Oost-Afrika De Kamerontbinding in 1936. Woensdag 17 Juni 1936. SCHAGER COURANT. Vierde Blad. No. 9999 Onofficieel Fransch goudembargo? De Zwartbijen in Dirédawa DE ITALIAANSCHE VLAG WORDT GEHESCHEN. - - FRANSCH SPIJT- GEVOEL. - Dirédawa. In Mei. De eerste ïtaliaansche troepen, die Dirédawa be zetten, bestonden uit het 221e fascistische legioen, dat gevormd wordt door fascisten uit het buiten land, Italianen, die voor het groote meerendeel bui ten Italië zijn geboren of minstens het grootste deel van hun leven buiten Italië hebben doorge bracht, allen menschen dus, die meerdere talen spre ken en een breeder kijk hebben op de wereld en het leven, dan de gemiddelde fascist, die nog nimmer buiten de grenzen van zijn land vertoefde. Bijna al len spraken ook Fransch. velen, die afkomstig wa ren uit Egypte, Marokko, Algarije of Tunis, kenden ook nog Arabisch, anderen weder, afkomstig uit Noord-Amerika, kauwden Amerikaansch-Engelsch. Deze fascisten toonden zich zeer beleefd en voorko mend. Van ecnige aanmatiging of ruwheid viel niets te bemerken. Juichend waren ze in den nacht gekomen, maar toen de morgen aanbrak, werden ze stiller. De ver moeienis, de honger deden zich gelden. De menschen verlangden naar een kop koffie, naar een glas wijn, naar een goeden maaltijd, naar sigaretten, naar een bad, naar een bed. Alle café's, alle restaurants, alle ■winkels en magazijnen maakten plotseling drukke zaken, waarbij door de Italianen betaald werd met ïtaliaansch bankpapier. De ïtaliaansche lire werd hierbij gelijk berekend met den Franschen franc. De zon was nog niet opgegaan, toen de Italianen 'op de „guébi", het kleine pale>'sie op den heuvel, de ïtaliaansche vlak heschen. Bij de komst der Fransche troepenversterkingen en na het vertrek der Ethiopische overheid, had de Fransche commandant Prion op onverklaarbare wijze verzuimd de Fran sche vlag te hijschen op dat paleisje, hoewel hij er 'toch zijn intrek had genomen. Nu moest hij het veld ruimen voor de Italianen. Niet slechts de Franschen, maar ook vele andere Europeesche be woners van Dirédawa zagen de ïtaliaansche vlag op het paleisje zonder al te groote vreugde, om het zacht uit te drukken. Een groot deel dezer Euro peanen zijn Grieken, meest kooplieden en daaronder zelfs Grieken van den Dodekancsus, de Grieksche eilanden, die zich in ïtaliaansche handen bevinden. De meeste Grieken koesteren ten opzichte van de Italianen een feilen haat en dat zij nu te Dirédawa en in geheel Ethiopië onder Italiaansohg heer schappij zouden komen, lachte hun niet aan. Vele bewoners, Franschen. Grieken en Fransche beschermelingen hadden de Fransche of de Griek sche vlag uitgestoken, doch dit werd door de Ita lianen eenvoudig verboden. Behalve voor de consu laten en voor het Fransche militaire kamp werd alleen de ïtaliaansche vlag toegelaten. Dadelijk na het aanbreken van den dag werden in de thans droge rivierbedding door de Italianen ma chinegeweren in stelling gebracht met de monding naar Magala. het inlandsche gedeelte van Dirédawa, en spoedig daarna gingen sterke ïtaliaansche pa trouilles Magala verkennen en er de bevolking ont wapenen, wat zonder bloedvergieten afliep. Echter kon slechts een klein deel der wapenen worden in genomen, daar blijkbaar vele geweren en veel mu nitie verborgen, vermoedelijk begraven waren. De komst van zoovele vermoeide, hongerige troe pen veroorzaakte te Dirédawa evenwel groote moei lijkheden. De levensmiddelen werden zeldzaam, ook al doordat de zwarte boeren uit de omstreken, die anders eiken dag naar de stad kwamen om er hun producten te verkoopen, uit angst weg bleven. Het hotel van den Russischen oud-officier en oud-opera zanger, war ik woon, was eensklaps vol met men schen, ïtaliaansche fascisten, die eten en drinken wilden, een kamer verlangden, een bad. De door de Franschen ingerichte waterleiding was op een zoo groot verbruik niet berekend en water om te baden was er niet meer. 1s Middags heb ik zelfs de halve stad rond moeten loopen om een glas drinkwater te