooraf gegaan. Ook dat zal
uit het volgende blijken.
Staatkundige revolutie! Er was dus iets niet in
orde met het bestuur. Er was een scheeve verhou
ding. De machtsverdeeling was eenzijdig. Er was een
afstand tusschen regeerders en geregeerden. Niet
van vandaag of gisteren, neen, reeds lange jaren.
Daarin lagen de kiemen voor de revolutie.
Regeerders.
Regeerder van de Wieringerwaard was in werke
lijkheid een college van 8 hoofdingelanden, dat zich
tot dagelijksch bestuur een 5-tal Heemraden en 1
Dijkgraaf koos. Het college van 8 Hoofdingelanden
had voor het leven zitting. Bij overlijden of door
bedanken van een der leden werd de vacature ver
vuld in een vergadering te Alkmaar, waar voor die
gelegenheid ook de eigenaars van 20 morgen land
mochten komen. In de praktijk echter bestond er
zoo goed als geen wisselwerking. Behoudens 1 of 2
Wieringerwaarder boeren, die met het oog op de
plaatselijke bekendheid tot hoofdingeland waren ge
kozen, bestond het bestuur uit „regenten", aanzien
lijke, vaak adellijke personen, die door familie- en
standrelaties aan de bestuursfuncties waren geko
men. Zij kochten dan in de betreffende gebieden zoo
veel grond als voorgeschreven was om Hoofdingeland,
Heemraad of Dijkgraaf te kunnen zijn, maar bleven
in Alkmaar, Amsterdam enz. enz. wonen.
De zetel van het bestuur was Alkmaar. In het
stadhuis had men een aparte kamer voor Wieringer
waard evenals voor de Zijpe.
Op vaste tijden gingen Dijkgraaf en Heemraden
naar de W.W. toe om schouw te houden over sloo-
ten, dijken, molens en waterwerken en van tijd tot
tijd hield men op het Polderhuis „regtdag". Bij die
gelegenheid waren de heeren met hun vieren: Dijk
graaf, Secretaris en 2 Heemraden. Dit met het oog
op de onkosten. Als alle 5 Heemraden gingen, zou
<dat. te duur worden.
Op die „regtdag" beredderden ze van alles. Het be
stuur was geheel in hun handen. Tusschen Polder
bestuur en Gemeentebestur voelde men geen onder
scheid. De rechtsprekende bevoegdheid hadden D.
en H. krachtens de (automatisch verleende) benoe
ming tot Baljuw en Schepenen door de Rekenka
mer. Het was daarom ook dat het college van dijk
graaf en heemraden gewoonlijk de „schepenskamer"
werd genoemd.
Na de „regtdag" vertrokken de heeren weer naar
Alkmaar. Wie iets met hen te behandelen had, moest
zich dus maar even een reisje naar Alkmaar getroos
ten. Polderlasten e.d. moest men ook te Alkmaar be
talen. Maar dat was heel eenvoudig: schipper .Tan
Mars voer elke week naar de zaadmarkt en vervulde,
evenals zijn voorgangers, altijd dergelijke opdrachten.
Maar, zal men zeggen, hadden de menschen, die in
Ü!e Wieringerwaard woonden, dan niets te vertellen?
Nou, heel weinig, hoogstens theoretisch. Hoe kwam
toat? Welnu, men volge mij.
In de droogmakingsconcessie van 1597 verleend
door de Staten van Holland en West Friesland aan
Adriaan Maartensz Coetenburgh te Alkmaar, wordt
aan de ingelanden ten eeuwigen dage het recht ver
leend den polder zelf te besturen.
Het was de vele personen, die portie hadden in de
droogmaking waarschijnlijk onmogelijk gebleken met
zijn allen het bestuur te voeren. Met het oog daarop
zal men voor het gemak Hoofdingelanden hebben
gekozen.
