Uit het land van Karnten Zuid-Oostenrijk In VOOR op de boerderij op de fiets en in de historie Zaterdag 7 November 1936. Vierde blad HET is eigenlijk erg jammer, dat er al eens een wijsgeerig mensch heeft ge zegd: „het is een werkzaam leven, dat wij leven", want anders had ik nu deze waarheid de wereld in kunnen zenden, waarvan ik zoo zeer overtuigd was nadat ik in Zuid-Oostenrijk eenige weken een leventje van lanterfanten en lediggaan had geleid. Wel zijn de omstreken van Seeboden buiten gewoon mooi, maar wanneer men eenigen tijd niets doet en zich voor de samenleving geheel overbodig voelt, begint men er al gauw naar te verlangen weer iets te doen te hebben en dit was dan ook wel één van de redenen, waarom ik zoo dikwijls een bezoek bracht aan de boerderij van den burgemeester, welke weiden en windmolens, kanalen en kleeder drachten, enfin over alles wat maar eenigs- zins specifiek Hollands is. Later kwam zijn gemeente ter tafel, die slechts 2300 inwoners telt, hoewel er toch 21 dorpen toe behooren; verder het toeristenverkeer, het eenige mid del van bestaan waarop Karnten nog zijn hoop durft te vestigen sinds na den vrede van Saint Germain de industrie er bijna dood ligt en de handel, vooral de houthandel met Italië, zoo goed als onmogelijk is geworden. DE DRIELANDENTOCHT MISLUKTE Dit gesprek herinnerde mij er weer aan, dat ik me slechts op enkele tientallen kilometers van Italië bevond en dat ik me vast had voorgenomen een uitstapje daarheen te maken. Nu kon dit per trein of bus heel gemakkelijk, maar ik wilde onderweg zooveel mogelijk zien en besloot daarom, Oostenrijk eens te laten zien wat voor geboren fietsers wij Hol landers wel zijn. Fietsen zijn echter in het bergachtige en zeer arme land niet zoo alge meen als bij ons en het kostte dan ook eenige moeite alvorens ik een karretje op den kop weg zoo stijl tegenop loopt, dat ik slechts met de grootste moeite mijn fiets omhoog duwde. Toen ik na 3 kwartier zwoegen einde lijk een mensch ontmoette, die me vertelde, dat het nog minstens lVz uur zoo verder ging, was mijn energie ten einde en keerde ik terug. Griezelig gauw was ik weer beneden bij de handwijzer, hoewel ik toch met handen en voeten uit alle macht rende. Langs Warmbad- Villach, waar een warme bron zwavel- en radiumhoudend water uit den grond opborrelt en men behalve verschillende ziekten ook alle vermoeidheid weg kan baden, kwam ik weer terug in Villach. Den derden dag wilde ik terugrijden naar Seeboden en wel langs een anderen weg dan op de heenreis. Omdat ik den eersten dag meest was geklommen, moest ik dus nu naar menschelijke berekening weer dalen, maar door een onplezierige samenwerking van natuur en noodlot steeg de weg weer gestadig, om eindelijk bij Radenthein zóó stijl omlaag te gaan, dat ik in een kwartier afsuisde wat ik na urenlang klimmen had bereikt. Om ten minste van het prachtige dal te kunnen ge nieten, besloot ik kort en goed om te gaan loopen. Naarmate ik verder wandelde drongen de bergen van beide kanten steeds dichter naar elkaar toen en schenen het weggetje en het kleine beekje er naast, de Afritz, nog te zullen verpletteren, tot ik door een nauwe spleet bij de 2 meren Afritzer See en Brenn See kwam, waar het uitzicht zich weer ver wijdde. Eindelijk bereikte ik dan Radenthein, een klein dorp, dat dik onder stof wordt gezet door de groote Amerikaansch-Oostenrijksche magnezietfabriek. Langs een kabel van enkele kilometers wordt de talkaarde in bakjes van de bergen naar de fabriek gegleden, waar ze wordt gemalen om daarna hoofdzakelijk naar Amerika te worden getransporteerd, omdat de zeer vaste stof uiterst geschikt is om te wor den gebruikt bij het bouwen