VAN DIT EN YAN DAT
EN VAN ALLES WAT
De Rederykers.
Kabouter=Avon turen. Stan en Pol bij de kinderen.
De reddende
vergissing»
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 29 Augustus 1936. No. 10051.
Een schets door SIROLF.
(Nadruk verboden
alle rechten voorbehouden).
HET was ter gelegenheid van
het heugelijke feit, dat de
Fokveehoudersvereeniging
„De vette zeug" in Hei dorp
haar driejarig bestaan herdacht,
dat de Rederijkerskamer van het
dorp het plan had opgevat, een
openluchtspel op te voeren. Het
stuk was door niemand minder
dan den voorzitter der Rederijkers
kamer geschreven, welke begaafde
man in het dagelijksch leven het
nuttige ambt van barbier uit
oefende. Het leed dan ook geen
twijfel, Pluvo de geschandvlekte.
Drama uit het Romeinsche zeden-
leven, zou een daverend succes
worden.
En hu, op dezen blakerende zo-
mer-Zaterdagmiddag, was het de
generale repetitie in costuum, die
aan de uitvoering op den volgen
den dag zou voorafgaan.
Nu, te oordeelen naar de perso
nen, die hier op het erf achter de
herberg „De Groote Slok" waren,
onder leiding van den kunstzinni-
gen barbier, moeten de lieden in
den Romeinschen tijd er wel zeer
uitzinnig hebben uitgezien. Want
daar stond Nabarro, de aanvoerder
der legioenen, in hooge baggerlaar
zen, met een blauwe kiel aan,
waarover een borstkuras, dat hem
eenvoudig elke beweging belette,
terwijl zijn hoofd bedolven werd
onder een ontzaggelijken helm,
waarop een woest-roodc vederbos,
geplant was. Daarnaast stond Plu
vo, de geschandvlekte, de verrader
u't het stuk, met klompen aan en
zwartleercn beenkappen, met een
Engelsch leeren broek en ook een
borstkuras, dat hem tot het middel
reikte, terwijl hij een frivole flu-
weeleii baret met lange veer op zij
scheef op de stugge haren geplant
had.
En dan blonde Holena, die schijn
dood moest zijn, hetgeen juist het
hoogtepunt van het drama vorm
de. De Rederijkerskamer zat slecht
in haar vrouwelijke leden, weshal
ve de rol van de blonde Helena
vervuld werd door Hein van den
Bakker, voorzien van een vlasgele
pruik met twee onwaarschijnlijk
lange vlechten. Helena lag op een
geïmproviseerde Romeinsche rust
bank, bestaande uit drie kisten,
waarin veekoeken hadden gezeten
en droeg een witte tunica, die sterk
deed denken aan een nachthemd,
terwijl daaronder uit een paar
beenen in een blauwe linnen
broek en met klompen staken.
Dat zij schijndood was, scheen
haar niets te hinderen, want zij
kauwde genoegèlijk op een tabaks
pruim en probeerde het zich intus-
schen zoo gemakkelijk mogelijk op
de kisten te maken, terwijl haar
overvloedige en overdreven vlech
ten door het zand sleepten. Een
paar meter van haar voeten ver
wijderd stond de grijzen aarden
kruik, waarin de koele dronk ver
ondersteld was te zitten, en waar
uit men in dien zonderlingen Ro
meinschen tijd scheen te drinken.
Ten minste volgens den barbier.
Ik behoef U nauwelijks te zeg
gen, dat er belangstellende toe
schouwers waren, die rondom het
openlucht-theater geschaard ston
den en reeds vooraf wilden genie
ten van het spel. Natuurlijk waren
er ook jongetjes. .Tongetjes zijn al
tijd, overal, bij iedereen en waar ze
niet zijn moeten. Dus waren ze
hier ook.
De barbier, in zijn Zondagsche
zwarte pandjesjas, zette zich in
postuur, alsof hij wilde roepen:
„Wie volgt, knippen of scheren", en
zei: „We zulle die sjène van het
Ontwaken van de schoone Helena
nog effe deurneme, v'ruit, Nabarro,
Pluvo, op jelui plaasse voor liét
zestiende taffireel! Nabarro zinkt
gebroken aan de sponde van de
dooie Helena, en Pluvo mot valsch
lachen, nou v'ruit, daar gane we!"
Daar zakte Nabarro eensklaps op
beide knieën, liet zijn hoofd met
de vederbos boven Heiena's ge
laat zinken en riep uit „Owee, mij,
waar binne mijn legioene gebleve?
Waar benne ze? En gai, schoone
He.'ena, ach, dat ook gai maai
ontrouw zait geworre! Waarom
most gai sterreve? Waarom ligt
gai daar zoo koud as een steen?
