Geestelijk L,evIn
m. klercq zoon
V
V
Centr. Verwarminos-installatie
UW FILMS
de
De crisis opgelost
En dan?
SPOOR's MOSTERD
SpOOr'SzwifsVrsch^Kaas
Spoor's gestampte Meisjes
Grootste Speciaalzaak van Noord-Holland
Tijdens de Schoonmaak
Zaterdag 23 Mei 1936.
Postrekening
No. 23330
SCHAGER
79ste Jaargang. No. 9982
COURANT.
Int. Telef.
No. 20
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags. Bij inzending tot
's morgens 8 uur, worden Advertentiën nog zooveel mogelijk in het
eerstuitkomend nummer geplaatst
Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen
22 PAGINA'S.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TIëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno.
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
SSÏSS door Astor.
ONS denken staat altijd onder den invloed van
de gebeurtenissen, die ons treffen. Het is
misschien aan een heel enkele gegeven zóó
volkomen op te gaan in filosofische of mystieke
overpeinzingen, dat hij onbewogen blijft onder de
dingen, die zich om hem heen afspelen. De groote
massa der menschen reageert op wat zij waarneemt
en doet dit in zeer sterke mate vooral, wanneer zij
direct of indirect daarbij betrokken is.
Als wij een sterfgeval meemaken, worden wij als
vanzelf tot denken over het mysterie van den dood
gebracht. Zelfs als ons een begrafenisstoet passeert,
gaat onmiddellijk de gedachte aan den dood door ons
heen. Wij zijn misschien met heel andere dingen be
zig plotseling wordt de lijn van ons denken door
broken en even komt de vraag bij ons op, wanneer
zullen wij worden weggebracht?
Gewoonlijk gaat het vrijwel onbewust en dringt
het niet tot ons door, hoe ontzaglijk veel gedachten
door ons heengaan. Want de mensch is nooit zonder
gedachte.
Indien 't mogelijk was zijn gedachten van één en
kelen dag op een film vast te leggen, dan zou men
er verbaasd van staan, hoe chaotisch deze film, als
zij op het witte doek werd uitgebeeld, er zou uitzien.
Maar men zou tevens bemerken, dat al die beelden
werden opgeroepen als reacties op wat men had
waargenomen buiten zich zelf.
Hieruit volgt al terstond, dat er misschien niets
zóó moeielijk is als het bepalen van zijn gedachten
bij één enkel onderwerp. Telkens weer wordt men
afgeleid. Daarom is b.v. goed lezen en zelfs goed
luisteren iets wat veel geestelijke inspanning vraagt.
Goed lezen kunnen weinige menschen. Want hier
voor is noodig da sterke wil om zich te verplaatsen
in den gedachtengang van den schrijver. (Ik bedoel
hier naturlijk het lezen niet van het een of ander
oppervlakkige boek of van een sensatieroman of van
een zinnenprikkelend geschrift, maar van een werk,
waarin een religieus, een filosofisch of een sociaal
vraagstuk wordt behandeld).
Hetzelfde geldt van het luisteren. Ook daarvoor is
inspanning noodig. Iedereen heeft wel eens een ver
gadering bezocht. Laten wij aannemen, dat hij dit
deed met de beste bedoelingen, d.i. derhalve om iets
te willen leeren, om zijn inzicht te verhelderen. Toch
zal hij de grootste moeite hebben om voortdurend
zijn aandacht bij het gehoorde te bepalen. Kleinig
heden kunnen hem afleiden.
Hij ziet iemand, die gedachten bij hem wakker
roept en zijn aandacht voor het gesproken woord
is weg! Of plotseling is hij bezig met het overpein
zen van persoonlijke aangelegenheden.
Heeft hij de huisdeur wel gesloten? Het licht wel
uitgedraaid? Is de hond in zijn hok? Kortom: ontel
baar vele gedachten kunnen bij hem opkomen en
intusschen staat daar voor hem nog altijd de spreker.
En zijn woorden gsan over hem heen zonder tot
hem door te dringen.
Het moet wel een redenaar van bijzonder groot
formaat zijn, die in staat is zijn gehoor zóó te be-
heerschen, dat zij naar hem luisteren moéten!
