Het Abessijnsche vraagstuk nog niet opgelost Critiek op de regeering Ethiopische krijgslieden worden weer actief Onrust neemt weer toe in het land De roofmoord te Hassum Standpunt van het Indo- Europeesch Verbond Djibouti, 10 Juli ZIEK, moede en moedeloos ben ik, maar er is één troost: morgen verlaat ik Djibouti met een klein Engelsch schip; dat me naar Aden zal brengen en zonder den minsten weemoed zal ik afscheid nemen van Fransch Somaliland, dat ik in mijn leven niet meer hoop terug te zien. Iets troosteloozer als deze wanhopig mislukte Fransche kolonie en iets wanhopiger dan het klimaat daar in dezen tijd van het jaar bestaan er, geloof ik in de geheele wereld niet. Eiken dag, dat ik hier ben gebleven sedert miin ver trek uit Ethiopië heb ik minder gegeten en min der geslapen. Dit en de vermoeienissen en op winding der laatste maanden wreken zich nu aan mij. Daarbij kwamen dan nog moeilijkheden met de Fransche autoriteiten, waartoe ik in het belang van Frankrijks reputatie maar liever het zwijgen doe. De belangrijkste vraag, die me thans bezig houdt, is, welk klimaat ik te Aden zal vin den. Franschen beweren, dat het klimaat te Aden niets beter is dan te Djibouti, maar En- gelschen vertellen me, dat ten minste de avonden en nachten er koeler zijn. Te Djibouti zijn daar entegen de avonden en nachten vaak nog druk kender en warmer dan de dagen. Aden, zoo werd me in het oor gefluisterd, is van zeer veel be lang ook in verband met het Ethiopische vraag stuk, dat niettegenstaande de door Rome afge kondigde annexatie allerminst voor goad is op gelost. Engeland kan en wil geen vrede nemen met een geheel door Italië geannexeerd Ethiopië ook Frankrijk kan met zulk een annexatie geen genoegen nemen, maar Frankrijk wordt te veel beheerscht door zijn angst voor Duitschland dan dat het in het Ethiopische vraagstuk nog een krachtig woord mede kan spreken. Echter ook de Ethiopiërs leggen zich bij den toestand niet neder en Ethiopische krijgs- lieden zijn plotseling weder werkzaam opge- treden. Mier daaen geleden heeft een afdee- lina Ethiopiërs den spoorwea naar Addis Abeba tusschen deze stad en Awasj over een aroote uitgestrektheidenkele kilome ters, verwoest en ook een brug met dyna miet laten springen. Eet feit. dat de Ethio piërs dynamiet gebruikten, bewijst, dat er zich bij hen inderdaad noa Europeanen be- vinden, want de Ethiopiërs weten niet met dynamiet om te gaan. Door de directie van den spoorwea te Djibouti werd heden per circulaire bekend gemaakt, dat tot nader bericht reizigers en goederen slechts tot Di- rédawa kunnen worden aangenomen. Een af deeling Italianen, die zich meer in het binnenland had gewaagd, is op slechts weinige kilometers van den spoorweg aan gevallen. Hierbij lieten 198 zwarthemden het leven Onbekend is het aantal gewonden In het geheele land neemt de onrust toe. Met hun vliegmachines kunnen de Italianen, thans, in den regentijd, niets beginnen. Door den regen en de modder kan van het vlieg veld te Addis Abeba geen vliegmachine op stijgen. De onderbreking van het spoorwegverkeer tusschen Djibouti en Addis Abeba kan. indien ze lang duurt of zich herbaalt, voor de Italia nen zeer ernstig worden. Nu de regen alle aan voer per automobiel vanuit Erythrea onmogelijk maakt, vormt de spoorweg van Djibouti naar Addis Abeba de eenige mogelijkheid de Italiaan sche troepen in Ethiopië van levensmiddelen te voorzien. Of de houding van Frankrijk, die den doorvoer van levensmiddelen, bestemd voor de Italiaansche troepen, door zijn gebied door laat in overeenstemming is met een strikte neu traliteit waag ik te betwijfelen. Maar ook hier bij speelt weder de vrees voor Duitschland een ro. Men wil vooral Mussolini niet boos maken en hem in de armen van Hitier drijven. Er be staat evenwel een goed Nederlandsch spreek