VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT 5
Avondmijmering.
Kabo.uter=Avonturen. Stan en Pol bij de kinderen.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 30 Mei 1936. No. 9987.
Door SIROLF vrij bewerkt
naar het Engelsch.
(Nadruk verboden
alle rechten voorbehouden.)
T*| RIE menschen waren in de
kamer of, nee, eigenlijk
vier. En een van hen was een man
van middelbaren leeftijd met
grauw, grijs haar en een harde,
ernstige trek om zijn mond. En
een ander was een meisje, met
een roos in het glanzende, goud-
vonkende haar, en lachende oogcn,
die vertelden van zoete droomen.
De derde was noch van middel
baren leeftijd, noch jong; maar in
zijn trekken lag de wijsheid der
jaren en in zijn stem lag de klank
der jeugd. En de vierde? De vierde
was oud, en haar gelaat was ge
groefd zooals een oude steenen ta
fel, gegroefd door de stift, welke
ervaring heet.
De man van middelbaren leeftijd
was bezig, zorgvuldige berekenin
gen te maken op een stuk papier,
en zuchtte ongeduldig over de sto
rende muziek, die door het meisje
aan haar guitaar ontlokt werd, en
het half-blijde, half-klagelijke lied,
dat ze zong.
„Wat een rumoer! Hoe kan een
mensch nu zóó denken?", mom
pelde hij, „Gij filosoof, spreek gij
liever tegen ons!"
Het meisje met de roos in het
haar tokkelde een slot-accoordjc.
en dat klonk als de vleugelslag
van een gevangen vogel tegen de
tralies.
„Ja, beste filosoof, zeker, spreek
gij liever tegen ons," zei ze en
legde de guitaar op zij en zonk
achterover in haar stoel en staarde
in de vuurgloed. Het. vilur nam
haar geheel op in zijn glans.
De man, die noch van middelba
ren leeftijd, noch jong was, glim
lachte en keek van den een naai
den ander. Hij zeide: „Ik zal U een
geschiedenis vertellen..."
„Goed", zei de man van middel
baren leeftijd, „Maar maak het
kort, want ik moet deze bereke
ning vóór middernacht af hebben."
„Ga door," zei het meisje, „Ik kan
den heelen avond luisteren".
„Er was eens een bever," zei de
man, die noch oud was, noch jong,
„Een heele ijverige bever wel,
wel, wat een wonderlijke bever
was dat die dammen bouwde
natuurlijk, en groote bruggen
Hij hield even op en keek naai
den rossen gloed der vlammen in
den haard. De man met den ern-
stigen trek om den mond bewoog
zich niet, maar het meisje lachte
een beetje spotziek en keek naar
hem.
„Wel," zei het meisje „Ga toch
voort, filosoof".
De filosoof peinsde. En ging dan
voort:
„Hij was altijd druk bezig en hij
was sterk en moedig en hij leefde
aan den oever van een bergmeer
zoon' meer, dat door zelfs het
zachtste voorbijgaande zuchtje be
wogen wordt een heel helder
meer, dat het blauw van den he
mel weerkaatste
De man met. den ernstigen trek
om zijn mond bewoog zich even en
een grimmig lachje gleed over zijn
gelaat.
„Wel?", zei hij, „Ga voort, filo
soof."
„Natuurlijk was dat meer.noodig
voor den bever en de bever was
noodig voor het meer, ofschoon de
bever het zoo druk had met het
bouwen van dammen, dat hij geen
tijd had, om met het. meer, dat de
hemel weerkaatste, te verkeeren; en
het meer verachtte den bever een
heel klein beetje, omdat de bever
zijn oogen altijd op den grond ge
richt had en er niet om gaf of het
meer regenbogen weerkaatste of
niet, of dat de vogels zongen of
niet; het meer had een afkeer van
de modder, waarin de bever werkte
maar waaruit zijn eigen witte le
lies opgroeiden, en de arme bever
gaf niet. veel om de zonneschijn,
waarvan het meer zooveel hield.
En geen van beiden wist, dat ze
elkaar noodig hadden
De filosoof dacht na...
