STROOPER
Brieven
over Engeland.
Wat we van de Engelsche spoor
wegen znuden kunnen leeron.
Woensdag 16 September 1936.
SCHAGER COURANT.
Derde blad. No. 10064
R.K. boeren tegen een
vleeschunie.
Feuilleton
(Van onzen Engelschen Briefschrijver)
12 September 1936.
ZIJ, 'die aan het hoofd staan van de Engelsche
spoorwegen, zijn goede zakenlui. Betere za-
kenmenschen dan hun Hollandsche collega's.
Wij weten allemaal, dat het slecht gaat met de
Spoorwegen. Hoogstwaarschijnlijk zal, wat de spoor-
iwegen ook doen, de concurrentie van de auto's wel
fnuikend blijven. Maar toch geloof ik, dat de Neder-
Iandsche spoorwegen meer zouden kunnen bereiken
'dan zij op het oogenblik doen. En daarvoor zouden
Zij een kijkje moeten gaan nemen bij de Engelschen.
Is het U wel eens opgevallen, dat de Hollandsche
spoorwegen onnoodig plagerig doen? In den zomer
geven ze ons gelegenheid goedkoop uit te. gaan, met
vacantiekaarten. Niet, dat het bijster goedkoop is.
Wie van Den Helder naar Amsterdam moet reizen,
heeft niets aan een vacantiekaart. Ook niet iemand,
die van Amsterdam naar Nijmegen, of van Amster
dam naar Dordrecht gaat. Pas voor reizigers, die af
standen als AmsterdamRoozendaal willen afleg
gen, begint de vacantiekaart voordeelig te worden.
Maar waarvoor, heb ik me vaak afgevraagd, dient
nu de plagerij, dat de reiziger, die zoo „goedkoop"
reist, onderweg nergens uit mag stappen? Als U in
Schagen woont, en U heeft familie wonen in
Dordrecht, Goes en Vlissingen, heeft U aan een va
cantiekaart niets. U kunt voor vier gulden naar
Vlissingen sporen, en onderweg, bij Dordrecht, tegen
Uw vrouw en kinderen zeggen: „Nou zijn we vlak
bij Oom Piet", om dan bij Goes de opmerking te ma
ken: „En nu gaan we Oom Klaas voorbij", maar de
spoorwegen zorgen er angstvallig voor dat U de twee
ooms, met bijbehoorende tantes, neven en nichtjes,
niet te zien of te spreken krijgt.
Of de spoorwegen daar voordeel bij hebben? Nee,
alleen maar nadeel. Voordeel zouden zij hebben, als
U voor U en Uw familie afzonderlijke kaartjes
Dordrecht, daarna afzonderlijke kaartjes Goes, en
jeindelijk nog afzonderlijke kaartjes Vlissingen kocht.
U doet dat niet, want het komt U te duur uit. U
koopt ook de vacantiekaarten niet, waarop U naar
iVlissingen had mogen reizen, regelrecht en in één
jstuk door, want om al dat geld uit te geven, alleen
pm Oom Hendrik te zien enfin, ieder, die Oom
Hendrik kent, weet dat U dat niet doen kunt. U
blijft dus thuis en de spoorwegen hebben een scha-
'depost van f 32: vier vacantiekaarten voor Uw ge-
Zin heen, en vier terug.
De Engelsche spoorwegen geven óók gelegenheid
jbm goedkoope uitstapjes te maken, maar zij trekken
met de linkerhand niet terug, wat ze met de rechter
band geven. Integendeel. De reizigers hebben het
Zecht onderweg, zoowel op de heen- als op de terug
reis, net zoo veel lcèeren uit te stappen, als het hun
belieft. En als ze (voor het gemak zal ik de plaats
namen gebruiken, die ik zoo juist noemde) in
Dordrecht zijn uitgestapt, kunnen ze, gerust morgen,
jof overmorgen, of over drie dagen door gaan naar
Goes. Ze kunnen een weekje in Goes blijven, als ze
'dat verkiezen, en, om niet al te vroeg bij Oom Hen
drik aan te komen, met alle soorten van pleizier ook
jiog even de markt te Middelburg bezoeken. Als ze
;er genoegen in scheppen, kunnen ze, wat de spoor
wegen aangaat, op de terugreis gerust alle stations,
!die er zijn, tot uitgangspunt van een uitstapje ma
ken. Op één voorwaarde slechts: dat ze in een maand
klaar zijn met hun uitspattingen.
