Gouden tanden en
„Leder Hosen"
„Op Maat" bestaat
50 jaar
Zaterdag 8 Augustus 1936.
SCHAGER COURANT.
Derde blad. No. 10036
Leeren broeken
met een
buiten-
gewoon
diepen
zin
Hoe de bewoners daar
over Holland denken
Diepte van het Toba-meer.
REICHENBERG, 2 Augustus 1936.
INDIEN ik er zoo over nadenk wat me hier bij
de bevolking het meest is opgevallen, dan
kom ik tot de schijnbaar weinig diepzinnige
conclusie, dat het de vele gouden tanden zijn en de
„Leder Hosen". En hoewel het werkelijk den indruk
moet geven dat ik daarmee een paar zeer onbelang
rijke onderwerpen heb aangeroerd, zoo is me toch
door een professor in Volkskunde verteld, dat deze
leeren broeken hier in het Sudetenduitsche gebied
juist zoo'n buitengewoon diepen zin hebben, Ik wil
hierover-kort zijn, omdat het anders een eindeloos
en vervelend verhaal wordt, dat nog vele jaren voor
Christus begint met de Bojer (vandaar nog de naam
Bohemen', dat vroeger Bojohemum moet hebben
geheeten, wat beteekent Heim der Bojer) en dat
dan verder zou gaan met Germaansche stammen,
Markomannen, Slavische stammen en Avaren, die
allen achtereenvolgens hier te lande hebben ge
woond, om dan tenslotte met een grooten boog om
Johannes Huss (een voorlooper van Luther, die
reeds in; 1419 als ketter werd verbrand) en z'n op
volger Hièronymus Leen bij den tegenwoordigen tijd
en de Led'erhosen terecht te komen. Het was nl. zoo,
dat in den loop der tijden steeds meer bewoners van
Duitschland naar deze landstreek kwamen, er fa
brieken stichtten en de geheele industrie in han
den kregen. Bovendien werden deze Duitschers ge
durende den tijd dat Bohemen bij Oostenrijk behoor
de, 'door -de regeering sterk bevoordeeld en werden
hun bijna alle staatsbetrekkingen toebedeeld, Waai
de irerhouding tusschen stad en land toch reeds
dikwijls door tegengestelde belangen eenigszins ge-
spanrién is.én de hier zeer arme Slavische bevolking
ook nog moest aanzien dat de rijke landheeren hun
geld in Weenen verbrasten, is het begrijpelijk, dat de
onvriendelijke verstandhouding zich nog meer ver
scherpte. Toen nu in 1918 door Masarijk de nieuwe
republiek werd gesticht, kwamen de Duitschers
plotseling in de minderheid en moesten zij toekij
ken dat de Tsjechen regeerden en daarbij dikwijls
fouten maakten, wat bii een volk dat steeds is on
derdrukt en zich nu voor het eerst in politieke pro
blemen kan uitleven niet te verwonderen is. De 3
millioen Duitsche bewoners sluiten zich steeds vas
ter aaneen, wat vooral tot uitdrukking komt in de
„Bund der Deutsche", die groote sympathie vertoont
voor het huidige Duitschland. Om deze beweging
tegen te gaan, worden door de Tsjechische regeering
allerlei krasse maatregelen genomen; zoo wordt b.v.
voor verschillende vergaderingen geen toestemming
verleend en worden vele vereenigingen eenvoudig
ontbonden (o.a. die der padvinders). Verder zijn al
lerlei insignes en vele Duitsche liederen verboden;
ja zelfs witte sportkousen zijn niet geoorloofd, niet
omdat de regeering dat zoo'n mal gezicht vindt, maar
omdat volgens haar meening deze tot nu toe al
leen door nationaal-socialisten werden gedragen.
Maar, en nu kom ik terug bij mijn uitgangspunt,
de Lederhose is nog niet verboden en aangezien een
Tsjech zich niet aan zoo'n kort leeren broekje met
draagbanden bezondigt, is dit kleedingstuk voor de
Duitschers om zoo te zeggen, een kenmerk voor het
ware en het is inderdaad een feit, dat de drager
ervan op zijn tochten door het bergland gemakke
lijker en vlugger vrienden vindt dan wanneer hij
misschien eerst, voor een Tsjech wordt aangezien.
