Geestelijk Leven
AKKERsKLOOSTERBALSEM
Rheumatische Pünen
Eenzijdigheid
verdwijnen, met Kloostcrholscnx
het vanouds beproefde huismiddel
Politie-agent en
dichter
Zaterdag 7 November 1936.
Tweede blad
door ASTOR
DIT artikel is geboren in de Bijenkorf
te Amsterdam op Vrydag 30 October,
des morgens om elf uur ongeveer. Ik
gebruik met opzet het woord „gebo
ren". Er zijn ook artikelen, die geméékt wor
den; dit is vooral het geval, als mij gevraagd
wordt over iets bepaalds te schrijven. Dan ga
ik over het opgegeven onderwerp nadenken
en raadpleeg, als het noodig is, verschillende
boeken om mijn kennis op te frisschen en dan
bouw ik mijn gedachtenhuis op, zoo goed als
't mij mogelijk is, met in mijn hart de hoop,
dat de lezers zich daarin zullen kunnen thuis
voelen.
Dit artikel echter is in mij opgekomen bui
ten mijn bewusten wil. Ik zal beginnen met
u dit te verklaren.
Op doorreis naar huis zocht ik een vriend
op of liever vrienden: een dokter en zijn
vrouw, twee menschen die ik eenige jaren
geleden leerde kennen en van wie ik zeer veel
ben gaan houden, omdat ik in beiden zoo veel
imooi-menschelijks heb gevonden; twee men
schen, om wie altijd een sfeer is, waarin ik
anij op mijn gemak gevoel en waarin ik mij
omringd weet door hartelijkheid en echte
sympathie. Bij hen te zijn is mij altyd een feest,
niet alleen omdat de vrouw des huizes met
liefdevolle zorg my op alle mogelijke wijzen
vertroetelt, maar ook en méér nog om
dat man en vrouw beiden een sterk geestelijk
leven leiden en voor religieuse, zedelijke' en
maatschappelijke vraagstukken zeer groote
belangstelling hebben.
Het ligt derhalve voor de hand, dat onze
gesprekken altijd uitstijgen boven de ordi
naire conversatie, die gewoonlijk niet veel
waarde heeft en vaak zelfs niet veel meer is
dan onbeduidend geroddel. Dit wil niet zeggen,
dat wij altijd diepzinnig zitten te redeneeren.
,Wij kunnen ook lachen en dwaze dingen zeg
gen en hebben gelukkig nog zin voor humor.
Maar het loopt bij ons steeds weer uit op ge
sprekken over ernstige dingen. En dat is een
geestelijke genieting, vooral ook omdat wij
verschillend geaard zijn. Mijn vriend is reli
gieus en wijsgeerig aangelegd. Hij is een ge-
introverteerd type. (Voor degenen, die dit
vreemde woord niet kennen, geef ik deze ver
klaring: Introversie beteekent: naar binnen
wending. Een geintroverteerd mensch Is
iemand, die vóór alles waarde hecht aan het
innerlijk leven en het uiterlijk verwerken en
waarnemen der belevingen en zoekt naar
[harmonie met zichzelf méér dan naar harmo
nie met anderen, die zelfs de neiging heeft
zich van de buitenwereld af te wenden.)
Zijn vrouw is meer sociaal aangelegd; zij
is religieus socialiste, waaruit reeds volgt,
dat zij van binnen uit gedreven wordt om
Zich in het bijzonder te interesseeren voor de
economische verhoudingen, waarin de men
schen tot elkander staan in deze maatschap
pij en dat zij deze verhoudingen beoordeelt
volgens de zedelijke normen, welke zij als de
geldende erkent.
En ik? Wie ik ben, weet gij. Ik heb al zoo
talrijke malen in de Schager Courant tot u
gesproken, dat gij allen mij om een West-
Friesche uitdrukking te gebruiken kent
yan haver tot gort.
Welnu, op den avond van Donderdag 29
October zaten wy gedrieën in de behagelijke
kamer van de dokterswoning. En tot het mid
dernachtelijk uur ongeveer hebben wij gepraat.