Zoo hebben de reizigers wat aan hun goedkoope
kaarten. Zij varen er wel bij, en de spoorwegen niet
minder.
Dan zijn er de goedkoope abonnementskaarten, voor
een week, Die hebben wij ook, zult U zeggen. Vol
komen waar, maar ook hier moesten de Nederland-
sche spoorwegen een lesje gaan nemen bij de En
gelsche. Voor een klein gezin, van vier personen,
kost een weekabonnement op de Nederlandsche
spoorwegen zestig gulden. Wij hebben er al menig
maal in een vacantie over gedacht, maar het tot nu
toe nog nooit gedaan. En daarvoor bestonden twee
redenent
1. Zestig gulden, alleen voor reisgeld, is een heele
uitgave voor één week;
2. Als je zooveel geld hebt uitgegeven, bestaat er
groot gevaar, dat je er van zult probeeren te halen*
wat er van te halen is, en je week zult verknoeien
met te reizen van Vlissingen naar Roodeschool, van
Winterswijk naar Zandvoort, en van Den Helder
naar Maastricht.
De fout is hier een dubbele: het net is te uitge
breid, en, tengevolge daarvan, de prijs te hoog.
Vóór wij dezen zomer naar Royston vertrokken,
hadden we ons op de hoogte gesteld van de één-
weeksche spoorabonnementen, die in deze buurt te
verkrijgen waren.
Het bleek, dat er geen te krijgen was in Royston,
zelf, maar wel in het daar dichtbij gelegen Cam-
bridge. Zonder aarzeling hebben we vier van deze
weekabonnementen gekocht. Laat ik eerst vertellen,
hoeveel ons dat gekost heeft, en dan, welke waar we
voor ons geld kregen.
De prijs was zeer schappelijk: 10 shilling, of f 3.70,
voor de drie volwassenen van ons gezelschap, en 5
shilling, of f 1.85, voor onzen jongsten zoon van 13
jaar. (Kinderen reizen tot 14 jaar voor halven prijs).
De waar is moeilijker uit te leggen. Ik kan natuur
lijk wel zeggen, dat we mochten reizen van Cam-
bridge óver Ely en King's Lynn naar Hunstanton,
over March, of St. Ives, naar Peterborough, over
Fordham naar Mildenhall, over Newmarket naar Bu-
ry St. Edmünds, maar wat zeggen al die namen?
Ik noemde zoo juist de lijn CambridgeHunstanton.
Dat is 90 kilometer, dus precies de afstand Amster-
dam-Wolfheze. We kunnen ook zeggen: 9 kilometer
meer dan de afstand Den HelderAmsterdam. En
misschien geeft dit laatste wel het beste vergelij
kingsmateriaal.
Wanneer ik het kaartje, dat op het abonnement
staat afgedrukt, met de lijnen, waarop we mochten
reizen, bekijk, kunnen we het ongeveer vergelijken
met de spoorlijnen in Noordholland, Amsterdam—
Hilversum, AmsterdamHaarlemZandvoort, Haar
lemDen Helder, Amsterdamuitgeest, Heerhugo-
waardHoorn, AmsterdamEnkhuizen éh Hoorn—
Medemblik. In werkelijkheid was het - meer, zoowel
in de lengte als in de breedte, maar een heel groot
verschil maakt het niet.
Neem nu aan, dat een Engelsche familie van vier
personen de vacantie doorbrengt in Amsterdam, of
dichtbij Amsterdam, zooals wij onze vacantie door
brachten dichtbij Cambridge. Wat zou die familie
hebben aan vier abonnementen voor het heele land,
waarvoor ze f 60 zou moeten betalen? Zou U haar
naar Maastricht en Valkenburg willen sturen, naar
Enschedé, naar Arnhem, naar Groningen, Leeuwar
den, Vlissingen, en haar na een afmattende week
met spijt willen laten constateeren, dat ze nu nog
niet in Den Bosch was geweest, niet in Assen, niet
in Nijmegen, niet in Apeldoorn?
