VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT
De klacht van den H.B.S.-er
VARIA*
Kab ou ter=Avon turen. Stan en Pol bij de kinderen.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 6 Juni 1936. No. 9991.
Overgebracht door SIROLF.
(Nadruk verboden
alle rechten voorbehouden)
DE Hoogere Burgerscholier,
flink uit de kluiten gewas
sen knaap voor zijn vijftien
jaar, met zijn H.B.S.-luiers
(ook wel plus-four genaamd) om
de beenen gewikkeld, legde zijn
boekentasch op een vensterbank
blies eens in zijn blauwe handen
want het was Juni en echt Hol-
landsch zomerweer, met af en toe
een hagelbuitje liet de snijden
de koude wind door zijn blonde
kuif waaien, keek me recht in
mijn oogen met zijn wat spotten
de, lichtblauwe oogen en zei: Me
neer, eerlijk gezegd, ik begin er
liever niet aan. U wilt iets van
me weten over de hedendaagsche
pa's, maar lieve-deugd-nog-an-toe,
maneer, als je eerlijk mijn mee
ning vraagt, dan is het een droe
vig stelletje. En als ik nog verder
ga en de waarheid over_ onze pa's
zeg, dan heb ik kans dat' het in de
krant komt en dat ik van mijn
pa een draai om mijn ooren krijg.
Onder ons gezegd, ik hoef dat. na
tuurlijk niet te nemen. Voor mij,
meneer, zou het een klein kunstje
zijn om mijn pa met een rechtsche
hoek te vloeren, maar dat is nu
eenmaal niet sportief. Mijn pa is
nu eenmaal mijn pa, en pa's mag
je niet vloeren. Er wordt ons door
den sportleeraar ook altijd voorge
houden, dat we edelmoedig moeten
zijn tegenover een veel zwakkere
tegenstander. Nou, meneer, mijn
pa heeft een buikje en hij hijgt al
als hij uit zijn luie stoel opstaat.
Kan ik dan mijn pa pijn doen? Ik
durf niet eens af t.e weren, als hij
me een draai om mijn hoofd geeft,
want dan slaat hij zijn vingers
kapot op mijn arm. Ja, voelt U die
biceps maar eens even, meneer!
Dat is ijzer en staal! Verleden
week hebben we nog de eerste
prijs gewonnen, de vier van onze
klas, bij de schoolroeiwedstrijden!
Of ik een sigaret wou? Nee,
dank U, ik ben toch zeker geen
halve wilde? Welk mensch met
gezond verstand steekt er nu een
stelletje opgerolde gedroogde boom
blaren met een stuk papier in zijn
mond en steekt dat in de brand?
Ja, dat is ook zooiets moois. Onze
pa's houden ons altijd voor, dat
we zelfbeheersching moeten heb
ben en meer van dat fraais. Nu,
dat hoeven onze pa's ons niet meer
te leeren, dat leeren we bij de
6port al zoodra we in het school
elftal meespelen. Voor pa's schijnt
die zelfbeheersching, die voor ons
zoo noodig is, niet goed te zijn.
Want mijn pa kan geen vijf minu
ten leven zonder een boomstam
van een sigaar in zijn hoofd. En
*s avonds voor het eten moet hij
altijd zijn bittertje hebben. Daar
kan ik niet. buiten, zegt hij. Ach
ja, meneer die Pa's.Weet U wat
het is, je kunt er niet buiten. Er
moet iemand zijn, die de kost
verdient en zoo, maar anders-.
Ja. als U het mij vraagt, snap ik
gewoonweg niet, hoe die pa's er
nog in slagen werkelijk nog een
boterham voor ons te verdienen.
Want, heusch, meneer, het blijft
natuurlijk onder ons, maar mijn
pa is werkelijk geen licht, hoor!
En nu is hij nog een van de bes
te. Ja, ik heb iemand eens hooren
vertellen, dat mijn pa zoo'n knap
zakenman was. Nou, meneer, wat
moeten dan de anderen wel zijn!