Met grooten ernst. Maar ook met de begeerte
om elkaar te begrijpen en ondanks verschil
van meening te waardeeren. Want er was in
derdaad verschil van meening in het bijzonder
tusschen mijn vriend en mij. Dit verschil be
trof in hoofdzaak onze opvatting over het we
zen, den aard van den mensch. Misschien ka
rakteriseer ik dit verschil het best door te
zeggen dat hij, wat dit wezen van den mensch
Betreft pessimistisch en ik optimistisch
dacht. In aansluiting daarmede was hij hui
verig voor vrijheid, terwijl ik juist de indivi-
dueele vrijheid als het alléén gebonden
zijn aan het geweten bepleitte.
Het is mij niet mogelijk om het gesprek
volledig weer te geven. Daartoe is mijn ge
heugen niet meer sterk genoeg. Het is ook
niet noodig, want mijn bedoeling is niet om
van het door ons behandelde een soort van
verslag te geven of in dialoogvorm het ge
sprek schriftelijk weer te geven.
Ik zeide reeds dat dit artikel „geboren" is
Jn de Bijenkorf.
Dat zit zóó in elkaar: toen ik Vrijdags
weer van mijn vrienden wegging, voerde myn
weg over Amsterdam, waar ik een paar bood
schappen had te doen. In de lunchroom van
de Bijenkorf gebruikte ik een kop koffie;
alleen zat ik aan een tafeltje zonder aan iets
bepaalds te denken. Plotseling gingen myn
gedachten terug naar den vorigen avond,
naar de gesprekken, die w0 hadden gevoerd
en toen werd my ineens duidelyk welk een
waarde juist zulke vriendschappelijke bespre
kingen hebben en hoe deze ons verryken kun
nen. Ik leg den nadruk op vriendschappelijk.
Want wanneer gesproken wordt met de
grondgedachte, dat het niet gaat om elkaar
te bestrijden, om het gelyk willen hebben,
maar om uitwisseling van meening, dan is
alle animositeit uitgesloten.
Ik zat dus aan mijn tafeltje. De omgeving
bestond bijna niet voor mij. Temidden van de
menschen was ik alléén. Alléén met mjjn ge
dachten en deze gedachten werden volkomen
beheerscht door de gesprekken van den vori
gen avond. En toen heb ik myzelf zoo onpar
tijdig mogelijk trachten te bezien en in my
zelf: den mensch.
En ik ben tot de conclusie gekomen, dat ik
te waken heb tegen eenzijdigheid in de eerste
plaats. Zou niet ieder mensch de neiging tot
eenzijdigheid in zich hebben? Ongetwijfeld!
Maar daarin schuilt een groot gevaar, waar
aan wij moeten trachten te ontkomen. Dat
gevaar bestaat hierin, dat wij geen open oog
houden voor het mogelijk goed récht van mee
ningen, die van de onze afwijken, dat wij blind
worden voor goede bedoelingen, welke an
derdenkenden kunnen hebben, dat wij on
rechtvaardig worden tegenover onze mede-
menschen.
Eenzijdigheid kan voeren tot fanatisme. En
wy weten allen bij ondervinding, dat met den
echten fanatieker niet te redeneeren valt. Hij
staart altijd in één richting; hij is als een be
zetene, die gaat volgens een bepaalde lijn,
niet in staat om te bedenken, dat er ook an
dere lijnen zijn, gebogen, gekromd misschien,
maar die toch min of meer naast de zijne
loopen en hetzelfde eindpunt hebben.
Ben ik zulk een fanatieker? Wil ik on
danks alles vasthouden aan mijn optimisti-
schen kyk op den mensch? Wil ik dit omdat
anders myn toekomstdroom verstoord wordt
en mijn idealisme gebroken?
En ik heb tot myzelf gezegd: jongen, wees
vóór alles eerlijk tegenover jezelf. En in de
Bijenkorf zag ik het mij zoo sympathieke
gezicht van mijn geïntroduceerden vriend
voor my opkomen. En ik heb mijzelf op de
snijtafel gelegd en meedoogenloos onderzocht.