Nee, die familie zou precies haar handen vol heb
ben gehad aan het spoorabonnement Noordholland.,
Ze zou Alkmaar hebben bezocht op Vrijdag, en
Hoorn op Zaterdag, en, natuurlijk Schagen op Don
derdag. Ze zou naar Den Helder zijn gegaan, ze zou
in Zaandam zijn uitgestapt, ze zou Enkhuizen en
Medemblik hebben bezocht, en natuurlijk Haarlem
en Zandvoort enz. Ze zou heel blij geweest zijn, dat
ze niet meer en niet verder mocht reizen, en ze zou
voor de geheele week en voor het geheele gezin, nog
Een drietal modelletjes voo het komende seis
geen dertien gulden hebben uitgegeven.
Zoo hebben wij gebruik gemaakt van onze spoor
abonnementen in Engeland. We hebben Hunstanton,
King's Lynn, Peterborough, Mildenhall, Newmarket
en St. Ives bezocht. Over een paar van deze plaatsen
zal ik een volgende maal het een en ander te ver
tellen hebben. Maar dit stel ik voorop: We hebben
van onze abonnementen genoten, en zijn er niet de
slaven van geweest.
Slaven zouden we geworden zijn, wanneer we naar
Edingburgh hadden mogen reizen, naar Liverpool,
naar Glasgow, naar Torquay, naar Bath. En we zou
den niets gezien hebben, door de haast om alles to
zien.
De Nederlandsche spoorwegen zouden verstandig
doen, wanneer ze ook in dit opzicht het voorbeeld
der Engelschen volgden. Een- één-weeksch abonne
ment van, laten we zeggen 5 gulden voor de lijnen
op de Veluwe, of in den Achterhoek, of in Limburg.
Het zou een van de eerste dingen zijn, die wij ons
zouden aanschaffen, wanneer we onze vacantie b.v.
doorbrachten in Apeldoorn, in Lochem, in Valken
burg. Een reisnet van bescheiden omvang, en een
prijs, die daarmee in overeenstemming was.
Dan nog de aardige reisgidsen, die de Engelsche
spoorwegen gratis verschaffen, en in één seizoen
zijn de Nederlandsche spoorwegen er volkomen bo
venop, en alle buslijnen failliet.
Wat dat voor reisgidsen zijn?
Geen gidsen, waarin tijden van vertrek en aan
komst staan opgegeven. Het zijn geillustreerde boek
jes, met foto's van iedere plaats, over het midden
van iedere bladzijde geeft een streep de spoorlijn
aan, waar de trein langs komt, links en rechts, en
enkele mededeelingen over die plaats. Als de trein
over een water gaat, ziet U meteen in de gids, welk
water dat is, Als U ziet, dat de lijn zich splitst,
vertelt de gids U, waar de zijlijn heen gaat. Bij elk
station vindt U aangegeven, hoever U nu van het
punt van vertrek en hoever van dat van aankomst
is. In andere woorden, het is, alsof U van het begin
tot het eind der reis iemand naast U had zitten, die
de reis eenige honderden malen gemaakt had, een
volmaakte vraagbaak, steeds bereid tot het geven
van inlichtingen, en, wat ook een voordeel is, bereid
zijn mond te houden, zoodra dat gewensclit wordt.
Deze dingen zijn het, en misschien nog een paar
meer, die de Nederlandsche spoorwegen van de En
gelsche zouden kunnen overnemen. Ik geloof, dat het
haar ten goede zou komen.
DE BACON-FABRIKANTEN
ZIJN „HANDIGE JONGENS".
De heer H. Ruijter, lid der Eerste Kamer en
secretaris van den Aartsdiocesanen Boeren- en
Tuindersbond schetst het doel der heeren Lou-
wes en van Zwanenburg met de varkenscen-
l SM
in „stroomliin-vorm".
trale en de baconcontracten als een poging tot
het stichten van een vleeschunie welke het mo
nopolie zou hebben van de export, zouterij en
grossierderij van onze varkens.
De heer Ruijter merkt op dat de R.K. boeren
die richting niet opwillen, omdat zij er geen
belang in zien dat een belangrijke groep mid
denstanders wordt vervang endoor een regee-
ringsbedriif.
