Izza is ongehoorzaam.
Se Schatgraver
EEN LEGPLAAT, OM ZELF TE MAKEN.
Schoenen poetsen.
Het maken van een
Consumptie-tentje.
righeid het gezang van allerlei vogels na te
bootsen, zoodat de bedrogen jager tever
geefs den vreemden vogel zoekt, die op
geen mijlen afstand is te vinden en wiens
geluid hij toch meende te hoorenDe
spotlijster doet den slapenden hond op
springen, door hem te fluiten zooals de
baas den hond gewoon is te fluiten, zoodat
niet alleen de menschen, maar ook de die
ren worden gefopt.
Zijn eigen gezang is heel aangenaam en
bestaat uit vijf a zes tonen, maar zelden
laat de lijster deze tonen alle hooren. De
spotlijster vermengt het meestal met het
gezang van allerlei andere vogels, die hij
zoo bedriegelijk nabootst.
Vaak verbetert de spotlijster de afgeluis
terde gezangen en fluit het, terwijl de oor
spronkelijke zanger het slechts weet te
kweelen. De spotlijster kan bijna alle ge
luiden zuiver weergeven, zelfs het hanen
gekraai, het raaf gekras en het kraken van
een voertuig.
Juist de groote veelzijdigheid van zijn
vermogen tot nadoen bederft den aangena-
men indruk van zijn talent, maar al te
vaak, want de beste navolging van een
heerlijk vogelgezang breekt hij niet zelden
af, om als een hoen te kakelen en als een
kat te miauwen. Deze nabootsingen, hoe
uitmuntend ook, staan toch achter bij een
eenvoudig, maar oorspronkelijk gezang,
dat de uitdrukking is van eigen gewaar
wording.
Hij is boos op Oberon, de Koning
der Elfen. Het meisje met den
ring.
door
Violette Carr.
Izza was moe van het vele rondvliegen,
daarom was hij op een tak van een groo-
ten boom gaan zitten en dommelde een
beetje. Maar hij was ook uit zijn humeur,
want hij had van Oberon, de koning der
Elfen een standje gehad, omdat hij zich
met de zaken van de menschen had be
moeid en Oberon had hem dit verboden.
„Misschien ben ik wel een paar maal on
gehoorzaam geweest", dacht Izza bij zich
zelf, „maar ik heb de menschen toch altijd
geholpen. Zal ik dat tegen Oberon zeggen?
Keen, dat gaat niet, dat is te onbescheiden."
En zoo was hij in zijn hart een beetje
boos op Oberon. Hij besloot zich niets meer
van de menschen aan te trekken, voor zijn
part konden zij doen, wat zij wilden. Maar
met zijn voorgenomen onvriendelijkheid te
gen de menschen zou het heel anders loo-
pen.
Hij hoorde twee kinderstemmen een
overredende stem van een jongen van tien
jaar en een weerstrevende stem van een
meisje van zes.
„Alsje mij den ring geeft, dan krijg je
van mij de groote kikvorsch uit mijn aqua
rium", zei de jongen.
„Ik houd heelemaal niet van kikkers",
riep het meisje uit.
„Nu, dan krijg je mijn paardeleidsels",
sloeg de jongen voor.
„Daar heb ik niets aan", antwoordde het
meisje.
„Nu", zei de jongen verachtelijk, mis
schien is de ring heelemaal niet van goud
doe hem eens af en laat mij eens kij
ken."
Het kleine meisje nam den ring van
haar vinger. Zij hield hem den jongen voor
en zei erbij: „Ik heb hem gekregen, omdat
ik zoo lang ziek ben geweest en omdat ik
de operatie zoo dapper heb doorstaan."
De jongen nam den ring aan, liep weg,
en terwijl hij naar het meisje omkeek,
riep hij: „domme gans, domme gans!"
Het kleine meisje wilde hem naloopen,
maar de jongen verdween al spoedig uit 't
gezicht. Toen begon zij te gillen. De jon
gen hoorde dat, kwam een eind terug en
gooide toen den ring naar haar toe. Dat
deed hij alleen, omdat er menschen den
weg op kwamen en naar het meisje keken,
dat zoo hard gilde.
De kleine begon nu dadelijk naar haar
ring te zoeken maar dat was vergeef-
sche moeite tusschen al die struiken was
het haast een onmogelijkheid deri ring te
vinden. En na een tijdje begon zij hevig te
huilen.