Wat leeft er in mij Welke begeerten huizen
in myn ziel en laaien soms op tot heete on
weerstaanbare driften
Ik heb myzelf gezien en in mijzelf terug
gevonden veel leelijks, dat ik bij anderen ver
oordeel, maar bij mijzelf gewoonlijk tracht
te verdoezelen. Voor het oog der wereld ben
ik wat men noemt een fatsoenlijk, net mensch,
op wien naar de gangbare begrippen niet veel
is aan te merken. Maar het oog der wereld
dringt niet door tot myn binnenste, schouwt
slechts den buitenkant, myn openlijke gedra
gingen. Als het dit wel deed, zou het met
minder welgevallen op mij rusten, dan zou het
ontwaren, dat geen enkele menschelijke on
deugd mij vreemd is. Het zou zien y delheid,
zinnelijkheid, hebzucht, haat en wreedheid
zelfs. Want dit alles is in mij aanwezig.
Zou myn vriend dan toch gelijk hebben,
wanneer hij beweert, dat de mensch niet veel
zaaks is en in bedwang moet worden gehou
den?
Maar dan rijst een bedenking tegen zijn
bewering op.
Als ik myzelf zie dan zie ik tegelijkertijd
den mensch. Want wij mogen geen oogenblik
vergeten, dat wij alleen in wezen gelijk zijn.
Er is een principieel verschil tusschen mij en
tusschen den hoogst-geplaatste en den laagst-
gezonkene. Bij den een zal déze, by den ander
géne neiging zich sterker dan andere neigin
gen doen gelden als gevolg van de omstan
digheden, waaronder hij verkeert. Het zal den
éénen meer en den anderen minder gelukken
om bepaalde begeerten te onderdrukken.
Maar ik ben er innig van overtuigd, dat er
geen wezenlijke verschillen bestaan tusschen
menschen en menschen, al heeft het er wel
den schijn van, omdat er zooveel onderscheid
in uiterlyke beschaving, in ontwikkeling be
staat en... in het vermogen om zijn zwakke
kanten te maskeeren.
Maar dan komen wij onvermijdelijk tot de
vraag: moeten wij dadrom afwijzend staan
tegenover de vrijheid? Deze vraag wordt wel
tot de allerbelangrijkste in den tegenwoordi-
gen tijd, nu een streven zich openbaart om
gansche volken te stellen onder de dictatuur
van één enkel persoon. Ik laat nu buiten be
schouwing, dat m.i. slechts een sterk minder
waardigheidsgevoel iemand er toe kan bren
gen om eigen oordeel, eigen denken, eigen ge
weten volkomen uit te schakelen. Maar ik
wijs slechts op het feit, dat óók de dictator
een mensch is, düs een wezen als wij. Hoe
meer macht hij heeft, hoe meer hem daar
mede de gelegenheid gegeven wordt zijn nei
gingen uit te leven.
Ja, als de dictator een engel of een godheid
was dan... maar hebben wij niet kort geleden
in de couranten kunnen lezen, dat in Hitler-
Duitschland een man werd gevangen geno
men, omdat hij „als ernstig bybelonderzoeker"
de opvatting verdedigde, dat men God meer
moet gehoorzamen dan menschen. Buitendien
ben ik van meening, dat vooral ten opzichte
van machtsbezit, in hooge mate het bekende
spreekwoord „het zijn sterke beenen, die de
weelde kunnen dragen", wordt bewaarheid.
Ik wensch zooveel als 't mogelijk is mij te
behoeden voor het idealiseeren van den
mensch, ik wil trachten hem te zien zóó als
als hij is met zijn mooie en leelijke, vaak zelfs
weerzinwekkende kwaliteiten. Ik wil daarbij
voor niemand, ook niet voor mijzelf een uit
zondering maken. Want zooals ik anderen in
myzelf terugvind, zoo vind ik mijzelf in an
deren. Daarom ben ik dus op zuiver psycho-
logischen grond tegen het leggen van de ab
solute macht in één hand. Want die hand be
hoort toe aan een mensch en daarom zè.1 hij
er misbruik van maken.