Over al deze dingen behoeft men als vreemdeling
niet lang in het ongewisse te zijn, want geen enkele
Sudeten-Duitscher kan langer dan een half uur z'n
mond houden over deze quaesties en ik was hier
dan ook nog geen dag, of ik was reeds volkomen
op de hoogte met de meeste grieven, waarvan wel
de ergste zijn, de beide feiten, dat vele Duitsche
scholen wegens gebrek aan een voldoend aantal
leerlingen worden gesloten en door een Tsjechische
vervangen en 2e dat men hier „kolonisten" wordt
genoemd.
Natuurlijk worden in deze binnenlandsche kwes
tie van beide zijden domme dingen gedaan, wat me
van de overigens zoo verstandige menschen verwon
dert. Dikwijls sta ik verbaasd over de goeie school
opleiding die men hier blijkbaar geniet; Soortgelij
ke typen die mij b.v. het vorige jaar in Engeland
vroegen of in Holland ook bananen groeiden en of
Holland de hoofdstad van Denemarken was, weten
hier mee te praten over onze oude schilders, Ne-
derlandsche politiek, enz. Natuurlijk zijn er op deze
gunstige regel ook weer uitzonderingen. Er werd
b.v. door een eenvoudige geest de opmerking ge
maakt, dat wij in Holland de sterren zeker wel niet
zoo goed konden zien als in Klein Iser, want „dat
ligt toch daar héél ginder'. En een andere keer
nam men direct voor waar aan een door mij in een
overmoedige bui gelanceerd grapje, dat bij ons de
maan driehoekig was.
Zonder uitzondering is men van meening, dat Hol-
Een typische boer
uit het Isergebergte.
land één groote bloemenruiker is, wat wel daarvan
komt, dat onze kweekers uit Hillegom en omgeving
hier prijscouranten verspreiden met plaatjes van
verleidelijk weelderige tuintjes en onwaarschijnlijk
dik onder bloemen bedolven huisjes. Of het door
deze fleurige voorstellingen komt weet ik niet,
maar waar is, dat iedereen belangstelling heeft voor
ons land; ik moet bijna zeggen tót vervelens
toe. Bestuursleden van alle mogelijke vereenigingen
voelen zich vertegenwoordigers, van het Tsjechische
Rijk en komen me officieel de hand drukken en
vragen of ik het wel goed naar m'n zin heb. Of men
komt mé' ttlleen"%it nieuwsgierigheid bekijken; dan
moet ik iets „Hollandisch" zegge, bitte „schon", al
leen om even te hooren. hoe dat toch klinkt en zeg
gen ze tenslotte, dat Hollanders zoo typisch door de
neus. spreken, alsof .ik en al m'n landslieden met
mij altijd verkouden zijn! Zooiets prikkelt wel
eens een beetje en dat is dan ook de verontschuldi
ging voor het feit, dat ik eens, na oneindig aan
dringen om een liedje, er toe overging met veel
pathos te zingen: „En het hoedje van m'n Moetje
kost een daalder Het resultaat was verras
send: men vond het „hüpsch" en „gediegen", zoodat
we dus van weerskanten tevreden waren.
Van de reeds genoemde „Bund dèr Deutsche" be
staat ook in Ijdein Iser een bescheiden afdeeling,
van welke ik een uitnoodiging ontving één van haar
vergaderingen bij te wonen. Natuurlijk maakte ik
daarvan gaarne gebruik en wandelde op een mooien
avond, terwijl de nevels langzaam uit het dal op
stegen en om de huizen kropen, naar een groot boe
renhuis waar de „Versammlung" zou worden ge
houden. Bij de deur werd ik door een oud vrouwtje
verwelkomd met de vraag, wat of ik wilde gebrui
ken? Ik was een beetje verrast en kon zoo vlug
niets anders bedenken dan „kaffee, bitte", wat blijk
baar niet goed gekozen was, want het vrouwtje zei
dat „Himbeers-aft" zeker ook wel goed was. Ik leg
de me vredelievend bij Himbeers-aft neer en ging
een groot, laag vertrek binnen, waar .reeds eenige
menschen achter een biertje zaten. De opkomst was
echter nog onbevredigend; men scheen er over het
algemeen meer den voorkeur aan te geven buiten
in den zomeravond een praatje te maken dan bin
nen over de belangen van een „Volkstum" te spre
ken. Om echter den avond niet wegens onvoldoende
deelname te laten mislukken, staken de aanwezi
gen hun hoofd uit het venster en trachtten alle voor
bijgangers te overreden binnen te komen. Op deze
wijze werden tenslotte ongeveer 25 personen sa
mengebracht en nadat de dames hun naai- en brei
werk hadden uitgepakt, kon met de agenda worden
begonnen. Veel belangrijks werd er eigenlijk niet
besproken en heel veel interesse toonde men ook
niet voor de circulaires met om het derde woord
„kameraten" erin, de wetenschappelijke verklaring
over wat nu eigenlijk een cautie was en een ver
slag over een cursus die een der aanwezige kame
raten had meegemaakt.
