ft VAN DIT EN VAN DAT 1 EN VAN ALLES WAT Het avontuur in den nacht. VARIA Kabouter»Avonturen. Stan en Pol bij de kinderen. IM!l[|||!HllllllllllIllllllllUlllllMllUllllllUIHIllllliHlil|l)illlllll!lllllllllllllllllllllllllll|HlllllllIUillllllllllilllllllllliillUllllliiiiiiiilliuiilluiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiH»>»u»>i»>» Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 26 September 1936. No. 10071. Een vreemde historie, naverteld door SIROLF, (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden). ER is een oud gezegde, dat beweert, dat, wie verre rei zen doet, ook veel kan ver halen. Maar, indien men mij een jaar geleden zou verteld hebben, dat ik het volgende avon tuur zou beleven, zou ik meewarig het hoofd geschud hebben en heel beslist gezegd hebben: „Dat bestaat eenvoudig niet, zooiets kan mij niet overkomen Welnu dan, en toch is het ge beurd. Precies zooals ik het U hier zal vertellen. Het was een heerlijke, warme •zomerdag geweest en ik reed met mijn snelle auto door het wondcr- schoone land van den Rijn. Ik was dien avond laat nog uit Keulen weggereden, naar het Zuiden, in de richting van Frankfort. De avond was zoel en ik genoot bovenmate van den heerlijken rit, langs den oever van den machtigen Rijn, die zacht ruischend zich voortspoedde, terwijl aan mijn linkerhand de be groeide bergen, met de bloeiende wijnranken, omhoog reikten. Zon der het te willen, raakte ik bevan gen in dien romantischen sfeer van den Duitschcn Rijn, oude legenden en van durf en avontuur spranke lende ridderverhalen, van schoone jonkvrouwen en van vurige ridders Van tijd tot tijd snorde mijn wa gen langs zulk een hoog, op en te gen den bergwand gelegen, door dicht groen en geboomte omgeven oud ridderslot, dat met zijn ronde torentjes, zijn tinnen en kanteel en, de omtrek scheen te beheerschen, ais een grimmige wachter aan den Rijn. De avond was allang geval len, het was nacht bijna en doodstil op den weg. Donker teekenden de bergen, met hun geurige vracht van wijnranken en struikgewas zich tegen don avondhemel af, met hier en daar het silhouet van een oud kasteel. Geheimzinnige lichtjes, van verdwaalde woningen, glin sterden hier en ginds.. Ik had intusschen de koplampen van mijn auto ontstoken en in den witten baan, die de lichten voor mij uit wierpen op den stoffigen weg, snorde de wagen voort, nu eens dalend, dan weer stijgend. De hellingen waren soms zeer stijl, maar onverdroten trok do motor den auto omhoog, alleen wat zwaarder brommend. Omstreeks middernacht, toen de maan achter een wolk schuil was gegaan en ik juist bezig was, op een zeer natuur- woest deel van den weg, onder zacht-ritselend geboomte, een steile helling te nemen, gebeurde er iets onverwachts. De motor begon plot seling onregelmatig te loopen. Ik trapte het gaspedaal verder in... maar het hielp niet. Met een zwa ren zucht stopte eensklaps dc mo tor. Ik stopte, trok den handrem aan en sprong uit den wagen. Het volgend oogenblik had ik geconsta teerd, dat mijn benzinetank abso luut leeg was... En ik had geen reserve-bus bij mij. Daar stond ik nu, midden op het meest verlaten deel van mijn traject, op een woest- begroeid deel van den weg... Wat moest ik doen? Ik was uren gaans van cenig gehucht verwijderd en auto's kwamen op dit. late uur niet meer langs. In den open auto blij ven zitten, tot de dag aanbrak? Het denkbeeld lokte me niet bijs ter aan, want de nacht, werd kil. Maar wat. dan? Ik haalde uit den auto mijn zaklantaarn te voor schijn en lichtte daarmee langs den berm van den weg. Daar ontdekte ik een smal paadje, dat omhoog, togen den berg op, onder dicht, ge boomte, scheen te