woord, dat zegt: „vrees is een slechte raadgeef ster". Eigenaardig blijft de toestand te Dirédawa. Dit stadje is door de Italianen bezet, maar nog steeds bevindt er zich ook een Fransch garni zoen. dat de Franschen niet schijnen te willen terugtrekken. Nieuwe Fransche troepen zouden de Italianen, die den spoorweg bezet houden, er natuurlijk niet toelaten en men moet zich afvragen of de Fransche regeering er dit garni zoen wil laten tot de laatste ongelukkige Fran sche soldaat er van ouderdom is gestorven. Djibouti beleeft plotseling een bloeitijd. Het aantal schepen, dat de zeer slecht ingerichte haven aanloopt, is eensklaps sterk toegenomen, maar verreweg het meerendeel der schepen zijn Italiaansche. Hun aantal overtreft vele malen dat der Fransche. Deze Italiaansche schepen voe ren levensmiddelen enmateriaai aan voor de Italiaansche troepen in Ethiopië. Men hoopt in de stad langzamerhand meer Italiaansoh dan Fransch te spreken. De Fransche douane neemt ook van de door gevoerde waren een (laag) persentage der waar de. Ethiopië heeft vroeger steeds aangedrongen op een vrijhaven, maar Frankrijk heeft daarvan nimmer willen hoeren, niettegenstaande de koop lieden van Djibouti met een breeder blik dan de Fransche overheid het verlangen van Ethiopië ondersteunden. De vraag is, of de Italianen (indien ze zich in Ethiopië kunnen handhaven)zul'len bespreken tot het verlangen naar een vrijhaven te Djibouti. Van hun zijde gaan stemmen op. dat Italië een eigen haven (vermoedelijk te Assab) en een ei gen spoorweg moet aanleggen om Ethiopië on afhankelijk te maken van Djibouti. De uitvoering van zulk een plan zou den dood van Djibouti met zich brengen, want de haven moet leven van het achterland Ethopië daar de kolonie Fransch Somaliland "economisch niet de minste beteeke nis heeft. Ze heeft een uitgestrektheid van onge veer 20.000 vierkante kilometer (bijna tweeder den dus van Nederland of België), doch telt niet meer dan tachtigduizend inwoners, waarvan on geveer twaalfduizend in de stad Djibouti. De eenige industrie, van min of meer beteekenis is de zoutwinning aan de kust. Buiten Djibouti vindt men alleen steenen, steenen en nogmaals steenen met hier en daar een weinig planten groei. Bijna geheel naakte Somali's houden er zich bezig met schapen- en geitenteelt. Armza liger. armoediger dan de Somali-dorpen kan men zich moeilijk iets denken. De gouverneur van deze ellende-kolonie woont in een paleis, dat inderdaad een koninklijken indruk maakt. Beroemd onder de reizigers in deze streken is een zekere wijk van Djibouti, waar lichtzinnige zwarte vrouwen van alle mogelijke rassen de zonderlingste, maar niet de meest kuische dan sen uitvoeren. In normale tijden had Djibouti geen garnizoen. Sedert er in verband met de gebeurtenissen in Ethiopië Fransche troepen zijn gekomen, heeft men er enkele Fransche vrouwen aangevoerd, alsof er geen verdragen bestaan betreffende den handel in blanke sla vinnen. Tot bekroning van de feestvreugde heeft men er een „cinéma oochon"waarvan ik het beste doe geen woord te zeggen. Deze zwijnerij- bioscoop is niet geheim, maar volkomen open baar. De vestiging der Franschen aan de golf van Tadsjoera, waaraan Djibouti is gelegen, dateert van 1858. toen het plan voor het kanaal van Suez reeds tot rijpheid, rrtaar nog niet tot een begin van uitvoering was gekomen. Aanvankelijk hadden de Franschen het eiland Perim willen bezetten, maar door de loslippigheid van een Fransch officier hadden de Engelschen lucht gekregen van dit voornemen en zij heschen de Engelsche vlag op het eiland Perim enkele uren. voord'at daar een Fransch oorlogsschip ver scheen om dat eiland tot Fransch bezit te ver klaren. Aanvankelijk hadden de Franschen zeer zeker het plan de golf van Tadsjoera welke zich daartoe uitstekend leent, in te