Met het Filmtoestel in het oerwoud
Met Martin Johnson 100.000 K.M.
in een vliegmachine over de
oerwouden van Afrika.
Het waarnemen van het leven der
dieren in de vrije natuur»
Reusachtige kudden olifanten.
lang, verloor geen tijd met zijn neus in de
lucht te steken en te snuiven en liep niet
heen en weer. Met de kop gebogen, de
hoorn naar boven kwam het dier naar ons
toe. Het dier stond Zeker honderd meter van
ons af toen hij ons zag en onmiddellijk den
strijd begon, en regelrecht op Osa toeliep,
die doodstil bleef staan en wachtte. Ik had
kunnen afdrukken nog voor de neushoorn
vooruit stormde. Weer was ik verbaasd over
het geweld van dit dier en wist maar al te
goed, dat Osa voor het geval, dat wij ver
keerd gerekend hadden, het op een loopen
zou moeten zetten, want het dier was dicht
bij hem en een schot, dat miste, zou een
groot onheil veroorzaken.
Osa stond een goede zes meter van ons
verwijderd en stond nog steeds roerloos.
Het dier was nu op een afstand van onge
veer twintig meter gekomen en maakte nog
geen beweging op zij af te slaan. Het dier
rende door nog steeds in volle galop, plot
seling schoot Osa zijn geweer af. De kogel
was raak, het dier zonk op de knieën,
stond weer op, deed een paar passen voor
waarts en zakte in elkaar.
Wij leerden het land rondom werkelijk
148 olifanten behoorden bij deze kudde, die
Johnson boven de Lorian-moeras filmde.
grondig kennen. Het wemelde er van het
wild, heele kudden buffels zagen wij gra
zen, ook de neushoorns waren nogal talrijk;
bijna iederen dag konden wij er tien tot
vijftien fotografeeren ofschoon de Wor
menhakker de vogel, die hen steeds be
geleidde ons gewoonlijk verried, eer wij
de camera konden opstellen. Daar en op
andere plaatsen in de omgeving zagen wij
verschillende neushoornmoeders met hun
jongen; ;doch het is ons bijna nooit gelukt
hen te fotografeeren. v
Een- of tweemaal filmden wij een kud
de olifanten; zij waren echter niet talrijk.
Wel hebben wij de koedoe's, zebra's, gem
zen, waterbokken en kongonis in het da-
gelijksch leven kunnen gadeslaan. Leeuwen
hebben wij heelemaal niet gezien, slechts
twee of drie luipaarden; bavianen waren er
in groote getale, terwijl de apen overal
leefden, soms hadden zij zelfs de brutaliteit
om ons in onze tenten een bezoek te komen
brengen.
Opeens vlogen wij over een reusachtige
olifantenkudde van zeker wel 4000 dieren
en in de volgende twintig minuten vlogen
wij over nog zes andere troepen, die bijna
even omvangrijk waren. Kudden van 50
tot 100 stuks schenen het filmen bijna niet
meer te loonen, en niemand van ons kon
ook maar slechts bij benadering zeggen,
hoeveel dieren er bijeen waren. Zij sche
nen zich van het brommende ding, dat
boven hun hoofden vloog, niet het minste
aan te trekken. Zij vluchtten er heelemaal
niet voor. Zij schenen er nauwelijks van
te schrikken. Zoo nu en dan keek er even
een naar boven, alsof hij ons wilde te ken
nen geven, dat niets ter wereld zich met
hun gezamenlijke sterkte kon meten.
Van opwinding stokte ons den adem. Hoe
dikwijls had ik uren lang op den loer ge
legen om slechts een enkele dikhuid in de
vrije natuur op de gevoelige plaat te krij
gen en hier onder ons, bevonden zich meer
olifanten als ik ooit nog. van mijn leven
te zien zou krijgen.
Nadat ik enkele honderden meters film
had gebruikt, zetten wij koers naar de Ki
na-rivier. Een half uur later zaten wij
reeds in de auto ep wij hadden niet meer
dan een uur noodig pm bij de Kina-rivier
aan te komen. Deze rivier is slechts klein,
drie en een half tot vier en een halve me
ter breed; haar heele loop van de Voorge
bergten van Kenja af is echter van een
overweldigende schoonheid. Osa, die schoon
heidsgevoel bezit, had de tent reeds opge
slagen; de tenten waren dicht bij den
Boven:
Deze jonge wijfjesolifant was zoo nieuws
gierig, dat zij meermalen naar Johnson toe
liep, eer zij er toe kon besluiten verder te
wandelen.
Links:
De leeuwenfamilie heeft gegeten en ge
vreten tot zij geen brok meer door den
keel kon krijgen.