van wolken krabbers. TERUG IN HET DORP Spoedig was ik nu ook bij de 12 km lange Millstattersee, aan het andere einde waarvan Seeboden lag. Bij mjjn terugkeer in het dorp werd ik achtereenvolgens monter begroet door den bakker, den eenigen man in See boden die op zwaarlijvigheid kan bogen, den dooven kleermaker en enkele kinderen: „ah, das Frëulaan is wieder dahaam! Grüsz Gott Fraulaan!" Maar het Fraulaan was bekaf na de afgelegde 48 km en voelde alleen nog maar een sprankje voldoening, dat het na 3 dagen prachtig weer, juist toen begon te regenen, een voldoening die den volgenden dag bijna tot eigenwijsheid aangroeide, omdat het niet enkel een regenbuitje bleek te zijn, maar het begin van een lange natte periode. Er kwam plotseling een herfststemming over het dorp, de wind kletste de regendruppels tegen de ramen en deed het meer er op eenmaal grauw en angstwekkend uitzien, de dorps straat glom en glibberde, de bergen waren achter zware grijze wolken verborgen en tel kens als ze daarachter even te voorschijn keken, zag men, dat de sneeuwgrens alweer lager gekomen was. De laatste zomergasten vluchtten haastig terug naar de stad, het dorp was opeens als uitgestorven. Aan lange wandelingen maken viel bij dit weer natuurlijk niet te denken en daarom ge bruikte ik de laatste dagen van mijn verblijf in Seeboden nog voor het maken van visites. Zoo zat ik b.v. urenlang in de protestantsche pastorie van Unterhaus en dook met den dominee diep weg in de historie van zijn ge meente. Reeds in het begin van de kerkher vorming werd door adellijken en van Duitsch- land komende mijnwerkers de nieuwe leer in deze streken bekend en weldra was geheel Karnten protestant. De vorsten van het Habsburgsche Huis, allen vurige katholieken, traden hiertegen echter zeer streng op.. Vooral de Keizer Ferdinand, die zei, nog liever zijn land in een woestijn te willen ver anderen dan ook maar één ketter toelaten, liet de protestanten op wreede wijze vermoor den of uit het land verdrijven. Van de over geblevenen keerden velen terug tot de katho lieke kerk en slechts een kleine groep bleef Twee zusters van den Burgemeester van Seeboden; links Frau Anna, over wie in dit artikel geschreven wordt. de nieuwe godsdienst nog in het geheim be lijden. Eerst in 1781, onder Josef n, de zoon van Maria Theresia, verkregen de protestan ten weer meer vrijheid en mochten zg weer bijeenkomsten houden, <Lw.z. alleen in ge bouwen, welke geen groote ramen, geen deur naar de straat en geen toren of klok bezaten, waaraan men dus van buitenaf niet kon zien dat het een kerk was. Toen eindelijk tijdens de regeering van den laatsten Keizer, Franz Josef, de algemeene vrijheid van godsdienst weer werd ingevoerd, ging men ijlings aan het torentjes bouwen, met gevolg, dat in vele gevallen de toren onbenullig naast het kerk gebouw staat en daarmee niet één geheel vormt. Toen ik de pastorie weer verliet, beierden de klokken oorverdoovend over het dorp, als laatste groet aan een gestorven inwoner, dia den volgenden dag zou worden begraven. MTB een half uur bergop-wandelen buiten het dorp lag. De vraag waarmee ik mezelf daar introdu ceerde was steevast dezelfde, n.1. of der Herr Bürgermeister ook thuis was, maar aan gezien deze 's morgens in het land werkte en 's middags als regel op het gemeentehuis was, luidde, het antwoord ook iederen keer weer ontkennend. Heel veel schelen kon mij dit trouwens niet en met een tevreden gezicht linep ik dan achter de huishoudster aan naar de groote lage keuken en nam op haar vrien delijke uitnoodiging plaats op den bank bij de geschuurde tafel, waarop ontelbare vliegen bedrijvig krioelden. Terwijl wg dan een ge zellig