richten tot een vlootbasis, doch daarvan is niets gekomen. Men wilde er echter een kolenstation maken, doch toen men (na ongeveer een halve eeuw- hier mede gereed was, had kolen als brandstof voor schepen zoo goed als afgedaan. Men wilde daar na Djibouti inrichten voor de voorziening van schepen met stookolie, doch hiervan is tot nu toe niets terecht gekomen. Het Fransche wacht- scheepje. dat in de Golf van Tadsjoera voor an ker ligt, moet naar Aden, in dien het stookolie noodig heeft. Er is te Djibouti een havendam, een tweede is in aanbouw, maar er is tot nu toe geen kade, waaraan een schip van ook slechts enkele hon derden tonnen kan aanleggen. Lossing en lading geschiedt er door een soort lichters, die gesleept worden door de meest verouderde en verwaar loosde sleepbootjes. Zelfs het begin van een mo derne havenuitrusting ontbreekt er volkomen. Italië zou niets liever wenschen dan door koop of ruil deze nuttelooze Fransche kolonie in bezit te krijgen, maar hierbij zouden ook Engelsche belangen in het spel komen. De 'Italianen zou den zeer zeker de Golf van Tadsjoera spoedig inrichten tot een grootsohen vlootbasis, die. schuin tegenover Aden gelegen, een nieuwe ernstige bedreiging van den zeeweg naar Indië zou vormen. Ook dit vraagstuk hangt wéder nauw samen met het Ethiopische vraagstuk, dat ook op dit oogenblik Engeland in geen enkel opzicht on verschillig kan laten. In verband met de in de lucht hangende bedreiging van een ïtaliaansch Djibouti of van de vestiging van een Italiaan- schen vlootbasis elders aan of nabij de Roode Zee heeft de Engelsche vlootbasis Aden nieuwe en bijzondere beteekenis gekregen en het is ook om deze reden dat ik me voor korten tijd te Aden wil ophouden. J. K. BREDERODE Naar onze medewerker ons uit Aden, waar hij wegens ongesteldheid tengevolge van sterke, herhaalde klimaatswisselingen verblijftmeedeelt, gaat het voor de Italianen niet al te best in Abessinië. Red. Schager-Courant. EEN BENEFIET STIERENGEVECHT Madrid De vereeniging van stierenvechters heeft aangeboden een stierengevecht te houden, waarvan de opbrengst geheel ten bate zal komen van de socialistische jeugdbonden en van het fond* voor de inrichting van nood- hospitalen. .AZI-PROPAGANDA OP HONDEN. Klagenfurth (Oostenrijk) De politie doet nasporingen naar een nazi- propagandist, die er zijn werk van maakt volwassen honden te vangen en hun haar te knippen in den vorm van een hakenkruis, waarna hij de dieren aan hun eigenaar terugstuurt. RECHTBANK Verdachte door het gerechtshof te Den Bosch tot 15 jaar gevangenis straf veroordeeld. Het gerechtshof te Den Bosch heeft gister uit spraak gedaan in de strafzaak tegen den 30- jarigen boekhouder M. Vullings uit Gennep, die door de rechtbank te Den Bosch is veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf, omdat hij in den nacht van 17 op 18 Mei van het vorig jaar den stationsposthouder te Hassum (D) Janssen, van het leven heeft beroofd, door hem met een hamer den schedel in te slaan, waarna hij den man van 4000 mark beroofde. Zoowel verdachte als de officier die wegens moord levenslange ge vangenisstraf had geeischt. hadden hooger be roep tegen dit vonnis aangeteekend. In hooger beroep had de advocaat-generaal eveneens wegens moord levenslange gevangenis straf geeischt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank op formeele gronden vernietigd en opnieuw rechtdoende verdachte wegens doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaren met aftrek van het geheele voorarrest. OYERSTROOMINGEN IN TURKIJE Istanboel Tengevolge van zware wolkbreu ken en hagelbuien hebben in het district Siwas ernstige overstroomingen plaats gehad. Tien woonhuizen werden verwoest, terwijl 18 perso nen verdronken. ERNSTIG ONGELUK LANGS DEN WEG Zondagavond te omstreeks half twaalf is de