Een praatje over Wereldtentoonstellingen.
Voor de Inmaakflesschen.
Het ideaal van iederen
jongen.
Jan voor het eerst de
lucht in.
De drukte op het
vliegveld.
door
Carly Vos.
Een werkje, dat wij graag voor
moeder doen en waarvan zij veel
plezier zal hebben.
Wij gaan deze week eens een werkje ma»
ken, waarmede wij moeder kunnen ver
rassen. De hierbij afgebeelde -vruchten
v/orden met carbonpapier, dat is dat blau
we doordrukpapier, op glad wit papier
overgetrokken en daarna gekleurd. Als dé
verf goed droog is, worden de teekeningen,
netjes langs de randen uitgeknipt en op
de potten geplakt, waarop natuurlijk den
i t
„Jan, Jan!" schreeu
wen de jongens. „Geen
tijd", roept Jan en weg
is hij; het schoolplein
over, de straat op.
Gauw naar huis om
vaders brood te halen. En dan naar het
vliegveld!
Vader werkt in de groote loods, waar de
vliegtuigen staan, als ze thuis zijn. Fijn,
eiken middag om 12 uur mag Jan vaders
brood en de flesch koffie gaan brengen.
Wat daar in de loods al niet te zien is! Als
groote vogels, klaar om uit te vliegen,
staan zij daar. Jan kent ze precies de
groote tweedekker ,die heel naar Parijs en
Londen gaat met passagiers en post, de mi
litaire vliegtuigen met hun bijzondere ken-
teekens, die je van veraf al kunt onder
scheiden en de kleine eendekkers, licht
en rank, waar je pleziertochten in kunt
maken en duikelingen, of je een echte vo
gel was!
Jan weet precies, hoe al die motoren
werken, hoe het hoogtestuur beweegt en
de remmen overgaan. Net zoo lang heeft
hij gesnuffeld en gevraagd, tot de werklui
in de loods ongeduldig werden en er één
lachend zei: „Nou, jij doet net, of je van
daag nog de lucht in moet!"
„Was 't maar waardacht Jan en
verlangend kijkt hij naar de leuningstoe
len achter in de vliegtuigen, waar straks
de passagiers in zullen plaats nemen
Net zoo gemakkelijk als in den trein zit je
er in en wat kon je veel zien! Als de
werklui niet kijken, sleept Jan wel eens
het kleine trapje voor de cabine en gaat
dan stilletjes in de cockpit zitten, maar hij
weet wel, dat hij dat niet doen mag. Ach
terin zitten vindt vader niet erg. „Als je
maar nergens aankomt", zegt hij altijd.
Hoewel buiten op het vrije .veld, daar is 't
ook heerlijk, als je tenminste op tijd bent,
om de vliegmachines binnen te zien ko
men. Eiken dag, zoo even na 12 uur, ko
men zij de een na de andere aansnorren;
uit Amsterdam, uit Berlijn, uit Londen en
Parijs. Het is net, of ze hebben afgespro
ken elkaar daar op het veld te ontmoeten,
voor zij verder gaan, ieder een anderen
kant uit.
Hollen moet Jan om het nog te halen
voor schooltijd. Wanneer moeder de boter
hammen voor vader niet klaar heeft, en
Jan wachten moet, kan hij wel huilen, zoo
bang is hij om het oogenblik van aankomst
te missen. Buiten adem komt hij dan op
het veld aan. Vlug naar de loods, om het
brood te brengen. Straks zal hij vader wel
vinden, die komt altijd naar buiten, als hij
de toestellen hoort aankomen. Iedereen
komt dan naar buiten, de werklui uit de
loods, de monteurs, die het vliegtuig even
na moeten zien voor het weer vertrekt, de
controleur met den gouden band om de
pet, de kruiers van het kofferwagentje.