Daarom is het altijd interessant de gezichten van
vergaderingbezoekers te bestudeeren. Als men daar
in eenige vaardigheid heeft gekregen, weet men al
heel spoedig of een spreker zijn gehoor „pakt" of
niet.
De belangrijkste dingen kunnen gezegd worden,
zonder dat het publiek er door getroffen wordt, als
de manier waaróp, niet deugt. En zonder twijfel is
het aantal van hen, die naar een saai en eentonig
spreker met ingespannen aandacht kunnen luisteren,
alléén omdat hij een waardevolle beschouwing of
een werkelijk diepgaand betoog houdt, buitenge
woon klein.
Wanneer wij dit alles bedenken, zal het ons duide
lijk zijn, dat het denken der menschen in dezen tijd
in hooge mate wordt beinvloed door wat wij de
crisis noemen.
Immers eiken dag opnieuw worden wij daaraan
herinnerd. Persoonlijk zijn wij er de slachtoffers van,
ons leven wordt moeielijker, wij moeten ons aan
passen aan een verminderd inkomen. Of als wij
persoonlijk niet getroffen worden, dan komt de cri
sisgedachte toch bij ons door wat wij om ons heen
zien gebeuren. Wij hooren van de ellende der werke-
loozen, van de misère van den middenstand. Dage
lijks krijgen wij menschen aan de deur, die op een
meestal zielige manier trachten ons wat te verkoo-
pen om hun leven te rekken. Wij gaan door de stra
ten en merken hoe de zorgen staan te lezen op de
gezichten. Wij krijgen steunlijsten en beden om
hulp. Wij lezen de couranten. (Welk een geluk, dat
de pers hier nog niet gemuilkorfd is, zooals in het
nationaal-socialistische Duitschland, waar mijnheer
Goebbels bepaalt wat aan het volk mag worden me
degedeeld!) En wij treffen er honderden berichten
aan uit alle oorden der wereld, die ons als 't ware
Steeds hetzelfde toeschreeuwen: crisis, crisis, crisis!
Is het dan te verwonderen, dat de mensch op die
werkelijkheid rèageert, door zijn gedachten telkens
weer te richten op dat ontstellende feit?
Ieder houdt zich er mede bezig. Uit den aard der
zaak loopt de wijze waarop zeer sterk uiteen. En het
is zelfs eenigermate komisch om kennis te nemen
van al de oplossingen, die aan de hand worden ge
daan. Komisch vooral omdat daaruit blijkt hoe on
benullig velen dat tragische verschijnsel, dat we
crisis noemen, bekijken.
Er worden allerlei plannen uitgewerkt om deze
crisis te overwinnen. En optimistisch gestemde men
schen laten tegenwoordig al hoopvolle geluiden hoo
ren; ze praten van beginnende opleving, van teeke
nen die er op wijzen, dat het laagste punt reeds is
overwonnen enz.
Ik denk er niet aan om zoo verwaand te zijn een
plan aan de hand te doen. Ik acht mezelf daartoe
niet bevoegd. Bovendien schrijf ik niet over economi
sche vraagstukken. Mijn aard en mijn wezen zijn
daarop niet ingesteld. Dit neemt evenwel niet weg,
dat ik in mijn denken door die crisis sterk wordt be
invloed en de richting van mijn denken daardoor
wordt bepaald. Maar voor mij is het allerbelangrijk
ste, hoe de mensch als geestelijk wezen tegenover de
crisis staat, welke veranderingen daardoor in zijn
mentaliteit, zijn innerlijke gesteldheid worden ver
oorzaakt.
Hierin ligt voor mij het zwaartepunt.
Laat ik nu heel duidelijk zijn.
Nemen wij aan dat de crisis, op welke wijze dan
ook, een einde neemt, dat het economische leven
weer gewoon gaat functioneeren, dat het autarkische
streven der diverse staten verdwijnt, dat de inter
nationale handel herleeft, ja zelfs dat de werkeloos
heid verdwijnt. (Ik geloof niet dat dit alles mogelijk
is, zoolang de maatschappij blijft rusten op de ba
sis van den persoonlijken eigendom met de daaraan
noodwendig verbonden uitbuiting der werkers. Maar
dit laat ik nu buiten beschouwing). Dan zal dat zon
der twijfel een geweldige opluchting beteekenen voor
millioenen menschen. Maar is daarmede de wereld
blijvend gered? Is dan de saneering definitief? Ik ge
loof er geen zier van!
