Ver van de bewoonde wereld Een gemiddelde jaartemperatuur van - 23.3 gr. Enkele schreden in den sneeuwstorm en men is den weg kwijt ken. Bij flinke lichaamsbeweging zijn twee paar skisokken, warme schoenen, een wol len hemd, en dito broek, ondergoed van dunne wol of zijde, sneeuw- en winddichte wanten en voldoende bovenkleeren, naast de onvermijdelijke parka (de Eskimo jas uit rendiervel) voldoende. Pijnlijk was het echter voor den fotograaf, die aan de cou ranten foto's moest sturen van ons onder zoekers in langharige pelzen. Bontjassen droegen wij slechts tijdens een zittende tocht, in een vliegmachine, of in de sleden en natuurlijk, als wij groepen heldhaftige onderzoekers samenstelden. Het dragen der pelzen is, als men zich beweegt, erg warm. De middelmatige lage temperaturen be droegen in: Mei 33.3 gr.; Juni 30.6 gr.; Juli 44.4 gr.; Aug. 45.5 gr.; Sept. 44 gr. Tusschen Maart en September daalde het kwik zestigmaal onder 45.6 gr., zeven maal onder 51 gr., driemaal onder 57 gr. Januari 1934 was de warmste maand met een gemiddelde temperatuur van 4.7 gr. De jaartemperatuur bedroeg gemiddeld 23.30. In Aug. de koudste maand, ging het kwik 23 maal onder 40 gr., en 8 dagen achter elkaar stond het op 51 gr. of minder. Het leven verliep heel gewoon. stroom te besparen maakte dit uur van naar bed gaan tot een vaste regel. De meesten hadden de een of andere noodver lichting bij hun bed, om nog een half uur tje te kunnen lezen. Langer hield men het zonder meer niet uit, omdat de lucht na dat het vuur uitgegaan was, spoedig af koelde. Boven: Ook de vliegtuigen lagen ge durende den winter onder de sneeuw bedolven. Midden onder: Leden van de expeditie in 'n der woonhuizen van Klein- amerika. Onder rechts: De meteoroloog laat een ballon opstijgen. De wekker werd met algemeene stem men op 8 uur gezet. Het ontbijt was van 89 uur. Later lieten wij ons om 7 uur wekken, omdat het werk zich had opge hoopt. Met het vleesch hadden wij pech. In de koelruimte van het schip was een groote hoeveelheid bevroren vleesch bedorven, zoodat wij midden in den winternacht aan het laatste kwart stuk rund moesten be ginnen. Gelukkig was er genoeg voorraad pekelvleesch, worst, spek, hammen en zee honden. Zondags voedden wij ons vaak met kip. Doch ook dit was eerder afgeloopen dan wij dachten, want op zekeren dag braken de honden in de koelkamer in en stalen alle kippen. Doch 's middags keur de de dokter het vleesch, en toen hij het laatste stuk rundvleesch afkeurde, heersch- te er diepe droefheid over Kleinamerika. Maar de begeerte naar het genot en de heerlijke braadlucht kent geen bacillen- vrees. Achter den rug van Potakas sneed men de beste stukken af en den volgenden morgen was de gang gevuld met de geur van in 't geheim gebraden vleesch. Niemand stierf er van, zelfs kreeg niemand buik pijn. Driemaal per week, om 2 uur was er HET SUEZ-KANAAL. Het was in April 1858, dat de eerste spa de in den grond werd gestoken voor het graven van het Suez-kanaal, dat de verbin ding vormt tusschen de Middellandsche Zee en de Roode Zee, en tien jaar later filmvoorstelling. Door de behoefte aan ont spanning van dezen aard waren alle filmen welkom, de goede zoowel als de slechte. Velen zagen dezelfde film tot zesmaal toe. Bij het binnentreden van het filmvertrek kreeg ieder iets te snoepen, een stuk choco lade, een zak noten of geroosterde mais. Om tien uur 's avonds was er taptoe. De wensch om zooveel mogelijk kolen en voer het eerste schip door dezen niuewen verbindings weg. De opening van het ka naal ging met grootsche fees