In het land van de Lama-kloosters Ontdekkingsreizen door het geheimzinnige Tibet Het leven van de Lama~monnikken is geheel verschillend van dat der Christen-monnikken Hoe de hoogepriester gevormd wordt TIBET, het geheimzinnige, groote land, tusschen Kashmir en Chi na, tusschen Indië en Mongolië, waar het wereldverkeer nog niet is doorgedrongen, is meer dan de helft grooter dan Europa en wordt slechts door vier a vijf millioen menschen bewoond. West-Tibet is 't dunst bevolkt, dat komt omdat zelfs de dalen meer dan 4500 meter boven den zeespiegel liggen en dus te hoog yoor landbouw. Het Oosten van het land is minder hoog en in het Zuid-Oosten zijn uitgestrektheden, die slechts 1500 Meter boven de zee-op pervlakte liggen, waar gerst, rogge en erw ten groeien, ook mais en zelfs hier en daar hoewel bij uitzondering ook rijst. Zoo is het vanzelfsprekend, dat de mees te Tibetanen in Oost-Tibet wonen. Hier lig gen ook de groote kloosters, waarvan onze afbeeldingen getuigen. De Lama-kloosters in Tibet zijn geheel verschillend van die der Christenkloosters. Hun eenige taak is, menschen, die voor een geestelijk doel leven, een onderdak te verschaffen. Dit doel wordt niet door het klooster voorgeschreven, en is ook niet voor alle inwoners eender. Veel eer houdt iedere monnik zijn geestelijk streven ge heim en verschaft zich de middelen om volgens zijn ideeën te leven naar eigen goeddunken. De eenige regels, waar een ieder zich in het klooster aan te houden heeft, hebben betrekking op de huisorde, pp de goede verpleging der monniken, zoo wel binnen als buiten het klooster en hun trouwe opkomst bij de verschillende sa menkomsten. Deze samenkomsten zijn echter geen godsdienstige riten. Als de La ma-monniken zich in de vergaderzaal van het klooster vereenigen, dan is dat bijna altijd om te luisteren naar het voorlezen van een dagorder, die de leider van het klooster heeft uitgeschreven. Daarna worden in koor verschillende deelen uit de geschriften van de Boeddhis tische Kerkvaders opgezegd. Dit heet ge luk aan te brengen, het wendt ongeluk en lijden af en wordt als een gunst beschouwd die de monniken en de weldoeners van de kloosters over het land brengen. Natuurlijk worden er in de kloosters ook godsdienstoefeningen gehouden, doch deze gelden niet voor de daarbij medewerkende personen. De Tibetanen gelooven namelijk, dat juist degenen, die de godsdienstoefe ningen houden, daarvan geen enkel per soonlijk nut hebben. Zelfs de meest bekwa me priester moet, als hij iets voor zijn eigen persoon te vragen heeft, daarvoor de hulp van een van zijn ambtsbroeders in roepen» De Tibetaansche kloosters hebben ook geen kerken of kapellen. Wat men daar aan godshuizen ziet, zijn bij wijze van spreken woningen van de goden of helden, waarin een beeld van zoo'n god staat opge steld. Iedereen kan aan zoo'n beeld van een godheid of een halfgod een beleefdheids bezoek brengen of deze bij wijze van ver eering lampjes of wierookstokjes branden en dan na driemaal te hebben gebogen, weer verder gaan. Wel mogen verschillen de bezoekers daarbij vlug om een speciale genade smeeken, maar dat is eigenlijk niet goéd; de regel is, dat een dergelijke ver eering plaats vindt zonder een zelfzuchtige nevengedachte. Het is voor een Tibetaan volkomen on denkbaar om een verzoek aan zijn godheid te richten, terwijl hij voor een Boeddha beeld zijn buigingen maakt, want Boeddha kent iederen wensch van alle stervelingen en vervult die als het mogelijk is. De onbetwiste geestelijke