Madrid Het meisje met den vogel Menschen, die de rijkdom ontvluchten* Een Lord als monteur KORT VERHAAL Donderdag 5 November 1936. Derde blad HET ONTSTAAN VAN DE STAD. Madrid, Spanje's Hoofdstad, over het wel ën wee waarvan dezer dagen de beslissing zal vallen, nu de opstandelingen tot voor de poorten zijn opgetrokken, neemt onder de groote hoofdsteden van Europa een bij zondere plaats in. De stad dankt haar ont staan slechts aan de omstandigheid, dat zij in het geografische middelpunt van Spanje ligt en wel, wijl slechts eenige kilometers hiervan verwijderd Philips II een geweldig Christusbeeld liet oprichten dat zijn handen zegenend over Madrid en het Spaansche land uitstrekt. Groepen communisten heb ben dit beeld als doelschijf bij hun schiet oefeningen gebruikt en het deerlijk geha vend, maar dit steenen symbool van vroe gere glorierijke eeuwen zal betrekkelijk ge makkelijk weer te herstellen zijn. Wanneer in den namiddag de voorname Madrileen- sche wereld op den Retiro flaneerde en bij het beeld van den „Angel Caido" den hoek omsloeg, zag zij in de verte het reusachtige Christusbeeld, beschenen door de onder gaande zon, liggen. De menschen sloegen dan een kruis en keerden over de Castel- lana en de Calle Alcale naar den Puerta del Sol terug. De Puerta del Sol de Zonnepoort, is het middelpunt van Madrid. Maar de tijden, dat daar inderdaad een poort stond zijn reeds lang vergeten. Daar verzamelen zich eens bij zonsondergang de Moren en bogen zich naar het oosten, in de richting van Mekka. Op het oogenblik ls de Puerta del Sol slechts een langgerekt plein, zonder hoo rnen, waar de hoofdverkeersaders elkaar kruisen en waarop tot laat in den nacht groote bedrijvigheid heerscht. Een van de meest drukke zijstraten van den Puerta del Sol is de Calle Mayor, die in de richting van het koninklijke paleis loopt. Daar stui ten wij op de nog wat middeleeuwsch aan doende Plaza Mayor, met de ijzeren stand beelden van de koningen, waarop koning Philips II zijn brandstapels liet oprichten. Nog is er het balcon, waarop hij met zijn hof het verbranden der ketters gadesloeg. Bijna parallel met de Calle Mayor loopt de Calle Arenal, waar de groote Opera gelegen Is. Hier zong Patti het. liefst. In deze zelfde straat stond vroeger eiken dag een bultige lotenverkooper, die iedereen kende, want hij vond het goed, dat zijn koopers hem op den bult klopten en een Spanjaard gelooft, 'dat zulks hem geluk brengt. In den bur geroorlog is deze man echter verdwenen. In zuidelijke richting loopt van den Pu erta del Sol de Calle Alcala met haar altijd fdrukke café's en een nooit tot rust komend verkeer. De straat eindigt bij de Plaza Ci- beles, waarop links en rechts de beide meest schitterende boulevards van Madrid, de Castellana en de Recolletos uitmonden. Hier ligt ook de Gran Via met haar schit terende woningen van minstens tien ver diepingen. In den namiddag kan men hier .vele schoone Madrileensche meisjes hun wandeling zien maken. Wat is er van de kunstschatten geworden? Madrid Js rijk aan architectonisch schoo ne gebouwen. Het Alcazar, het koninklijk paleis aan dien Manzanares met een mooi uitzicht over het park van de Casa del Campo herinnert aan de grootheid van het oude Spaansche wereldrijk. De Ameria Real bewaart karossen en schitterende kleeding- stukken, die eens door de heerschers van de halve wereld gedragen werden, en wan neer men de gouden wapenrustingen van Karei V en Philips II bekijkt, verwondert men zich hoe klein deze groote heeren eigenlijk waren, want slechts een smal- geschouderd man zou deze kunnen dragen. Wat is er van de schitterende historische reliquien geworden, die het koninklijk pa leis bevatte? Nog is de inventaris niet op gemaakt, maar men vreest wel met recht, dat