telijkheden gepaard. De ontwerper Ferdinand de Lesseps opende het ka naal op 19 November 1869 en uit alle deelen van de wereld stroomden de vreemdelingen toe om het indrukwekkende schouwspel van de opening van dit reusachtige kanaal bij te wonen. Het plan om de Nijl-delta met de Roode Zee te verbinden bestond eigen lijk reeds ruim 600 jaar vóór Cristus. De eerste pogingen daartoe werden gedaan omstreeks 609 v. Chr. onder de regeering van den Pharao Neko. Het werk werd met groote energie en kos ten ondernomen, maar eischte ook dui zenden menschenlevens. Plotseling werden de werkzaamheden ge staakt, daar de Pharao door een geheim zinnig orakel gewaarschuwd zou zijn om de plannen niet ten uitvoer te brengen, daar hij hiermee de Perzen bevoordeelen zou. Volgens anderen moest hij zijn pogin gen opgeven, daar het peil der Roode Zee aanmerkelijk hooger was, dan dat der Nijl- delta en men toentertijd de sluizenbouw nog niet kende. Honderd jaar lag het werk toen stil, totdat de Perzenkoning Darius 't liet voortzetten. Ter zijner nagedachtenis liet hij den hoogen zuil oprichten, waarop zijn roem werd geschreven. De Ptolomeeërs waren evenwel de eersten, die het kanaal voltooiden, daar zij er in slaagden de eer ste sluizen te bouwen bij de monding in de Roode Zee. Spoedig evenwel geraakte het kanaal weer in onbruik, want honderd jaar later had Koning Philadelphus een handelsweg laten aanleggen van Alexan- drië naar Nyos-Hermos aan de Roode Zee. Tijdens de regee ring van den Ro- meinschen keizer Trajanus doken de herinneringen aan het oude ka naal weer op, maar eerst onder Arabische heer schappij van Am- ron El-Ass werd 't kanaal weer in dienst gesteld. Omstreeks 800 geraakte het ka naal opnieuw in verval en bleef tot de 15e eeuw in de vergetelheid toen werd het weer ontdekt door eenige Venetiaan- sche kooplieden. Vanaf dien tijd heeft men zich bijna geregeld met de idee bezig ge houden. Napoleon had zijn ingenieur Leparc op gedragen plannen te teekenen, maar deze bleken niet goed te zijn, zoodat zij terzijde moesten worden gelegd. Een Duitsch offi- vier, luitenant Waghorn, die in Engelschen dienst was, verbeterde de fouten van Le parc en werd hierdoor de eigenlijke schep per van het Suez-kanaal. Waghorn werd evenwel al spoedig vergeten en overleed in 1850 in bittere armoede te Londen, maar zijn plan bleef bestaan en werd uitgevoerd door De Lesseps, den grooten Franschman, zooals hij werd genoemd. De Lesseps werd op 10 November 1805 te Versailles gebo ren. Zijn vader was een bekend diplomaat en schrijver. Op 20-jarigen leeftijd ving ook Ferdinand zijn diplomatieken loopbaan aan en werd benoemd tot attaché van het Fransch consulaat te Lissabon. Van 1827— 1828 was hij werkzaam aan het Ministerie van Buitenlandsche Zaken. Vervolgens werd hij benoemd tot attaché te Tunis en vertrok in 1831 naar. Egypte met een opdracht van de Fransche regee ring. Ook in Nederland is de Lesseps werk zaam geweest; in 1838 was hij n.1. consul te Rotterdam. Eveneens vervulde hij die functie te Malaga en Barcelona. In Mei 1849 werd hij naar Rome gezonden om onderhandelingen aan te knoopen over een wapenstilstand. In 1854 vertrok hij, op verzoek van den onderkoning van Egypte Said Pascha, naar Egypte, waar hij de plannen maakte om de landengte van Suez te doorgraven. Op 5 Januari 1856 werden die plannen goedgekeurd en in April 1858 waren de be- noodigde gelden bijeen en konden de werk zaamheden een aanvang nemen. De kosten van dit enorme werk bedroegen 9.000.000 pond sterling. Op 19 November had de opening plaats in