leiden. Mijn hart klopte wel wat luider dan gewoon lijk, toen ik aarzelend het door mijn zaklantaarn geheimzinnig verlichte, boschpad insloeg, dat sterk kronkelend steil omhoog voerde. Na een minuut of tien klimmen werd het struikgewas minder dicht, en even later bevond ik mij op een soort rotsplateau. En daar rezen voor mijn oogen de donkere schaduwen op van een eeuwenoud slot, met zware, ver weerde, groenbemoste muren, klei ne raampjes en torentjes. Een breede poort leidde naar een paar groote, met ijzer beslagen deuren, breed genoeg om een heele ridder schaar door fe laten. Zou het. slot bewoond zijn? Boven de poort kon ik de half-vergane letters ontdek ken: Slot Arendshoogte... Ik nam een kloek besluit en liet den ijze ren klopper op de eikenhouten deuren neerkomen. Het doffe ge rommel leek op den aanrol lenden donder. Tot, drie keer toe herhaalde ik het kloppen. Na een paar minu ten scheen er ergens op do binnen plaats een deur open te gaan en was het, alsof langzame, sloffende schreden naderbij kwamen. Even later werd een slot omgedraaid en een kleine deur in een van de poorthelften geopend. Een man, een bediende klaarblijkelijk, in een haastig aangeschoten kamerjapon, verscheen in de deuropening, met een lantaarn in de hand en vroeg: „Wat wenscht U? Wie is U?" In mijn beste Duitsch vertelde ik hem mijn wedervaren en deed een be roep op de beroemde Duitsche gastvrijheid. En niet te vergeefs. Zachtjes in zichzelf brommend ging de oude man mij voor, de bin nenplaats over, een lage deur door Door holle, breede, marmeren gan gen, versierd met talrijke jacht- tropheeën en harnassen en oude wapens, bracht hij mij in een groot, donker vertrek, met lage, donker-eikenhouten balkenzoldo- ring, waar een paar oude stoelen, kunstig gebeeldhouwd, rond een tafej stonden. De kamer was nog volmaakt zoo ingericht als men in do middeleeuwen zou verwacht hebben. Een paar enorme beren- vachten lagen op den grond. Er was een enorme open haard. De man had zijn lantaarn op tafel neergezet. Hij ontstak vuur in den haard, waarvan de vlammen spoe dig grillige flikkeringen en scha duwen in het vertrek deden ont staan. Dan spreidde hij cenige vachten op een rustbank aan een der wanden, haalde uit een kast een flesch wijn en wat brood te voorschijn en ging aan zachtjes heen. na mij goeden nacht ge- wenscht te hebben. Ik had weinig lust tot eten. Ik dronk slechts een glas wijn en legde mij dan op de rustbank, op de zachte berenvellen neer. Mijn oogen dwaalden liet ver trek rond. Aan de wanden hingen cenige oude schilderijen en wapens In den versten hoek van het ver .VLIEGERTIJD" trek scheen een deur to zijn, naar een andere kamer. I-Iet licht van den haard dat al lager begon te vlammen, veroorloofde mij echter niet, te zien, wat het eigenlijk pre cies was. Ik zag slechts een don kere rechthoekige vlek, donkerder dan de wanden er om heen. Of het door de buitengewone omgeving kwam, weet ik niet. maar ik kon den slaap maar niet vatten en bleef met wijd-open oogen liggen staren.. Opeens ging er een ijskoude ril ling langs mijn rug, ik richtte mij half op, op mijn elleboog, en bleef zoo, als versteend, naar den deur opening, in den versten hoek van het vertrek, recht tegenover mijn rustbank staren.. Want daar was eensklaps een vreemd, flauw licht schijnsel zichtbaar, dat sterker en sterker werd en in dat lichtschijn sel kwam een vrouwengestalte te voorschijn... Hoewel ik verstijfd van schrik naar de verschijning keek, werd ik toch getroffen door de buitengewone schoonheid ervan. Het was een jonge vrouw, in een lang, zijden, zilverglinsterend kleed gehuld, een ridderjonkvrouw haar bleeke, beeldschoone ge laat. was