Met „blijvend gered" bedoel ik natuurlijk niet, dat
er een edealistische toestand zal zijn op aarde, dat
de schoone droom van een rijk van onverstoorde
broederschap zal zijn verwerkelijkt. Die droom zal
nooit verwerkelijkt worden, omdat de menschen on
volmaakte wezens zijn en blijven. Wat maar ge
lukkig is ook! Ik bedoel daarmede, dat er een einde
zal zijn gekomen aan de schreiende wanverhoudin
gen van thans; dat verdwenen is de exploitatie van
menschen dóór menschen; dat niet meer menschen
onze medemenschen! gedoemd worden tot een
leven van ellende in een wereld van overvloed; dat
het niet meer mogelijk is geld te verdienen aan
menschenmoord, aan vernieling en verwoesting; dat
is opgehouden de krankzinnige vermilitairiseering en
verslaving der massa's in 't belang van gewetenlooze
wereldheerschers; dat een einde is gemaakt aan de
noodzakelijkheid voor millioenen menschen om ter
wille van een stuk brood, van een goed betaald
baantje zich te verkoopen, z'n diepste zélf te verloo
chenen, z'n ziel te bezoedelen.
Welnu: ik ben er diep van overtuigd, dat als de
crisis zou worden opgelost, zonder dat de mensche-
lijke verhoudingen grondig worden veranderd en
dus het leven op den ouden voet zou worden door
gezet, in werkelijkheid niets zou zijn gewonnen.
rpAAD'S SPECERIJEN
WlWWIX |N STROOIBUSJES
Koopt bij
Spoorstr. 8-10, Tel. 206, Den Helder
U vindt
nergens goedkooper prijzen
nergens beter kwaliteit
nergens grooter keuze
MEER DAN 100 TOONKAMERS
COMPLETE MEUBILEERING
En vroeg of. laat zou weer een nieuwe crisistoe
stand ontstaan.
Daarom is voor mij de hoofdzaak der beteekenis
van de crisis gelegen in het feit, dat de mensch daar
door gebracht wordt tot herziening van zichzelf, of,
wilt gij 't met andere woorden, dat de mensch zich
met alle ernst stelt tegenover de vraag: hoe sta ik
tegenover mijn medemenschen?
Het wil mij voorkomen dat iedereen, die door de
bittere, harde werkelijkheid, waarin wij thans le
ven, (een werkelijkheid, die spot met alle gevoelens
van humaniteit, die periodiek tot massamoord voert
en voeren moét) tot nadenken wordt gebracht, nood
zakelijk tot het inzicht moet komen, dat wij niet als
zuivere, goedwillende gemeenschapswezens tegenover
elkaar staan, maar als elkaar beconcurreerende, be
strijdende vijanden.
Het klinkt hard. Ik schrijf dit woord vijanden met
tegenzin neer. Maar ik kan niet anders. Zóó zie ik
het. Dit sluit niet uit, dat er vriendschap kan bestaan
en kameraadschap en wederkeerig hulpbetoon en
liefdadigheid. Maar het doet niets af aan het on
loochenbare feit, dat, economisch gesproken, allen
de vijanden zijn van allen, omdat allen streven naar
persoonlijke materieele welvaart! En daardoor komen
zij niet naast, maar tegenover elkaar te staan als
concurrenten in den arbeid, in den handel, in de
industrie, in het spel op de beurs, in de baantjes-
jagerij.
Het verheugt mij, dat ik in dezen ellendigen tijd
kan wijzen op teekenen, die ons kunnen bemoedigen.