er heel wat verdwenen zal zijn. Reeds werd er gemeld, dat er ladingen met kost baarheden over Frankrijk naar Moskou zijn verzonden. Het beroemde Palacio de Liria van de hertogen van Alva bevatte schatten aan schilderijen, die nauwelijks bij die van het Prado Museum in schoonheid ten achter staan, schilderijen van Raphael. Tizian, Murillo, enz., waarvan de waarde in geld niet valt te schatten. Wat ont breekt er echter in het Prado Museum, de mooiste en rijkste schilderijenverzameling ter wereld? Wat in het Muso Moderne? Het zal nog weken -duren, voordat de lijst van wat verloren gegaan is, volledig zal zijn. Maar ondanks alles zal Madrid de huidige crisis overwinnen. Is de burgeroorlog een maal ten einde, dan zal het weer spoedig de vroolijke hoofdstad van 't mooie Spanje worden. (v.p.b.) Er hebben zich in den laatsten tijd eenige verbazingwekkende gevallen voorgedaan.^ rijke lieden werden hun leven beu en gingen werken... Kunt u zich een millionair voorstellen, die zijn rijkdom als een drukkende last gevoelt, die zich meer op zijn gemak voelt in de een voudige overal van een arbeider dan in smo king en met hooge hoed op? Kimt u zich voorstellen, dat er werkelijk menschen be staan, zooals Oppenheim die beschrijft in zijn boek „Millionair tegen wil en dank", die alle mogelijke moeite doen om hun geld kwijt te raken. Toch bestaan dergelijke lieden. Eigen lijk is het nog zoo vreemd niett. Voor een rgk man, die nog nimmer gebrek geleden heeft en die nog een beetje fut bezit, moet er iets romantisch steken in het geploeter van de arme menschen. Hij ziet er misschien iets heldhaftigs in, om lederen dag te moeten strijden voor zijn bestaan. Inderdaad ziet men nooit, dat menschen, die hun millioenen ver diend hebben, er naar verlangen weer arm te zijn. Met deze eigenaardigheid zgn alleen de zoontjes behept, die nog nimmer hebben behoeven te werken. Een der merkwaardigste erfgenamen van Engeland is mr. Patrick MitchelThomson. Zgn vader, Lord Selsdon, was indertijd direc- teru-generaal van de Engelsche posterijen en bezat een aanzienlijk vermogen. Toen hij stierf erfde zijn zoon niet alleen den pairs- titel, maar ook een bedrag, dat tegen de mil- lioen gulden aanliep. Natuurlijk verwachtte iedereen van Patrick, dat hij zijn leven zoo zou inrichten, als gebruikelijk was onder lieden van zijn stand. Maar toen beleefde de Londensche society een groote verrassing. Patrick Mitchell noodigde geen vrienden uit, gaf geen diner, verscheen niet bij de ren nen en op de golf-links; hij trok de blauwe kiel aan van een monteur en trad in dienst bg een fabriek van electrische artikelen. Zijn familie was wanhopig: per saldo had Patrick niet in Oxford gestudeerd om zijn leven als eenvoudig werkman te slijten... Maar Patrick Mitchell bevalt het heel goed. Hg kan er nog steeds niet toe besluiten het kasteel zijner vaderen te betreden. Zijn auto's staan rustig in de garage, zijn geld wordt al evenmin aangeraakt. Hij is vastbesloten alleen van den arbeid te leven. Geheel anders gedroeg zich Charley Burney. Zijn vader was een der grootste cigar et ten- fabrikanten in de Vereenigde Staten en bezit ter van eenige millioenen. De twintigjarige Charley meende, dat hij nu niets behoefde uit te voeren. Hij tenminste voer in zgn motorboot en bemoeide zich niet met papa's zaak. De heer Burns was hiervan niet gediend. Hij liet zijn zoon bij zich komen en vroeg hem: „Wil je werken, Charley? Ik geef je nu je laatste kans." „Ik denk er niet aan," antwoordde de waardige spruit. „Ik ben met mgn zakgeld meer dan tevreden, pa." De heer Burney haalde hierop twee biljet ten van honderd dollar te voorschijn, legde deze op tafel en zei: „Toen mijn vader stierf, liet hij me tweehonderd dollar na. Ik heb daaruit millioenen