Geen wonder dat we zoo in de
crisis zitten. Ik heb van me pa ook
laatst een crisis gekregen! Ja, hij
had weer zoo'n mal artikel van
de een of andere idioot in de
krant gelezen, waarin stond, dat,
de vaders jong moeten blijven met
hun kinderen. Enfin, U bent zelf
zoo'n man die allerlei nonsens in
de krant schrijft, dus U weet wel
wat ik bedoel. Nou, mijn pa nam
allés wat er in dat artikel stond
voor zoete koek op en hij deed
dagenlang vreeselijk „jongensach
tig" en amicaal' tegen me,noemde
me „kerel" en vond alles „knal' en
„gekloft" en „reuze". Ik dacht bij
me zelf, daar komen weer onge
lukken van, let maar eens op! En
jawel, hoor, toen ik mijn algebra
sommen moest maken, wou m'n
pa met. alle geweld helpen. Nou,
ik liet hem begaan en hij zat drie
uur lang te zwoegen op vier som
men. Laat er nou geen snars van
deugen! De leeraar vroeg, waar
mijn hersens gezeten hadden! De
grootste uil van de heele school
had niet meer stommiteiten in
zoo'n paar sommen kunnen ma
ken. zei hij. Nou, en wat doe je
voor je fatsoen? Ik heb natuurlijk
stilletjes de schuld op me genomen.
Ik kon toch zeker niet zeggen, dat
mijn pa die stommiteiten had uit
gehaald? Dat zou niet sportief
geweest zijn. Want zijn bedoeling
was goed.
Maar met dat al zit je er maar
mee. Verleden week Zaterdag wil
de mijn pa met alle geweld met me
naar buiten, op de fiets, omdat hij
me eens wilde demonstreeren, hoe
hij in z ij n tijd een voorzet placht
te geven, die onherroepelijk tot
een doelpunt leidde. Nou moet U
weten, dat ik juist dien middag
zou trainen voor de 16-kilometer
veldloop. Maar wat doe je? Ik
wilde mijn pa niet teleurstellen en
dus ging ik mee^ naar een heel
afgelegen plekje in de polder,
waar ik zeker was, geen school
kameraden tegen te komen. Nou,
toen er geen sterveling te zien
was, gaf ik mijn pa die voetbal en
zei: Zoo, pa, speel U nou maar
eens lekker.
Nou, meneer, ik dacht dat ik zou
stikken van het lachen. Eerst
schopt hij drie keer mis. Daarna
een keer te hoog, zoodat hij met
een plof op den grond viel. En de
vijfde keer was het raak! Niet
tegen de bal, nee, tegen de grond!
Nou, 't is waar, als je met volle
kracht tegen den grond schopt,
doet het leelijk pijn. Maar zooals
ik mijn pa toen een ongelooflijke
serie leelijke woorden heb hooren
zeggen... meneer, ik kreeg er een
kleur van. En ineens.hield hij
op. Hij bleef stokstijf staan en
staarde naar iets, terwijl er een
glimlach op zijn gezicht kwam.
Wat het was? Hij keek naar de
zijden kousenbeenen van een aar
dig juffie dat voorbijfietste... Is
dat nu een voorbeeld voor een
pa? En als ik maar naar hét wip
neusje van Miepie Vroolijk die
zit bij me in de klas kijk, krijg
ik al een boetpredikatie, alsof ik
een moord wil begaan. Laatst
kwam ik mijn pa tegen, toen ik
met Miepie naar huis wandelde.
Dans der Schotsche Hooglanders.
Meneer, toen ik hu-is kwam, spoog
mijn pa vuur! En dat alleen om
dat ik Miepie een lëuk type vind.
Nee, meneer, U moet niet zoo ge
niepig knipoogen naar me. Miepie
is „mijn meissie" niet. Dat komt
hij ons in de klas niet voor. Als
er soms wel eens een jongen op
school „lief" doet tegen een meisje,
meneer, dan heeft hij goen leven
meer. Dan wordt ie zoo ontzettend
genegerd, dat ie het een tweede
keer niet meer probeert. Wat ik
dan voor aardigs aan die Miepie
vind? Nou, meneer, ze zwemt een
prachtige crawl-slag, ze heeft drie
keer de eerste prijs op de 100 M.
hardloopen gewonnen en ze heeft
een hand van hockey-spelen, me
neer, nee, reusachtig!