Teekenen, die er op wijzen, dat de crisis bij velen
een andere mentaliteit doet ontstaan. En dan komen
wij anders tegenover deze crisis te staan. Dan zien
wij haar als een verschijnsel, waaruit een andere
geest geboren wordt en leeren wij haar beschouwen
als een doorgangsfase, welke gevolgd wordt door een
leven uit andere beginselen, uit andere motieven;
een leven met een nieuwe doelstelling, n.1. die van
de gemeenschap te willen dienen, om te komen tot
een hoogere maatschappelijke orde.
Welke zijn deze teekenen?
Ik noem in de eerste plaats de onbevredigdheid,
de onstandigheid, de weerzin tegen het bestaande,
niet omdat men het persoonlijk stoffelijk beter wil
hebben, maar omdat men zedelijk en geestelijk bo
ven het bestaande is uitgeroeid omdat men het
leven zooals het thans geleefd wordt principieel, uit
gewetensdrang veroordeelt, omdat men in dit leven
ziet de verkrachting van rechtvaardigheid en broe
derzin.
Ik wijs hierbij op de waarachtige socialisten, op
de Bellemybeweging, op de consequente anti-militai-
risten, op de overtuigde communisten, op strevingen
in speciaal christelijke kringen.
Ik vraag niet of gij 't met deze menschen ten
volle kunt eens zijn. Ik wil geen pleidooi leveren
voor eenige door hen vertegenwoordigde richting.
Maar ik meen van u, mijn waarde lezers, te mogen
veronderstellen, dat gij zult erkennen, dat in deze
menschen een groote verandering heeft plaats ge
had, dat zij voelen, dat de crisis niet mag- voeren
tot herstel van de oude samenleving, maar uitmonden
in den opbouw van een nieuwe wereld op andere
basis en dus met andere menschverhoudingen.
Dit noem ik zéér verblijdend, omdat 't beteekent
de komst van een nieuwen geest.
Ik leg hierop bij zonderen nadruk, omdat ik een
scherp verschil maak tusschen wat ik zou willen
noemen egoïstische en altruïstische ontevredenheid.
Onder egoïstische ontevredenheid versta ik die, wel
ke haar oorsprong heeft in de overweging, dat men
het persoonlijk niet goed heeft en het wel graag
beter zou willen hebben. Deze egoïstische ontevre
denheid is zéér verklaarbaar. Ik veroordeel haar
niet. Ik ben niet zoo antiek dat ik tot een armen
drommel kan zeggen: wees tevreden met uw beschei
den deel of tot een hongerlijder: draag uw lot zon
der morren. Het is begrijpelijk, dat deze ontevre
denheid opkomt en zelfs wordt tot wrevel en bitter
heid. Men moet zich maar eens indenken in het leven
van hen, die dikwijls het allernoodigste moeten ont
beren, die zich slecht moeten voeden, schamel ge
kleed gaan met afleggertjes van anderen en die
daarbij aan alle kanten om zich heen de voorraden
zien. Daarom stemt een groote stad mij altijd zoo
melancholisch. Als ik b.v. door Amsterdam loop,
dringt zich steeds de gedachte aan mij op van de
geweldige, pijnlijke tegenstelling, die er is tusschen
het zielige uiterlijk van vele menschen op straat,
wien men de zorg en de misère van het gelaat leest,
wier sjovele kleeding de aandacht trekt en tusschen
wat winkels en magazijnen etaleeren aan voedings-
en genotsmiddelen, aan kleeding, dekking, aan alles
wat kan dienen tot veraangenaming der levens. En
dan vraag ik mezelf af, hoe is het toch eigenlijk mo
gelijk, dat zulke toestanden kunnen bestaan en ik ga
filosofeeren over het geweldige aanpassingsvermogen
van den mensch enover de leugens waarmede
hij zichzelf zoet houdt of door anderen wordt zoet
gehouden.
Maar deze egoïstische ontevredenheid brengt ons
niet verder. Zij is geen bewijs van een verandering
van den geest. Daarom stel ik tegenover haar de
altruïstische ontevredenheid. En men zal nu begrij
pen, wat ik daarmede bedoel. Dat is de ontevreden
heid, welke in den mensch opgroeit omdat hij het
leed van anderen aanschouwt en medevoelt, omdat
zijn gevoel voor recht en liefde in opstand komt te
gen wat er in de wereld gebeurt. Dat is derhalve de
ontevredenheid, welke haar voedingsbodem vindt in
hoogere aandriften.