Bij contract van 16 Juni 1608 nu, hebben ingelanden
(dat zijn allen die eenig land in eigendom hebben)
en hoofdingelanden een contract gesloten, waarin
aan hoofdingelanden het bestuur was overgelaten.
De scherp aanvoelende lezer begrijpt onmiddellijk
dat dit contract het begin van alle ellende is geweest.
Want hierin ligt de kiem voor een verwijdering tus
schen regeerders (hoofdingelanden plus de door hun
en uit hun kringen gekozen dijkgraaf-baljuw en
heemraden-schepenen) en geregeerden (ingelanden).
En ziet, in 1621 kwam er al oneenigheid. De inge
landen voelden zich te zeer in hun rechten beknot
door de practische werking van het contract. Hoofd
ingelanden deden alles op hun eigen houtje; ook de
aanstelling van dijkgraaf en Heemraden rekenden
ze tot hun bevoegdheden.
Door 2 besluiten heeft men de oneenigheid bijge
legd. Ten eerste zouden er in plaats van 5 Hoofdin
gelanden nu 8 komen en in „zaken van gewigt"
zouden daarenboven ook de 40-morgentaalders (eige
naars van 40 bunder land) „stem ende vooijs" heb
ben.
Het ging toen langen tijd goed, maar de ontevre
denheid stak toch zoo nu en dan het hoofd weer
op. In 1710 tenminste kwam het weer tot een con
flict. Ingelanden zouden nu wel eens willen zien uit
gemaakt wat „zaken van gewigt" waren.
Hoofdingelanden beweerden dat alleen „buitenge
wone zaken" zaken van gewicht waren en de verkie
zing van Dijkgraaf en Heemraden niet. Dat kwam
immers regelmatig voor.
Van de 5 Heemraden traden er het eene jaar 3, het
andere jaar 2 af. Dat viel dus onder de gewone za
ken.
Enfin, het kwam voor de Hooge Raad, toendertijd
een gewone rechtbank, die alleen maar de hoogste
in den lande was en zaken, die aan een zekere
eisch van belangrijkheid voldeden, berechtte. In de
H. R. waren de meeningen verdeeld. De voorzitter
o.a. stond aan de zijde der ingelanden, want hij vond
dat alles wat tot een goede regeering strekte, zaak
van gewicht was. Het verkiezen van D. en H. behoor
de toch wel degelijk tot de zaken, die konden strek
ken tot een goed bestuur. De meerderheid echter,
deelde deze opvatting niet en hoofdingelanden kre
gen dus gelijk.
Wat was hiervan het gevolg? Welnu, het laat zich
gemakkelijk raden. Hoofdingelanden hadden de of
ficieel e goedkeuring op hun beleid ontvangen en
konden dus rustig voortgaan met alles zelf, te bedis
selen.
Ingelanden hadden hoegenaamd niets meer te ver
tellen.
Men moet nu goed in het oog houden dat dit alles
over de hoofden van de bewoners van de Wieringer-
waar is afgespeeld. Zij waren in dien strijd
geen partij.
Want èn hoofdingelanden èn verreweg de meeste
ingelanden (men moest 20 II.A. bezitten, om nog
eenigszins mee te tellen) behoorden tot een andere
stand van menschen. Het waren aanzienlijke koop
lieden uit de steden en adellijke families die van den
beginne af land hadden bezeten in de diverse polders.
In de Zijpe was het n.1. ook zoo.
Het college van 8 hoofdingelanden nu was een on
deronsje van regentenfamilies en Dijkgraaf en Heem
raden kwamen daar ook uit voort.
Inwoners worden landbezitters.
We hebben aangegeven hoe met ingang van 1710
de tegenstelling ingelanden hoofdingelanden, als
het ware officieel was bekrachtigd. Iedere groep had
zijn belangen. Wisselwerking bestond hoegenaamd
niet door de wijze waarop het hoofdingelandencollego
werd aangevuld als een van de 8 kwam te overlijden.