vrijheid, die 'n Lama-monnik geniet, gaat gepaard aan een bijna even groote uiterlijke ongebonden heid. De kloosterbroeders leven niet ge meenschappelijk, doch ieder van hen heeft zijn woning of zijn kamer, een ieder naar zijn eigen vermogen, want zij zijn niet zon der bezit. Zij leggen niet de gelofte van ar moede af, zooals in het oorspronkelijke Boeddhisme het geval was en zooals nog tegenwoordig op Ceylon, in Burma, Siam BIJ DE ILLUSTRATIES. Links boven; Op hooge rotsen ligt in Lhasa het Tempelkloos ter Potala, de zetel van de Dalai-Lama. Rechts bovent Tibetaansche monniken in hun bijzondere kleeding. Geheel rechts: De ritueele trompetten zijn zoo zwaar, dat zij door aparte dragers worden vervoerd. Hiernaast: Een Tibetaansche tem peltrap; deze is niet ge makkelijk te beklim men. toe. In het midden hiervan bevinden zich machtige, indrukwekkende gebouwen, de eene precies gelijk aan de andere. Zij zijn volgens Chineesche smaak met gouden da ken versierd, en de opkomende zon ver blindt daardoor de oogen van hen, die er naar kijken. Dat zijn de Mausoleums van de vijf gestorven Tashi Lamas. Degene, die nu nog in leven is, is de zesde. Van het binnenste van deze mausoleums en in vele Chineesche kloosters het geval is. Dat doen in Tibet alleen de kluizenaars, die in de spelonken en bergholen van de Himalaja wonen. De inkomsten, waaruit het onderhoud en de huishouding van de kloosters worden bestreden, komen voort uit de opbrengst der zelf bebouwde landerijen en uit de vee teelt, die door leekebroeders wordt beoe fend. Daarbij krijgen de drie staatskloosters Sera, Sanden en Depung bij Lhasa en nog eenige andere kloosters jaarlijks eenige gel delijke hulp van de regeering. Bovendien drijven de kloosters ook han del, deels door kooplieden, deels door gees telijken, die door het klooster zijn aange steld om zich met de wereldsche aangele genheden bezig te houden. Reeds de ligging der Tibetaansche kloos ters bewijst hoe ver het Boeddhisme der Lama's zich van de oorspronkelijke leer van Boeddha verwijderd heeft; op hun berghoogten lijken de kloosters wel op vestingen, die verdedigd moeten worden tegen een onzichtbaren vijand, en als er in een eenzaam dal een enkele maal een wordt gebouwd, dan ziet het klooster er uit als een geheimzinnige fabriek, waarin geheimzinnige krachten in het verborgene werken. Volgens onze begrippen is dat een heel andere wereld, want hier trainen de kloos terlingen zich om bovennatuurlijke kennis op te doen en door meditaties mystieke krachten te leeren beheerschen. Deze diepe zin van het kloosterleven geldt echter in het geheel niet voor alle Lama's. Slechts een naar verhouding kleine groep zijn ernstige, stille geleerden ve len zijn niets anders dan luie dagdieven, weer anderen zijn vroolijke levenslustige mannen, of opgeblazen praaljonkers, het meerendeel echter behoort noch tot de eene, noch tot de andere soort, doch in al len steekt minstens een kiem van een van al deze mogelijkheden. Aan het hoofd van de heele Lama-pries terschap staat de Dalai Lama, de priester- koning van Tibet. Volgens het geloof van de Tibetanen is hij een Bodhisatva, een we zen, dat in het Nirwana thuishoort, doch voor het zielenheil van zyn medeschepse len vrijwillig teruggekomen is op de aarde. Het volk ziet in hem meer dan in den Paus, hij is een werkelijk op de aarde te ruggekeerde Godheid. Daarom komt men tegen zijn bevelen in het geheel niet in op stand. Daar de laatste Dalai Lama eenige jaren geleden gestorven is, „overgegaan" noemen de