tegenwoordigheid van Keizerin Eugenie van Frankrijk, den keizer van Oostenrijk en den Kroonprins van Pruisen, en ver schillende andere vorstelijke personen. Het Suez-kanaal wordt beheerd door de Cy. Universelle du Canal Maritime de Suez, opgericht in 1854 en wier concessie eerst in 1968 afloopt. LONDEN BEZIT 10.000 WAARZEGGERS! Door eenige Engelsche detectives is on langs een telling gehouden omtrent het aantal „waarzeggende" personen in Lon den. Men kwam daarbij tot de conclusie, dat er zich alleen in Londen reeds 10.000 helderzienden, waarzeggers, sterrenkij kers en dergelijken bevinden. Onder hen zijn, volgens de bewering der detectives, een groot aantal personen, die reeds meer dere malen met de politie in aanraking zijn geweest. Zoo woont er in de meest gegoede wijk van Londen een man, die zich noemt „professor in de Oostersche geheimen". De ze man was nog geen tien jaar geleden de meest beruchte zakkenroller op de groote wedstrijden voor paardenrenners. Herhaal delijk werd hij door de Engelsche politie achtervolgd, totdat men hem plotseling niet meer zag. Wellicht is hij naar het buiten land vertrokken, zoo dacht men, maar waarschijnlijk leverde zijn „professoraat in de Oostersche geheimen" hem meer op dan het edele beroep van zakkenroller, DE tweede Zuidpoolexpeditie van Admiraal Richard E. Byrd, om vatte in de jaren 19331935 120 mannen, waarbij 5 blinde pas sagiers, 153 honden, 2 schepen, 4 vliegtuigen en 5 motorsleden. Het resultaat der wetenschappelijke ex peditie bestond uit het ontdekken van 725 K.M2. nieuw land, daartoe werden 400.000 K.M.2. vanaf de zee gemeten. Deze nuchte re getallen geven ongeveer een beeld van de prestatie der groote expeditie, wier ar beid ons op het aardrijkskundig gebied, waarvan nog tal van vraagstukken onbe antwoord liggen, een schrede voorwaarts brengt. Admiraal Byrd vertelde: „Na de oude wereld achter zich te hebben gelaten verliezen de poolonderzoe- kers spoedig het vernis der bescha ving. Het lijkt wel alsof zich om de ziel een speklaag legt, die de in drukken van de overige wereld dempt en het ge moedsleven voor uitbarstingen be- .waart. In Kleinameri ka heerscht steeds 's morgens om 6.15 bij het opstaan groote opwinding. Dan moeten de slaperige en tandenklapperen de leden, die dienst hebben zich bezig hou den met de uitgebrande haard, de ingevro ren sneeuwketel, het geheel verbruikte warmwater en de met vuil vaatwerk ge vulde gootsteen. Daar allen om de beurt dienst hadden, hoorde men iederen mor gen een nieuwe toonladder van protesten en gemopper. Eens brak er in de keuken een brandje uit, doordat er gloeiende asch in den hou ten vloer onder den haard was gevallen. Het vertrek vulde zich met rook. Rawson en Paine gingen rustig verder met vaten- wasschen, zonder zich om den kok te be kommeren, die trachtte het vuur te blus- schen. Daarbij stikten zij bijna van de rook. Na vergeefsche pogingen te hebben aan gewend, met de brandblusscher, keerde Carbone, de kok, zich tot hen beiden met de vraag, wat zij eigenlijk tegen den brand dachten te doen. „Dat is ons werk niet", zei Rawson on verschillig. „Wat is jouw werk niet?" brulde de kok. „Brandblusschen", antwoordde Rawson. De kok was ditmaal werkelijk sprake loos. „Vanzelfsprekend" zei Paine, toen hij in het halfdonker naar schoon afwaschwater omkeek, „degenen, die dienst hebben, be hoeven alleen maar af te wasschen en de tafel te dekken. Al het overige hoort tot de plicht van de kok." „Zoo is het" beaamde Rawson. „Boven dien is het je eigen schuld dat er brand is." Intusschen verkoolden de