Izza zat heel boos in zijn schuilhoek
moest hij nu werkeloos toezien dacht
hij. „Ik zie den ring heel duidelijk in dien
krommen berk hangen! Maar ik zal hem
Iedereen vindt schoenen poetsen een ver
velend baantje, tenminste dat schijnt wel
zoo. Maar Jan vindt 't heusch geen verve
lend baantje. Jan is op één na de jongste
jongen uit het huisgezin en telt negen jaar.
De Jan, die wij op het oog hebben, is een
flinke jongen, die graag wat voor z'n moe
der over heeft en haar helpt zooveel hij
kan. Als hij des middags uit school komt,
staan er al een bende schoenen, groot en
klein, op 'n rijtje. De schoenen staan er al
te wachten om te worden schoongemaakt
OPLOSSING
Knipprent
vorige week.
Hier zien jullie een legplaat afgebeeld,
waarvan de stukken zorgvuldig langs de
randen moeten worden uitgeknipt en in
elkaar worden gepast. Als dat gelukt is en
de prent is volledig, dan zien jullie een cir
cusplaatje. Probeeren jullie het maar eens.
Om te zorgen ,dat de stukjes niet te slap
zijn, is het goed de heele plaat eerst op een
en ze worden het liefst door Jan gepoetst.
Jan poetst ook wel de schoenen van zijn
groote broers en zijn vader, maar die laat
Jan „betalen". Wim en Henk, zoo denkt
Jan, hebben geld genoeg en vader's beurs
is onuitputtelijk. Maar Jantje doet het
even graag voor niemendal hoor. Als je 't
maar vriendelijk vraagt.
Zoo komt Jan weer uit de school en loopt
naar de keuken. „Maak ons toch weer
gauw schoon Jan, wij zijn allemaal zoo
vuil" roepon de paar kleine schoentjes van
Dirk, zijn vier-jarig broertje, wiens schoe
nen er altijd het meest smerig uitzien.
Gauw gaat Jan aan den slag, dan kan hij
straks nog buiten spelen. Vlug alles insme
ren, even laten staan, en dan aan het uit
wrijven. Verbeeld je, denkt Jan bij zich
zelf, dat ik de schoenen nou 'ns vergeet uit
te wrijven, wat zou Miesje kwaad zijn, dat
haar mooie schoentjes er zoo vuil door wa
ren geworden!"
Jan lacht ondeugend bij die gedachte, en
gaat weer aan het borstelen. Hij heeft de
eigenaardige gewoonte altijd bij zijn eigen
schoenen te beginnen, en als je vraagt,
waarom hij dat doet, dan zegt hij: „Als je
pas aan het werk gaat, héb je de meeste
kracht om lekker te poetsen en dan wor
den mijn schoenen altijd het mooist!"
Ziezoo, de schoenen zijn gepoetst. Hè,
wat staan ze daar glunder. Het lijkt wel
of ze lachen., ja heusch.. Jan lacht ook.
Hij zet nu vlug alle schoenen op de juiste
volgorde. „Nu, dat zijn er heel wat van
daag", mompelt hij bij zichzelf, maar toch
is hij tevreden. Het werk vlotte vanmiddag
goed en Dirk heeft vandaag zijn laarsjes
niet zoo vuil gemaakt als gisteren. Toen za
gen ze zwart van de modder. Vader's laar
zen zijn altijd mooi en moeder maakt haar
schoenen haast nooit vuil.... Zoo mijme
rend bergt Jan zijn poetsdoos op.
siük karton te plakken en de stukken daar
na pas uit te knippen.
WIJ MAKEN HET
TENTJE HEELEMAAL
VAN PAPIER.
Om een tentje te maken, hebben wij
niets anders noodig dan een stuk dun kar
ton. Op dit stuk karton worden de hieron
der afgebeelde drie stukken afgeteekend
en dan langs de randen uitgesneden. De
dikke zwarte lijnen die overal in de teeke-
ning te zien zijn, zijn openingen, waardoor
heen de uitstekende lippen der andere dee-
len worden gestoken. Langs de stippellij
nen wordt het karton omgevouwen, zoodat
de lippen vanzelf voor de openingen waar
door zij heen moeten, komen te zitten. Ook
de toonbank wordt eerst geteekend, daar
na uitgeknipt en gevouwen, en in de tent
aangebracht. Nu kan men van papier al
lerlei dingetjes maken, die men wil ver-
koopen, of een heel klein serviesje gebrui
ken, als men limonade of thee en koffie
wil verkoopen.