motorrijder W. uit Amsterdam op den Rijks straatweg bij de Maaldrift te Wassenaar tegen een stilstaande auto van den heer van D. uit IJmuiden, aangereden. W. en de in de zijspan gezeten dame, wier indent.iteit nog onbekend is,- werden beiden zwaar gewond en zijn in bewus- teloozen toestand per ziekenauto naar het acade misch ziekenhuis te Leiden vervoerd. De auto, die langs den weg geparkeerd stond, was wel verlicht, en het ongeluk moet dus te wijten zijn aan onoplettendheid van den motorrijder. ONRECHTMATIG STEUN TREKKEN IN DEN HAAG Tot een bedrag van MO gulden Door de directie van het gemeentelijk bureau voor werkloozensteun en den gemeentelijken dienst voor maatschappelijk hulpbetoon te 's-Gravenhage is namens de gemeente 's-Gra- venhage aangifte gedaan van oplichting van steungelden in 10 gevallen tot een totaal bedrag van ongeveer f 440. Uit onze Oost* „WIJ HEBBEN GEEN VERTROU WEN MEER IN DEZE INDISCHE REGEERING." Aneta seint uit Batavia: Bij de algemeene beschouwingen in tweeden ter mijn door den Volksraad over de begrooting van het departement van binnenlandsch bestuur, heeft de heer De Hoog een rede gehouden over het standpunt van het Indo-Europeesch Verbond tegenover de re geering. Over deze rede wordt nog het volgende geseind: Pp heer De Hoog zeide, o.a.: Deze gouvemeur- gereraal heeft met ons in het begin, evenals met verschillende andere bevolkingsgroepen, aanraking gezocht en ik heb het voorrecht gehad eenige malen met zijn Excellentie van gedachten te mogen wisse len. Maar wat bleek mij? Dat deze Gouverneur-Ge neraal tenslotte zoo ver afstond van ons standpunt en ons zoo weinig begreep, dat ik niet meer ben ovcr- gegaaan tot het aanvragen van audiënties. De heer de Hoog haalde twee voorbeelden aan. Het eerste voorbeeld betreft de kwestie der grond rechten. Onder drie gouverneurs-generaal is deze kwestie besproken. Twaalf jaar heeft het Indo-Eu ropeesch Verbond gevochten voor deze grondrechten. De eerste landvoogd onder wiens bewind het T.E.V. naar voren kwam, was de Gouverneur-Generaal mr. Fock. Die begreep waarom het ging., Daarna wanneer de ethische Gouverneur-Generaal Jhr. de Graeff aan het bewind komt vindt men nog een begrijpen van het standpunt der Indo-Europeanen, maar onder het bestuur van den Gouverneur-Gene raal die thans aan het bewind is, begrijpt men niets meer daarvan. Men begrijpt niet dat hier een voornaam deel van de Nederlandsche politiek mee gemoeid is, dat men het in Indië juist moet hebben van de blijversgroep, welke aan den grond gebonden is en die hier blijft werken tot in lengte van jaren en die de banden versterkt met Nederland en deze in ieder geval le vendig houdt door Nederlandsche gevoelens. Neder- lffldsche opvattingen en Nederlandsche cultuur in deze gewesten. Wat heeft de regeering daar tegenover gedaan? Wij zijn nu zooveel jaren verder en nog niets is voor onze De tegenwoordige gouverneur-generaal Mr. J. B. de Jonge, die binnenkort aftreedt. groep gedaan. Hoe is de toestand nu? Er is thans een rapport-Spit. Wat zal er mee gebeuren? Verwacht de regeering dat wij daarop critiek zullen uitoefe nen? Verwacht de regeering een debat daarover? Ik ga thans, zoo vervolgde de heer de Hoog, hier niet verder op in, ik heb het rapport slechts willen noemen. Ik geloof dat het noemen van dit rapport in den Volksraad al beteekent, dat de regeering de zoo juist gestelde vragen niet kan beantwoorden. De heer de Hoog beschouwde verder de defensie en verweet de regeering dat zij weinig aandacht ge schonken heeft aan zijn bescheiden vraag inzake de mede-berekening van diensttijd voor pensioenen. Naar aanleiding van het regeerings-antwoord, vraagt spreker zich af of het niet juist is als hij de regee ring beschuldigt van het voeren van een politiek van „laisser faire". Dit. is de reden waarom