In de praktijk kozen de overgebleven 7 zich eenvou
dig uit hun kringen een achtste om de vergade
ring compleet te maken.
In de samenstelling van het soort menschen, dat
hoofdingeland werd kwam geen verandering. Het
bleef een gesloten kader van regenten.
Maar in de samenstelling der ingelanden kwam wel
langzamerhand verandering. De inwoners van de
Wieringerwaard en omgeving namen zoo nu en dan
van de patriciërsfamilies uit Alkmaar, Amsterdam
en nog verder verspreid, een hoeve over en zoo was
er in het midden van de 18e Eeuw (pl.m. 1750 dus)
een deel van den grond in handen gekomen van
hen die er op leefden en werkten. Uit de boeken
van de polderlasten van dien tijd kan blijken, dat
dit verschijnsel toeneemt.
Er vond dus langzamerhand een verschuiving
plaats. Niet van de bestuursmacht, die bleef bij de
gesloten klasse van hoofdingelanden, dijkgraaf en
heemraden berusten, welke alle een zeker aantal
bunders aanhielden om aan de vereischten van het
polder-reglement te voldoen. Niet van de bestuurs
macht, zeiden we. maar van het ingelandschap.
Boeren uit de W.W. werden ingeland. En zoo ver
schoof de tegenstelling ingelandenhoofdingelanden
waarin de inwoners geen partij waren geweest,
maar aan beide kanten uitsluitend de aristocratie
stond, tot een tegenstelling inwonersbestuur.
Dat is de opkomst van den boerenstand. Het boe
renland kwam langzamerhand in boerenhand.
Er moest evenwel nog heel wat water door de zee
stroomen, voordat die boerenstand zich zijn onmacht
bewust was. Nog daargelaten of de geest van den
tijd er naar was, om de boeren het besef te laten
bezitten dat er verandering in moest komen. Het
was nu eenmaal zoo, en het zal altijd wel zoo blij
ven ook, is een geest die nog niet geheel uit ons
verbannen is. Men heeft hoogst waarschijnlijk ge
loofd dat er nu eenmaal een boven ons gestelde
klasse van menschen is, in de wieg gelegd om hen
te regeeren.
Bovendien, zoo scherp was de verhouding in de
praktijk niet. De heeren deen hun best voor de
Wieringerwaard, zooals zij meenden dat het het best
was. Ze zorgden voor de armen, voor de kerk, kort
om voor alles.
Ze namen telkens één inwoner van de W.W. tot
of uw linker-richtingaan-
wijzer steekt u natuurlijk
altoos tijdig uit, voor u 'n
bocht naar links neemt
Weet u, dat zoo'n teeken
geen tooverstaf is? En.»
dat u dus uw beurt moet
afwachten
hoofdingeland en één tot heemraad, vooral met het
oog op hun plaatselijke deskundigheid.
Frankrijk gaat ons voor.
In beginsel was de zaak echter door en door on
gezond. Het regeeren was een onaantastbaar voor
recht van een zekere klasse geworden. De klasse
van den adel en naar adeldom en wuftheid neigen
de, rijkgeworden patriciërsfamilies uit de groote
koophandelssteden.
De schrijvers hebben de zaak wakker gemaakt
Rousseau schrijft dat de staat een „maatschap
pelijk verdrag" is van gelijkgerechtigde burgers.
Ieder mensch bezit een aantal natuurlijke, onver
vreemdbare rechten.
De overheid mag die slechts in zooverre beknot
ten als wij ons daartoe vrijwillig bereid hebben ver
klaard.
Het eerst barst de bom in Frankrijk (1789). Vor
sten moeten het ontgelden, omdat men in hun het
verfoeide stelsel verpersoonlijkt zag. Als, na nade
rend gerommel, de vlaag naar Nederland zal over
slaan, vlucht de laatste Stadhouder, Willem V. Dan
komen de reeds eerder uitgeweken patriotten in ons
land terug, vergezeld van een Fransch leger om
ons te „bevrijden".