Maar nog andere dingen gingen mij in de
Bijenkorf door het hoofd, van nog andere in
mijzelf dus ook in anderen! aanwezige
neigingen werd ik mij bewust. Heb ik zoo
peinsde ik verder genoeg aan mijzelf? Of
laat ik het nog verder uitbreiden: heb ik ge
noeg aan den kleinen kring, waarin ik dage
lijks verkeer? Sta ik los van de buiten
wereld? Neen, neen! Ik heb behoefte aan
contact met mijn medemenschen; ik weet met
zekerheid, dat in mij aanwezig is de kiem
der saamhoorigheid, der solidariteit met mijn
soortgenooten. Ik zou zonder medemenschen
niet kunnen leven. Een onzichtbare band is
er tusschen hen en mij. Als ik lees van een
ramp, dan gaat er iets van mede-lijden door
my heen, als ik mij verdiep in het zware,
harde lot van duizenden medemenschen, komt
de beangstigende vraag als een dreiging op
mij af: hoe staat gij daartegenover, voelt gy
ook üw schuld?
Buitendien wordt ik er mij van bewust, dat
zonder de hulp mijner medemenschen het
leven voor mij absoluut onmogelijk zou zijn.
En stoffelijk èn geestelijk ben ik van hen
afhankelijk. Elk uur van mijn leven maak ik
gebruik van wat anderen aan stoffelijke en
geestelijke waarden hebben voortgebracht.
Moeten wij daardoor niet komen tot de aan
vaarding der idee: economische gelijkheid
voor allen?
Zoo zat ik te peinzen in de Bijenkorf.
En ik doorleefde het als een bevryding,
dat ik óók mocht denken aan de goede dingen,
die in den mensch aanwezig zijn en die zich
willen uiten. Is dit niet hoopvol en moedgevend
voor de toekomst? Immers alles wat leeft,
wil zichzelf verwezenlijken. Zou dit bij den
mensch dan niet het'geval zijn? Wanneer ik,
zooals mijn vriend, mij verdiep in mezelf dan
wordt ik mij bewust van het feit, dat er veel
leelijks in mij leeft. Zonder twijfel, maar ook
van dit beteekenisvolle feit, dat er in myn
hart een onweerstaanbare drang aanwezig is
naar datgene, wat wij gewoonlijk als liefde
aanduiden. En sluit liefde niet in de erken
ning van rechtvaardigheid, van zuivere
menschverhoudingen Wordt zij niet daarom
de groote revolutioneerende kracht in de we
reld?
Introversie is daarom iets heel moois. Wij
kunnen het niet missen ons in onszelf te ver
diepen. Wij moeten zoeken naar harmonie
met onszelf. Maar móet dit niet voeren tot
het zoeken naar harmonie met onze mede-
Wees er vlug bij! Bij de eerste pijnlijke scheut
in rug, armen of beenen, wrijf dan dadelijk
met Akker's Kloosterbalsem, het vanouds
bekende en beproefde wrijf middel, dat tot
diep in de weefsels zijn weldadige, genezen
de werking verricht en de pijnen verdrijft!
Overal verkrijgbaar! Doosje van 10 Gram 35 cent,
Potten van: 20 Gram 62'/, cent, 50 Gram f. 1.04.
Huwelijkstrouw in Beeld
SCE00RL
Gisteren herdacht het echtpaar Constant
en A. Constant-Bijvoet den dag waarop zij
50 jaar geleden in het huwelijk werden
verbonden.
Het was den geheel en dag een aanloop
van belang en het zeer geachte bruidspaar,
dezen dag omringd door kinderen en klein
kinderen, had tal van gelukwenschen in
ontvangst te nemen.
Naar aanleiding van dit 50-jarig huwe
lijksfeest ontvingen wij van „een vriend uit
Hollandsch Noorderkop" een gedicht, dat
te lang is om op te nemen, maar waaruit
wij de volgende passage lichten, omdat die
zoa juist de verhouding, welke tusschen het
echtpaar steeds heeft bestaan, weergeeft»
Alles hebben ze ervaren,
Verdriet, geluk, van alles wat,
Toch bleef aan 't roer sinds al die jaren
De liefde, als eenigst groote schat.
Deze woorden, gevloeid uit een door
vriendenhand bestuurde pen, zeggen alles.