Tibetanen het, blijft zijn plaats zoo lang onbezet, tot men een kind gevonden heeft, waarin hij zich weer ophieuw een stoffelijk lichaam kan verschaffen. Dat duurt ge woonlijk drie tot vier jaar. Eerst na ver loop van dien tijd verklaart de Tashi La ma, de hooge priester, die onmiddellijk on der den Dalai Lama staat, en twintig ande re hooge Lama's waar de nieuwe Dalai La ma gevonden zal worden, zijn geboortejaar, dat van zijn vader en moeder en andere bijzondere omstandigheden met betrekking tot de wedergeboorte. Dan wordt er navraag gedaan in de aan geduide plaats en zoo komen zij op het spoor van drie of vier kinderen, wier ge boorte overeenkomt met de hemelsche openbaringen, en die bij de geboorte ver schillende teekens hadden, zooals bijvoor beeld door een regenboog aan den helde ren hemel boven het huis gedurende de ge boorte of hemelsche visioenen van de ou ders van het kind. Daar de op het oogenblik niet bestaan de Dalai Lama in het Potala-Paleis te Lhasa zijn woonplaats heeft, woont de Tashi Lama in het groote klooster van Tashi Lhünpo, waar meer dan 4000 mon niken wonen. Dit klooster, dat door een muur is om geven, is een stad op zichzelf. Tegen de helling van de rotsen verheffen zich de groote huizen boven elkaar met het uit zicht over de laagvlakten naar het Zuiden zegt Sir Charles Bell, die als Engelsch di plomaat langen tijd in Tibet heeft ge woond: „Het is overweldigend prachtig, vooral het huis van de eerste Tashi Lama. De altaren, die met grooten kunstzin ver vaardigd zijn, bevatten schalen van echt goud en zilver, koralen, turkooizen en an dere edelsteenen. Achter ieder altaar be vindt zich een acht meter hooge pramide, die met goud, zilver en edelsteenen ver sierd is. Op den top van de pyramide is een beeld van den gestorven Tashi Lama ge plaatst." Een ander groot en beroemd klooster is, dat van Kum-Bum in de nabijheid van Ku- ku-Nor. Daar woonde Mevrouw Alexandra David-Neel, die vele jaren als Boeddhisti sche non in Tibet leefde, eens, een verga dering van monniken bij. Zij vertelt daar over: „Het was hoofdzakelijk een kwalijk riekende, in lompen gekleede bende, die bij de prachtige gebouwen, de gouden ge waden van den Groot Lama en de met edelsteenen versierden mantel van het hoofd van het klooster niet weinig afsta ken. Het psalm-zeggen zet met een lang zaam rhythme van diepe basstemmen in. Het koor hoort de maat door klokken, waarbij nu en dan het geschetter van den de Amsterdamsche vroede vaderen, ziet het er wel naar uit, dat onze hoofdstad in 1940 het tooneel van een dergelijke tentoonstel ling zal zijn. Deze tentoonstelling zal dan een B-tentoonstelling zijn, en dat betee- kent, dat Nederland dan zelf voor de pa viljoens van de deelnemende landen zal moeten zorgen. Volgens deskundigen brengt dit werk voor 20.000 menschen met zich mede. Is het wonder, dat in deze tijden van groote werkloosheid breede kringen in den lande hopen, dat Amsterdam zijn we- rldtentoonstelling zal krijgen? Aan de organisatie van zoo'n wereldten toonstelling zit intus- schen heel wat vast en om daarvan eenig idee te krijgen is het mis schien het best zich eens aan een reëel voorbeeld te spiegelen. Een dergelijk voor beeld is niet moeilijk te vinden: in Parijs werkt men op het oogenblik koortsachtig aan de voorbereidingen van de wereldtentoon stelling 1937, die even eens een B-tentoonstel ling is en zich dus wel uitstekend voor een vergelijking met de eventueele Nederland- sche tentoonstelling 1940 leent. Evenals zulks straks in