bemachtigen. Toen ik tegen twaalf uur in mijn hotel kwam om er te eten, waren bijna alle tafeltjes in de eetzaal bezet door Italianen. Aan een klein tafeltje zaten tezamen de Fransche vice-consul Charles Lesca, de kanselier van het Fransche consulaat en twee Fransche officieren. Bij hen schoof ik nog een stoel aan. De heeren keken zuur, want er was zoo goed als niets te eten. We konden ieder krijgen een klein stukje brood, één sardine en een half bord macaroni. Wijn was er in het geheel niet meer. Toen ben ik bijgesprongen met mijn reserve-voorraad. Diep uit mijn koffer heb ik opgedoken een groote bus met witte boonen en spek, een bus met een halve kilo gram gekookte ham, twee busjes met worstjes en een tube met ansjovis-pastei, alles Nederlandsche waar, gekocht te Djibouti. Ook vond ik nog in mijn koffer een flesch wijn en plotseling werd onze armzalige maaltijd tot bijna een koningsmaal tijd. Eenige Italianen toonden voor mij groote belang stelling. De ïtaliaansche inlichtingendienst was uit stekend ingericht en blijkbaar was het welbekend, dat ik me te Dirédawa moest bevinden. Een der eer ste Italianen met wien ik als bij toeval kennis maak te, was een fascisten-kapitein van Franschen ko ninklijken bloede, die een groot deel van de wereld heeft bereisd en vloeiend Fransch spreekt. Toen wij samen in gesprek waren, voegde zich weldra bij ons een fascistisch luitenant, die journalist van beroep is. De kapitein vertelde me al spoedig, dat van hoo- gerhand strenge bevelen waren gekomen, de Euro peanen in Ethiopië, voor zoover ze niet met de wa pens in de vuist tegen de Italianen hadden gestre den, met de uiterste voorkomendheid te behande len en hun zooveel mogelijk in alles ter wille te zijn. Ongedwongen spraken we over den oorlog, die nu ten einde scheen, over de politieke verhoudingen in Europa, over de mogelijkheden in de naaste toe komst en de ïtaliaansche kapitein was daarbij zoo vriendelijk een glas champagne te laten inschen ken. De luitenant-journalist vertelde, dat reeds bin nen enkele dagen te Dirédawa een ïtaliaansche cou rant zou verschijnen, waarvan hij do opsteller zou zijn. Intusschen had zich een Fransche luitenant bij ons gevoegd en toen de ïtaliaansche luitenant journalist zeide: „Ja, dat kunnen wij, Italianen; binnen enkele dagen zal reeds onze nieuwe courant, de eerste ïtaliaansche courant in Ethiopië, verschij nen", kon de jonge Fransche luitenant zijn mond niet houden en hij merkte op: „Indien hier de Ita lianen zoo spoedig een ïtaliaansche courant de we reld in kunnen zenden, dan is dit toch alleen, om dat wij, Franschen, hier reeds lang geleden een drukkerij hebben gesticht. Indien we dit niet hadden gedaan, dan zou men hier heel lang op een ïtaliaan sche courant möeten wachten." Ik moest even glimlachen en de Italiaan moest de juistheid der opmerking erkennen. Dirédawa is in derdaad geheel een schepping der Franschen. Zij hebben den spoorweg gebouwd naar Addis Abeba, maar ook het heele stadje Dirédawa, het station, de werkplaatsen, de huizen; zij hebben daar, waar het vroeger dorre woestijn was, bronnen aangeboord, een waterleiding en straten aangelegd; Fransche geestelijke broeders stichtten scholen, o.a. een am bachtsschool; een Franschman schiep er de electri- sche centrale en het is volkomen begrijpelijk, dat de Franschen de bezetting van Dirédawa door de Italianen met leede oogen aanzien, al hebben ze er dan ook nimmer aan gedacht, dit stadje den Ethio piërs te ontnemen. Reeds den eersten dag, dat de Italianen zich te Dirédawa bevonden, zag men in den namiddag geen bewapende Ethiopiër meer. De „khaki-politie" was verdwenen, de „blauwe"politie had de geweren in geleverd. Eenige mannen der „blauwe" Ethiopische politie gingen reeds den eersten dag den Italianen hun diensten aanbieden. Ze kregen een prachtig uni form met zeer hooge tarboesj (een soort fez) met af hangende kwast en daarmede waren deze menschen, die toch altijd min of meer kinderen blijven, zeer ge lukkig en tevreden. Voor de schoone uniform