„Ga voort," zei de man kort.
„Ga voort," zei het meisje zacht
en vriendelijk.
„Er is niet meer," zei de filosoof.
De vierde in de kamer, de vrouw,
op wier gelaat zooveel geschreven
was door den stift, die Ervaring
heet, richtte zich op uit een mij
mering.
„Ik moet gedroomd hebben," zei-
de hij. „Ik dacht, dat ik weer te
rug was in den tuin, met de hooge
heg, van mijn grootmoeder, waar
een hommel honing zamelde uit
het hart van een gouden 'roos,
en daarboven wiegde een leeuwe
rik, die zijn veeren gladstreek
voor zijn vlucht naar omhoog. Ik
zal nu de les lezen en dan naar
bed gaan."
Zij trok het Boek naar zich toe.
De andere drie zagen naar haar.
Zij legde haar handen op den
omslag en hief haar oogen óp.
„Spreek, Heer, want Uw dienst-
knechf luistert," zeide zij.
De rekenaar met den harden,,
ernstigen trek om zijn mond keek
naar haar, wat medelijdend, wat
cynisch. Het' meisje keek naar
haar, zooals de jeugd naar den
ouderdom kijkt, een beetje onge-
loovig en verwonderd. Maar de fi
losoof, die de wijsheid der jaren in
zijn trekken had en de klank van
de jeugd in zijn stem, en die oud
was, noch jong, hief zijn oogcn
naar de hare op, zooals een, die de
vervulling eener profetie verwacht.
Zij opende het Boek en las:
„En daar zijn hemelsche licha
men en daar zijn aardsche licha
men, maar eene andere is de
heerlijkheid der aardsche lichamen
en eene andere der hemelsche;
„Eene andere is de heerlijkheid
der zon, en eene andere is de heer
lijkheid ei' maan, en eene andere
is de heerlijkheid der sten-en;
want de eene ster verschilt in
heerlijkheid van de andere ster."
Zij sloot het Boek en het was,
als sloot zij een- kist met onzicht
bare juweelen toe.
„Dat is alles," zeide zij.
PINKSTEREN IN TWENTE.
Eeuwenoud gebruik in den
Angeler-esch.
Te Ootmarsum worden nog A'ele
oude gebruiken in eere gehouden
en een der minst bekende hiervan
is de brooduitdceling in den Ange-
ler-esch, dat ieder jaar op Maan
dag beloken Pinksteren plaats
vindt. In al zijn eenvoud heeft dit
meer het. karakter van een vrome
plechtigheid.
Elk jaar op Maandag beloken
Pinksteren des middags om twee
uur, komen de bewoners van de
erven Groot en Klein Angelen op
een open plek in den Esch de Boa
ken," gelegen in den „Boamschen
Diek" en door kreupelhout be
grensd, om aan de armen van Oot
marsum roggebrooden uit te dee-
len. Hierdoor hoopt men Gods
zegen te verkrijgen over de akkers
opdat de rogge van vorst en ha
gel vrij zal blijven. Op dien dag
begeven de armen zich naar den
„boaken"; moeders van groote ge
zinnen nemen haar kinderen mede,
want ieder krijgt een portie.
Langs verschillende paadjes ko
men de boeren met de brooden
aan lange stokken over de schou
ders naar den „Boaken", ofwel zij
stellen het brood beschikbaar bij
een bakker in Ootmarsum.
Een der oudste boeren neemt
dan de leiding op zich. Hij roept:
„Eerst bidden jongens" en de boe
ren knielen met ontbloot hoofd
langs den weg. Wanneer het gebed
is afgeloopen telt men hoeveel
liefhebbers er zijn en vervolgens
worden de brooden verdeeld. Zoo
noodig snijdt men de brooden met
een zakmes aan stukken, opdat
ieder zijn deel krijgt en als alles is
verdeeld, knielt de schare wederom
neer en een plechtige stilte heersoht
temidden van de onafzienbare ko
renvelden. i _c
Tevreden over hun liefdewerk,
met de hoop op Gods zegen over
hun oogst, vertrekken de boeren
weer langs de verschillende paden
naar hun huis, terwijl de bedeel
den met gevulde kinderwagens
langs het zandpad zeulen in de
richting van Ootmarsum.