Feitelijk kwamen de tongen pas los toen (in fi
guurlijken zin) de aardappelen ter tafel kwamen.
Het ging er n.1. om, de aardappelen, die hierboven
niet verbouwd kunnen worden, door gezamenlijkên
aankoop, goedkooper te betrekken. Dat was een on
derwerp dat allen interesseerde en waarover ieder
mee kon praten en dat dan ook werkelijk deed. Toen
tenslotte het rumoer een beetje verminderde, was
men. geloof ik, ook tot een overeenstemming geko
men, d.w.z. ieder met degene die naast hem zat,
maar een eigenlijk algemeen besluit is niet gevaU
len en of de plaatselijke besluiten alle precies de
zelfde waren, durf ik niet voor instaan.
Het laatste punt van de agenda was het voorbe
reiden van de „Sonnewcndfeuer" Op 21 Juni, wan
neer de dagen weer korter gaan worden, viert men
dat" feit hier en in alle plaatsen rondom, door een
y.uur aan tef steken en "daaromheen gezamenlijk te
jijngen. Het plan voor dit jaar was groptsch opgezet;
we zouden in fakkeloptocht naar de plaats van het
feest trekken, daar Zou een rede worden gehouden
en tenslotte zou worden gezongen. Dit plan is groo-
KOLVEN
Een zuiver
Nederlandsch
spel met een
historie van
eeuwen
ZUIDSCHARWOUDE. Een 50-jarig ju-
bileum van een vereeniging komt niet eiken
dag voor. En schaarsch zal het aantal ver
eenigingen zijn. dat een gouden jubileum
kan vieren. In onze gemeente is Op Maat de
tweede, die als vereeniging een dergelijk feit
zal kunnen herdenken. Nut en Genoegen
slaat in deze n.1. nog een record. Deze heeft
de herdenking van het 50-jarig bestaan wel
dra e«m 15-tal jaren achter den rug. De om
standigheden zullen voor de eene vereeni
ging in dit opzicht gunstiger zijn dan voor
de andere. Voor een vex'eeniging als de kolf-
club Op Maat zijn ze ontegenzeggelijk niet
gunstig geweest. Als lid van den Ned. Kolf-
bond heeft zij aan dezen «ongetwijfeld steun
gehad, en is bereikt, dat ook in onze
gemeente de kolfsport voor ondergang is be
waard kunnen blijven. Het heeft moeite ge
kost, dit te bereiken, ofschoon in Zuidschar-
woude de liefde voor dit eeuwenoud spel van
zuiver Nederlandschen oorsprong steeds le
vendig is gebleven.
De strijd om deze sport te bewaren is nog niet
uitgestreden en wordt eigenlijk nog moeilijker en
zwaarder. Immers de evolutie vindt ook in de sport
gestadigen voortgang: het oude moet voor het nieu
we wijken. In het bijzonder is het de voetbalsport,
welke de jongeren van het kolven verwijden'
houdt, zoodat het aantal nieuwe krachten, dat de
afstervende oudere generatie kan vervangen, gering
blijft. Noordholland is nog het kolfland bij uitne
mendheid en buiten deze provincie zijn er maar
weinig plaatsen in Nederland, waar de kolfsport
nog wordt beoefend en vele vrienden vindt. Behal
ve in Goes, Utrecht en enkele dorpen, waar zich nog
een kolfbaan buiten het verband van den Ned. Kolf-
Gister zijn de wedstrijden te Zuidscharwoude begon
nen. Voorzitter Kist ziet toe, hoe de heer P. de Geus
die vanaf de oprichting lid van „Op Maat" is ge
weest, den uitstoot doet.
bond bevindt leeft het spel in volle glorie in De
Streek,West-Friesland en langs de Zaan.
In het bijzonder staat Langendijk met zijn 5 kolf
banen, waar deze sport nog intensief wordt beoefend,
hoog aangeschreven in de kringen van de beoefe
naars van het kolven. Zuidschai'woude staat daarin
niet achteraan.