Rechts:
In de Serengetti-Steppen leven meer gi
raffen als waar dan ook in Afrika.
Onder:
Johnson vond deze olifant midden op den
dag rustig staande, vast in slaap.
wij het vliegtuig schuin en cirkelden rond,
als wij op een ongewoon groote verzame
ling dieren stielen. Ik overdrijf niet als ik
zeg, dat wij van toen af ieder oogenblik
groote dikhuiden voor ons zagen. Eerst
waren zij verstrooid verschenen, een of
twee tegelijk ,soms drie of vier. Toen wij
den rand van het Lorian moeras naderden
kregen wij er dozijnen in het oog en za
gen wij een geweldige troep witte reigers.
Ik maakte maar steeds mijn opnamen.
Een olifantenkudde van ongeveer hon
derd dieren dook onder ons op, en toen wij
een paar keer er boven cirkelden, zoodat ik
de kudde op de gevoelige plaat kon leg
gen, zag ik verstrooide kudden van nog
grootere aantallen, zoo ver mijn oogen
maar konden zien. Nooit in al den tijd dat
ik in Afrika was, heb ik kunnen droomen,
dat ik nog eens zulke groote massa's oli
fanten te zien zou krijgen. Het groote
moeras was er letterlijk vol van en door
het volledig gemis aan boomen ontkwam
bijna geen enkele kudde aan onze blikken.
Wij vlogen een uur lang over het groote
moeras heen en weer en zagen in al dien
tijd geen druppel water, zoo lang had de
droogte reeds geduurd. En toch moest er
tusschen het dikke moerasgras hier of
daar water voorhanden zijn. In gewone tij
den bevinden zich in het Lorianmoeras ve
le nijlpaarden. Ik zou wel willen weten wat
er gedurende de droogte van hen gewor
den is.
stroom onder de wijdoverhangende takken
van een prachtige vijgenboom van ongewo
ne grootte opgeslagen. Een oogenblik ech
ter had ik geen oog voor de schoonheid van
het omringende landschap; want slechts an
derhalve K.M. hier vandaan was ons een
eenzame neushoorn opgevallen, die een
stuk ter zijde van onzen wagen had ge
slaan.
Een reden voor onze rit naar Kina-rivier
was nu, dat wij opnamen wilden maken van
neushoorns, en zoo kregen wij dan hier een
goede gelegenheid, de strijdvraag op te los
sen, die ons reeds langen tijd bezig hield,
of namelijk een neushoornstoot slechts
zwendel is, of inplaats van hem den te
genstander in het lichaam te drukken
deze rimpelige dikheid niet veel meer ge
neigd zou zijn, zijwaarts af te slaan, in het
geval hun tegenstander rustig bleef staan.
Onmiddellijk braken wij op om den neus
hoorn te vinden, die wij gezien hadden.
Het geluk was met ons, want het duurde
nog geen half uur toen wij het dier ontdek
ten. Op een groote afstand hielden wij stil
en toen wij door het hooge, dorre gras naar
het dier toekropen en ik een plaats had ge
vonden, waar ik mijn camera in kon stel
len, ging Osa een klein stukje vooruit, om
te zien, wat er zou gebeuren.
De neushoorn had onze aanwezigheid
nog niet opgemerkt, doch een oogenblik la
ter zag hij ons en nam onmiddellijk een
aanvallende houding aan. Het wachtte niet
Oost-Zwitserland.
OP 110 tot 130 K.M. ten Noor
den van Gartaboella loopt de
Goeso-Njiro-rivier Oostwaarts
naar het Lorianmoeras. De mo
toren bromden over het verdor
de land, en wij tuurden steeds door onze
kijkers om het geringste spoor van wild te
kunnen ontdekken. Eindelijk begonnen wij
te zien, wat wij gehoopt hadden te zullen
vinden. Een verstooten mannetjesolifant
venster open, stak zijn hoofd en schouders
naar buiten, terwijl Moreno en Sanial hem
afwisselend bij de beenen vasthielden, zoo
dat hij door het zuigen van de lucht niet
naar buiten zou vallen, als wij in een lucht
ledig deel terecht kwamen en naar bene
den naar een andere luchtlaag konden
vallen?
Anderhalf uur vlogen wij wel over het
uitgedroogde rivierbed. Af en toe legden
holde haastig weg. Een tweede olifant ver
scheen dicht bij ons en daarna zagen wij
meerdere exemplaren. Een kudde buffels
stoof naar alle kanten uiteen; een eenzame
neushoorn liep naderbij en scheen zich zon
der twijfel te verwonderen, wat voor een
merkwaardig wezen daar boven in de
lucht zoo'n herrie kon maken.