Nederland heeft zichzelf echter bevrijd. Noch die
terugkomende patriotten, noch de uitgeteerde en
slecht gekleede Fransche soldaten (wier nadering
hoogstens van nut is geweest om de omwenteling
te verhaasten) hebben er een werkzaam aandeel in
gehad.
Op 19 Januari 1795 roepen enkele „burgers" van
Amsterdam zich tot Provisioneele Representanten
(voorloopige vertegenwoordigers) uit. Andere steden
volgen. Met elkaar noemen ze zich Prov. Repr. van
het Volk van Holland en met volkomen negatie van
de oude Staten van Holland, nestelen ze zich in Den
Haag.
„Burger" Pieter Paulus neemt de leiding, de ver-
tegenwoordige! van Dordrecht (25 Januari). Het
eerste werk is een proclamatie op te stellen, be
vattend een rechtvaardiging van hun daden en han
delingen.
Dat zijn de „Rechten van den Mensch en van den
Burger", ontsproten aan het brein van denkers als
Rousseau, en anderen.
Op 31 Januari is het voor elkaar.
Rechten van den Mensch.
Het is een indrukwekkend stuk, waarin de Prov.
Repres. „aan hunnen Medeburgeren, meenende ver
schuldigd te zijn eene plechtige verklaaring van de
gronden, op welke hunne daden en handelingen
berusten" doen weten dat alle menschen met ge
lijke rechten geboren zijn, welke onvervreemdbare
natuurlijke rechten zijn. En die bestaat in gelijkheid,
vrijheid, veiligheid en vrijen eigendom.
Gelijkheid: voor de wet; er is geen onderscheid
tusschen gewone en „welgeboren" menschen.
Vrijheid: van alles te mogen doen wat eens anders
recht niet stoort; vrijheid van godsdienst.
Veiligheid: bestaande in de zekerheid van door
anderen niet gestoord te worden in het uitoefenen
van zijn rechten, noch in het vreedzaam bezit van
wettig verkregene eigendommen.
Het. is aan een ieder geoorloofd zijn gedachten en
gevoelens aan anderen te openbaren, hetzij door de
Drukpers of op eenige andere wijze.
Het doel van alle Burgerlijke maatschappijen, is
slechts het recht van ieder Burger te handhaven,
het vreedzaam genot van hunne natuurlijke rechten
te verzekeren.
Ieder moet stem hebben in de wetgevende vergar
dering van de geheele Maatschappij.
Deze proclamatie nu was de basis waarop alles de
eerste tijd rustte. Door een reeks van besluiten heeft
het college van Prov. Repres. die zoo spoedig mo
gelijk verbreed om de geregelde gang van de za
ken te waarborgen.
Met het oude was officieel afgerekend, nu kwam
het er op aan de staat van het „Bataafsche Volk"
verder op pooten te zetten.
Ook tot de verste uithoeken van Noord-Holland
drong de mare van de omwenteling door. Ook de
Wieringerwaarder boeren kregen de lucht van de
verandering.
En hier werd, als overal, de geest vaardig om de
regeering aan zichzelf te trekken. De regeering die
bijna 200 jaar in Alkmaar gevestigd was geweest,
moest naar de Wieringerwaard komen. Bestuurders
uit en door de Wieringerwaarders zelf gekozen,
zouden het roer in handen moeten hebben. Nu wa
ren ze zich het bewust En alles wees er op dat het
kon ook.
In een volgende bijdrage zullen we zier}, hoe zich
de omwenteling voltrok, en welke verwikkelingen
eerst moesten worden opgelost, alvorens de gang
van zaken weer in rustige banen was teruggekeerd.
Anna Paulowna.
(Wordt vervolgd).
H. JONKER HzM
WAT ER VAN HET HEMELSCHE
RIJK IS OVERGEBLEVEN.