De kolfclub Op Maat viert thans zijn 50-jarig ju
bileum. Met een begrijpelijken ijver is er door het
bestuur en de leden voor gevochten, om ter gele
genheid van dit gebeuren de gastvrouwe te mogen
zijn van den Ned. Kolfbond met zijn Nationale wed
strijden en Algcmcene Vergadering, welke traditio
neel steeds omstreeks dezen tijd elk jaar worden ge
houden, doch de van weinig kamcraadschappelijk-
heid en kolfbroederszin getuigende houding van de
zusterclub te Koog aan de Zaan heeft dit verhin
derd. Niettemin hebben de leden van Op Maat zich
niet uit het veld laten slaan door deze onloyale
houding en hebben zij zelf Nationale Kolfwedstrij-
den georganiseerd bij gelegenheid van de viering
van het gouden jubileum hunner kolfsociëteit. Dat
•de oproep tot deze viering in groot verband met alle
Kolfbroeders weerklank heeft gevonden bij de kol-
tendeels in duigen gevallen, doordat ongeveer een
uur voor den aanvang de staatspolitie bijna al de
liederen verbood, allerlei voorschriften gaf over het
blusschen na afloop, de fakkeloptocht verbood en
ook nog inzage wilde hebben in de feestrede.
Doordat bovendien 3 „Finanzer" bij het „Feuer"
aanwezig, waren, voelden allen zich zóózeer belem
merd, dat niemand hardop durfde te spreken. En
ofschoon het hand in hand rondom het vuur staar*
de zingen van. „Treue Freupdschaft kann nicht wan-
ken" een fijji moment was en het plotseling ontdek
ken van een 2e vuur ergens ver weg op de bergen
een gevoel van verbondenheid met de dorpen in de
omgevenheid gaf, bleef toch ook een gevoel van
beklemdheid. Dat het goed is, bij dergelijke gelegen
heden voorzichtig te zijn, bleek ons eenige dagen
later, toen we hoorden, dat in de stad bij het „Feuer
tientallen personen waren gearresteerd, waarvan
enkele tot 24 jaar gevangenisstraf werden veroor
deeld. M. T. B.
UIT ONZE OOST.
DE FABEL DER PEILLOOZE
DIEPTE.
Door eenige leden van de Water Sport Vereeni
ging „Prapat" zijn tijdens, den clubtocht over het
Tobameer, die dezer dagen beëindigd werd, dieploo-
dingen verricht waarbij volgens bepaalde aanwij
zingen van den dienst van mijnbouw te werk ge
gaan is. Met het oog op de tectoniek van het Toba
meer stelt deze dienst namelijk belang in peilingen,
die op bepaalde wijze genomen zijn en tijdens de
zen tocht kon door de deelnemers dit belangrijke
wetenschappelijke werk op eenvoudige manier ge
daan worden.
Aan boord van de motorboot „Sipiak" was een
loodingstoestel geplaatst, waarmede ruim duizend
meter kon worden gemeten en waarmede de werk
zaamheden verricht konden worden tot een nauw
keurigheid van één procent.
De leiding der werkzaamheden berustte bij twee
oud-zeelieden, van de Kon. Ned. Marine en de groo
te vaart, die dit belangrijke werk met groote des
kundigheid hebben uitgevoerd.
Er werden 64 loodingen verricht en uit de geno
teerde getallen blijkt, naar de „Deli Court" verneemt
dat de fabelachtige diepten, die wel eens aan het
Tobameer worden toegeschreven, niet voorkomen.
Zij kunnen dus gevoegelijk naar het rijk der fanta
sieën verwezen worden. De uiteindelijke conclusies
over de rapporten kunnen uiteraard eerst veel later
gegeven worden.
Over de loodingen zal een rapport worden opge
steld, dat vergezeld zal zijn door eenige grapnieken
en'kaarten. Tot nu toe is reeds bekend geworden,
dat de grootste gemeten diepte 510 meter was.
Toen de oud-gouverneur van Atjeh, de heer Phi
lips. nog controleur van de Tobalanden was, heeft
hij reeds dieploodingen verricht, waarbij met pri
mitieve hulpmiddelen eeh—(Uepte van 450 meter
werd bereikt.
vers van Noordholland, blijkt wel hieruit, dat onge
veer 200 leden van den Nederlandschen Kolfbond
zich op zullen maken, om van hun meeleven met Op
Maat blijk te geven.