En het is deze ontevredenheid, welke dwingt tot
Laat
vakkundig ontwikkelenafdrukken en vergrooten
Ons speciaal werk is een waarborg voor de beste
resultaten. Vlug en goedkoop. Verzending dage
lijks. Alle merkartikelen, films, papierencame-
ra's enz. in voorraad.
Fotogv. Atelier en Fotoh. Arpad Moldovan
0 Nieuwe Niedorp
is er nog juist gelegenheid uw
huis te voorzien van een
de Vries voor
Verwarming
Telef. 2197
Alkmaar
het zoeken naar nieuwe economische verhoudingen,
naar een nieuwe wereld, waarin de wordende nieu
we geest zich weerspiegelt.
Deze ontevredenheid kan niet krachtig genoeg be
vorderd worden. Op haar heb ik mijn hoop geves
tigd en ik ben ervan overtuigd, dat zij, als een
noodzakelijk gevolg uit de bestaande toestanden
moet voortkomen. Niet alleen in de kringen der
paria's in de maatschappij, maar overal, waar in men
schen nog niet heelemaal het menschelijke is ver
nietigd, vermorzeld in den meedoogenloozen strijd
van allen tegen allen.
En deze ontevredenheid zien wij komen. In alle
kringen.
Ik denk hierbij aan een ontmoeting, welke ik kort
geleden had en aan een brochure welke ik onlangs
las.
Die brochure is geschreven door Ds. Boers uit
Roordahuizum in Friesland. Ik vind hdar zóó belang
rijk, dat ik het volgende „geestelijk leven" daaraan
geheel zal wijden.
Wat de ontmoeting betreft, deel ik het volgende
mede.
Eenigen tijd geleden ontving ik een zeer uitvoerig
schrijven van een vriend. Dit schrijven was eigen
lijk een soort van biecht, waarin mij een innerlijk
leven werd geopenbaard en waarin ik tevens de
mededeeling ontving, dat hij zich had aangesloten bij
de Oxfordbeweging.
Ik besloot den brief niet te beantwoorden, maar
een persoonlijk bezoek te brengen aan hem en zijne,
vrouw. Ik deed dit met te meer genoegen, omdat
ik aan beiden zulke goede herinneringen had. Dit
bezoek is mij een verkwikking geweest. Want ik heb
in sterke mate gevoeld dat ik sprak, met twee men
schen, die verlangden naar levensreinheid, naar eer
lijkheid, naar liefde. Natuurlijk moest ons gesprek
een bepaalde richting nemen en stelde ik hun de
vraag, hoe zij met dit verlangen (wat voor hen be-
teekende een oprecht zoeken naar gehoorzaamheid
aan Jezus) stonden tegenover de in deze maatschap
pij geldende moraliteit. En toen bleek mij, dat zij
ervan waren doordrongen, dat als zij werkelijk vol
gens den wil van Jezus wenschten te leven, zij
moesten komen tot de absolute veroordeeling van
die moraliteit, m.a.w., dat zij positief vijandig moes
ten staan tegenover de „maatschappelijke orde."
Is dit niet een verblijdend verschijnsel?
Velen mogen bezwaar hebben tegen de termino
logie der Oxford-menschen; zij kunnen in deze nieu
we religieuse beweging iets weeks zien (ik doe dit
ook!), maar zij zullen toch moeten erkennen dat er
een waardevol element in aanwezig is en dat er
in tot uiting komt de onvoldaanheid van den mensch
ten opzichte van het door en door onbevredigende
van het leven, zooals het in deze wereld geleefd
wordt.
Zoo zie ik b.v. ook iets moois in de Bellamy-be-
weging. Laat zij dan in haar optreden naar veler
oordeel te voorzichtig zijn, te bang om anderen te
kwetsen. Dit neemt niet weg, dat zij een gevolg is
van een groote verandering van inzicht in het leven
en van een nieuwe mentaliteit welke daaruit is
voortgekomen.
Ik zal geen verdere feiten aanhalen tot staving
van mijn opvatting, dat talrijke verschijnselen in