Waarom hoort gai mai niet, o,
Helena! Waarom zegt gai niets
tot Uwen beminden Nabarro?"
„Hatsjie!!!", zei Helena plotse
ling, terwijl ze zich half opricht
te en luid nieste, om vervolgens
in een lach uit te barsten.
Pluvo, de verrader, lachte valsch
en keek daarbij als een stervend
schaap. Nabarro, verschrikt, riep:
„Verroest!"
„Stil legge!", riep de barbier boos
tot Helena, die inmiddels weer was
gaan liggen. „Bèje heelemaal mal,
je bint schijndood, verstaje, mot
je niet nieze!"
..Kon ik het hellepe?", wilde schijn
doode Helena, ook niet op haiir
mondje gevallen, weten. „Mot ie
me maar niet mit die vcerc in me
neus staan te kietelen!"
„Over die sjène!", beval de bar
bier valsch van kwaadheid. „En
dan mot Nabarro ze veere bij zich
hou we! Het zestiende taffireel, v'r
uit Nabarro: Owee, mij Helena..."
Nabarro, die was opgestaan, zakte
weer gebroken ineen, en stelde
weer de vrij overbodige vraag aan
de steenkoude Helena, die toch
niet antwoorden mocht. Omdat ze
schijndood was en stil moest lig
gen. Maar ze lag niet stil. Een
inwendige hevige beroering scheen
haar lichaam heftig te doen tril
len terwijl haar gelaat vuurrood
werd. Men zou gedacht hebben, dat
ze inwendig lag te stikken van het
lachen. Ze had namelijk tusschen
de oogharen van haar schijndoo-
de oogen iets gezien; een paar
jongetjes, die zich op verdachte
wijze bij den kruik hadden opge
houden. Maar aangezien zij schijn
dood was, mocht zij niets zeggen
en schudde alleen maar, hetgeen
haar de verontwaardigde uitval
van den barbier om „toch stil te
legge, omdat hij haar anders een
scheerkwast in zijn hakkes zou
stoppen, bezorgde. En het spel
ging voort:
„...O, Helena, waarom zegt gai
nir-ts tot Uwen beminden Nabar
ro?"
„Kom, vriend, tem Uws smart",
noodigde de valsche Pluvo uit,
die bovendien nog geschandvlekt
was, „de schoone Helena is niet
meer, zij is voor altijd hene ge
gaan. Kom, drink een slokkie van
cleez' koele drank.." En daarbij
wees hij op de kruiken, die bier
bevatte.
Dit liet Nabarro zich geen twee
keer zeggen. Hij. liep naar de kruik
toe, en zei, terwijl hij hem aan zijn
mond zette: „Gai hebt gelaik, Plu
vo, ik mot mijn brandend hart
gaan blusschen! O, Helena!"
Dan begroef hij zijn gelaat geheel
in den kruik" en klokte nadrukke
„Gauw, breng hem dadelijk terug, waar
je hem vandaan gehaald hebt.
lijk. Totdat hij plotseling het hoofd
omhoog stak, lijkbleek de hand
tegen zijn keel en mond drukte,
zich plotseling bukte en dan begon
een deel van het gedronkene weer
aan den schoot der aarde toe te
vertrouwen. Maar het was niet
alles bier, dat aldus zijn mond
verliet... Een klein, grasgroen
kikkertje, met wil-geel borstje,
kwam mee naar buiten, viel op den
grond en begon aanstonds met
groote sprongen zich uit de voeten
te maken, in de richting van de
sloot.
Toen ging er onder de schaarsche
toeschouwers een bulderend gelach
op. Drie jongetjes waren al even
te voren met wild klompgekletter
weggerend, naar het uiterste ein
de van het dorp, ver buiten het
bereik, van de wrekende arm van
Nabarro.
De schoone Helena rukte zich in
groote benauwdheid de vlechten
van het hoofd en lag gedurende
vijf minuten te snikken van het
lachen.
Wat wel het beste bewijs mocht
zijn, dat zij slechts schijndood was.
De uitvoering werd een uitbun
dig succes.
Hoe Mr. Tornton aan den
eiectrischen stoel ontkwam
Het bordje op de ver
keerde deur.
De geschiedenis van Bill Torn
ton is volstrekt niet door een hu
morist verzonnen. Kon U de proces
stukken en verdere op de zaak be
trekking hebbende documenten van
den advocaat-generaal van het Hof
van Newax*k N. J. doorlezen, dan
zoudt U elke bijzonderheid zwart
op wit bevestigd vinden. Bill Torn
ton is er in ieder geval het leven
de bewijs voor, dat er menschen
zijn, die de Dood met een haar on
begrijpelijke hardnekkigheid mijdt.
Ook dan, wanneer zij zélf voor hun
leven geen cent meer geven.