Moderne pa's, moderne opvoe
ding? Allemaal kwatsch, meneer.
Geef een H.B.S.er een strenge
„baas", eentje die de wind eronder
heeft, zoodat er op zijn tijd gestu
deerd wordt, en voor de rest ge
zonde sport, dan mag U van mij
alle malligheid van „Pa's die een
kameraad voor hun jongen" moe-
ten zijn en al die moderne fratsen
houden! Nou, ajuusjes, meneer,
pas maar op dat je niet misselijk
wordt van je sigaretje, de bel gaat,
en ik moet nog even mijn Duitsche
grammatica doorkijken, want ik
krijg een beurt vanmiddag, dag
meneer!
Iets over den dans.
Lord Chesterfield, dien men den
hoffelijksten en geestigsten man
van Engeland noemde, zei van
twee jongedames, die een menuet
dansten: „Zij dansen als lieden,
die voor dit werk zijn aangenomen
en het betwijfelen, of ze er wel
voor betaald zullen worden." Aan
deze definitie van Lord Chester
field herinnert ook het volgende
antwoord, dat een Chineesch Man
darijn aan Admiraal Napier gaf.
Toen n.1. de Engelsche troepen te
Canton waren binnengerukt, werd
onder de feestelijkheden, welke bij
deze gelegenheid plaats vonden,
ook een bal gegeven, waartoe de
notabelen der stad waren uitge-
noodigd.
Aan het eind van een helschen
galop richtte Admiraal Napier tot
den Mandarijn de vraag: „Wat
dunkt U van dit Europeesch tijd
verdrijf en in het bijzonder van
onzen dans?"
„Heel mooi, heel mooi," antwoord
de de mandarijn. Toen echter de
Chinees bemerkte, hoe vermoeid
de dansers waren cn hoe uitgeput
sommigen zich neerzetten, krabde
hij achter zijn oor en zei tot den
admiraal: „Maar, neem mij niet
kwalijk, Admiraal, in plaats van
zich zoo uit te sloven, moest men
dat liever door soldaten laten doen
Rothschild's medelijden.
Te Parijs stierf in 1870 het
hoofd der rijlce familie Ayuado en
liet een vermogen van bijna der
tig miliioen francs na. Toen James
Rothschild, een der zonen uit het
beroemde huis van Nathan Roth
schild dit hoorde, riep hij mede
lijdend uit: „Maar dertig miliioen
francs! Ik heb altijd gedacht, dat
de arme drommel in goeden doen
was..."
Een middel tegen critiek.
Dodel Treogate, schrijver van
„Het Gevaarlijke Woud", was een
vurig republikein en als zoodanig
president van de revolutionnaire
club. Op den dag der eerste op
voering van het aldus genoemde
stuk verscheen hij op het tooneel
en sprak het publiek aldus aan:
„Burgers! De eerste schurk, die
dat de Donovan Trust te Sydney,
een prijs van f600 uitlooft voor
dengeen, die een nieuwe ster aan:
het firmament ontdekt?
dat de maan vier honderd keer
dichter bij de aarde is, dan de
zon?
dat proefnemingen hebben uit*
gewezen, dat een vlinder zonder
kop kan leven?
dat Coco, de bekende Franscha
clown van het Cirque de Paris,
elke week 60.000 mensehen laat
lachen?
dat hij daarom door de Franscha
regeering begiftigd is met da
zeldzame onderscheiding van de
Palme Académique?
dat zijn ware naam ïs Raoul
Jouin en dat hij 45 jaar oud is?
dat hij op 9-jarigen leeftijd zij01
carrière begon?
mijn melodrama uitfluit, zal op
mijn bevel in hechtenis worden ge
nomen en zijn kop zal niet lang
meer op zijn schouders rusten!"
Daarop riep hij de tooneelspelers
toe: „Komaan, nu kunnen jullie
beginnen..." Het stuk had een
verend succes.
Een nieuwe manier om
aan geld te komen.