wij te genover de vaderlandsche club, toen deze ons vroeg adhaesie te betuigen, aan haar defensie-motie, een weigerende houding hebben aangenomen. Wij wenschen ons vaderland te verdedigen, doch voor deze regeering wenschen wij een dergelijk blijk niet te geven. Wanneer straks deze Gouverneur-Ge neraal weggaat, dan begrijpe hij goed, dat geen Gou verneur-Generaal zooveel heeft medegewerkt aan het terugbrengen van de gevoelens van mijn groep tegen over de Indische regeering. Nog altijd hopen wij eh stellen wij vertrouwen in Nederland en in het Huis van Oranje. Doch ik moet hier verklaren, dat wij geen vertrouwen meer heb ben in deze Indische regeering. Daarom is het zoo begrijpelijk wanneer ik tegenover de regeering be toog, dat nu hoe langer hoe grooter ontevredenheid komt in mijn groep, waarop zij antwoordt dat zij daaraan eigenlijk niets kan doen en dat dit zoo van zelfsprekend is. De heer Kruyne vroeg nadere inlichtingen over het incident, waarbij de politie door Japansche vis- schers zou zijn overmand, en aan land gezet zijn* Kunnen deze visschers niet worden uitgeleverd? De heer Soerianata Atmadja bespreekt de positie der regenten.Hij dankt de regeering voor de erkenning daarvan, doch spreker is op sommige punten nog niet tevreden. De heer Soeroso acht een tegemoetkomende hou ding tegenover regenten, die fraude plegen, onjuist, spreker vroeg wat er juist is van de berichten om trent het verschil in behandeling tusschen den re gent van Bodjonegoro en van diens ondergeschikte ambtenaren.. Spr. verzocht inlichtingen omtrent de opheffing van het interneeringskamp Tanah Tinggi (Boven-Digoel). De heer Soetardjo bepleit opnieuw verbetering van de positie der inheemsche bestuursambtenaren, hij hoopte dat de nieuwe leider van het departement in staat zal zijn een frissche wind door de bestuurswe reld te laten waaien. De heer Beets .besprak o.a. de belangen van kolo nisatie door Europeanen in de buitengewesten, spr. achtte de oprichting van een kolonisatie-raad nuttig, doch de leiding worde gelegd in handen van perso nen met gezag. Spr. betreurde het, dat de conclusies van de com missie-Spit (inzake grondrechten) niet in meer con- creten vorm zijn gegoten, bijv. in den vorm van ont werpvoorstellen, waardoor veel tijd gewonnen zou zijn. De heer C. C. van Helsdingen achtte de academi sche vorming van inheemsche bestuursambtenaren niet in de eerste plaats noodig. Hiernaar te streven valt te beschouwen als een streven naar perfectio nisme, steunend op gevoelsargumenten. De oplossing van de legerpolitie-kwestie behoort niet gezocht te worden in het ondergeschikt maken van de politie aan het leger, waaromtrent in betrokken kringen eenige ongerustheid bestaat. De heer Weyer ondersteunde het pleidooi tot spoe dige uitbreiding van het kantoor voor Oost-Aziati sche zaken. Een rede, die heftige beroering verwekt heeft. De „Java-Bode" noemde het uitspreken van deze passages „een scène, zoo ergerlijk en zoo onredelijk, dat zij om nadere bespreking vraagt". Het blad be spreekt dan het geheele geval uitvoerig in een arti kel en eindigt met de hoop te uiten, dat de heer de Hoog „het door hem gestichte kwaad in een mo ment, dat zijn verstand vluchtte voor een overmaat aan sentiment, zal herstellen." Het blad critiseert tevens de houding van den voorzitter, die niet heeft ingegrepen. Ook het „Bat. Nieuwsblad" kreeg den indruk dat de in het Indo-Europeesch Verbond levende sentimen ten tengevolge van de noodlotsgedachten „Wij ko men er nooit meer uit", den heer de Hoog blijkbaar een oogenblik zijn zelfbeheersching deden verliezen. „Onze Courant" (het dagblad van het I.E.V.) ver klaarde daarentegen dat deze rede „met groote vol doening door talrijken in en buiten het I.E.V. is ont vangen."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 8