Wat moet nu de bedoeling zijn
van deze handeling?
Zeer oude aanteekeningen be
schrijven den oorsprong van het
gebruik aldus: „In het jaar 1738,
den 21en Juny, is er een donder-
schoer (onweersbui) opgekomen
uit Zuid-West omtrent vijf ure en
is overgekomen te half zes, waar
uit zoo een schrikkelijke regen is
gevallen met zware donderslagen
en lugtingen, dat de huizen beef
den en daar viel hagel zoo groot
als een eendeney. Vele roggevel
den en andere vrugten rond de stad
werden vernield en toen trok het
schocr naar het Noorden. En om
een straf af te weren, beriepen de
boerrichters eenen Hölting (verga
dering) tezamen, om te beraden,
wat aan de zaak te doen was en
kwam men daarin overeen, om
door liefdegiften in het vervolg be
vrijd te wezen van onweder."
Uit een oudere aanteekening
blijkt echter, dat het gebruik reeds
voor 1738 moet hebben bestaan. In
het oud-archief van Ootmarsum
komt n.1. voor een request voor die
Borgemeisteren en Provisoren der
Armengilde tot Ootmarsum met
beschikking van den Drost van
Twente van 19 Jan. 1662." Daaruit
blijkt het volgende: Een vrouw in
Klein Angele, Neel Telle genaamd,
had aan den Armengilde 20 daal
ders vermaakt, staande onder den
Bruuger (een thans afgebroken
boerenhuis), aldaar, waarop ook
aanspraak, wordt gemaakt door de
Groot Angelen boereii, die onder
den boom van den Esch staande,
genaamd den Bokum, aan armen
brood uitdeelen.
Reeds in 1672 bestond het ge
bruik dus al. Of het lang daarvoor
ook in zwang was, is niet bekend,
tot nu toe zijn daarover geen ge
gevens gevonden. Het gebruik
neemt bovendien steeds meer in
Deteekenis af, omdat 't. aantal boe
ren, dat brood uitreikt, ieder jaar
geringer wordt. Waren er vroeger
soms wel 75 boeren, die met hun
gaven langs de zandpaden naar
den Angeler-esch trokken, thans
zijn er nog ongeveer 10 en het is
zelfs de vraag, of dit aantal dit
jaar nog wordt gehaald.
tigen, moet zichzelf als een geluk
kig mcnsch beschouwen, want hij
bezit een schitterend middel tegen
alle soorten van koorts. Hij moet
de levertjes en de longen uit de
kikkers nemen, ze drogen en tot
poeder stampen. Zoodra hij of zijn
buurman een aanval van koorts
krijgt, moet hij wat van de poeder
in een sterken drank mengen en
dat innemen, onder het opzeggen
van een tooverformule. Daarna
moet hij naar een weg loopen, die
een anderen ki-uist. Driemaal
moet hij op den grond spuwen en
de koorts is weg. Degenen, die dan
het ongeluk heeft in het speeksel
te trappen, dat de man uitspuwde,
neemt de koorts over.
Het vangen van een kruisspin op
Pinksteren beteekent voor den Zi
geuner het hoogste geluk. Hij moet
het dier in een doosje stoppen en
het zeven dagen en nachten in den
schoorsteen hangen, zoodat doosje
en spin absoluut gerookt worden.
Een Pinkster-kruisspin is een mid
del tegen kropgezwellen. Een lijder
aan kropgezwel moet het diertje in
zijn eten mengen en het eten ver
orberen bij afnemende maan.
Helpt het middel niet, dan is de lij
der een zondaar en niet waard,
dat hij genezen wordt.
De Zigeunermeisjes zijn al even
bijgeloovig als hun ouders. Pink
steren kan ook haar geluk brengen
wanneer zij het verdienen. Een
Zigeunermeisje staat op Pinkster-
mergen vroeg op, om naar de
lucht te zien. Wanneer de lucht
in 't Oosten, nog vóór zonsopgang,
blauw gekleurd is, dan is dat een
voorteelten, dat er nog in hetzelfde
jaar veel Zigeunermeisjes zullen
trouwen en wellicht is het bijge-
loovige Zigeunermeisje, dat met
haar gezichtje naar het Oosten
staat, daar wel bij. Is de lucht
echter grijs of grauw, dan behoeft
zij nog lang niet op een huwelijk
te rekenen.