Dan missen wij een groep koopers. die van
groot belang zijn en worden wij overgeleverd
aan de macht van enkelen'.
De poging om de Vleeschunie binnen te
halen door de achterdeur der orisiswe tgeving,
zal dus thans wel voor de tweede maal mis
lukken en het middenstands bedrijfsleven kun
nen wij daarmede slechts geluk wenschen.
Maar de heer Ruyter ontwikkelde toen in
een rede voor de R. K. boeren- nog een
ander argument tegen samenwerking met de
baconfabrikanten. Hij zeide n.1. het volgende:
„Gij allen weet, als men met iemand samen
wat gaan beginnen dat men dan den andere
goed moet kennen en hem natuurlijk volkomen
moet vertrouwen. Daarom is het zoo moeilijk
met iemand samen wat te gaan doen, als men
hem niet reeds lang kent.
Wij hebben nu het voorrecht de anderen
in dit geval de baconfabrikanten te kennen
als handige jongens, zoo bij wiize van spreken
„Wij hebben vier jaar crisisbeleid gehad met
de varkens. Wat wij zelf deden met onze ge
westelijke varkensorganisaties inzake de teelt
regeling was prachtig werk.
Maar wat 'de Centrale heeft klaar gemaakt
met baconcontracten 'en zoof dat was óók.
vrachtig werkmaar niet voor de boeren
doch voor de baconf abriekanten. De resulta
ten van dit contract zijn zoodat deze fabrie
kanten er best bij gevaren zijn in denzelfden
tijd dat het de boeren met de varkens slecht
ging.
En dit terwijl de meest groote en bekwame
baconfabrikanten in het bestuur der Varkens
centrale zaten en er het College van Gedele
geerden vormden.
Maar dan voelt gij toch wel. dat ik deze
lui niet erg. vertrouw om met hen samen in
zee te gaan! Als zij het niet wisten, dat zij
zooveel verdienden, mogen wij het hun niet
kwalijk nemen, maar dan zijn zij toch niet de
echte flinke mannen, die zij eerst leken en dan
hebben wij niets aan hen. Als zij het echter wel
wisten. Ja, dan doen wij verstandig met heel
erg voorzichtig te zijn om met hen samen te
werken.
Voorzichtig dus, erg voorzichtig!**
g.
Hij liep dwars door de kamer, nam de brace
let van de tafel en bestudeerde ze gemelijk. Het
scheen hem geen bijzonder genoegen te verschaf
fen, en evenmin deed het hem genoegen me
vrouw Hesse te zien. Hij beantwoordde haar
blik met onmiskenbare vijandigheid, en ze zonk
voor dezen man, die niet voor haar in zijn
schulp kroop, met ontzag vervuld slap op een
Sofa neer*
Een oogenblik van pijnlijke stilte. Toen merk
te mijnheer Sachs plotseling, dat de schouders
van mevrouw Hesse krampachtig schokten. Al
de ridderlijkheid van een oud geslacht welde in
hem op.
„U moet niet huilen,, mevrouw", suste hij, en
wilde haar op de schouders kloppen. Maar zij
sprong overeind.
„Ik huil niet idioot! Zie ik er uit alsof ik lek?
Maar die canapé leeft!'
Met een bevenden vinger wees zij naar de
sofa, waar zij zoojuist gezeten had, en als om
haar woorden dadelijk te bevestigen ging het
ding omhoog.
Keating was er in één sprong bij en lichtte
de zitting op. Dat was juist wat de heer J. Ben
ton Hesse nu reeds een half uur lang zonder
succes met zijn hoofd had geprobeerd, totdat
het gewicht van zijn vrouw hem had neerge^
drukt. Hij lag, aan handen en voeten gebonden
in den bak van de sofa, met een prop in den
mond bovendien. Maar wat zijn lippen niet kon
den uitbrengen, gaven ziin oogen te verstaan.
Wel een beetje ongelukkig, daarom was de eer
ste opmerking van zijn vrouw een standje.
„Benton, wat heeft dat te beteekenen?"
Twee wilde oogen staarden haar aan en een
onverstaanbaar gebrom kwam uit de keel van
den heer J. Benton Hesse.