naar mij toegewend., door de blonde vlechten, die los over haar kleed neerhingen, waren gou den draden 'gevlochten... om haar hals droeg ze een fonkelend dia manten snoer... Langzaam kwam ze naar voren., zij scheen te zwe ven en het licht werd steeds ster ker Zij keek naar mij, met een droefgeestige glimlach op het ge laat, alsof zij mij iets vragen wil de, doch geen woord kwam over haar lippen... Nu stond zij daar in de deuropening van mijn kamer, blank-stralende schoonheid uit de middeleeuwen.. Mijn tong plakte aan mijn verhemelte, ik pijnigde mij met de vraag, wat dit moest beduiden, een geestverschijning, of een spook... of een gril van een romantische bewoonster van dit kasteel, die mij vreemdeling eens wilde doen schrikken, midden in den nacht... of... Maar daar opeens verflauwde het licht snel cn... een seconde later was -dc gestalte ver dwenen, spoorloos, als door den muur opgeslokt.. Ik bette mij het koude zweet van het voorhoofd. Dan, in een onver klaarbare angst, trok ik de beren vellen stijf om mij heen en trachtte in te slapen, wat mij eindelijk ge lukte. Zoodra het dag was, ontwaakte ik. Ik stond op en begaf mij naar de deuropening, waardoor den vo- rigen avond de jonkvrouwe was binnengekomen. Ik kwam in een Einder vertrek, eveneens met mid- delecuwsche meubelen en aan den wand schilderijen. Het eerste wat mij trof, was een meer dan levens groot schilderij van een jonge rid- dervrouwe, het portret van mijn nachtelijke bezoekster! Ik stond verslagen. Wat stak hier voor ge heim achter? Wat verborg dit ade laarsnest, di1#„Slot Arendshoogte"? Ik keek eens uit het kleine venster, dat op den Rijn uitzag.En toen opeens kreeg ik een inval. Ik zag, dat beneden de weg een scherpe bocht maakte, dat de weg daar sterk helde, en dat het licht van het venster precies op het schilderij van de jonkvrouwe viel.. Toen barstte ik opeens in lachen uit. Want ineens begreep ik, wat mijn geestverschijning was geweest. Er was natuurlijk een auto gepasseerd, met fel-schijnende zoeklichten, die eensklaps om den hoek van den hellenden weg waren komen kijken door hot venster hadden geboord en het schilderij in een fel licht hadden gezet. Dat had ik door dc deuropening gezien, en, daar ik de lijst juist niet bad kunnen zien, had het geschenen, of de jonk vrouwe in levende lijve in het ge heimzinnig licht in de deuropening had gestaan. Dat was de oplossing van het geheim van Slot Arendshoogte. ALTIJD WEER: 539. Nog interessanter is een vergelij-. king tusschen den levensloop en het noodlot van twee Fransche konin gen: Lodcwijk de Vrome en Lode- wijk XVI. Tusschen de geboorte der beide koningen ligt een tijdvak van 539 jaren, en dit getal 539 speelt ook bij de andere beslissende gebeurte nissen in het leven van beiden een noodlottige rol. In het jaar 1226 sterft de vader van Lodewijk den Vrome, precies 539 jaar later, 1765, overlijdt de vader van Lodewijk XVI. In het jaar 1231 huwt Lodewijk de Vrome; 539 jaar later, 1770, wordt de Oostenrijksclie prinses, Marie Am toinettc dc gemalin van Lodewijk XVI. In 1225 wordt Isabella, de zus ter van Lodewijk den Vrome gebo ren, 539 jaar daarna komt ook Eli- sabeth, de zuster van Lodewijk XVI ter wereld. In 1243 sluit Lodewijk de Vrome vrede met Hendrik III. In 1783, dus weer 539 jaar later, komt hét tot een vredesverdrag tusschen George III en Lodewijk XVI. In het jaar 1250 geraakt Lodewijk de Vro me in gevangenschap; in 1789 wordt Lodewijk XVI door de Parijsclie op standelingen gevangen gezet. Ook hier dus een tijdsverschil van 539 jaren. In het jaar 1253 overlijdt Blanche, de moeder van Lodewijk den Vrome; de moeder van Lode wijk XVI, Blanche, sterft