gemaakt. Je zult het niet beter en niet slechter hebben dan ik. Neem dit geld en verdwijn. Van mij krijg je geen cent meer." Charley werd rood van woede en verliet, zonder het geld aan te raken, de kamer. Zijn vader hoorde niets meer van hem. Maar Char ley ging naar den grootsten concurrent van zgn vader, waar hij als arbeider een eenvou dig plaatsje kreeg. Hij bleek ook buitenge woon handig te zijn, na enkele maanden was hij opzichter, na een jaar afdeelingschef van het bedrijf. Zijn ideeën waren zoo origineel en zoo doeltreffend, dat de omzet der firma drie keer grooter werd. De oude Burney geraakte steeds meer op den achtergrond. Eindelijk kwam hij te weten, aan wien hij hg deze zware concurrentie te danken had. Hij verzocht Charley bg hem te komen. „Zou je bij mij niet een beter baantje willen heb ben, aap van een jongen," snauwde hij hem toe. „Wanneer je mij het dubbele salaris betaalt en een aandeel in de fabrieken, dan heb ik daar geen bezwaar tegen, pa." En pa willigde dezen hoogen eisch in. Hij heeft er geen spijt van gehad. Zooals men weet is in Amerika menig mil lionair als krantenjongen begonnen. Het zal voor velen evenwel vreemd klinken, dat de erfgenaam van millioenen zijn toevlucht zoekt bg dit beroep William Theile, de zoon van een rijk bankier in Wallstreet, verdween op ze keren dag spoorloos. Groote opwinding in het huis van den bankier. Zoonlief was gekidnap- ped. Inmiddels was William naar Chicago ge reisd, waar hij voor een groot dagblad kran ten mocht bezorgen. Het was geen smakelijk baantje, maar William was tevreden, ook al kon hij nauwelijks van het loon leven. Eindelijk slaagde een der honderd detecti- ven er in den jongen Theile te vinden. De man wilde hem onmiddellgk meenemen. Maar dat was nog niet zoo eenvoudig. Het had weinig gescheeld of William had hem, in samenwer king met zijn kameraden, afgeranseld. „Ik blijf waar ik ben, ik zal vader wel laten zien. dat ik er op eigen kracht kan komen." Sedert dien is mr. Theile even trotsch op zgn zoon als op zijn millioenen. De Engelsche Koning heelt aan het Britsche museum bovenstaande reusachtige olifantstanden cadeau gedaan, welke zijn vader indertijd ten geschenke had gekre gen van een der heerschers in Nepal. Elke tand heeft het enorme gewicht van 150 pond MARK TWAIN NIET MARK TWAIN? Toen Mark Twain in zgn jonge jaren een arme jongen was, bekommerde niemand zich om hem. Jaren later, toen hij wereldberoemd was, werd hg dikwijls door verslaggevers be stormd. Hij had nergens zoo'n hekel aan als aan interviews en hg deed dan ook alles om zich van deze lastige bezoekers te bevrijden. Op zekeren dag overviel hem weer een reporter en nam den dichter en grooten hu morist scherp in het verhoor. Hij wilde van allerlei over de jeugd van Mark Twain weten. Er ontspon zich toen het volgènde gesprek. „Hebt U broers of zusters of was U het eenige kind van Uw ouders?" Daarop antwoordde Mark Twain hoffelijk: „Mijnheer, ik herinner mij jammer genoeg bijna niets meer uit mijn jeugd..." „Merkwaardig... maar, U neemt me niet kwalijk, daar hangt een foto aan den muur, waarop de persoon een sterke gelijkenis met U vertoont. Is dat vermoedelijk Uw broer?" Twain: „Ja nu herinner ik het mij. Na tuurlijk, dat is William, mijn arme William! Wij noemden hem thuis altgd Bill... die arme Bill...!" „Oh ik vermoed, dat Uw broer overleden is?" „Zeker hg is dood dat neem ik in ieder geval aan. U moet weten, dat er name lijk een diepe geheimzinnigheid over dit geval ligt. Bill en ik waren tweelingen. Op zekeren dag wij waren nauwelijks twee weken oud werden wij bij het baden verwisseld. Ziet U, toen er nu later een van ons beiden stierf, kon men niet meer vaststellen, wie van ons dat was! Sommigen zeiden, dat het Bill was, anderen