Ook wij voegen van deze plaats onze wel
gemeende gelukwenschen bij de tallooze,
welke zij mochten ontvangen en vermel
den nog, dat het echtpaar sinds hun hu
welijk steds lezer van de Schager Courant
is geweest.
menschen? Ik kan het niet anders zien omdat
harmonie met myzelf voor my geen andere
beteekenis kan hebben dan harmonie met den
diepsten en zuiversten drang in my.
Mijn vriend sprak ook over de waarde der
relegie en noemde het een zegen, wanneer de
mensch uren doorleefde, waarin hij boven
zichzelf uitsteeg. Prachtig! Het is heerlijk
tijdelyk te vertoeven in de reine sfeer
van het denken; het is een verkwikking, de
barre werkelijkheid vergetend, op te stijgen
naar de wereld van den geest; het is een
zaligheid weg te drommen naar ongekende
hoogten vèr boven al het banale en gemeene
en te doorleven de verrukking van het ..zich
één weten met ai wat bestaat en te doorvoe
len als éen heilige huivering dat universeelë
liefde het opperste geluk brengt.
Maar er komt een oogenblik waarop wij
tot de werkelijkheid terugkeeren, to.t haar
nederdalen uit de wereld van den geest, waar
in wij tijdelyk toefden. Wat dan? Dan zullen
wy uit die wereld hebben mede te nemen
nieuwen moed en nieuw geloof om te strijden
voor de realiseering van wat wij déAr als
goed en zuiver doorleefden. Gebeurt dit niet,
dan is de religieuse beleving waardeloos.
Eerst naar binnen, eerst omhoog, maar dan...
dan naar buiten, de wereld in, den strijd aan
vaard, den strijd tegen het minderwaardige
in zich en om zich. En zoo baant zich de
menschheid haar weg door de eeuwen, ge
hoorzaam aan den Geest, die in en door haar
zichzelf verwezenlijkt.
Ziedaar myn waarde lezers een verslag van
wat er in de Bijenkort in mij omging.
Ik heb boven dit artikel het opschrift „een
zijdigheid" geplaatst. Gy zult begrijpen waar
om ik dit deed. Mijn vriend heeft mij genood
zaakt mij te herinneren en ik heb daardoor
zeer sterk gevoeld dat wij allen zoo gemak
kelijk tot eenzijdigheid vervallen. Daartegen
heb ik mijzelf en u in dit artikel gewaar
schuwd. En het beste middel daartoe is: eer
lijke uitwisseling van gedachten; ernstige sa-
mensprekingen. Zij brengen ons altijd ver
heldering van inzicht, verrijking van den
geest. Zij dwingen tot voortdurende zelfher-
ziening en voorkomen geestelijken stilstand.
En daarom juist zeg ik: wee het volk, waar
het vrije denken en de vrije meeningsuiting
wordt onmogelijk gemaakt.
ASTOR.
Het politie-corps te Boedapest telt
onder zyn leden een agent, die naam
heeft gemaakt als dichter.
We beleven tegenwoordig in de wereld
rare dingen, en toch er is niets nieuws onder
de zon. Een paar eeuwen geleden hadden wij
een kousenkoopman, die tevens dichter was;
op het oogenblik hebben wij hier te lande een
cabaret-artist, die in zyn vrijen tijd gestu
deerd heeft voor een doctoraat in de econo
mie, terwijl een Fransch burger meer
bekendheid heeft verworven met penseel en
verfpot, dan met de contróle van in- en uit
voer, hoewel hij van beroep eigenlijk douanier
was. Tenslotte heeft Spinoza zich ook niet
onsterfelijk gemaakt met het slijpen van
brilleglazen.
Van Napoleon hebben wy geleerd, dat ieder
soldaat de maarschalkstaf in zijn ransel
draagt, zoodat de mogelijkheid niet uitge
sloten is, dat een agent van politie, die de
gummistok by tijd en wijle voor de pen ver
wisselt, kans heeft op de Nobelprijs.
Het betreft hier de heer Gabor Beszpremy
te Boedapest, in het dagelijksche leven meer
bekend als agent no. 3743, die in de geheimen
van de dichtkunst even goed thuis is als in
de verkeersmoeilijkheden, welke problemen hij
dagelijks op zijn standplaats by de Franz-
Jozef-brug te Boedapest met een ongekende
virtuositeit pleegt op te lossen.