Niet minder dan vijf dagen zullen het zijn, waar
op deze Nationale Wedstrijden zullen staan in het
teeken van de herdenking van dit jubileum. Alle
plaatselijke vereenigingen hebben door het schenken
van prijzen van hun'sympathie doen blijken, evenals
de zusterafdeclingen aan Langendijk. Verschillende
personen hebben bovendien een keur van prijzen
ter beschikking gesteld, zoodat hier kan gesproken
worden van een algeheele samenwerking en een
sympathie voor de jubileerende vereeniging.
Deze jubileerende vereeniging staat in de kringen
van den Ned. Kolfbond hoog aangeschreven. Zonder
deze club te willen betitelen als het enfant chéri
(het zou trouwens bij dezen 50-jarigen leeftijd
eenigszins klinken als een contradictio in terminis)
van den Ned. Kolfbond, toch mag worden gezegd,
dat Op Maat in dien Bond een vooraanstaande
plaats inneemt. Dit heeft zij te danken aan de pres
taties, welke zij voor en na op Nationale en andere
kolf wedstrijden heeft geleverd. Op Maat heeft goede,
ja beste kolvers in zijn midden gehad en heeft ze
nog.
Wijlen de heeren A. Kist en P. Kostelijk waren de
roem van Op Maat op tal van wedstrijden, de vrees
voor velen, die ook dongen naar den eerepalm. De
heeren P. Hagenaar en W. Kostelijk hebber er vaak
het hunne aan bijgedragen, om Op Maat zegevierend
uit den edelen kamp vooraan te brengen. Zij belmo
ren thans niet meer tot de actieve kolvers. Maar
nog heden zijn het de heeren A. Berkhout, P. Goet
en P. Molenaar, die de laatste jaren de eer van Op
Maat op de jaarlijksche tournooien hebben hoogge
houden als korpskolvers, voor wie hun tegenstan
ders gerechtvaardigd ontzag hadden. Talrijk zijn de
prijzen en onderscheidingen, welke aan dit korps in
den loop der jaren ten deel zijn gevalen. En last not
least zij met eere vermeld de heer P. de Geus, wien
het zeldzame voorrecht ten deel valt, om met het
50-jarig bestaan van Op Maat ook zijn 50-jarig lidmaat
schap van deze club te mogen herdenken. Meerma
len heeft de heer De Geus de eer van Op Maat als
korpskolver op bondswedstrijden verdedigd en nog
op den huidigen dag behoort hij tot de meest trouwe
bezoekers van de ocfenavonden van Op Maat. Met
trots mag hij zich lid van Op Maat noemen, omdat,
zoo er één kolver is, die als devies „op Maat" heeft
gekozen, dat van den heer De Geus kan worden ge
tuigd.
In 1933 won Op Maat de zilveren wisselbeker met
het bovengenoemde korps als hebbende geslagen in
3 series het hoogste aantal punten n.1. 431. In dien
zelfden wedstrijd werd de wisselprijs met kunstvoor
werp gewonnen door A. Berkhout van Op Maat met
160 punten. Tal van medailles en kunstvoorwerpen
werden als prijs uitgereikt aan kolvers van Op
Maat, wier namen we boven noemden. Ook anderen
zouden daaraan nog toegevoegd kunnen worden. Ver
melding verdient nog het feit, dat de heer P. Mole
naar, lid van Op Maat, bij de gehouden 50-slagenwed-
strijcl, voorafgaande aan deze Nationale wedstrijden,
het hoogste aantal punten sloeg. Voldoende zijn deze
gegevens om te bewijzen, dat Op Maat, ook op grond
van zijn verleden, het volste recht heeft, om zijn gou
den jubileum met gepaste trotsch te vieren. Zij zal
dit doen, ongetwijfeld met de hartelijkheid en vriend
schap, de kolvers eigen. Onder leiding van de tegen
woordige bestuurders, de heeren A. Kist als voorzit
ter, C. de Boer Cz. als secretaris, en P. Boon als
penningmeester kan het niet anders, of deze Natio
nale kolfwedstrijden zullen slagen en zullen niet on
derdoen voor die van den Nederlandschen Kolfbond.
Mogen zij tot gevolg hebben, dat het zuiver Ncder-
landsche spel met een historie van eeuwen er door
in aanzien stijgt en het aantal beoefenaars er door
wordt vermeerderd,