zeiden, dat ik het geweest ben. Maar het merkwaardigste van deze ge schiedenis is het volgende een van ons beiden had namelijk een moedervlek op den linker handrug. Dat was ik, kijkt U maar, en dat kind is gestorven! Dus ik ben heelemaal niet ik, daar ben ik vast van overtuigd, al zegt ook de heele wereld het tegenovergestelde!" Mark Twain zuchtte diep tragisch. Toen hij opkeek, zag hij, dat de reporter reeds de vlucht had genomen. EEN KUNSTIGE GENERAAL. In een hotel in Boston nam Generaal Nicolls zgn intrek. Hij had in den wereld oorlog zware verwondingen gekregen. Hjj had een kunstarm, een kunstbeen en een gla zen oog. Hij kon echter zoo goed met ztfn kunstledematen overweg, dat men het bgna niet opmerkte. In het hotel zou een neger den generaal bij het ontkleeden behulpzaam zgn. Nicolls, van natuur een echte grappen maker, zei tot den neger: „Vooruit, Sam, neem mgn been even weg!" De neger stond geschrokken voor hem. „Nu? Kan je het niet. Het is heel een voudig kijk maar!" Met één ruk had Nicolls zgn been verwijderd en legde het op de tafel. „Zie je wel, dat het gaat? Zoo en nu mgn arm!" „O Heer", jammerde de neger, „ik heb zoo iets nog nooit gedaan ik kan het niet!" De generaal schudde het hoofd, gespte een riem van zgn schouders los en legde daarna den kunstarm naast het been op de tafel. „Zoo," verklaarde hij bevredigd, „nu mijn oog..." en nam tot groote ontzetting van den zwarten bediende het glazen oog uit de holte. Toen zei hij vroolijk: „Ziezoo, dat hebben we ook' weer gehad. En nu, Sam, haal mijn hoofd er af!" Gillend van angst rende de neger de kamer uit. Hoogtevluchtvan een schrijversziel door Wouter Roll. Lou Williams, luitenant op S. M. Henry Willy had heimwee naar de Londensche mist en mopperde op het eeuwige blauw van de Middellandsche Zee. Dat de tegenwoordige positie als een ge wichtig steunpunt voor de vloot door de ge- heele wereld met interesse werd beschouwd, bewees niet alleen het groote troepentrans port, dat hier heden weer van Southampton was gearriveerd. Doch dit bleek ook uit het schitterende feest dat de legercommandant op Malta dien avond aan zijn vrienden van leger en vloot gaf. Men had bij deze gele genheid nog zijn bijzondere instructie ont vangen en was daarna met den nieuwsten cijfersleutel voor de geheime berichten lang zaam de haven binnengeloopen, om aan het feest te kunnen deelnemen. Door het hoofd van Williams spookten allerlei ge dachten, zoodat hij bijna struikelde over de kleine bloemenverkoopster, die in dit late uur nog aan de kade rondliep. Eigenlijk belachelijk. De Engelsche da mes waren met hun kinderen bijna allen weer naar Engeland vertrokken voor het geval er oorlog mocht komen. Moesten de achtergebleven mannen dan zelf voor de bloemen in hun hut zorgen? Williams wierp het meisje een geldstuk toe. Misschien had zij honger? Misschien was zij dakloos? Hij keek haar eens aan. Een Italiaansche, stelde hij vast. En een meisje van een betoove- rende schoonheid. In Williams ontwaakte het jachtinstinct. Daar had zij reeds zijn hand gegrepen om hem op overdreven wijze te danken. Hij wilde haar afweren doch zij had hem aangekeken en zacht gevraagd, of zij met hem mee mocht op zijn schip, omdat zij hier geen tehuis meer had. De nachtwind woei uit het Zuiden, toen zij samen de valreep van zijn schip oplie pen. Daarna zaten zij samen in zijn hut. Het rook er naar Engelsche tabak, whisky en port. De kleine snoof de geur op, alsof zij zeggen wilde, dat zij er van hield. Zij vertelde, dat zij wel altijd bij hem op het schip zou willen blijven. En wat waren al die kaarten aan den wand interessant. Wat beteekende dat kleine vlaggetje en daar verder het papieren schepje op die kaart? En al die spelden met verschillende kleuren glazen