PINKSTERGEBRUIKEN BIJ DE
ZIGEUNERS.
„Witte Zondag" in Hongarije.
PINKSTERKIKKERS: EEN MID
DEL TEGEN KOORTS.
De Pinkstergebruiken onzer hei-
densche voorouders waren bijzon
der talrijk en dikwijls heel merk
waardig. Het is typisch na te gaan
hoe deze gebruiken hun oorsprong
vonden. Het volk, dat nog het
meest deze Pinkstergebruiken in
eere houdt, is het Zigeunervolk,
dat, zooals men weet, zeer bijge
loovig is.
In Hongarije vindt men de mees
te Zigeuners. De Hongaarsche Zi
geuners spreken niet van Pinkste
ren, doch van „Witten Zondag".
Waarom men het feest, „Witten
Zondag" noemt is niet precies be
kend, men denkt, dat de Zigeuners
het zoo noemen, omdat zij op dien
dag de afgestorvenen herdenken.
Reeds des morgens vroeg komen
de Zigeuners, op Pinkster-Zondag,
tezamen. Voor deze gelegenheid
kleedt men zich in het wit of in
een kleur, die er het meest nabij
komt. Men bidt, zingt en danst en
groot en klein doet hier aan mee.
Aan den Pinksternacht schrijft
de Zigeuner een groote macht toe.
In dien nacht gaat ook geen enkele
Zigeuner slapen, doch blijft waken
en zorgt intusschcn voor het heil
van ziel en lichaam.
Wie in den nacht vóór Pinksteren
drie boomkikkers weet te bemach-
WETENSW AARDIGHEDEN.
Is het LT bekend:
dat platina, met uitzondering
van eenige zeer zeldzame metalen,
thans het duurste metaal ter we
reld is, veel duurder dan goud?
dat een walvisch 24.000 tanden
heeft, die in 80 rijen van 300 stuks
gezet zijn?
dat één enkel paar zijden kousen
de zijde bevat van 333 zijderupsen?.
dat het voedsel der Eskimo's be
staat uit caribou, walrus, zeehond
en diverse soorten visch?
d a t dit alles rauw gegeten wordt?
d a t meisjes bij de geboorte gedood
worden, behalve, wanneer er reeds
voor haar geboorte oen toekomstig
echtgenoot is gevonden?
dat er 6.000.000 K.G. steenkool noo
dig zijn, om een groot stoomschip
van Liverpool naar New York te
brengen?
dat rozenhout heelemaal niet van
een rozenstruik of rozenboom
komt?
dat het hout van verschillende
boomsoorten in Brazilië afkomstig
is en zoo genoemd wordt, omdat
het ecnigszins naar rozen ruikt,
wanneer de boom pas gehakt is?
d a t men nu suiker uit hout kan
maken?
142. Langzamerhand begon-Freek je wel te begrij
pen dat hier een begin-werd gemaakt met de kleer
tjes die hij zoo slordig had verwaarloosd. Groote
weefmachines maaktendaar prachtige gekleurde
stoffen. Hij zag hoe twee vrouwen bij een stapel
van-deze prachtige - stoffen stonden en er met be
wondering naar keken.
II
143. „We moeten weer verder Freek je," zeiden de
kabouters. „Je hebt nu zoo wel het een en ander
gezien, waaruit je kunt begrijpen met hoeveel
moeite en zorg het goed wordt gemaakt. Ze gingen
thans naar een groote winkel. Ongezien gingen ze
die door tot ze in een gang kwamen, waar een bordje
hing met het woord „directie" er op.
144. Plotseling kwam èreen armelijk vrouwtje
met een kleinen jongen aan haar hand de trap
opgeloopen en het drietal drukte zich tegen den
muur, om niet met de twee in botsing te komen.