De Amerikanen hebben een nieu
we manier uitgedacht om op een
gemakkelijke wijze aan geld te
komen. Een jongeman rijdt met
een gloednieuwe auto door de
straten en blijft in de buurt van
een of ander parkeerterrein. Wan
neer nu een andere wagen pas
seert en een plaatsje zoekt op het
terrein, dan springt de jongeman
plotseling uit zijn auto en beweert
met heftige gebaren, dat de ander
zijn achterspatbord heeft bescha
digd. De vergoeding, welke hij
eischt, varieert van 5 tot 20 dol
lars. De politie probeert echter
een spoedig einde te maken aan
deze geld-uit-den-zak-klopperij.
WETENSWAARDIGHEDEN.
Is het U bekend:
dat een Britsche Columbia kdp
351 eieren legde in 365. dagen?
d a t daarmede een record geves
tigd werd?
dat de eigenaar een bod van
f2400 voor deze kip afsloeg?
dat men door verkoop van de
broed- en andere eieren van deze
kip in één jaar tijd f3000 denkt te
verdienen?
HUMOR.
Zij ontmoetten elkaar toevallig
in een bank. Klaarblijkelijk be
stond er een oude veete tusscheni
hen.
Je keek op me neer, toen ik arm
was, zei de een. Nu kan ik eeni
chèque schrijven voor een miliioen
gulden!
Hij schreef de chèque.. Daarna
zeide hij: En nu zal ik je laten
zien, hoe ik over een miliioen!
denk!
En hij scheurde de chèque in
stukjes.
De voorman gaf Hendriks een
standje en zei: Het is toch kras,
Hendriks, dat jij altijd een kwar.
tier te laat op het werk bent. Ten»
wijl je nota bene vlak naast het
werk woont. En Pietersen, die een
uur ver woont, is altijd op tijd.
Da's niks kras, vond Hendriks.
Als hij 's morgens een beetje laat
is, kan hij een beetje voortmaken.
Maar als ik laat ben, dan ben ik
hier al!
De jonge man stapte in de tram.
Hij droeg een zeer „schreeuwend"
pak, zwart met roode en groene
ruiten, een lichtgrijze hoed, bijna
wit, een das van helgeel en paars,
en oranje-gele schoenen. De con
ducteur nam hem van onder tot
boven nauwkeurig op en vroeg
dan zeer ernstig: Neem me niet
kwalijk, meneer, maar is U voor
iemand in de rouw?
De verstrooide professor had het
over een zeer zwaar vergift en zeis
Deze vloeistof in dit buisje is het
ergste van al'le vergiften. Een
enkele druppel op den tong van
een kat, doodt den sterksten
man.
Vind je dat ik lekker kani
koken?
Heerlijk, schat!
Welk van mijn schoteljtea
lust je dan het liefste?
Sardientjes, lieverd.
Ik was een groote idioot toen ik
met jou trouwde, zei hij bitter.
Ja, maar ik was verliefd op je,
en daarom heb ik het toen niet
zoo gemerkt!, antwoordde zij.
145. Zacht slopen ze achter de vrouw met het jon
getje aan, die naar boven liep en aan een loketje
klopte op een deur waar Kantoor op stond. Een
norsch uitziende heer deed het loketje open en de
vrouw vroeg met bevende stem of er niet wat werk
voor haar was. Ze kon zoo keurig naaien en zou
alles weer prachtig afleveren. Doch de man ver
telde dat er niets te doen was.
146. De tranen sprongen het arme vrouwtje in de
oogen. Toevallig kwam de directeur zelf langs en
vroeg wat er te doen was. Hij keek door het lo
ketje en zag het vrouwtje staan.
147. Mijnheer Jansen vertelde hem daarop dat de
vrouw om werk was komen bedelen. Daarop vroeg
de directeur of het partijtje broekjes die dien mid
dag waren geknipt, al de deur uit waren. Neen,
dat waren ze nog niet. Daarop vroeg de directeur
aan het vrouwtje of ze broekjes kon naaien en toen
de vrouw dat bevestigde kreeg ze en heel pak mee
naar huis.