en de fantastische tarboesj vergaten ze het verloren vader land. Toen de duisternis was gevallen, bleek al spoedig dat langs niet alle wapenen door de Ethiopiërs waren ingeleverd. Van alle zijden in de buitenwijken en aan den rand der stad knalden telkens geweer schoten. Sterke patrouilles Italianen gingen rond en waren eenige malen gedwongen met de wapens in de vuist op te treden tegen kleine groepen gewapende man nen, wier voornaamste doel scheen te zijn te plun deren. Tot werkelijke gevechten kwam het hierbij niet. Na enkele schoten reeds verdwenen de gewa pende Ethiopiërs in de duisternis, waarbij ze soms een doode of eenige gewonden achterlieten. Ook aan ïtaliaansche zijde vielen enkele gewonden. Dertien Ethiopiërs, waarvan de meesten Somaii's, werden 's nachts met de wapens in de vuist gevangen ge nomen en den volgenden dag gefusilleerd. Geweerschoten knalden weder in de duisternis, maar machine-geweren en geschut kwamen niet meer in werking en toen de dag aanbrak keerde de volkomen rust weder. J. K. BREDERODE. DE HEER SCHOUTEN LOOCHENT DE FEITEN. Scherpe veroordeeling der N.R.Ct. De heer J. Schouten, tijdelijk voorzitter van het centraal comité van anti-revolutionnaire kiesvereeni- gingen, verzoekt ons opname van het volgende: Doordat ik van Zaterdagmiddag tot gisterenmor gen uitstedig was, en verder zoowel 's morgens als 's middags was bezet met een vergadering, kon ik eerst laat in den middag kennis nemen van het stuk „Uit de A.-R. Partij voorkomende in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van Zondagochtend 14 de zer. Dientengevolge was het mij tot mijn leedwezen niet mogelijk, aanstonds op dit stuk te reageeren. Gaarne deel ik naar aanleiding daarvan het on derstaande mede: le. dat ik Vrijdagmiddag 12 Juni j.1. een vergade ring had met delegaties van de Kamerkieskring- centrales der A.-R. partij en dat deze vergade ring een vertrouwelijk karakter droeg; 2e. dat de N.R.Ct. in het bovengenoemde stuk een voorstelling van den loop van zaken en van de beteekenis der besprekingen in die vergadering heeft gegeven, welke geheel in strijd is met de werkelijkheid; 3e. dat de mededeelingen over die vergadering, in dat stuk gegeven, een zeer gewrongen en verwron gen karakter dragen, zoodat zij, zacht uitge drukt, niet in overeenstemming zijn met de waarheid; 4e. dat enkele dier mededeelingen bewijzen, dat de schrijver van genoemd stuk „de klok heeft hoo- ren iuiden, maar niet weet waar de klepel hangt"; 5e. dat, ten bewijze van sub 4, door mij in die ver gadering niets is gezegd over de voornemens van de regeering met betrekking tot een Kamer ontbinding en het tijdstip van de e.v. verkiezin gen, om de zeer eenvoudige reden, dat de regee ring omtrent hare voornemens in het algemeen en die te dezer zake in het bijzonder aange nomen voor een oogenhlik, dat zij daaromtrent voornemens heeft mij vanzelfsprekend gecne inlichtingen verschaft; 6e. dat door mij in die vergadering wel is gezegd: a. dat in bewogen tijden als de tegenwoordige de organisatie van de partij steeds paraat moet zijn; b. dat het in verband daarmede zeker zaak is, reeds zeer vroeg in het a.s. najaar de gchee- Mijnheer de Redacteur, Beleefd verzoek ik u opname van onderstaande in uw blad. In zijn artikel van Zaterdag j.1. over de brochure van Ds. Boers, verklaart Astor zich voor een com munistische samenleving, maar hij verwerpt de wijze waarop men op het ogenblik in de Sowjet-Unie deze tracht te verwezenlijken. In het slot van zijn artikel noemt hij enige dingen en stelt hij een paar vragen, die als evenzoveel argumenten zijn bedoeld om zijn. wantrouwen in de politiek van „Stalin en de zij nen" te rechtvaardigen. Astor meent te kunnen aantonen dat het „mili tairisme" van de Sowjet-Unie voor iets anders dient (waar voor dan?) dan men voorgeeft, door het stel len van de vraag waarom Rusland Italië heeft, ge holpen tegen Abessinië. Het is werkelijk voor het eerst dat ik dit hoor beweren en ik zou daarom Astor willen verzoeken het zo spoedig mogelijk