Inspecteur Keating had intusschen zijn tegen
woordigheid van geest teruggekregen. Hij tilde
den zwaren Amerikaan zoo lang als die was
uit ziin gevangenis en zette hem op ziin voeten
Toen verwijderde hij de prop en mijnheer Hesse
bewoog voorzichtig zijn kaken zonder nog wat
te zeggen. Keating sneed vervolgens de rie
men om handen en voeten door en voelde, dat
een storm in aantocht was.
„Benton" zei mevrouw Hesse koud, „verklaar
dat!"
Haar toon was al veelzeggend genoeg, maar
ging toch nog vergezeld van een blik, die alle
New Yorksche politiebeambten en senatoren
bang gemaakt zou hebben. Onveranderlijk had
voorheen die toon dezelfde utwerkng gehad op
den heer Hesse Hij keek nu echter peinzend
naar zijn vrouw.
„Er wordt je niets gevraagd', Dulcie" merkte
hij op. „Ga zitten en hou je gezicht".
Mevrouw Hesse gaapte hem aan en haalde
diep adem.
Toen opende zij haar mond om te spreken,
maar zij keek eerst weer eens naar haar heer
en gemaal en liet haar voornemen varen. Het
een en ander zei haar. dat het nu niet de rechte
tijd was om haar meerderheid te toonen. En
zij had gelijk. Het was de rechte tijd daartoe
niet. Mijnheer Hesse wendde zich plotseling tot
den directeur:
„Zeg" snauwde hij, „waar is die vervloekte
kellner, die ons altijd bedient? Die lange, don
kere, magere vent?'
-„Kellner?. .ik weet niet.
„Dat hoef je ook niet! Al wat je te doen hebtis
op mijn vragen antwoord te geven, als een auto- j
maat stukjes kauwgom, zooveel voor een
penny.
De directeur fronste zijn wenkbrouwen; die
vergelijking beviel hem niets.
„Als u den man bedoelt, die u hier bediend
heeft...."
„Natuurlijk, dat heb ik toch al gezegd!"
„Vreemd genoeg meldde de ober mij zoo
even, dat hij er niet was, toen de thee begon,
maar ik zie niet in, ïh welk verband.
„Nee, jü ziet nooit iets", onderbrak de heer
Hesse. „Om kwart over drie kwam die vent hier
met een telegram voor mij hij wees naar het
telegram, dat nog op een tafel lag ik nam
het aan, begon te lezen, en toen, plof, viel het
plafond in! Toen ik weer bijkwam, was ik ge
bonden en die snaak zat tegenover mij zich te
grimeeren. Nadat hij daarmee gereed was, twij
felde ik, of ik gebonden op den vloer lag ofwel
tegenover mijzelf zat.."
Hij stak zijn hand op, omdat Keating iets
wilde zeggen.
„Stil ik bener nog niet. De feilt stopte me
vervolgens in die vervloekte sofa en nam mijn
plaats in. Ik heb alles gehoord Alsof het mij
ingestampt werd. En jij, domkop, jij hebt niets
gemerkt?"
Hij keek met een woedendjen blik naar den
heer Sachs.
„Hij is met jou naar beneden gegaan, zeker
om de bracelet te deponeeren, is het niet? On
derweg heeft hij ze natuurlijk verwisseld voor de
valsche. Onbeschaamd!"
„Maar, Benton" begon mevrouw Hesse ze
nuwachtig en hield weer op.
„Nog één woord, Dulcie en ik zal meteen je
grafschrift moeten schrijven" zei haar heer en
gemaal. En tot Keating gewend:
„U zegt, dat u van het hoofdbureau bent.
Goed, Wat zullen we doen? Maar kort asjeblief
Ik heb zin om iemand tegen de vlakte te slaan"
Keating legde het telegram neer, dat hij juist
gelezen had, en zei:
„Allereerst uw bank opbellen'*.
„Mijn God, ja", bedacht de heer Hesse zich
„Berkeley's Bank, Grosvenor 9000".
De nu volgende tien minuten waren de ergste
die mijnheer Hesse ooit had doorgemaakt. Hij
hoorde slechts de helft van het gesprek, maar
het ontbrekende kon hij wel aanvullen, Keatdngs