Voor kinderen die graag spelen, is het
mogelijk verschillende tenten en kraam
pjes te maken en zoo een heele. markt sa
men te stellen, waar allerlei verschillende
dingen worden verkocht.
niet met mijn vleugels naar beneden
gooien o neen, ik trek me van de men
schen toch lekker niets meer aan."
Het werd donkerder en donkerder. Het
kleine meisje zat in het mos en snikte. Zon
der den ring durfde zij niet naar huis te
rug te gaan. O, wat zouden haar ouders
ongerust zijn.
Toen hoorde zij roepen: „Marietje! Ma-
rietje!"
Zij herkende de stem van haar ouders,
doch de angst om den verloren ring maak
te, dat zij niet durfde antwoorden.
Toen bemoeide Izza zich toch met het
kleine meisje. Hij wipte den ring met zijn
rechtervleugel van de berkentak, precies, in
den schoot van het kleine meisje.
Van blijdschap riep ze uit: „De ring, de
ring, een fee gooide den ring naar bene
den!"
„Wat is dat voor onzin", riep de vader,
die plotseling met de moeder voor Marietje
stond, „altijd dat gebazel over wonderen
en sprookjes!"
„Laat zij het maar gelooven!" zei de
moeder en sloot haar teruggevonden kind
in de armen, „het leven is al hard genoeg".
„Maar wat was er dan met je ring?"
vroeg de vader.
Marietje vertelde nu de heele geschiede
nis.
„Natuurlijk was hij aan een boomtak
blijven hangen en heeft de wind hem er af
geblazen", zei de vader.
De ouders keerden met Marietje huis
waarts; maar toen zij voorbij den kleinen
berk gingen, boog Marietje het hoofd en
fluisterde: „En toch v/as het een fee, die
mij mijn ring teruggaf."
Izza droogde met zijn vleugel zachtjes
een traantje, dat aan de oogwimpers van
Marietje hing.
Eigenlijk was Izza weer ongehoorzaam
geweest maar
qSq uoAHjSaq aapuo ;eqas ap reeAV 'uiooq
apuaputAaq uiaq uba sjqpaj qaiz ap snp
puepa ;aq do }aq si 'uauiooq a^fpaproou
apraq ap uba aqosquq ap st uaAagaSuee
skapas ap do jbbq "uapjoou ';aq pusq ra^
-paar ufiz ubb ua uaptnz ^aq snp Ctq ^jaaq
squip; -p.iaaqag ua^saA }aq jbbu iibui ap
;bb;s 'juioqdo ua^soo jaq ui uoz ap jbbq
:ONISSOTdO
Een matroos heeft
eens een oude teeke-
ning gekregen van een
eilandje, waar een
schat begraven moet
liggen. Hij moet daar
echter bij het opkomen
der zon heengaan, staat
er bij en dan bij den
met een X aangege
ven boom gaan graven.
Bovenaan links zien
jullie het kaartje, dat
de matroos kreeg, ter
wijl hij zelf op het
eiland staat. Waar moet
hij graven en welke
boom staat met een X
gemerkt?
Juist komt moeder de keuken binnen en
ziet al die keurige schoenen staan. Zij
staat een oogenblik bewonderend naar die
lange rij te kijken en lacht dan tegen haar
flinken zoon. „Jan, ga maar gauw naar de
kamer, vóór de anderen komen, dan krijg
jij vanmiddag een extra beschuitje van
mij
DE SPOTLIJSTER.
De Spotlijster, al is het ook een vogel,
die niet tot de eigenlijke lijsters mag wor
den gerekend en door scherpe kenmerken
er van is te onderscheiden, gelijkt toch in
zijn voorkomen veel op een gewone lijster,
met zijn lange en afgeronde staart.
De spotlijster komt uit het Zuidelijke
deel van Noord-Amerika. Hij is van boven
bruingrijs met wit aan staart en vleugels,
van onderen witachtig. Hij bezit een bij
zondere buigzaamheid van stem en weet
met een bewonderenswaardige nauwkeu-