Maar niemand waagt zich op het veld. De
toestellen moeten ongestoord kunnen lan
den. Meestal komt Berlijn het eerst. Als
een stip zie je hem in de verte. In groote
cirkels daalt het toestel neer, vlak over de
loods glijdt het en rolt dan over het veld,
een heel eind weg. Maar nu rennen de
monteurs er gauw heen, ze pakken de
touwen, die aan de vleugels hangen
trekken het vliegtuig naar de loods. Een
trapje wordt er tegen gezet en nu kunnen
de passagiers uitstappen. De kruiers laden
de koffers op het wagentje, de vliegenier
wijst de monteurs, wat zij doen moeten en
alles is in de weer. Dan stapt de vliegenier
naar het gebouw van de directie om verde
re orders te ontvangen. Het is er een druk
te als op een station. Reizigers stappen in
en uit, koffers worden versjouwd, kruiers
schreeuwen, motoren worden geprobeerd,
het is een leven, dat hooren en zien ver
gaat! Maar dan roept de controleur „klaar"
en „Berlijn" rolt weer het veld op om zijn
reis voort te zetten. Het toestel richt zich
schuin omhoog, scheert over de wilgen-
boschjes en dan gaat het hooger, alsmaar
hooger. Kleiner en kleiner wordt het, tot
dat de wolken het uit het gezichtspunt ne
men.
„Londen" is intusschen ook opgestegen.
Jan heeft een knikje van den piloot ont
vangen. Ja, die piloot is Jan's vriend. Als
het koud is, mag Jan hem koffie brengen.
„Gauw", roept de vliegenier, „ik heb maar
vijf minuten". Wat rent Jan dan. Heel
voorzichtig komt hij met een kop dampen
de koffie aandragen.
Op een keer vroeg de piloot aan Jan:
„Ben je wel eens in de lucht geweest?"
„Neen, mijnheer", zei Jan verlegen. „Nou,
als ik eens vrij ben, kom ik je halen", be
loofde de piloot.
Zou het heusch, denkt Jan, hij kan het
niet gelooven! Maar het is werkelijk ge
beurd!.... Eens heeft de piloot Jan mee
genomen en vader ook! Want vader ver
trouwde het niet Jan zoo heel alleen in
de cabine daar achter. Als Jan eens wat
open ging doen„Goed", zei de piloot,
„dan ga jij ook mee!" En toen gingen zij.
Jongens, wat snorde de motor en wat kon
je ver zien. Jan was heelemaal niet bang.
Nu gingen zij over de havens. Wat een
leuke kleine scheepjes, als uit een speel-
joeddoos. En wat een kleine huisjes met
deine schoorsteenpijpen als lucifers....
Hè jammer, de piloot daalde alweer. „We
zijn er", schreeuwde de piloot en in een
oogwenk rolde het toestel weer op het
veld. Vader bedankte den piloot hartelijk
en Jan wist haast niets te zeggen. Het was
allemaal zoo heerlijk geweest. Hij kneep
daarom maar heel stijf de hand van den
vliegenier en riep: „Dank u wel! Ik word
piloot als ik groot ben...."
ZEETUINEN.
Tuinen in de zee, dat lijkt wel onwaar
schijnlijk, maar toch worden er op den
bodem der zee mooie, levende planten aan
getroffen, welke buiten het water zouden
sterven. In enkele zeestreken zijn de plan
ten zoo talrijk, dat men met recht van zee-
tuinen kan spreken. Maar, die planten,
waarvan wij zouden denken, dat zij wer
kelijk niets anders zijn dan planten, zijn
vaak dieren of dierlijke planten. Zoo b.v.
de zee-anemoon, sponzen, zeekomkommer,
enz.
De bloembladeren van de zee-anemoon,
welke veel lijkt op een chrysant, werken
als vingers en grijpen het voedsel aan, om
het in een holte te leggen, welke de maag
voorstelt. De zeekomkommer heeft een plat
lichaam. Als een slak kruipt zy over den
grond en tast met haar armen in het rond
om voedsel te zoeken. Hiermee krijgt zij
heel wat modder en zand naar binnen. De
zeekomkommer kan steken en houdt door
haar stekeltjes den vijand weg. Van vis-
schen houdt de zeekomkommer niet, klei
ne, sappige planten, insecten, vliegen, dat
is voor haar het juiste voedsel. De zeelelie
lijkt veel op een gewone lelie en het is
haast niet te gelooven, dat zij geen plant,
maar een dier is. Zij heeft een heel langen
stengel, op die stengel ligt een soort schijf,
die een mond heeft, waar het voedsel in
gaat. De zeelelie wordt beschouwd als de
oudste vorm van dierlijk leven, dat op de
aarde is geweest, want de geleerden heb
ben deze plant, of eigenlijk dit dier, in
wersteenden substantie gevonden.
inhoud zit, waarvan je de afbeelding hebt
gemaakt. Hoeveel plaatjes van ieder soort
je moet maken, moet je natuurlijk aan
moeder vragen, want zij weet hoeveel pofr«
ten jam of andere inmaak zij gaat vullen.