De dienst van deze verkeersagent is uiterst
zwaar en moeilijk, zoodat hem slechts weinig
tijd over blijft om zich aan zijn lyrische muze
te wijden. Doch in de avonduren, als hij vrij
is, houdt Beszpremy zich uitsluitend met zijn
nevenberoep bezig. Reeds heeft hij verschil
lende bundels gedichten uitgegeven en thans
is hij bezig een drama in vei'sen te schrijven.
Zijn vrienden beweren, dat Beszpremy een
evengoed dichter als politie-agent is. Hoe het
ook zij, zijn talent als dichter is hem reeds
by de uitoefening van zijn politioneele plich
ten te pas gekomen.
Op een avond namelijk werd Beszpremy
door de eigenaar van herberg te hulp ge
roepen. Twee gasten hadden samen oneenig-
heid gekregen en een geduchte vechtpartij
scheen op komst. Toen no. 3743 het lokaal
betrad, wilden de beide antagonisten juist
met getrokken mes op elkaar losstormen.
Maar zij hadden buiten den waard of in dit
geval buiten Beszpremy gerekend, die plotse
ling voor hen stond en hen met zyn tenor
stem tot de orde riep. Maar wat was dat
voor een strafpredicatie, die hij voor de ver
blufte vechtersbazen hield Agent 3743 sprak
op rym en het was wel de zeldzaamste
Philippica, die ooit een agent van politie
gehouden zal hebben. De beide tegenstanders
vergaten van louter verbazing, dat zij met
elkaar nog een kleine rekening te vereffenen
hadden! En toen Beszpremy nog steeds
op rym van hen verlangde, dat zij zich
onmiddellijk met elkaar verzoenen zouden,
reikten zij elkaar direct de hand. De agent-
dichter van Boedapest is vandaag den dag
nog op deze goede afloop van zaken zoo
trots, als betrof het de arrestatie van iemand
van het kaliber van een Al Capone.
Een ander geval, waarvan wij de waarheid
geheel voor rekening van het Hongaarsche
blad laten, waarin wij deze historie vermeld
vonden, waarbij Beszpremy bewees van uit
stekend improvisator op rijm te zijn, deed zich
op zekeren dag voor tijdens het spitsuur.
Agent 3743 stond weer voor de Franz-Jozef-
brug lustig met zyn verkeersstok te zwaaien,
toen een auto, voorzien van een buitenland-
sche nummerplaat vlak voor hem stopte. De
bestuurder, die blijkbaar niet goed den weg
wist, vroeg den agent eenige inlichtingen, die
deze hem natuurlijk op rijm verstrekte.
Terwijl ieder ander in dergelijk geval wellicht
verbluft ware geweest, was de auto-bestuur
der in het geheel niet verwonderd, althans, hij
liet hiervan niets blijken, en bedankte den
agent met een vierregelig rijmpje. Het stoppen
van de auto op dit zoo drukke verkeerpunt
bleek echter een geweldige verkeersopstop
ping met zich te hebben meegebracht. De
korte tijd, benoodigd voor het vragen en
geven van inlichtingen was voldoende geweest
om eenige honderden auto's tot een gewel
dige kluwen samen te voegen. Maar geen
nood. Beszpremy bewees andermaal, dat hy
niet alleen de dichtkunst doch ook verlos
kunst beheerschte. Allereerst maakte hij
door middel van zijn politie-fluitje en zijn
verkeersstok een einde aan de cacaphonie
van claxons en ander toetergerei. Vervolgens
stelde hij zich voor een file auto's op en
nadat hij met zijn forsch stemgeluid het ver
keer van rechts verzocht op te rijden, waarbij
hij het rhythme met zijn stok aangaf, hield
hij de stemming er in, door al rijmende langs
de schare wachtenden te defileeren. In vijf
minuten tijds was het verkeer weer genor
maliseerd ten spijt van tal van wachtende
autobestuurders, die zich met den politie
agent-dichter uitstekend amuseerden.