Amsterdam het ge val zal zijn, moest men te Parijs eerst het vraagstuk oplossen, in welk gedeelte van de stad het gebouwencom plex der tentoonstel ling verrijzen moest. De oplossing van dit probleem ziet er op het eerste gezicht eenvoudiger uit, dan zulks inderdaad wel het geval is. Niet ver geten mag worden, dat in de meeste groote steden van Europa een dergelijk open terrein in het centrum niet aanwezig is, terwijl de noodzaak van een centrale ligging van het tentoonstel lingsterrein toch voor de hand ligt. Nu had men het te Parijs in dit opzicht niet moei lijk. De Fransche hoofdstad heeft al eens eerder een wereldtentoonstelling georgani seerd en daarbij was gebleken, dat de oevers van de Seine het aangewezen ter rein voor een dergelijke onderneming wa ren. Van te voren stond dan ook al reeds vast, dat ook dit keer de rivier, die Parijs in twee deelen snijdt, het middelpunt van de tentoonstelling zou worden. Maar daar mede was men er nog niet. Het oude Troca- dero, gelegen op den beroemden heuvel aan de Seine, centrum van alle vroegere Parijsche tentoonstellingen, moest verdwij nen en plaats maken voor een nieuw ge bouw, dat meer voldoet aan den smaak van den modernen mensch. Maar niet slechts de moderne smaak, ook het moderne verkeer stelt zijn eischen. Zoo was men er te Parijs van overtuigd, dat de bestaande Seine-bruggen niet voldoende waren, om het verkeer tijdens de wereld tentoonstelling ongestoord te doen functio- neeren. Dus besloot men een nieuwe brug naar het tentoonstellingsterrein aan te leg gen een kostbaar werkje, maar noodza kelijk. De voorstanders van een Nederlandsche wereldtentoonstelling hopen echter al deze kosten goed te kunnen maken door de overweldigende uitbreiding van het vreem- reusachtigen trompet, en het dwarrelende geluid van ongewoon groote, deels omwon den taboerijnen invallen. Zoo worden deze eigenaardige gods dienstoefeningen dagelijks in ontelbare kloosters ver over de grenzen van Tibet ge houden, want behalve in Tibet is de Lama godsdienst ook nog verbreid over heel Mongolië en een deel van Siberië en Mandsjoerije. NA PARIJS AMSTERDAM? Organiseert ook Nederland een wereldten toonstelling? De Nederlandsche regeering overweegt op het oogenblik, of zij Amsterdam in 1940 al dan niet een wereldtentoonstelling zal laten organiseeren. Het is niet aan ons, op de beslissing van de regeering vooruit te loopen, maar gezien het gunstig advies van delingenverkeer, die steeds het gevolg van een dergelijke onderneming heeft, zooals te Brussel wel bewezen is. Te Parijs denkt men er natuurlijk pre cies eender over en men heeft dan ook niets nagelaten om zooveel mogelijk vreem- delinjgen naar de Ville Lumière te trekken. De eilandjes in de Seine zal men omtoove- ren in sprookjesachtige exotische dorpen, 't geheele tentoonstellingscomplex zal baden in een zee van veelkleurig licht, de fijnste gerechten van de Fransche keuken zullen voor een bagatel in de tentoonstelüpgsres- tauraties te krijgen zijn en tenslotte moeten de schoonste meisjes uit de Fransche pro vincies de vreemdelingen naar de wereld tentoonstelling trekken. Dit laatste is na tuurlijk echt Fransch in ons land zou men zich moeilijk kunnen voorstellen, dat een tentoonstellingscommissie in Gronin gen, Friesland, Limburg, Zeeland, enz. op zoek zou gaan naar schoonen van het zwak ke geslacht, wier taak het dan zou zijn de Engelschen, Franschen, Belgen en Duit- schers naar Amsterdam te lokken. A. T. P.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 9