planken en Carbone holde naar de andere vertrekken om hulp te halen. In vroeger tijden heeft het overwinteren ongetwijfeld veel hoogere eischen aan de zenuwen gesteld, want toen waren de ge zelschappen kleiner, 't comfort geringer en er was niet voldoende werkgelegenheid. Kleinamerika daarentegen stelde de ver schillende eischen van een stadsgemeen schap. Wij moesten kolen sleepen, honden voederen, machines verzorgen of Cox bij het vastbinden van het stierkalf helpen, ■wanneer het rare capriolen maakte. Brak het dier eenmaal los, dan hadden drie ster ke mannen hun handen aan hem vol. Als de stormwind buiten raast en tiert, voelt men zich binnen zooveel te béhaag- lijker geborgen. Enkele meters van ons verwijderd gierde de storm over de sneeuw- platen van de pantsertorens. Maar beware, als je in de vrije lucht komt. Op een weg, die men honderd maal gegaan is, van het eene huis naar het andere, enkele meters van elkaar verwijderd, verdwaalt men, als de dwarrelende poedersneeuw de men- schen verblindt en de winddruk de lucht uit hun longen perst. Het lichaam stoot te gen een paal, de voet struikelt over een leeg blik en men weet nog niet, waar men is. Moest Grimmiger in zware stormen de buiten-thermometer aflezen, dan liet hij Haines de veiligheidslij n, waaraan hij vast zat, in de hand houden .ofschoon de af stand nauwelijks twaalf schreden bedroeg. Dikwijls was Grimmiger gedwongen ach terste voren te loopen, want de hagel sloeg als steenen tegen het gezicht. In een oog- wenk,;;erliezen de menschen van een groep ieder contact met elkaar. Eens gingen vijf ^jnan naar buiten om benzine te halen, Overwintering met alle comfort aan den Zuidpool Binnen een paar tellen was de zachte wind in een sneeuwstorm veranderd. Ofschoon de mannen allen dicht bij elkaar waren, werden ze in het gedwarrel snel gescheiden. Drie vonden elkaar na veel zoeken terug. Twee bereikten den ingang van het huis, toen een reddingsbrigade op het punt stond, hen te gaan zoeken. Het kampen tegen den BIJ DE ILLUSTRATIES: Boven: Kleinamerika, de stad in het ijs van Antarkis. Rechts: Admiraal Byrd, de leider der expeditie aan het zendap paraat, dat de verbinding met Amerika geregeld onderhield. Onder links: Nog zijn de reusachtige voor raden levensmiddelen en an dere voorwerpen niet geborgen. wind kost een ongelooflijke weerstand, want spoedig heeft men een strak ijsmasker voor het gezicht. Toch kan men Kleinamerika geen over matig stormachtig land noemen. Het weer boek er ontbreken slechts 7 dagen aan het volle jaar laat zien 5 zware, 15 mid delmatige, 112 lichte sneeuw stormen. De windsnelheid be droeg 100 K.M. per uur, de gemiddelde 18.5 K.M. Het oosten is de meest bevoor rechte richting. De eindresultaten toonen aan, dat het Zuidelijk IJs land een verwonderlijk ge ringe sneeuwval heeft, of schoon het altijd een beetje sneeuwt, hetzij in vlokken of fijne kristallen. Tengevolge van de droogte der lucht heeft men hier niet de groo te vlokken der gematigde streken. Het jaar telde 135 sneeuwdagen. De koude is gemakkelijker te verdragen dan de lezer denkt, als hij de koude-gra- den leest. Velen gingen zich dagelijks in de buitenlucht wat ontspannen, behalve in dagen van hevige sneeuwstormen. Op en kele van de koudste en donkerste maar windstille dagen maakten wij heerlijke ski tochten op de walvischbocht. Op 21 Juni, zoowel als op 30 en 31 Aug. hielden zes of zeven man zich urenlang in de buitenlucht op, ondanks een koude van 35 gr. Men behoeft ach niet zoo dik in te pak-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 8