En als de jam klaar is, kan men soms niet
zien, of er kersen, frambozen of bessen in
zitten, vandaar dat moeder dus met die
keurige etiketjes wel blij zal zijn. Wij ge
ven hier maar vier voorbeelden, doch die
kunnen jullie zelf aanvullen met al de
vruchten, die moeder inmaakt. De inmaak
die in de kast wordt gezet met al de eti
ketjes naar voren, ziet er veel verzorgder
uit, dan wanneer er gewone etiketjes op
zijn geplakt, waarop met inkt geschreven
is, wat er in de pot zit, vinden jullie ook
niet? Nu maar vlijtig aan den gang, want
het is een heel werk om voor alle potjes
een passend etiket te maken.
ZOEKPLAATJE.
In de grijze oudheid zagen de menschen
er heel anders uit dan tegenwoordig. Zoo
zien jullie op het plaatje een afbeelding
v#n een krijgsman uit dien tijd. Maar hij
is niet alleen, hij wacht op den vijand, een
Saraceen, die zich intusschen vexborgen
heeft, toen hij zag hoe sterk gewapend
zijn tegenstander was. Kunnen jullie den
Saraceen vinden?
Meneer van Buren uit de straat,
Had het met zijn kies te kwaad,
Hij wil vlug naar den tandarts gaan,
Maar botst tegen een dikkerd aan.
En die dikke ongeduldig,
Bleef het antwoord ook niet schuldig
Wat Nederland te Parijs zal laten zien.
Aardewerk, kaas, tulpen, Indische kunst
en..,, de Wieringermeerpolder.
In den zomer van het volgend jaar wordt
er in Parijs een wereldtentoonstelling ge
houden een wereldtentoonstelling B. B.,
zal je je afvragen, bestaan er dan mis
schien ook nog A, C, D, en misschien wel
E-tentoonstellingen?
Neen, zoo erg is het niet. Wij onderschei
den slechts wereldtentoonstellingen A en
B. A-tentoonstellingen mogen slechts om
de vier jaren gehouden worden, B-tentoon
stellingen daarentegen om de twee jaren.
En waarom denken jullie nu, dat men deze
regeling gemaakt heeft? Eenvoudig, omdat
men bang was, dat er anders te veel we
reldtentoonstellingen gehouden zouden
worden en dat dan de aardigheid voor het
publiek er af zou gaan. Want jullie kent
kaasbereiding. Wisten jullie, dat dit goud
gele Nederlandsche product zich in het
buitenland in een grooten roem verheugt?
Je boterhammetje met Edammer, dat je
's morgens gauw voor het naar school gaan
naar binnen werkt, wordt daar als een
van de fijnste lekkernijen beschouwt.
Niet minder beroemd dan de Nederland
sche kaas zijn onze tulpen. En ook de Ne
derlandsche bollenkweekers gaan naar Pa
rijs, om daar in den letterlijken zin van 't
v/oord de bloemetjes eens buiten te zetten.
Helaas zal de tijd van de tentoonstelling
niet zeer gunstig zijn, om van den bloemen
pracht, die in de lente 8000 hectaren van
ons land bedekt en een bollenuitvoer van
40 millioen kilogram mogelijk maakt, een
juist begrip te geven. Maar er zal toch een
mogelijkheid gevonden worden, om door
woord en beeld een begrip van de beteeke-
nis van dit zoo belangrijke Nederlandsche
product te geven.
Natuurlijk zullen wij deze gelegenheid
niet voorbij laten gaan, om de wereld vol
HOE EEN WERELDTENTOONSTELLIN
tentoonstelling, die verledei
het spreekwoord: Te veel van het goede
schaadt. En zeker moet een wereldtentoon
stelling tot het „goede" gerekend worden.