Met Bill Tornton was het een
maal werkelijk zoo ver. Slechts 'n
toeval heeft hem het leven gered:
de vergissing van een werkman,
die een cartonnen bordje op de ver
keerde deur hing. En aan dit
bordje had Tornton het te danken
dat hij in plaats van den eiectri
schen stoel te bestijgen, als vrije
man de gevangenis kon verlaten.
Billy Tornton was een honderd-
procentsche Amerikaan. Een goed
echtgenoot en degelijk koopman.
Het hoofddoel van zijn leven be
stond daarin, zooveel mogelijk geld
te verdienen om zijn vrouw in staat
te stellen een gemakkelijk leventje
te lijden. Mr. Tornton had zijn
vrouw werkelijk lief en men kan
dus gemakkelijk begrijpen, welk
een steek den man werd toege
bracht, toen hem op 'n kwaden dag
in het oor werd gefluisterd, dat het
met de echtelijke trouw van zijn
eegade óók zoo schitterend niet ge
steld was. Daar hij haring of kuit
wilde hebben, droeg hij een privé-
detective op, de schreden zijner
vrouw te bewaken. Het resultaat
was verpletterend. Mr. Tornton
ging met een bezwaard hart naar
een wapenwinkel, kocht een revol
ver en schoot den minnaar zijner
vrouw een kogel door het hoofd.
Daarop ging hij naar de politie en
liet zichzelf wegens moord arrestee
ren.
Tot zoover verschilt het geval-
Tornton in niets met de andere,
ontelbare tragedieën- van - dezen,
aard. Het was een gewone moord,
die een jal'oersch echtgenoot zorg
vuldig overwogen en consequent
uitgevoerd had. In negen en ne
gentig van de honderd gevallen zou
de bedrijver van zulk een daad ge
tracht hebben den moord te wijten
aan een heftige gemoedsbeweging,
waarover hij geen controle meer
had, dan wel zich beroepen op on
toerekenbaarheid.
Mr. Tornton dacht er niet aan,
Hij verklaarde nadrukkelijk, dat
het een moord met voorgedachten
rade was geweest en dat hij, mocht
hij nogmaals in een gelijke om
standigheid komen te verkeeren,
hetzelfde zou doen.
Onbewogen en met kalme, koude
woorden, legde hij deze verklaring
af. Elke volzin stortte hem dieper
in 't verderf. Zelfs den officier van
justitie werd de zaak te bont en
hij riep den verdachte toe: „Weeg
Uw woorden nauwkeurig! Ge speelt
met Uw hoofd!"
Tornton glimlachte sarcastisch en
antwoordde: „Mijn leven is toch al
verloren. De dood zal voor mij 'n
verlossing zijn!"
De verdediger deed vertwijfelde
pogingen om van den moord een
doodslag te maken. Maar het feit
was zoo onomstootelijk helder en
klaar, dat de jury eenstemmig het
„schuldig" uitsprak.'Tornton werd
ter dood veroordeeld. De rechter
maakte hem er echter tegelijk op
merkzaam op, dat hij een verzoek
om gratie kon indienen, dat, daar
was hij bij voorbaat van over
tuigd, een gunstigen uitslag zou
hebben. Maar ook daarvan wou
Tornton niets weten.
Zijn advocaat was geheel terneer
geslagen, toen hij de rechtszaal ver
liet. Want nu kon geen macht ter
wereld zijn cliënt meer van den
eiectrischen stoel redden. Hij wierp
nog een blik op de deur, waardoor
het publiek gewoonlijk de gerechts
zaal binnenkwam. De advocaat
schrok. Want op de deur hing een
bordje met de woorden: „Verboden
toegang!"
Het kleine bordje bracht den
advocaat in sterke opwinding. Hij
begaf zich haastig naar de kamer
van den rechter en sleepte dezen
letterlijk mee naar de deur .Zonder
een woord te spreken wees hij hen
op 't bordje. Ook de rechter keek
als versuft naar de deur. Wie had
dezen onzin uitgespookt?
De deurwaarder wist terstond te
vertellen wat er gebeurd was. On
middellijk vóór de zaak Tornton
moest voorkomen, waren enkele
werklieden met eenige reparaties
aan het gebouw begonnen. Onder
andere moesten zij ook herstellin
gen doen in een kamer, die vlak
naast de gerechtszaal lag. En daar
het bordje, dat op de deur van het
kleine vertrek hing, hen bij het in-
en uitgaan hinderde, hingen zij het
ding eenvoudig op de deur der
rechtszaal. Zij wisten niet, dat
zij daarmede over dood en leven
van een mensch beslisten.