TIENTSIN, Maart 1936.
Van het eens zoo geweldige Hemelsche
rijk, waarvan de schittering Marco. Polo
verblindde, is op 't oogenblik niet veel meer
overgebleven en het ziet er zelfs naar uit
alsof aan dit proces van verval nog lang
geen einde gekomen is.
Reeds sinds lang heeft China het eiland
Formosa, Korea, Thibet, Macao, Hongkong
en Indi-China verloren. Al deze gebieden be-
hooren op het oogenblik aan vreemde staten
of staan tenminste onder vreemde heerschap
pij. En sinds Dr. Soen Jat-sen en zijn aan
hangers den keizer van den troon verjaag
den en de republiek in het leven riepen,
brokkelt het Chineesche territorium aan al
le zijden af hoofdzakelijk echter in het
noorden, waar zich een half dozijn onafhan
kelijke of half-autonome staten gevormd
heeft
Daartoe behooren Mantsjoekwo, Buiten-Mongolië,
Mengkoeko (Binnen-Mongolië), de Chineesche
Sovjetregeering van Kansoe, de anti-communistische
autonome regeering van Oost-Hopei en tenslotte de
Politieke Raad van Hopei en Tsjahar, waartoe die
deelen van deze beide provincies behooren, die niet
onder de regeeringen van Mengkoekwo of Oost-
Hopei ressorteeren.
De meest belangrijke ontwikkeling in Noord-China
moet echter in de stichting -van den staat Meng
koekwo gezien worden. Nog geen jaar geleden nam
de Politieke Raad te Pailingmiao het besluit, de
centrale regeering te Nanking bewijzen te geven van
strikte loyaliteit en op het oogenblik oefenen de
Mongolen zich onder toeizcht van kleine Japansche
officieren in den paradepas. Na dit laatste verlies
heeft Nanking nog slechts over een klein aantal
Mongolen zeggenschap; de inwoners van Buiten-
Mongolië staan geheel onder Sovjet-Russischen in
vloed en de Mongolen in Jehol en Mantsjoerije wor
den door Mantsjoekwo geregeerd. Overgebleven zijn
nog slechts eenige stammen in de provincie Soeijan,
die tenminste volgens den naam nog tot China be
hoort. Doch ook deze Mongolen zullen wel spoedig
afvallen, want men weet zeer goed, dat zij den gou
verneur van Soeijan en officieel vertegenwoordiger
van Nanking, generaal Foe Tso-ji haten en hem
van talrijke misdaden beschuldigen.
Bovendien hebben gemengde brigades van Mon-
goolsche en Mantsjoerijsche troepen de provincie
Tsjahar in bezit genomen en deze militairen klop
pen thans aan de poorten van den Grooten Muur,
die Soeijan van Tsjahar scheidt. En hoewel generaal
Foe ook beweert, dat hij iedere invasie zal weten te
weerstaan, moet de juistheid van deze bewering
toch sterk in twijfel worden getrokken. Naar alle
waarschijnlijkheid zal dus ook een deel van Soeijan
voor de centrale regeering verloren gaan.
(Auteursrecht V.P.B.—United Press).
EILAND DOOR IJS VAN BUITENWERELD
AFGESLOTEN.
Kiow De bewoners van het eiland Giarla-
gac zijn geheel van de buitenwereld afgesloten
door een enormen gordel van ijsbergen, die zich
rond het eiland hebben gevormd, en waardoor
zich zelfs geen ijsbreker een weg kan banen.
De situatie is voor de eilandbewoners hoogst
bedenkelijk, daar de voorraden levensmiddelen
en brandstoffen zijn uitgeput.
Vliegtuigen, die van Odessa waren vertrokken,
om hulp te bieden, hebben in verband met de
storm terug moeten keeren,
Het nieuwe Duitsche luchtschip de L.Z129"
startklaar. Lezer dagen zal er de eerste proef»
vlucht mee gemaakt worden.