Daar krijgen alle landen ter wereld gele
genheid, in hup eigen paviljoen eens te
toonen. wat men op een of meer gebieden
van handel, landbouw, industrie, kunst,
enz., in de laatste tientallen jaren tot stand
heeft gebracht.
De wereldtentoonstelling, die nu het vol
gend jaar te Parijs wordt gehouden is
voor een groot deel gewijd aan het hand
werk en dan speciaal aan het handwerk,
dat een zekere kunstzinnige waarde be
zit.
Op dit gebied is de Nederlandsche potte-
bakkerskunst nog steeds van de grootste
beteekenis. Weliswaar ligt de roem van
Delft al ietwat in het verleden, doch ande
re steden, zooals bijvoorbeeld Gouda, heb
ben op dit terrein eveneens een goede
oude overlevering en zullen te Parijs hun
ceramische producten tentoonstellen.
Ook de Nederlandsche kleederdrachten
in Volendam en Marken beinvloeden nog
steeds bepaalde takken van handwerk.
Zoo wordt er in ons land nog
steeds een groot aantal zilveren sieraden
vervaardigd, zooals knoopen, oorijzers, enz.
Ook op het gebied van de goud- en zil-
verstikkerij wordt nog veel gepresteerd.
En dit alles zal op de Parijsche tentoon
stelling te zien zijn. Ook de levende mo
dellen, in den vorm van een paar aardige
blonde meisjes in traditioneele kleeder
drachten, zullen niet ontbreken. Zij wor
den ter zijde gestaan door twee flinke Vo-
lendamsche jongens in hun wijde broeken
en blauwe pakken, de aarden pijp in den
mond.
Ook m.et andere dingen zal Nederland
natuurlijk op deze tentoonstelling ver
schijnen. Daar is in de eerste plaats de
x ER UIT ZIET. Overzicht van de
l jaar in Brussel werd gehouden.
trots op onze vreedzame landverovering
te wijzen: de drooglegging van de Zuider
zee. Een film over het werk en de resul
taten daarvan zal dagelijks worden ver
toond. Daarmede zullen wij de wereld de
waarheid van den ouden spreuk bewijzen:
„God schiep hemel en aarde, met uitzonde
ring van Holland; dat hebben de Hollan
ders zelf gemaakt."
Ook aan 't Nederlandsch-Indische kunst
voorwerp is een plaats in het Nederland
sche paviljoen ingeruimd. Houtsnijwerk en
staaltjes van Indische goud- en zilver
smeedkunst zullen niet ontbreken.
Zooals jullie ziet, de Parijsche tentoon
stelling zal een groote gebeurtenis zijn. En
de jongens en meisjes, die in de gelukkige
omstandigheid verkeeren, om eens een
bezoek aan de Fransche hoofdstad tijdens
de tentoonstelling te brengen, kunnen er
op rekenen dat ons landje waardig verte
genwoordigd zal zijn.
(A.T.P.)
Herkenningsteeken.
Oud heertje (die in de lange rij. der
wachtende bezoekers voor de bioscoop
staat): Hedaar, jongetje, sta niet zoo te
dringen, dat is toch je plaats niet.
Jongetje: O ja, meneer, ik ben alleen
maar even uit de rij geloopen om wat
lekkers te koopen.
Oud heertje: En hoe weet je dan, dat
hier je plaats is?
Jongetje: Omdat ik een groot wit kruis
op Uw jas heb gemaakt, meneer.
Opeens roept van Buren nu verblijd,
Van die kies ben ik bevrijd.
Hij had zich vergist.
Zeg moeder, zei Frits, die een heel
poosje ijverig bezig was geweest om den
inhoud van een fleschje op zijn haren te
smeren en zoo vervolgens zijn pet opzette
zeg moeder, er zat toch haarwater in
die flesch, is het niet?
Weineen, jongen, zei moeder, er zat
lijm in."
O, zei Frits toen «weer kalm, dan be
grijp ik, hoe het komt, dat mijn pet niet
meer afwil!