Meerdere olifanten doken op een kud
de van. 5 een van 15 dieren, het wemel-
van ander wild, wij vlogen ook over
een troep bavianen.
Ik filmde er lustig op los; Hugh Da vis,
die liever foto's wilde maken, .maakte het
Gezicht op Ragaz, in
NEGEN HONDERD JAAR GEZONDHEID.
De geneeskrachtige bronnen van Ragaz.
Een oud klooster als badhotel.
door Dr. H. J. Wille.
Door de groote rivierdalen der Alpen,
zooals ze door de Inn, de Eisack en de Etsch,
door de Rhöne of den bovenloop van den
Rijn worden gevormd, trekt jaarlijks een
stroom van reizigers. Voor de meesten zijn
deze dalen slechts wegen naar een hooger
gelegen reisdoel en toch zijn zij op zichzelf
ook een vacantieverblijf ten volle waard.
Deze dalen met hun glooiende berghel
lingen, afwisselend getooid door donkere
bosschen en sappige weiden, zijn een ver
kwikking voor oog en hart. Vele schoone
punten zouden er te noemen zijn, doch niet
alle zijn zij zoo gunstig gelegen als Ragaz,
waar de natuurlijke verkeersstroomingen
van het Rijndal samenkomen en zich van
hieruit weer in alle richtingen vertakken.
Maakt deze ligging in het centrum van een
dicht net van tochten en uitstapjes Ragaz
vooral aantrekkelijk voor den gezonden va-
cantieganger, niet minder gezocht is het
door zieken en herstellenden wegens het
wonderdadige bronwater, dat hier uit de
diepten der aarde opwelt.
Niet in het open Rijndal, doch terzijde,
verborgen in de geheimzinnige diepte van
een nauw toegankelijke bergspelonk is de
geneeskrachtige bron te zoeken. Men komt
er door het nauwe, schaduwrijke boschdal,
dat de bergen invoert, het land van de brui
sende, kolkende Tamina tegemoet. Waar de
rotswanden elkaar zóó dicht naderen, dat
de weg versperd schijnt te zijn, staat een
hoog, langgerekt gebouw: Bad Pfaefers, het
badhotel van Ragaz.
Door de lange, gewelfde gangen van dit
gebouw, dat eertijds een klooster was, leidt
de weg naar de Taminaschlucht. Met don
derend geweld baant de wilde, sterke Ta
mina zich een weg door het gesteente. Een
smal, maar veilig paadje voert er langs.
Aan het einde daarvan verschijnt een poort
in de rotsmassa's, die toegang geeft tot een
met warme stoom gevulde grot.
Ongeveer 900 jaar geleden zag een mon
nik van het nabijgelegen klooster Pfaefers
stoom uit de rotskloven opstijgen en ontdek
te op deze wijze de geneeskrachtige bron.
Eerst 200 jaar later werd zij in dienst van
de lijdende menschheid gesteld en wel op
tamelijk avontuurlijke wijze: de „badgast"
werd aan een touw in den spelonk neerge
laten en moest dan een week lang van
de noodige levensmiddelen voorzien na
tuurlijk in de grot blijven! In de veer
tiende eeuw gebruikte men de baden van
een badhuis uit, dat eveneens slechts van
boven af, langs ladders en na halsbreken
de klauterpartijen te bereiken was. Maar
ondanks al deze moeilijkheden genoot de
bron toch reeds in de Middeleeuwen een
groote vermaardheid.
Hoe kostbaar het heete bronwater ook is,
Ragaz behoeft er niet zuinig mee te zijn.
Onafgebroken welt hier dagelijks een
stroom van 4 tot 14
millioen liter water uit
ie aarde. Men baadt
m het stroomende bron
water; zelfs in 't groo
te zwembad heeft het
water altijd nog een
temperatuur van 32-34
graden Celsius. Ver
kwikkend is de uit
werking van de natuur
lijke str aalmassa ge
door het instroomende
bronwater. En tegelij
kertijd is de ruimte ge
vuld met waterdamp,
die door zijn natuurlij
ke radium-emanatie
een heilzamen invloed
heeft op huid en adem
halingsorganen. De bad
en drinkkuur van Ra
gaz, aangevuld door al
le hulpmiddelen vaa
de moderne medische
wetenschap (zooals be
straling, electro- warrr>
te- en hydrotherapie,
heilgymnastiek en mas
sage) heeft ontelbare
lijders genezing ge
bracht. Ischias, jicht en
rheumatiek, nier- en
blaaskwalen zijn de
voornaamste ziekten,
waarvoor hier gene
zing wordt gezocht en
gevonden.