met feiten te staven. Ik weet alleen dat. het Litwinof was die het eerst de idee van de ondeelbare vrede heeft ver kondigd en dat hij steeds vooraan heeft gestaan in de strijd voor de collectieve veiligheid en het ge zamenlijk optreden tegen do vredesschender. Ik weet alleen dat de Sowjet-Unie deze beginselen van een oprechte vredespolitiek ook consequent heeft toege past. in het ItaliaansAbessijnse geval en zich een voorstander heeft betoond van gemeenschappelijke actie en de toepassing van sancties tegen de fascisti sche aanvaller. Astor stelt de vraag: „Hoe staat het in Rusland met, het recht van meningsuiting der minderheden? Toont dit land dan niet bedenkelijk veel gelijkenis met Italië en Duitsland?" Ik zou willen antwoor den: Neen, Astor! er is een verschil. En het, ver schil is dat er in Rusland inderdaad geen vrijheid van meningsuiting voor minderheden bestaat, maar in Italië en Duitsland geen vrijheid van menings uiting voor meerderh eden! Astor zoekt een gelijkenis in de vorm n.1. dat zowel in Rusland als in beide fascistische landen een „dictatuur" bestaat, maar hij vergeet de inhoud, n.1. dat in Rusland een proletarische dictatuur bestaat en in de beide an dere landen een dictatuur van de bourgeoisie, dat in het ene land het. socialisme bestaat en in de andere twee het kapitalisme. In dit verband zou ik Astor willen wijzen op het onlangs verschenen standaardwerk van de Engelse sociaal-democraten Sidney en Beatrice Webb: „Sow- jetCommunisme", dat liet resultaat is van een gron dige studie en waarin ze er op wijzen dat. er in de Sowjet-Unie een grote mate van democratie bestaat. Ze tonen er met de feiten aan hoe gewichtige beslui ten van de regering eerst aan de algemene discus sie in de vakverenigingen, coöperaties, dorpsbijeen komsten enz., worden onderworpen. Tot het besluit van de collectivisatie van de landbouw bijv. werd besloten na twee jaar openbare discussie in de liele Unie, waarna in 15128 de regering een beslissing heeft genomen, die belangrijk afweek van haar oorspron kelijke voorsl ellen. Tenslotte: ik ben het met Astor eens dat het com munisme mogelijk is en dat de mens er geschikt voor is. Maar ik ben het niet met hem eens dat we het kunnen bereiken zonder de staat. Wel natuur lijk zonder de bestaande staat, die het apparaat is van de kapitalisten. We moeten niet. vergeten dat zolang er geen communistische maatschappij bestaat er ook geen communistische mens bestaat, ja niet kan bestaan. „De eerste communist, moet nog gebo ren worden", moet Lenin eens hebben gezegd en hij bedoelde daarmee dat de mens het product is van de samenleving, waarin hij verkeert en dat de eerste communistische mens pas kan bestaan als daar voor bepaalde voorwaarden zijn verzekerd. De be staande maatschappij dringt ons haar eigen mensen en mogelijkheden op. In do strijd voor de nieuwe maatschappij zal het proletariaat noodzakelijkerwij ze de staat., zijn eigen staat, de proletarische dicta tuur, moeten gebruiken om zijn tegenstanders te kunnen verslaan en de resten er van te vernietigen. Het bouwen van nieuwe economische grondslagen en van nieuwe sociale verhoudingen, zal steeds mee brengen een strijd tegen het oude, tegen de over blijfselen van de oude maatschappij. Voor die strijd is de staat nodig. En ze zal pas niet meer nodig zijn in de samenleving die geen klassen en resten van klassen meer zal kennen, waar, zoals Marx zegt: „do arbeid niet alleen een middel tot leven, maar zelfs de eerste levensbehoefte geworden is", waar „met de alzijdige ontwikkeling van de individuen ook de productiekrachten zijn gegroeid en alle bron nen van den in samenwerking voortgebrachte rijk dom voller vloeien", wanneer „de maatschappij op haar vanen schrijft: Ieder naar zijn bekwaamheid, aan ieder naar zijn behoeften." De staat zal dan ver dwijnen. In de Sowjet-Unie is men thans ir de fase van het socialisme gekomen dat het communisme vooraf gaat. Zolang de Sowjet-Unie nog omringd is door ka pitalistische landen en zolang men in de