in 1792. MYSTIEK DER GETALLEN. Noodlotsgetallen in de wereld geschiedenis. Er zijn mensclien, die een groote, bijna innige liefde voor cijfers cn getallen aan den dag leggen, een neiging, welke met materieele be weegredenen niets te doen heeft, maar die alleen uit het bewuste of onbewuste besef voortspruit der eeu wige harmonie, welke aan het leven van het heelal ten grondslag ligt. Vandaar dan ook de tot duizenden jaren teruggaande pogingen, achter de „Ziel" van het getal te komen en zijn samenhang met den levenden vloed van het gebeuren te ontsluie ren. Heel veel menschen hebben voor zekere cijfers of getallen een intensieve vrees; vandaar hun angst voor het „ongeluksgetal 13". Anderen daarentegen, hebben een onver klaarbare geneigdheid voor bepaal de cijfers of getallen, waarvan zij overtuigd zijn, dat ze hun op een of andere wijze geluk zullen aan brengen. Inderdaad vinden wij, wanneer wij historische data nagaan, een eigenaardig verhand of samenhang, die het geloof aan het bestuur van een geheimzinnige wet zou kunnen opwekken. Om een voorbeeld te stellen: Karei de Groote stierf in het jaar 814; Napoleon verloor in 1814 zijn troon; tusschen deze bei de analoge gebeurtenissen in de we reldgeschiedenis waren precies 1000 jaren verloopen. WAT MENIGEEN NIET WEET. De „dubbelslaande sclieepsschoor- steenen", zijn rijkelijk honderd jaar oud. In een brief van Mei 1829 schrijft Fclix Mendelsohn-Bartholdy, dal men thans „met de stoomboot door de stad Londen varen kan, onder de bruggen door, omdat men de uitvinding heeft gedaan, de hoo- go schoorsteenen als een mast neer te laten. De Duitsche Rijksbank heeft, met haar gezamenlijke filialen jaarlijks 250.000 grijze linnen zakken noo- dig om het gemunte geld In te ber gen. Terwijl er in Duitschland mins tens 10.000 leesbibliotheken bestaan, zijn er daarvan in Berlijn alleen 3000 gevestigd. In het Rockefeller-Instituut te New-York bevindt zich in een glas een gedeelte van een kippenhart, dat reeds 26 jaar buiten het lichaam leeft. Dit kippenhart wordt gevoed door middel van een oplossing die uit bloedklompjes, dierlijke produc ten en zouten wordt verkregen. De Jezuiet Franciscus Urbanus, biechtvader van den keurvorst van Dusseldorf, vond in het jaar 1732 een „wekbed" uit. Het bed werd met lucht opgeblazen en met een uur werk verbonden, dat op den ge- wenschten tijd de lucht eruit liet ontwijken en den slaper wel rustig i maar zeer effectief wakker maakte. 193. Op gevaar van vertrapt te worden, wrong Pol zich tusschen de beënen der menschen door, tot hij vlak bij het hoofd van den jongen stond, onzicht baar natuurlijk. Bij don jongen lag op zijn knieën een groote man, die den jongen bij zijn pols voel de. Pol fluisterde den iongen wat in het oor. Deze keek verbaasd, want hij zag natuurlijk niemand. Daarop vertelde Pol hem, wie hij was, en dat hij aan den meneer die zijn pols voelde, alles moest vertellen, want dat deze een dokter was, die hem weer heter zou maken,. 194. Hortend en stootend vertelde de jongen nu aan den dokter dat hij was aangereden door een auto, die juist den hoek omkwam toen hij over wilde steken, en dat nu zijn heup en zijn been erge pijn deden en dat hij nu naar zijn moeder wil de. Dat ging natuui'lijk niet en er kwam een groote auto, waar twee mannen uitstapten met een lang bed, waarop zij den jongen legden. 195. Deze begon weer te huilen en wilde niet mee. Maar Pol fluisterde hem in zijn. oor, dat hij zoet moest zijn, want dat de dokters hem gauw heter zouden maken, en zijn moeder zou ook gauw komen. Hij streek den jongen over zijn hol en deze sliep zoo waar ia,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 19