babbeltje opzetten, ging Frau Anna verder met haar werkzaamheden, waarvan het karnen in een hoog, smal vaatje mij het meest imponeerde. Het leek zoo gemakkelijk, zooals zij daar pratend en lachend de houten pols op en neer stond te bewegen, dat ik, toen zg even uit de keuken werd geroepen, het ook gauw eens moest probeeren. Maar dat viel niet mee. Al bij den eersten ruk vlogen de melkspatten me in het gezicht en hoe ik ook mgn best deed, dat malle vat wou maar niet stil blijven staan. Hijgende als een sleeperspaard, kwam ik al stampende de heele keuken rond, tot groot vermaak van mijn gastvrouw. Toch hield ik gedurende het vereischte half uur stijfkoppig vol en toen we daarna gezamenlijk het deksel van het tonnetje namen, zag ik tot m'n verrukking, dat de room inderdaad karnemelk was geworden en dat daarin groote klonters boter ronddreven. Frau Anna haalde meteen een Laib zelfgebakken Schwarz- brot van de plank, jaapte tegen haar buik een fiksche snee van het ronde brood af en be smeerde het met „mijn" boter, terwijl ik daarbij een kom van de versche karnemelk te drinken kreeg. Een anderen keer, als er Fleckerl gekookt of Wuchtel gebakken moesten worden, stond ik mijn best te doen voor de kolossale gemet selde kachel en liet van puren gver het vuur uitgaan, omdat men daar in het boschrijke land uitsluitend met hout stookt, wat echter vlugger verbrandde dan ik er aan kon den ken. Ook wel ging ik in den boomgaard, waar de kinderen peren schudden en de beide oudste meisjes gras maaiden voor de enkele koeien die nog in de stal waren. Eén van deze koeien gaf bijna geen melk, maar bracht zulke mooie kalveren, vernam ik, maar toen ik daarop mijn veekennis eens een beetje wou luchten en opmerkte, dat dan toch die mooie kalveren later ook weer weinig melk zouden geven, leerde ik, dat men in Zuid-Oostenrijk enkele koeien speciaal houdt voor het fokken van sterken trekossen, omdat die in de ber gen onmisbaar zijn, wijl zg de kunst verstaan bij het dalen zich zelf en den wagen tegen te houden en niet, zooals paarden, gaan springen. Eindelijk, op een regenachtigen dag, kwam der Heer Bürgermeister vroeg van het land terug; ik was toen echter op zijn Hof al zoo thuis, dat hij mij daarover niet veel nieuws meer kon vertellen. Maar hij wilde toch ook graag allerlei weten over mijn Heimat en ter wijl Herr Bürgermeister water in een geëmail leerde kom goot en zich daarin schoonproestte en -plaste, vertelde ik over Hollandsche Panorama van Millstatt aan den overkant van 't meer ziet men 'f dorpje Seeboden) had getikt, dat, naar zijn uiterlijk te oor- deelen, zeker niet van zeer recenten datum was. Toch vertrok ik vol goeien moed en be hield dien ook, zoolang ik vrijwielende over een asphaltweg langs de bruisende Lieser bergaf reed. Toen ik bij Spittal echter in het Drautal kwam en m'n pedalen stevig moest gebruiken, bemerkte ik, dat aan mijn velo- cipede een kettingkast ontbrak, doordat mijn rokbroek in de ketting vastliep. Ook begon de weg echt österreichisch te worden, d.w.z. vol kuilen, stof en losse steenen. Het Drautal is eigenlijk alleraardigst door het prachtig gezicht op de bergen en de vele vriendelijke dorpjes, wier witte kerkjes haar torenspits jes zoo hoog mogelijk uitrekken, om nog juist over de boomen heen te kunnen gluren. Mijn voor- en achterrad stootten echter zoo tergend hardnekkig van het eene gat in het andere, dat ik niet van dit alles kon genieten en feitelijk alleen maar leedvermaak had over de voorbij „stuivende" auto's, waarvoor het uiterst smalle kronkelweggetje zeker ook wel een bezoeking moest zijn. Gedurig leek het op een boerenerf een ontijdig einde te zullen nemen, maar iederen