Sowjet-Unie nog te strijden heeft tegen oude weerstanden en voor oordelen, zolang daar de produktiekrachten nog niet tot het punt zijn ontwikkeld dat voor de verzekering van het communisme nodig is, zal daar de staat ook blijven bestaan. Ze zal evenwel langzamerhand haar scherpe kanten verliezen, waarvan de a.s. grondwetsherziening die door de regeering van de S.V. is aangekondigd, en die een verdere democrati sering beoogt, een duidelijk symptoom is. J. K. De redactie was zoo vriendelijk mij 't bovenstaan de ter inzage te zenden. Ik zal er nu niets aan toe voegen, omdat ik meer brieven heb ontvangen naar aanleiding van het vorige „geestelijke leven". Daar om besloot ik het eerstvolgende G. L. aan de bespre king daarvan te wijden, waardoor ook de bezwaren van J. K. ter sprake komen zullen. ASTOR. Bij het 550-jarig bestaan van de Heidelber- ger Universiteit. - Een blik vanuit de stad op het welbekende Slot. Ie organisatie in gereedheid te hebben; c. dat liet, ook al heeft alles op politiek gebied in ons land een normaal verloop, wellicht mogelijk is, in verband met de voornemens der regeering tot partieele grondwetsherziening, dat de ver kiezingen in het volgend jaar wat vroeger zul len plaats hebben; 7e. dat het mij ten zeerste bevreemdt, dat een blad als de N. R. Ct., aan een stuk, als dat hetwelk het Zondagmorgen heeft opgenomen, een plaats geeft alvorens bij mij te injormeeren; 8e. dat een informatie er het blad voor zou heb ben bewaard: a. een stuk op te nemen over een vergadering, welke een vertrouwelijk karakter droeg; b. een stuk op te nemen, dat voor wat de feiten betreft voor een belangrijk deel en voor wat de strekking aangaat, geheel in strijd is met werkelijkheid en waarheid. Overweegt Frankrijk een offi cieel goud-embcirgo? Londen 16 Juni A.N.P. Volgens mededee lingen van uit Parijs komende luchtreizigers wordt aan alle passagiers te Le Bourget een ver klaring voorgelegd, waarin zij moeten opgeven of zij goud of zilver bij zich hebben en indien dit zoo is, tevens het juiste bedrag. Op het oogenblik is het uitvoeren van deze metalen nog niet strafbaar, doch indien de op gave der réizigers, bij controle der bagage niet overeenstemt met de opgegeven waarde, worden zij beboet. Naar verluidt zou de Fransche regeering een onofficieel embargo op goud en zilver over wegen. De eerste stap in deze richting zou dan zijn het voorkomen van de individueele goud export. Indien deze mededeelingen juist zijn, zou het resultaat hiervan kunnen zijn, dat in plaats van de individueele goudexport, de menschen I' ransche bankbiljetten zullen gaan overbren gen, die in Engeland tegen ponden omwisselen en dezen zullen gaan opsparen. Ernstig motorongeluk te Harlingen 2 ernstig gewonden Gistermorgen heeft op den Rijksstraatweg bij Harlingen een ernstig motor-ongeluk plaats ge had. Twee studenten uit Groningen, afkomstig uit 's-Gravenhage, reden op genoemden weg per motorrijwiel in de richting Harlingen. Zij reden met groote snelheid en kwamen in botsing met een voor hen rijdende vrachtauto. Door den schok werden beiden van het motorrijwiel ge slingerd. Nadat spoedig geneeskundige hulp aanwezig was, werden de jongemannen naar het Alge meen ziekenhuis te Harlingen vervoerd, waar men bij den een een kaakfractuur en bij den ander een ernstige hersenschudding consta teerde Later werden zij voor oueratief ingrijpen naar het ziekenhuis te Leeuwarden vervoerd. TOENAME SCHULDENLAST VAN AMERIKA. Staatsschuld gestegen tot 34 milliard dollar. Het departement van financiën heeft gisteravond bekend gemaakt, dat, na uitkeering van den Bonus aan de oudstrijders en andere transacties van de schatkist, de staatsschuld met ongeveer 2.7 milliard dollar is toegenomen en beland is op den maximum stand in vredestijd van ongeveer 34 milliard dollar. Onder de uitgevoerde transacties bevindt zich ook de uitgifte van schatkistbiljetten ten bedrage van 1.106 millioen dollar, welke met de Bonusuitkeering verband houdt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 11