Want nu greep de verdediger
vlug een strafwetboek van de tafel
des rechters. Hij sloeg hèt boek
open en wees den rechter een pa
ragraaf, waarin het heet: „De
aangeklaagde heeft het recht op
een spoedige en openbare behande
ling van zijn zaak." En deze be
paling, deze wetsbepaling zoo
verklaarde de verdediger is
grootelijks geschonden. De rechts-
zilting heeft namelijk met uitslui
ting der openbaarheid plaatsgehad.
I-Ict bordje, dat het verbod vermeldt
heeft het publiek verhinderd de
rechtszaal te betreden. En daar
mede is de openbare behandeling
belemmerd.
De verdediger dicteerde terstond
een aan duidelijkheid niets te
wenschen latende missive aan het
gerecht gericht, waarmede hij de
invrijheidstelling van zijn cliënt
eischte. De rechter nam den brief
in ontvangst en verklaarde: „Dan
zullen wij de zaak nog even in
behandeling nemen en er voor
zorg dragen, dat de openbaarheid
niet meer uitgeschakeld wordt.
Aan het vonnis echter zal deze
nieuwe behandeling niets veran
deren."
Maar toen verhief zich de verde
diger met een triomfantelijk glim
lachje en beweerde: „De wet ver
biedt, een aangeklaagde, op wiens
misdaad de doodstraf staat, voor
hetzelfde delict tweemaal aan t«|
klagen!"
Nu was de rechter schaakmat.
Volgens de woordelijke bepaling
der wet had de verdediger gelijk,
en er bleef den rechter niets an
ders over dan den veroordeelde op
vrije voeten te stellen. Den vol
genden dag was Mr. Tornton uit
Newark verdwenen. Nocht zijn
eehtgenoote, noch zijn vrienden
hebben verder meer iets van hem
gehoord.
WETENSWAARDIGHEDEN.
Is het U bekend:
dat de bevolking der wereld ge
schat wordt op meer dan 1500 mil-
li oen?
dat er in Engeland meer dan
100.000 vrouwelijke auto-bestuur
ders zijn?
dat er in de voornaamste landen,
die aan den wereldoorlog deelna
men, 7.124.000 mannen zijn, dié
wegens verminking of verwonding
pensioen ontvangen?
dat er in de City van Londert
maar slechts 14.000 menschen wo
nen?
dat er overdag echter ruim
400.000 menschen werken?
d a t er in heel Londen ruim 7
millioen menschen wonen?
dat de aarde, volgens de huidi
ge berekeningen omtrent voedsel
voorziening, etc., 6000 millioent
menschen kan bevatten?
dat dit aantal over c.a. 175 jaar,
n.1. in het jaar 2100 zou bereikt
worden
d a t één kamer van het paleis vart
den koning van Engeland (in
Buckingham Palace) geheel is in
gericht, met alle werktuigen, enz.,
als kamer van een tandarts?
dat Clemenceau heeft gezegd: El
kander liefhebben doen we niet,
door het te zeggen, maar door het
te demonstreeren?
HUMOR.
Mevrouw: Hoe komt het toch,
Marie, dat je nog nooit vinger*
kommetjes op tafel hebt zien ge*
bruiken? Gebruikten ze die niet in
ie vorige betrekking?
Marie: Nee, mevrouw, daat*
waschten ze zich meestal, vóór zé
aan tafel kwamen.
Ober! Ben je soms doof?
Best mogelijk, meneer, best
mogelijk.
Dat dacht ik al. Ik heb levefi
besteld en geen leder!
De drogist kreeg het op zijn ze
nuwen. Hij was nu al een half uutf
bezig aan een dame allerlei prijzen
te noemen en uitleggingen te geven,
van verschilende artikelen, zonder
dat zij iets kocht.
Ten slotte nam de dame een
fleschje op en vroeg: Is dat ver*
dclgingsmiddel van lastig onge*
dierte goed? En hoe moet men
dat gebruiken?
Neemt U elk halfuur een eetle
pel, mevrouw, antwoordde de half*
waanzinnige drogist.
Zij vroeg niets meer.
181. Daarop vertelde Pol haar de geschiedenis van
het arme poesje en toen het vrouwtje die gehoord'
had, was ze zoo begaan met het lot van het arme
beestje. Pol vertelde haar dat ze nu een goed tehuis
voor poes zochten*
182. Het vrouwtje wilde er echter in het begin niet
van weten, want ze kon haar arme minet niet ver
geten. Wie weet wat een valsche poes ze nu in haar
huis zou krijgen, neen hoor, dat deed ze niet.
183. Maar Pol gaf het niet direct op en hij wist
eindelijk ozoveel medelijden met het arme poesje
bij de vrouw op te wekken, dat ze cinedlijk opstond
en tegen Pol zei, dat ze dan wel eens wilde gaan
kijken, en Pol bracht haar naar zijn vriendje en
het poesje.