koppen? Hij had eens gelachen en gezegd, dat zulks niets voor kleine meisjes was. Daarna gaf hij haar wat te drinken en liet van den kok een flinken maaltijd aanrukken. Zij vertelde nu, dat zij Bianca heette en in Sicilië woonde. Op een der volgende dagen zou zij probeeren met een vracht schip weer naar huis terug te komen. „Daar aan de horizon ligt mijn vader land", zei ze en opende daarbij de patrijs poort, terwijl hij haar nog een kop koffie inschonk. Tot zoolang moet U probeeren of ik op het schip mag blijven", smeekte zij. Hij wilde hier iets tegen inbrengen, doch het meisje was zoo mooi, dat het hem moeilijk viel, haar iets te weigeren. Tot de dienstdoende officier hem voor een onderdeel van een seconde kwam storen. Op datzelfde oogenblik greep hij instinct matig naar zijn linker borstzak, waar de sleutel van het geheimschrift zat. Hij werd doodsbleek, en stelde vast, dat het docu ment zich daar niet meer bevond. Hij ont stak in woede, het was voor het eerst van zijn leven dat hij er op een dergelijke ma nier door een vrouw tusschen was geno men. Maar hij bedwong zich meesterlijk. „Op je gezondheid, kleintje", riep hij. „Laten wij drinken ik heb 'n moorddadige dorst!" Op het oogenblik dat zij haar hand uit stak om haar kopje op te nemen, greep Williams haar bij den pols. Met wijd opengesperde oogen keek Bianca hem aan. „Een oogenblik, jonge dame," zei hij, „en begon te zoeken, zonder echter iets te vinden. „Ik heb mij dezen avond heel anders voorgesteld", zei het meisje boos. „Ja, ik ook", kaatste hij terug. Toen viel zijn blik op de mand, die Bh anca meegebracht had. Haastig sloeg hij het deksel terug. De mand was leeg, Maar wat was dat? In een hoekje zag hij een duiven- veer. Luitenant Williams kende zijn dienst heel precies. Zijn gedachten begonnen plot seling koortsachtig te werken. Daarom was het geraffineerde ding dus een oogen blik geleden naar de patrijspoort gegaan, had over Sicilië gesproken en op dat oogen blik 'n postduif met geheime code losgelaten. De vijandelijke berichtendienst wachtte hier natuurlijk op. Het koude zweet brak hem uit. Hij liep naar de wacht, sloeg alarm en stelde door een radiotelegram de in de na bijheid liggende vliegmachines van het ge beurde op de hoogte. Schijnwerpers verlichtten den hemel toen hij even later in een klein jachtvliegtuig naar Sicilië vloog. Meer dan honderd vlieg machines vlogen met een snelheid van 350 km. achter hem aan. Het moest gelukken den duif in te halen. Een lichte streep aan het Oosten kondig de reeds den nieuwen dag aan. En opeens geloofde hij in de schemering den duif te zien. Het dier scheen geschrokken te zijn en vloog onzekerHij hield midden op het dier aan. Dadelijk daarop voelde hij duidelijk hoe de propeller hem nog bloed warme deelen van het vermorzelde dier tegen het gezicht slingerde, doch het merk waardige was, dat het bloed hem nu zelfs over zijn gezicht stroomde. Een explosie in den motor deed hem in een krimpen. Hij maakte zich gereed vooc een parachutesprong, dat was de eenige redding. Ach, wat was de grond diep, doch het moest en even later viel hij in een on eindige ruimte. Toen eerst hoorde hij uit de verte, heel uit de verte, dat iemand tegen de deur van zijn kajuit bonsde: „Opstaan, luitenant! Opstaan. Over een uur is er groote vechtoefening! Nu pas week de druk van luitenant Williams. Hij was uit zijn kooi gevallen, hij had na het feest van gisterenavond zwaar ge droomd en daarbij een glas water omge- stooten. Doch hij haalde pas rustig adem, toen hij er zich van had overtuigd, dat de brandkast nog in tact was en dat zich daar in volkomen veilig de laatste geldige sleu tel van het geheimschrift van de Britsche vloot bevond.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 9