keer bleek het op het laatste moment achter een varkenshok om toch weer oolijk verder te gaan. Nee, een sportief genot en een sportief succes werd deze tocht niet en ik was blij toen ik tegen den avond Villach bereikte, de tweede stad van de provincie Karnten. Reeds eeuwenlang streeft Villach er naar de hoofdstad, Klagenfurt, te over vleugelen en daar het door haar gunstige lig ging altijd een verkeerscentrum is geweest zou haar dit waarschijnlijk ook gelukt zijn, indien niet talrijke aardbevingen, invallen der Turken en vele oorlogen steeds weer haar ontwikkeling hadden belemmerd. Villach is een interessant stadje, doordat er bouwwer ken uit de verschillende perioden zgn be waard gebleven. Den volgenden dag peddelde ik verder in de richting van de Italiaansche grens; eerst door het Gailtal, het eenige dal waar nog vrije algemeen de oude kleederdracht wordt ge dragen. Bij Thörl passeerde ik de „confine Italo" en wel te voet, omdat ik geen lust had voor het oude fietsje 5 sh. te betalen. Dus vergenoegde ik me maar met een wan deling in het heel mooie bergland, waar vele waarschuwingsborden je er gedurig aan herinnerden, dat het hier verboden was te fotografeeren, te rooken en te zitten, zoodat je.het angstige gevoel kreeg, dat je ieder oogenblik door één van die zwartgeüniformde mannen kon worden ingerekend. Na eenige groote, sappige perziken te hebben verorberd, ging ik daarom maar gauw terug op Oosten rijks grondgebied. Mijn haast had trouwens nog een andere reden. Ik had n.1. onderweg op een handwgzer gelezen, dat de Joegosla vische grens ook nog maar 7 km verwijderd was en, ofschoon ik al een heilig ontzag had gekregen voor 7 km fietsen in bergland, toch wilde ik probeeren om dien dag een drie- landentocht te volbrengen, welke poging glansrgk mislukte, omdat ik buiten de Kara- wanken had gerekend, een gebergte waar de ZELFGEBREID KINDERJURKJE Rechts Het aardige paboon van het rechts afgebeelde kinderjurkje is niet moeilijk te maken. Het wordt heen rechtsen terug „averechts" gebreid. Volgens de nieuwste mode wordt de averechtsche kant van het breiwerk naar buiten gedragen. Het patroon wordt op de volgende manier ge maakt, waarbij men,niet vergete, dat het breiwerk aan de „linkerzijde" ivordt opgezet. 1ste naald 1 steek rechts, waarna het garen een maal om de naald geslagen wordt, en terug (2de naald) breit men 1 steek averechts in de lus en ook de volgende steken averechts. 3de naald 2 steken rechts, het garen eenmaal om de naald slaan. 4de naald geheel averechts, 5de naald 3 rechts, het ga ren weer eenmaal om de naald slaan. 6de naald geheel averechts. 1de naald 4 rechts, het garen weer om de naald slaan. 8ste naald geheel ave rechts. 9de naald 3 rechts, 2 steken tezamen breien. 10de naald geheel averechts. 11de naald, 2 rechts, 2 steken tezamen breien enz., tot men op de 15de naald de beide laatste steken tezamen neemt. AVONDJAPON VAN BORDEAUX-KLEURIG MOIRéE Hieronder Moirée, deze decoratieve stof, die zoo goed af- kleedt, eigent zich buitengewoon voor een avond japon. Door de soepelheid van de stof krijgt de japon een bijzondere elegance, waartoe niet in het minst, ook bijdragen de mouwen, het schootje als mede de diep vallende plooien in de rok. MODERNE ZAKKEN Recht s Een fraaie japon van zwarte stof met ge plooid halskraagje en kopmouwen. Naast de goede afwerking en de fraaie snit springt di rect in het oog de tasch met beugel, die deel uit maakt van de japon. Een werkelijk grappige eigenaardigheid aan de ze japon. Beugel en knoopen zijn verzilverd, wat het merkwaardige cachet van deze japon nog meer. doet toene- ment S.A

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 13